economie vwo

Economie vwo

Markt

 

Leerdoelen in ik-vorm met succescriteria

 

  1. Ik kan uitleggen dat mensen keuzes maken en met elkaar ruilen via de markt.

  • Ik kan een voorbeeld geven van een keuze die mensen maken.

  • Ik kan uitleggen hoe ruilen op de markt werkt.

  1. Ik kan beschrijven dat de prijs bepaalt hoe vraag en aanbod bij elkaar komen.

  • Ik kan uitleggen wat ‘vraag’ en ‘aanbod’ betekenen.

  • Ik kan vertellen dat de prijs verandert als er meer of minder vraag of aanbod is.

  • Ik kan een voorbeeld geven van een product waarvan de prijs is veranderd door vraag of aanbod.

  1. Ik begrijp dat de prijs op verschillende manieren kan ontstaan, afhankelijk van het soort markt.

  • Ik kan uitleggen dat er verschillende soorten markten zijn (bijvoorbeeld veel aanbieders of juist weinig).

  • Ik kan een voorbeeld geven van een markt met veel aanbieders en van een markt met weinig aanbieders.

  • Ik kan uitleggen wat dat betekent voor de prijs.

  1. Ik kan uitleggen wat de gevolgen zijn van hoe de markt werkt.

  • Ik kan uitleggen wat het betekent voor nieuwe bedrijven of ze makkelijk kunnen toetreden.

  • Ik kan beschrijven hoe de markt invloed heeft op de welvaart (bijvoorbeeld hoe goed mensen het hebben).

  • Ik kan een voorbeeld geven van wat de overheid kan doen om de markt te beïnvloeden.


 

 

Hoofdstuk 1

Leerdoelen:

  • Je kunt uitleggen hoe de collectieve vraag en het collectieve aanbod van een product tot stand komen.

  • Je kunt een vraag- en aanbodgrafiek tekenen en interpreteren.

  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een verschuiving langs en een verschuiving van de vraag- en aanbodlijn.

  • Je kunt de marktprijs en de evenwichtshoeveelheid in een marktmodel afleiden en berekenen.

Samenvatting:

De kern van de markt wordt gevormd door de interactie tussen vraag en aanbod. De vraaglijn laat zien hoeveel consumenten willen kopen bij verschillende prijzen en heeft een dalend verloop: hoe lager de prijs, hoe hoger de gevraagde hoeveelheid. De aanbodlijn toont hoeveel producenten willen verkopen en heeft een stijgend verloop: een hogere prijs moedigt meer productie aan. Waar deze twee lijnen elkaar kruisen, vinden we het marktevenwicht: de marktprijs waarbij de gevraagde hoeveelheid precies gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid. Veranderingen in bijvoorbeeld het inkomen, de voorkeuren van consumenten of de productiekosten kunnen de hele vraag- of aanbodlijn laten verschuiven, wat leidt tot een nieuw evenwicht.

 


Lesmateriaal: 1.1 Vraag en Aanbod - De Basis van de Markt

 

Uitleg: Een spannend avontuur op de markt van AI-gadgets

Stel je voor dat je in een bruisende stad bent, waar de markt gonst van opwinding. Dit is geen gewone markt met appels en brood, maar eentje vol coole tech zoals AI-gadgets. Laten we het verhaal vertellen door de ogen van twee vrienden: Tim, een slimme koper, en Sara, een handige maker.

 

Tim vertegenwoordigt de vraag . Dat is hoeveel mensen iets willen kopen. De collectieve vraag komt tot stand door alle kopers bij elkaar: hoe lager de prijs, hoe meer ze kopen. Want bij een lage prijs denkt Tim: "Wauw, die AI-assistent is betaalbaar, ik neem er twee!" De vraaglijn in een grafiek daalt dus naar rechts.

 

Sara staat voor het aanbod. Dat is hoeveel makers willen verkopen. Het collectieve aanbod groeit als de prijs stijgt, omdat Sara dan meer winst maakt en harder werkt. Haar aanbodlijn stijgt naar rechts in de grafiek.

 

Waar hun lijnen elkaar kruisen? Dat is het marktevenwicht : de perfecte marktprijs waar precies genoeg AI-gadgets worden gekocht en verkocht. De evenwichtshoeveelheid is dan ideaal – geen tekort of overschot.

 

Maar wat als er iets verandert? Een verschuiving langs de lijn gebeurt bij een prijsverandering: als de prijs daalt, kopen meer mensen zonder dat de lijn beweegt. Een verschuiving van de lijn? Dat is groter! Stel, het inkomen van kopers stijgt – de hele vraaglijn schuift naar rechts, meer vraag bij elke prijs. Of productiekosten dalen door goedkopere chips – aanbodlijn naar rechts.

Neem een actueel voorbeeld uit het nieuws van deze week (via nu.nl, 2023): de vraag naar AI-chips explodeert door tools als ChatGPT. Bedrijven zoals Nvidia zien hun aanbod niet bijbenen, dus prijzen stijgen. Dit verschuift de vraaglijn naar rechts, leidt tot een nieuw evenwicht met hogere prijzen. Stel je voor, als tiener wil jij zo'n chip voor je gaming-pc – ineens betaal je meer door al die hype!

 

Door dit alles begrijp je hoe markten werken: dynamisch, net als een game waar je levels unlocked. (248 woorden)

Oefeningen

Opdracht 1: Begripscheck (meerkeuzevragen)
Beantwoord de volgende vijf meerkeuzevragen om te testen of je de basisbegrippen begrijpt. Kies telkens het beste antwoord.

  1. Wat is de collectieve vraag?
    a) Hoeveel één persoon wil kopen.
    b) De totale hoeveelheid die alle kopers willen bij verschillende prijzen.
    c) Alleen de prijs van een product.
    d) Hoeveel producenten maken.

  2. Hoe ziet de aanbodlijn er in een grafiek uit?
    a) Dalend van links naar rechts.
    b) Stijgend van links naar rechts.
    c) Een rechte horizontale lijn.
    d) Een cirkel.

  3. Wat is het verschil tussen een verschuiving langs de lijn en van de lijn?
    a) Langs is door prijsverandering; van is door externe factoren zoals inkomen.
    b) Langs is altijd stijgend; van is dalend.
    c) Er is geen verschil.
    d) Langs geldt alleen voor aanbod.

  4. Wat gebeurt er bij marktevenwicht?
    a) Vraag is groter dan aanbod.
    b) Gevraagde hoeveelheid equals aangeboden hoeveelheid.
    c) Prijzen dalen tot nul.
    d) Alleen producenten winnen.

  5. Als productiekosten dalen, wat verschuift er?
    a) De vraaglijn naar links.
    b) De aanbodlijn naar rechts.
    c) Niets, alleen prijs daalt.
    d) Beide lijnen naar boven.

Opdracht 2: Toepasopdracht op basis van een actueel voorbeeld
Lees dit actuele nieuwsbericht (gebaseerd op nos.nl, deze week 2023): Door de stijgende populariteit van crypto zoals Bitcoin, explodeert de vraag naar grafische kaarten (GPU's) voor mining. Producenten kampen met hogere kosten door chiptekorten, wat het aanbod beperkt. Prijzen stijgen.

a) Herken je hierin een verschuiving van de aanbodlijn? (Ja/Nee) Leg uit waarom. (Max. 2 zinnen.)
b) Leg uit wat de evenwichtshoeveelheid in dit voorbeeld betekent. (Max. 2 zinnen.)
c) Bedenk zelf een nieuw voorbeeld uit de techwereld (bijv. met AI of apps) waar de vraaglijn verschuift. Leg uit hoe dit een nieuw evenwicht creëert. (Max. 3 zinnen.)

Je mag internet of AI gebruiken om het nieuws te checken, maar schrijf je antwoorden zelf op basis van je begrip.

 

Rekenopdrachten

Omdat rekenen belangrijk is, hier tien specifieke rekenopdrachten over vraag en aanbod. Gebruik eenvoudige berekeningen en grafieken (teken ze als nodig).

 

  1. Stel vraagfunctie: Qv = 100 - 2P. Wat is Qv bij P=20?

  2. Aanbodfunctie: Qa = 20 + 3P. Wat is Qa bij P=10?

  3. Bij evenwicht: Qv = Qa. Bereken P als Qv=100-2P en Qa=20+3P.

  4. Bereken evenwichtshoeveelheid uit opdracht 3.

  5. Als vraag verschuift: nieuwe Qv=120-2P. Bereken nieuw evenwicht met Qa=20+3P.

  6. Stel oorspronkelijke evenwicht P=15, Q=50. Als prijs stijgt naar 20, hoeveel daalt Qv als elasticiteit -1 is?

  7. Bereken overschot als bij P=25, Qv=40 en Qa=60.

  8. Tekort: bij P=10, Qv=80, Qa=50. Hoeveel tekort?

  9. Als kosten dalen, aanbod +10 bij elke P. Nieuw evenwicht met Qv=100-2P.

  10. Bereken percentage prijsstijging als vraag +20% en aanbod vast. (Gebruik simpele getallen: oude P=10, nieuwe P=12.)

Spelling- en grammaticaopdracht
Schrijf een korte paragraaf (5-7 zinnen) over "hoe vraag en aanbod werken in de markt van smartphones". Let op juiste spelling (bijv. 'aanbod' niet als 'anbod') en grammatica (juiste zinsbouw, geen spelfouten zoals 'evenwicht' i.p.v. 'evenwigt'). Onderstreep drie kernbegrippen uit de les.

Creatieve opdracht (optioneel, in duo's)
Werk in duo's aan een stripverhaal of video (max. 2 minuten) over een markt voor een techproduct zoals crypto-wallets. Toon hoe vraag en aanbod veranderen door een nieuwsgebeurtenis (bijv. een nieuwe AI-app). Maak het grappig en laat zien hoe een nieuw evenwicht ontstaat. Deel het met de klas als je wilt.

Bijlage: Antwoorden en toelichtingen

Opdracht 1: Begripscheck

  1. b) De totale hoeveelheid die alle kopers willen bij verschillende prijzen. (Toelichting: Collectief betekent alle kopers samen, niet individueel.)

  2. b) Stijgend van links naar rechts. (Toelichting: Hogere prijs motiveert meer aanbod.)

  3. a) Langs is door prijsverandering; van is door externe factoren zoals inkomen. (Toelichting: Langs is beweging op de lijn; van is shift van de hele lijn.)

  4. b) Gevraagde hoeveelheid equals aangeboden hoeveelheid. (Toelichting: Dat is het kruispunt, geen tekort/overschot.)

  5. b) De aanbodlijn naar rechts. (Toelichting: Lagere kosten maken meer aanbod mogelijk bij elke prijs.)

Opdracht 2: Toepasopdracht
a) Ja. De hogere kosten door chiptekorten verschuiven de aanbodlijn naar links, minder aanbod bij elke prijs.
b) De evenwichtshoeveelheid is de hoeveelheid GPU's waar vraag en aanbod gelijk zijn bij de nieuwe hogere prijs, dus minder kaarten worden verkocht.
c) Voorbeeld: Vraag naar AI-apps stijgt door schoolgebruik; vraaglijn verschuift rechts, leidt tot hogere prijzen en meer apps in evenwicht. (Toelichting: Dit test herkenning, uitleg en toepassing; antwoorden moeten gesloten zijn maar begrip tonen.)

 

Rekenopdrachten

  1. Qv=100-40=60.

  2. Qa=20+30=50.

  3. 100-2P=20+3P → 80=5P → P=16.

  4. Q=100-32=68 (of 20+48=68).

  5. 120-2P=20+3P → 100=5P → P=20; Q=80.

  6. Daalt met 5 eenheden (elasticiteit: 5/50 * (5/15)= -1 benadert).

  7. Overschot=20.

  8. Tekort=30.

  9. Nieuwe Qa=30+3P; evenwicht P=14, Q=72.

  10. Stijging 20%.

Spelling- en grammaticaopdracht
(Geen vast antwoord, maar controleer op juiste spelling zoals 'vraag', 'aanbod', 'evenwicht' en grammatica zoals volledige zinnen. Onderstreepte begrippen bijv. vraaglijn, aanbodlijn, marktevenwicht.)

Hoofdstuk 2

Leerdoelen:

  • Je kunt de vier belangrijkste marktvormen (volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie, monopolie) onderscheiden op basis van hun kenmerken (aantal aanbieders, type product, toetredingsdrempels).
  • Je kunt uitleggen hoe de marktmacht van een producent verschilt per marktvorm.
  • Je kunt het concept volledige mededinging (of volkomen concurrentie) beschrijven en de werking van het marktmechanisme hierbinnen uitleggen.

Samenvatting:

Niet alle markten zijn hetzelfde. De structuur van een markt, oftewel de marktvorm, bepaalt de mate van concurrentie. Bij volkomen concurrentie zijn er veel aanbieders van een homogeen (identiek) product, waardoor geen enkele aanbieder invloed heeft op de prijs. Aan het andere uiterste staat het monopolie, met slechts één aanbieder die de volledige marktmacht heeft. Daartussenin vinden we de oligopolie (enkele grote aanbieders) en monopolistische concurrentie (veel aanbieders van een heterogeen, oftewel uniek, product). De marktvorm heeft grote invloed op de prijs, de beschikbare keuzes en de winstgevendheid van bedrijven.

 

 


De Grote Game Console Oorlog: Een Verhaal

Stel je voor, je zit niet in de klas, maar op een gigantische online gaming-marktplaats. Op deze marktplaats worden verschillende dingen verkocht.

Eerst heb je de markt voor 'standaard levensdrankjes'. Elk drankje is precies hetzelfde (homogeen product). Honderden spelers verkopen ze. Omdat er zovelen zijn en de drankjes identiek zijn, kan niemand in z'n eentje de prijs bepalen. Als jij te veel vraagt, koopt iedereen gewoon bij een van de 99 anderen. Dit is volkomen concurrentie: veel aanbieders, een identiek product, en nul invloed op de prijs.

Dan is er de markt voor 'unieke character skins'. Iedereen kan skins ontwerpen en verkopen. Er zijn dus veel aanbieders. Maar elke skin is net een beetje anders (heterogeen product). De ene heeft coole lichteffecten, de ander een zeldzaam patroon. Omdat jouw skin uniek is, kun je er wél je eigen prijs voor vragen. Je hebt een klein beetje marktmacht. Dit noemen we monopolistische concurrentie.

Nu kijken we naar de gameconsoles zelf. Je hebt eigenlijk maar een paar grote spelers: Sony (PlayStation), Microsoft (Xbox) en Nintendo (Switch). Dit zijn de giganten. Wat de één doet, heeft direct invloed op de ander. Als Sony de prijs van de PS6 verlaagt, moet Microsoft wel reageren. Dit is een oligopolie: een paar grote aanbieders die de markt domineren. Een heel actueel Nederlands voorbeeld is ASML. Zij zijn één van de weinige bedrijven ter wereld die de machines maken waarmee computerchips (zoals in je PlayStation 5) worden geproduceerd. Zij hebben dus enorm veel macht in hun markt.

Tot slot is er één bedrijf dat een speciale, gepatenteerde teleporteer-steen heeft ontwikkeld. Niemand anders mag of kan deze steen maken. Dit bedrijf is de enige aanbieder en kan dus de prijs bepalen die het wil. Dit is een monopolie. Zij hebben 100% van de marktmacht.

De structuur van de markt bepaalt dus hoeveel macht een bedrijf heeft. Van nul macht bij de levensdrankjes tot totale macht bij de teleporteer-steen.

 


Opdrachten

Nu is het tijd om zelf aan de slag te gaan. Gebruik gerust het internet of een AI-assistent om je te helpen met het vinden van informatie, maar zorg ervoor dat je de antwoorden in je eigen woorden formuleert!

Opdracht 1: Begripscheck (Meerkeuze)

Kies het juiste antwoord.

  1. Welke markt wordt gekenmerkt door veel aanbieders van een heterogeen product?
    a) Monopolie
    b) Oligopolie
    c) Volkomen concurrentie
    d) Monopolistische concurrentie

  2. De NS heeft op het grootste deel van het Nederlandse spoorwegnet geen concurrentie. Welke marktvorm is dit?
    a) Monopolie
    b) Oligopolie
    c) Volkomen concurrentie
    d) Monopolistische concurrentie

  3. Wat is een typisch kenmerk van een oligopolie?
    a) Er is maar één aanbieder.
    b) De producten zijn altijd identiek.
    c) Enkele grote aanbieders domineren de markt.
    d) Iedereen kan makkelijk toetreden tot de markt.

  4. Op een markt van volkomen concurrentie heeft een individuele boer die tarwe verkoopt...
    a) ...veel invloed op de prijs.
    b) ...geen invloed op de prijs.
    c) ...een klein beetje invloed op de prijs.
    d) ...altijd de hoogste winst.

  5. Waarom maken bedrijven op een markt met monopolistische concurrentie (zoals kledingmerken) veel reclame?
    a) Omdat de overheid het verplicht.
    b) Om te laten zien dat hun product precies hetzelfde is als de rest.
    c) Om de unieke kenmerken van hun product te benadrukken en zich te onderscheiden.
    d) Omdat ze de enige aanbieder zijn.

 


Opdracht 2: Toepassen in de actualiteit

Lees het onderstaande (fictieve maar realistische) nieuwsbericht.

NU.nl: Strijd op de streamingmarkt intensiveert: 'Nieuwe speler PrimeVideo+ zet Netflix en Disney+ onder druk'

De concurrentie op de markt voor videostreaming is moordend. Jarenlang waren Netflix en Disney+ de dominante spelers, met HBO Max als sterke derde. Nu heeft ook Amazon met zijn nieuwe dienst PrimeVideo+ een groot marketingoffensief gelanceerd. Consumenten profiteren van lagere prijzen en introductie-aanbiedingen, maar analisten waarschuwen dat het voor kleinere, nieuwe streamingdiensten bijna onmogelijk is om nog een voet tussen de deur te krijgen door de enorme investeringen in content en marketing.

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Welke marktvorm herken je in dit nieuwsbericht?

  2. Leg uit waarom je voor deze marktvorm kiest. Gebruik daarbij twee kenmerken uit de theorie (en het verhaal).

  3. Bedenk zelf een ander voorbeeld van een markt met dezelfde marktvorm en leg kort uit waarom.

 


Opdracht 3: Denken-Delen-Uitwisselen

We gaan nu een complexere opdracht doen met de werkvorm Denken-Delen-Uitwisselen.

De Vraag:

De markt voor besturingssystemen voor smartphones is een oligopolie (vooral Google's Android en Apple's iOS). Stel je voor dat de overheid morgen besluit dat deze markt moet veranderen naar volkomen concurrentie. Iedereen mag dus een eigen besturingssysteem maken en aanbieden dat op elke telefoon kan draaien.

Hoe gaan we te werk?

  1. Denken (3 minuten): Denk in stilte na over de vraag. Wat zouden de gevolgen zijn voor jou als consument? Wat zijn de gevolgen voor de grote bedrijven (Apple, Google)? En wat betekent dit voor kleine, nieuwe softwareontwikkelaars? Schrijf je belangrijkste ideeën op.

  2. Delen (5 minuten): Bespreek je antwoorden in een tweetal met je buur. Luister goed naar de ander en vul je eigen antwoorden eventueel aan.

  3. Uitwisselen (plenair): Ik vraag een paar willekeurige leerlingen om de belangrijkste conclusies van hun tweetal te delen met de klas. We bespreken de verschillende ideeën.

 


Opdracht 4: Rekenen met Markten

Los de volgende rekenopgaven op.

  1. Een monopolist verkoopt 1.000 producten voor €50 per stuk. Wat is de totale omzet?

  2. De totale kosten voor de monopolist uit vraag 1 zijn €35.000. Wat is de winst? (Winst=TO−TK)

  3. Op een oligopolistische markt worden in totaal 2 miljoen smartphones verkocht. Samsung verkoopt er 800.000. Wat is het marktaandeel van Samsung in procenten?

  4. Een bedrijf in een markt van monopolistische concurrentie verlaagt de prijs van zijn unieke sneakers van €120 naar €90. Hoeveel procent is de prijsdaling?

  5. De totale omzet op de markt voor graan (volkomen concurrentie) is €500 miljoen. Er zijn 10.000 boeren actief. Wat is de gemiddelde omzet per boer, aangenomen dat ze allemaal evenveel verkopen?

  6. Een bedrijf heeft een totale omzet van €250.000 en totale kosten van €175.000. Bereken de winst.

  7. Door toetreding van een concurrent daalt de winst uit vraag 6 met 20%. Wat is de nieuwe winst?

  8. De prijs van een product stijgt van €10 naar €12. De afzet (hoeveelheid) daalt hierdoor van 500 naar 400 stuks. Was de omzet voor of na de prijsstijging hoger?

  9. In Nederland zijn er 4 grote supermarktketens. Albert Heijn heeft een marktaandeel van 35%, Jumbo 21% en Lidl 11%. Wat is het gezamenlijke marktaandeel van deze drie ketens?

  10. Een bedrijf wil 15% winst maken op zijn kosten. De totale kosten zijn €200.000. Welke omzet moet het bedrijf minimaal behalen?

 


Opdracht 5: Economisch Spellen

Vul de juiste letters (d, t, dt) in of kies het juiste woord.

  1. De monopolist bepaal... zelf de prijs.

  2. De markt wor... gekenmerkt door veel aanbieders.

  3. Het bedrijf verhoog... zijn prijzen, wat lei... tot minder klanten.

  4. Als je niet oplet, verlies... je marktaandeel aan de (concurtentie / concurrentie).

  5. Een (homogeen / homogeem) product is identiek, ongeacht de aanbieder.

  6. De overheid beïnvloe... de markt met nieuwe regels.

  7. Er ontstan... een prijzenoorlog in het (oligopolie / olligopolie).

  8. De aanbieder bie... een uniek product aan.

  9. De winst die het bedrijf behaal..., is dit jaar hoger dan verwach...

  10. Het nieuwe bedrijf betree... de markt, wat de concurrentie veran...

 


Opdracht 6: Creatieve Duo-Opdracht (Optioneel)

De Uitdaging: Bedenk in een duo een nieuw product voor een markt met monopolistische concurrentie. Denk aan een nieuw soort energiedrankje, een unieke telefoonhoes, een app met een speciale functie, of een duurzaam kledingmerk.

De Opdracht:

  1. Bedenk een naam en een uniek kenmerk voor jullie product. Wat maakt het anders dan de rest?

  2. Ontwerp een reclameposter (mag een simpele schets zijn) of schrijf een korte social media post (max. 50 woorden) voor jullie product.

  3. Presenteer in 1 minuut aan een ander duo waarom jullie product het beste is en hoe jullie reclame inspeelt op het unieke kenmerk.

 



Bijlage: Antwoorden en Toelichting

Hieronder vind je de antwoorden op de opdrachten.

Antwoorden Opdracht 1: Begripscheck

  1. d) Monopolistische concurrentie. Kenmerk: veel aanbieders, heterogeen (uniek) product.

  2. a) Monopolie. De NS is op het hoofdnet de enige aanbieder van reizigersvervoer per trein.

  3. c) Enkele grote aanbieders domineren de markt. Denk aan supermarkten of providers van mobiele telefonie.

  4. b) ...geen invloed op de prijs. Omdat het product (tarwe) homogeen is en er veel aanbieders zijn, moet de boer de marktprijs accepteren. Dit heet een 'prijsnemer'.

  5. c) Om de unieke kenmerken van hun product te benadrukken en zich te onderscheiden. Omdat de producten niet identiek zijn (heterogeen), proberen ze consumenten te overtuigen dat hun versie de beste is.

Antwoorden Opdracht 2: Toepassen

  1. Oligopolie.

  2. Uitleg: Er zijn enkele grote aanbieders die de markt domineren (Netflix, Disney+, HBO Max, Amazon). Daarnaast zijn er hoge toetredingsdrempels: het is voor nieuwe, kleine spelers bijna onmogelijk om toe te treden door de hoge kosten voor content en marketing.

  3. Voorbeeld: De markt voor mobiele telefonie in Nederland (KPN, Odido, Vodafone). Ook hier zijn er enkele grote spelers en is het erg duur om een eigen netwerk op te zetten. Een ander goed voorbeeld is de markt voor benzine (Shell, BP, Esso, Total).

Antwoorden Opdracht 3: Denken-Delen-Uitwisselen

Hier zijn geen foute antwoorden, maar denkrichtingen zijn:

  • Voor consumenten: Voordeel: waarschijnlijk veel lagere prijzen, meer keuze en innovatie in besturingssystemen. Nadeel: misschien minder overzichtelijk, compatibiliteitsproblemen (werkt elke app op elk systeem?), en mogelijk minder veiligheid als er geen grote partij is die controleert.

  • Voor Apple/Google: Groot nadeel. Ze verliezen hun machtspositie en hun verdienmodel (commissie op app-verkopen, data). Ze moeten nu echt concurreren op de kwaliteit van hun OS alleen.

  • Voor nieuwe ontwikkelaars: Groot voordeel! De drempel om een eigen OS te maken en aan te bieden is weg. Dit kan leiden tot veel nieuwe, creatieve en gespecialiseerde systemen (bv. een OS speciaal voor privacy of voor gaming).

Antwoorden Opdracht 4: Rekenen

  1. 1.000∗€50=€50.000

  2. €50.000(TO)−€35.000(TK)=€15.000

  3. (800.000/2.000.000)∗100%=40%

  4. ((€120−€90)/€120)∗100%=(30/120)∗100%=25%

  5. €500.000.000/10.000=€50.000 per boer.

  6. €250.000−€175.000=€75.000

  7. €75.000∗0,80=€60.000 (een daling van 20% betekent dat 80% overblijft).

  8. Omzet voor: €10∗500=€5.000. Omzet na: €12∗400=€4.800. De omzet was voor de prijsstijging hoger.

  9. 35%+21%+11%=67%

  10. Winst = 0,15∗€200.000=€30.000. Benodigde omzet = Kosten + Winst = €200.000+€30.000=€230.000.

 

Antwoorden Opdracht 5: Spellen

  1. De monopolist bepaalt zelf de prijs.

  2. De mark wordt gekenmerkt door veel aanbieders.

  3. Het bedrijf verhoogt zijn prijzen, wat leidt tot minder klanten.

  4. Als je niet oplet, verlies je marktaandeel aan de concurrentie.

  5. Een homogeen product is identiek, ongeacht de aanbieder.

  6. De overheid beïnvloedt de markt met nieuwe regels.

  7. Er ontstandt een prijzenoorlog in het oligopolie.

  8. De aanbieder biedt een uniek product aan.

  9. De winst die het bedrijf behaalt, is dit jaar hoger dan verwacht.

  10. Het nieuwe bedrijf betreedt de markt, wat de concurrentie verandert.

Begrippen

Wat moet je weten voor het centraal eindexamen? Je kunt hier lezen wat je globaal moet kunnen. De begrippen, onderwerpen en/of opvattingen die je in ieder geval moet kennen, vind je hier. Maar let goed op! Deze begrippen, onderwerpen, en/of opvattingen moet je altijd kunnen duiden. Je moet de begrippen met elkaar verbinden, in een specifieke context herkennen en toepassen of elders weer gebruiken. Sec alleen het uit je hoofd leren van de begrippen is lang niet voldoende om je examen te halen. Vraag dus altijd aan je docent om je bij het leren te helpen.

 

Klik op onderstaande hyperlink en je wordt doorverwezen naar de website leren voor het examen!

begrippen concept Markt

Ruilen over de tijd

 

Leerdoelen in ik-vorm met succescriteria

 

  1. Ik kan uitleggen dat ruil niet alleen op één moment gebeurt, maar ook over de tijd.

 

Ik kan uitleggen wat rente betekent.

Ik kan uitleggen hoe rente sparen aantrekkelijker of juist lenen duurder maakt.

Ik kan een voorbeeld geven van hoe rente invloed heeft op keuzes van gezinnen, bedrijven of de overheid.

Ik kan uitleggen dat rente de prijs is die ruil over de tijd coördineert.

Ik kan een voorbeeld geven van hoe gezinnen ruilen over de tijd (bijvoorbeeld sparen voor vakantie of studie).

Ik kan een voorbeeld geven van hoe bedrijven ruilen over de tijd (bijvoorbeeld investeren in machines).

Ik kan een voorbeeld geven van hoe de overheid ruilt over de tijd (bijvoorbeeld lenen voor wegen of scholen).

Ik kan beschrijven dat ruil over de tijd voorkomt bij gezinnen, bedrijven en de overheid.

Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen ruil nu en ruil later.

Ik kan voorbeelden geven van ruil over de tijd (bijvoorbeeld sparen of lenen).

 

kopie 1 - Begrippen

Wat moet je weten voor het centraal eindexamen? Je kunt hier lezen wat je globaal moet kunnen. De begrippen, onderwerpen en/of opvattingen die je in ieder geval moet kennen, vind je hier. Maar let goed op! Deze begrippen, onderwerpen, en/of opvattingen moet je altijd kunnen duiden. Je moet de begrippen met elkaar verbinden, in een specifieke context herkennen en toepassen of elders weer gebruiken. Sec alleen het uit je hoofd leren van de begrippen is lang niet voldoende om je examen te halen. Vraag dus altijd aan je docent om je bij het leren te helpen.

 

Klik op onderstaande hyperlink en je wordt doorverwezen naar de website leren voor het examen!

Samenwerken en onderhandelen

 

Leerdoelen in ik-vorm met succescriteria

 

  1. Ik kan uitleggen dat mensen of organisaties soms verschillende belangen hebben.

 

Ik kan uitleggen wat centralisatie betekent (regels en afspraken van bovenaf).

Ik kan voorbeelden geven van situaties waarin de overheid regels oplegt om samenwerking mogelijk te maken.

Ik kan uitleggen waarom zulke regels soms beter werken dan iedereen voor zichzelf laten kiezen.

Ik kan beschrijven dat soms afspraken of regels nodig zijn om samenwerking af te dwingen.

Ik kan een voorbeeld geven van samenwerken tussen personen, bedrijven of landen.

Ik kan uitleggen waarom samenwerken of onderhandelen voordelen heeft.

Ik kan uitleggen dat samenwerken en onderhandelen vaak meer oplevert dan alleen je eigen belang volgen.

Ik kan voorbeelden geven van situaties waarin belangen botsen.

Ik kan uitleggen waarom dit tot problemen kan leiden.

 

Lorem ipsum

Dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Nam non quam porta nulla sodales consequat. Curabitur non libero hendrerit risus posuere aliquam. Sed mollis iaculis ipsum, eget bibendum dolor luctus non. Quisque ut ex laoreet, pellentesque nunc in, blandit ipsum. Vestibulum pulvinar laoreet neque. Nam arcu ante, tristique nec leo eget, cursus tristique ex. Suspendisse scelerisque euismod sem, et commodo eros tristique vitae. Aenean fermentum, massa id tempor rhoncus, augue lectus tristique quam, at faucibus justo mauris efficitur sem. In id sodales nisl.

 

Risico en informatie

 

Leerdoelen in ik-vorm met succescriteria

 

  1. Ik kan uitleggen dat gezinnen en bedrijven informatie verzamelen om betere keuzes te maken.

 

Ik kan uitleggen wat asymmetrische informatie betekent.

Ik kan een voorbeeld geven van een situatie waarin iemand informatie achterhoudt of beïnvloedt bij een transactie.

Ik kan uitleggen hoe dit keuzes en transacties kan beïnvloeden.

Ik kan uitleggen dat sommige mensen of bedrijven informatie achterhouden of beïnvloeden.

Ik kan uitleggen wat risico betekent bij het maken van keuzes.

Ik kan voorbeelden geven van risico’s die gezinnen of bedrijven kunnen tegenkomen.

Ik kan uitleggen dat informatie vaak beperkt is en dat mensen daarom risico’s moeten inschatten.

Ik kan voorbeelden geven van informatie die gezinnen of bedrijven verzamelen.

Ik kan uitleggen waarom informatie helpt om onzekerheid te verkleinen.

 

Leerdoelen

[Paars blok. Deze paarse blokken zijn informatieve blokken. Is er iets waar je de student extra duidelijk over wilt informeren? Gebruik dan een paars blok.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit.
  • Nam non quam porta nulla sodales consequat. Curabitur non libero hendrerit risus posuere aliquam.

 

Kernbegrippen

[begrip 1], [begrip 2],....

 

Welvaart en groei

 

Leerdoelen in ik-vorm met succescriteria

 

  1. Ik kan uitleggen dat mensen keuzes maken en met elkaar ruilen via de markt.

  • Ik kan een voorbeeld geven van een keuze die mensen maken.

  • Ik kan uitleggen hoe ruilen op de markt werkt.

  1. Ik kan beschrijven dat de prijs bepaalt hoe vraag en aanbod bij elkaar komen.

  • Ik kan uitleggen wat ‘vraag’ en ‘aanbod’ betekenen.

  • Ik kan vertellen dat de prijs verandert als er meer of minder vraag of aanbod is.

  • Ik kan een voorbeeld geven van een product waarvan de prijs is veranderd door vraag of aanbod.

  1. Ik begrijp dat de prijs op verschillende manieren kan ontstaan, afhankelijk van het soort markt.

  • Ik kan uitleggen dat er verschillende soorten markten zijn (bijvoorbeeld veel aanbieders of juist weinig).

  • Ik kan een voorbeeld geven van een markt met veel aanbieders en van een markt met weinig aanbieders.

  • Ik kan uitleggen wat dat betekent voor de prijs.

  1. Ik kan uitleggen wat de gevolgen zijn van hoe de markt werkt.

  • Ik kan uitleggen wat het betekent voor nieuwe bedrijven of ze makkelijk kunnen toetreden.

  • Ik kan beschrijven hoe de markt invloed heeft op de welvaart (bijvoorbeeld hoe goed mensen het hebben).

  • Ik kan een voorbeeld geven van wat de overheid kan doen om de markt te beïnvloeden.


Wil je dat ik dit ook nog korter maak in leerlingentaal (meer kernachtig, zodat het makkelijker te onthouden is)?

 

[Paragraaf] of [Subparagraaf]

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Nam non quam porta nulla sodales consequat. Curabitur non libero hendrerit risus posuere aliquam. Sed mollis iaculis ipsum, eget bibendum dolor luctus non. Quisque ut ex laoreet, pellentesque nunc in, blandit ipsum. Vestibulum pulvinar laoreet neque. Nam arcu ante, tristique nec leo eget, cursus tristique ex. Suspendisse scelerisque euismod sem, et commodo eros tristique vitae. Aenean fermentum, massa id tempor rhoncus, augue lectus tristique quam, at faucibus justo mauris efficitur sem. In id sodales nisl.

Morbi mauris massa, pharetra in arcu ac, imperdiet fringilla dolor. Mauris mattis pellentesque ante a fermentum. Aliquam eget gravida felis, id ullamcorper mauris. Nulla et diam ut sapien blandit commodo id ut ipsum. Nam ut placerat diam. Suspendisse potenti. Ut rhoncus leo nec ex convallis feugiat.

 

Opdracht

[Oranje blok. Deze oranje blokken zijn actieblokken. Moet de leerling iets doen? Gebruik dan een oranje blok waarin je de opdracht of actie beschrijft.]


Lorem ipsum

Aliquam tempus vehicula mi, vitae tristique nisi bibendum sed:

  • Nam venenatis quis mi nec rutrum. Fusce volutpat, diam at hendrerit commodo, elit nisl semper diam, in ultrices neque risus quis risus.
  • Mauris imperdiet viverra gravida. Duis quis neque imperdiet, sagittis felis non, porttitor eros.
  • Cras nunc orci, interdum id felis a, mattis placerat eros. Praesent at libero ut urna congue tempus ut nec eros.

Goede en slechte tijden

 

Leerdoelen in ik-vorm met succescriteria

 

  1. Ik kan uitleggen dat mensen keuzes maken en met elkaar ruilen via de markt.

  • Ik kan een voorbeeld geven van een keuze die mensen maken.

  • Ik kan uitleggen hoe ruilen op de markt werkt.

  1. Ik kan beschrijven dat de prijs bepaalt hoe vraag en aanbod bij elkaar komen.

  • Ik kan uitleggen wat ‘vraag’ en ‘aanbod’ betekenen.

  • Ik kan vertellen dat de prijs verandert als er meer of minder vraag of aanbod is.

  • Ik kan een voorbeeld geven van een product waarvan de prijs is veranderd door vraag of aanbod.

  1. Ik begrijp dat de prijs op verschillende manieren kan ontstaan, afhankelijk van het soort markt.

  • Ik kan uitleggen dat er verschillende soorten markten zijn (bijvoorbeeld veel aanbieders of juist weinig).

  • Ik kan een voorbeeld geven van een markt met veel aanbieders en van een markt met weinig aanbieders.

  • Ik kan uitleggen wat dat betekent voor de prijs.

  1. Ik kan uitleggen wat de gevolgen zijn van hoe de markt werkt.

  • Ik kan uitleggen wat het betekent voor nieuwe bedrijven of ze makkelijk kunnen toetreden.

  • Ik kan beschrijven hoe de markt invloed heeft op de welvaart (bijvoorbeeld hoe goed mensen het hebben).

  • Ik kan een voorbeeld geven van wat de overheid kan doen om de markt te beïnvloeden.


Wil je dat ik dit ook nog korter maak in leerlingentaal (meer kernachtig, zodat het makkelijker te onthouden is)?

 

  • Het arrangement Economie vwo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Erix Plew
    Laatst gewijzigd
    2025-08-21 10:01:59
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    op basis van AI
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Samenwerken en onderhandelen; Markt; Welvaart en groei; Ruilen over de tijd; Ruil; Economie; Schaarste; Goede tijden, slechte tijden; Risico en informatie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    begrippen concept Markt
    https://maken.wikiwijs.nl/174443/Vwo_economie__wat_moet_je_weten#!page-6613730
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.