Over Spelling

Over Spelling

Welkom

Kijk eens naar de volgende situatie:

Bas wilt graag solliciteren voor zijn droombaan en stuurt de volgende sollicitatiebrief:

 

 

Geachte meneer of mevrouw

Ik vindt jullie vacature erg interesant en wil solliciteren naar die funcitie. Ik Kann goet samen werken. Me ervaringen pasen by wat jullie zoeken en ik ben supper gemotiveerd om te beginnen.

Ik zie tog uit naar een gesprek.

Groet

Bas

 

 

 

Wat gaat hier mis?!

Juist ja... d/t-fouten, 'me' in plaats van 'mijn', supper in plaats van super en nog veel meer.

Zó wil je natuurlijk niet overkomen tijdens een sollicitatie.

Vandaag gaan we zorgen dat jij zulke fouten makkelijk herkent én voorkomt. Met een beetje oefenen kun jij straks zulke zinnen verbeteren als een pro. Let’s go!

 

"Spelling? Saai!" Of toch niet?

Deze les zal in het teken staan van Spelling. Deze les dient als een herhalingsles van de stof die wij de afgelopen weken hebben behandeld.

Je denkt misschien: "Spelling? Saai!" Maar wees eerlijk...hoe chill is het als je zonder stress een toets maakt omdat je precies weet wat je moet doen? In deze les ga je laten zien wat je al kent én leer je slimme trucjes om fouten te voorkomen. Je krijgt geen nieuwe theorie, maar ja gaat doelgericht oefenen met wat écht belangrijk is.

Laat zien wat je kunt, oefen erop los en scoor die voldoende.

Je bent er bijna - nog even knallen!

Lesdoelen

 

  • Aan het einde van de les kan je minimaal 4 van de 5 veelvoorkomende spellingfouten (zoals d/t/dt-fouten) bij werkwoorden herkennen en verbeteren in de oefenopdrachten.

  • Aan het einde van de les kan je de regels voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden correct toepassen.

  • Aan het einde van de les kan je uitleggen wanneer je een -n toevoegt bij woorden zoals 'meeste(n)' en 'sommige(n)'.

  • Aan het einde van de les kan je de regels voor p/pp en r/rr correct toepassen.

  • Aan het einde van de les kan je de juiste interpunctie (komma’s en aanhalingstekens) gebruiken.

  • Aan het einde van de les kan je reflecteren op je kennis door het invullen van het exit ticket.

 

Lesprogramma

Leerniveau

3 kader

 

Tijdsduur

30 minuten

 

Lesplanning

Deze les zal als volgt verlopen:

We herhalen de volgende onderwerpen:

  • Werkwoordspelling – kennisclip: persoonsvorm, voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord

  • Spelling – Hoe spel ik dit correct?

    • Meervoud van zelfstandige naamwoorden

    • P of pp / r of rr

    • S in samenstellingen

    • Meeste of meesten

  • Citaten en komma’s

Zelf aan de slag!
Je gaat aan de slag met oefeningen over de leerstof. Aan de hand van de uitslag ga je verder met gerichte opdrachten.

We sluiten de les af met een eindtoets.
Ik hoor graag wat jullie van deze les vonden, dus vul de EXIT-ticket in – en dan ben je helemaal klaar!

 

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling - kort, duidelijk en handig!

Heb jij moeite met werkwoordspelling? Snap je soms niet wanner je een t, d of dt schrijft? Ken jij het verschil niet tussen een persoonsvorm en een voltooid deelwoord?

 

In deze kennisclip leg ik het stap voor stap voor je uit! Je leert:

  • Welke regels je kan gebruiken voor het spellen van een werkwoord
  • Wat een voltooid deelwoord is
  • Hoe je een voltooid deelwoord omzet naar een bijvoeglijk naamwoord
  • Welke regels er zijn voor het spellen van een bijvoeglijk naamwoord.

Klik hier om de kennisclip te bekijken

Vergeet niet de bijbehorende vragen te beantwoorden!

Veel kijkplezier :)

 

Werkwoordspelling

Spelling: hoe spel ik correct?

Meervoud van zelfstandige naamwoorden

Meervoud van zelfstandig naamwoorden

In dit onderdeel ontdek je hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spelt.

Hoe je het meervoud van een zelfstandig naamwoord moet schrijven, kun je meestal horen als je het uitspreekt.

 

Voorbeeld:

bord - borden

stoep - stoepen

vest - vesten

actie - acties

balie - balies

wafel - wafels

 

 

 

Als je het niet kunt horen, gebruik dan de volgende regels:

 

Regels voor spelling meervoud Voorbeeld
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ee, dan schrijf je -ën. zee - zeeën
Als er een verkeerde uitspraak kan ontstaan, schrijf je -'s. Je schrijft ook -'s bij woorden die eindigen op y na een medeklinker.

piano - pianos's                              

panty - panty's

Bij sommige woorden verandert de laatste letter als je het meervoud schrijft: s wordt z en f wordt f.

buis - buizen

golf - golven

Bij sommige zelfstandige naamwoorden moet je een klinker weghalen of een medeklinker erbij zetten.

vraag - vragen

blik - blikken

Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud dat niet volgens de regels gaat. Vaak hoor je hoe je het meervoud spelt.

ei - eieren

blad - bladeren

Van sommige woorden bestaat er alleen maar een enkelvoud of meervoud.

nieuws

muziek

kleren

hersenen

 

Bij woorden die eindigen op -ie moet je soms -e toevoegen bij een meervoud op -en. Dit doe je alleen als de klemtoon op de -ie valt.

Voorbeeld

knie - knieën

drie - drieën

bacterie - bacteriën

porie - poriën

 

P of pp en r of rr?

Woorden met een p-klank schrijf je soms met één p en soms met twee.

 

Ook bij woorden met een r-klank schrijf je soms één r en soms twee.

 

De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren. Als je twijfelt, kijk dan in het woordenboek.

 

Voorbeeld

apart, epistel, apparaat, opperen

 

aria, oraal, irritant, arriveren

 

S in samenstelling

S in samenstelling

Vorig jaar heb je geleerd dat je soms een -s moet toevoegen als je een samenstelling wilt schrijven.

Denk aan woorden zoals dorpswinkel en scheidsrechter. Maar als het tweede deel met een s-klank begint, hoor je niet of je een -s moet schrijven.

Voorbeeld

drop + straat = dorpstraat of dorpsstraat?

personeel + chef = personeelchef of personeelschef?

schuur + sleutel = schuursleutel of schuurssleutel?

 

 

Hoe weet ik wanneer ik een -s moet toevoegen?

Als je het niet kunt horen of je een -s moet schrijven, vervang dan het tweede deel door een woord dat niet begint met een s-klank. 

 

Voorbeeld

drop + straat = dorpskern, dus ook: dorpsstraat

personeel + chef = personeelskamer, dus ook: personeelschef

schuur + sleutel = schuurdeur, dus ook: schuursleutel

 

Meeste of meesten

Meeste of meesten

Woorden als beide(n), sommige(n), enkele(n) en vele(n) schrijf je meestal zonder -n.

In het volgende schema zie je waneer je een -n schrijft en wanneer niet.

 

 

                                                                 Staat er een zelfstandig naamwoord achter?             

                                      Nee                                                                                                  Ja

           Verwijst het woord naar meerdere personen?                                                         Schrijf GEEN -n

      Nee                                                                          Ja

Schrijf GEEN -n                                               Schrijf WEL een -n

 

 

 Voorbeeld

 

Verscheidene vlinders vliegen dagelijks door onze tuin.

Voor sommige kinderen duurt een schooldag erg lang.

(Achter het woord staat een zelfstandig naamwoord, dus GEEN -n)

 

Van de gekleurde potloden waren enkele nodig aan een slijpbeurt    toe.

De bloemetjes waren alle verlept in de brandende zon.

(Het woord verwijst niet naar meerdere personen, dus GEEN -n)

 

Van de collega's waren velen aanwezig bij het afscheid van de secretaresse.

We zijn helaas de enigen die deze week nog geen zomervakantie hebben.

(Het woord verwijst naar meerdere personen, dus WEL een -n)

 

Het schema geldt voor woorden zoals:

alle (onder) andere, beide, eerste, enige, enkele, grote, jongere, kleine, laatste, langzaamste, meeste, oudere, snelste, sommige, vele, verschillende en weinige.

 

Let op!

Soms staat er GEEN zelfstandig naamwoord achter het woord, maar kun je het WEL denkbeeldig invullen. Je volgt dan de regel waarbij er wél een zelfstandig naamwoord achter staat. Je schrijf het woord dan dus zonder -n.

 

Voorbeeld

In de volgende zin kan het woord waarnaar verwezen wordt, herhaald worden:

  • De meeste leerlingen waren weer beter, maar enkele (leerlingen) lagen nog ziek in bed.

In de volgende zin kan het woord waarnaar verwezen wordt niet herhaald worden.

  • We zijn helaas de enigen (we) die deze week nog geen zomervakantie hebben.

 

Citaten & komma's

Citaten

Als je iets wilt opschrijven wat iemand zegt, kun je dit op twee manieren doen. Je kunt woord voor woord opschrijven wat iemand zegt. Dit noem je een citaat. Je kunt het ook in eigen zin zeggen.

Voorbeeld

Citaat

Jaime zei: 'Morgen ga ik een nieuwe rugtas kopen.'

Eigen zin:

Jamie zei dat ze morgen een nieuwe rugtas gaat kopen.

 

Voorbeeld

Citaat:

'Nee', zei de badmeester, 'jullie mogen niet meer van de glijbaan.'

Eigen zin:

De badmeester zei dat jullie niet meer van de glijbaan mogen.

 

 

 

Voor het schrijven van citaten gebruik je de volgende regels:

 

Regel Voorbeeld
  • Schrijf aanhalingstekens aan het begin en aan het einde van het citaat.
  • Begin een citaat met een hoofdletter.
  • Gebruik een dubbele punt als een citaat in een zin begint. 
  • Een punt, vraagteken of uitroepteken komt voor het laatste aanhalingsteken.
Dori riep: 'Wacht op mij!'                                     
  • Gebruik komma's als de zin na het citaat doorloopt en als het citaat na een onderbreking verdergaat.

'Door jullie', zei Merwin, 'komen we te laat.'

'Schiet dan op zeg',        zei Yasin 

'Ah joh!', riep Hanne, 'rustig aan.'

 

Komma

Leestekens gebruik je om een zin leesbaar te maken. Dit geldt ook voor de komma. Een komma gebruik je op een plek in de zin waar de lezer even pauze kan nemen.

 

Voorbeeld

  • Dennis moet zijn kamer opruimen, het gras maaien en de hond uitlaten. 

 

  • Toen de televisie stukging, miste de vriendengroep een groot deel van de handbalwedstrijd.

 

  • 'Kom je ook, Gian?'

 

Aan de slag!

Heb je de uitleg begrepen?

Opdracht

Heb je de uitleg goed doorgenomen?

Dan is het tijd om te checken of je het snapt!

Je vult zo een formulier in. In dit formulier beantwoord je een aantal korte vragen over de stof.

Dit is geen toets, maar een oefening! Maak het zonder stress en kijk wat je al goed doet én wat je nog even moet herhalen :)

Klik op de onderstaande link om de vragen te maken.

Veel succes - jij kunt dit!

 

Forms - controleren wat je al weet

Tijd om te oefenen!

Kijk even terug naar je score van de vorige opgaven.

  • Heb je tussen de 0 en 6 punten gehaald, ga dan verder naar het kopje "Spellingstarter"
  • Heb je tussen de 6 en 12 punten gehaald, ga dan verder naar het kopje "Taaltrainer"
  • Heb je tussen de 12 en 18 punten gehaald, ga dan verder naar het kopje "Spellingsmeester"

 

Spellingstarter

Spellingstarter

Je hebt 0 - 6 punten behaald. Het is nog niet helemaal helder voor jou. Geen zorgen! Met deze oefening heb je het zo onder de knie :)

Oefenen

  • Wat: Klik hieronder op de link. Ga aan de slag met de oefenopdrachten
  • Hoe: Met oortjes/ Met je buur op fluisterniveau
  • Hulp: Docent, buur
  • Tijd: Vijf minuten
  • Uitkomst: Je kan de juiste regels toepassen
  • Klaar: Dan kan je naar het kopje "Aan de slag 1.2"

 

Doel

Je leert werkwoordsvormen herkennen, meervoud vormen en eenvoudige regels toepassen.

Instructie

Je gaat oefenen met het herkennen van werkwoorden, het juist schrijven van de tegenwoordige tijd, en eenvoudige spellingsregels zoals meervoud, tussen -s en de komma. Klik op de link hier beneden. Lees de opdracht goed en geef je antwoorden duidelijk.

 

 

Spellingstarter: oefenopdrachten

Taaltrainer

Taaltrainer

Je hebt 6 - 12 punten behaald. Goed bezig! Je beheerst al een groot deel van de regels, maar er zijn nog wat puntjes op de i te zetten. Blijf oefenen en je merkt dat het steeds makkelijker wordt. Zet ’m op!

Oefenen

  • Wat: Klik hieronder op de link. Ga aan de slag met de oefenopdrachten
  • Hoe: Met oortjes/ Met je buur op fluisterniveau
  • Hulp: Docent, buur
  • Tijd: Zeven minuten
  • Uitkomst: Je kan de juiste regels toepassen
  • Klaar: Dan kan je naar het kopje "Aan de slag 1.2"

 

Doel

Je leert werkwoordsvormen herkennen, meervoud vormen en eenvoudige regels toepassen.

Instructie

Je gaat oefenen met het herkennen van werkwoorden, het juist schrijven van de tegenwoordige tijd, en eenvoudige spellingsregels zoals meervoud, tussen -s en de komma. Klik op de link hier beneden. Lees de opdracht goed en geef je antwoorden duidelijk.

 

Taaltrainer: oefenopdrachten

Spellingsmeester

Spellingsmeester

Je hebt 12- 18 punten behaald. Wauw, jij hebt de spellingsregels goed onder de knie! Je maakt nauwelijks fouten en laat zien dat je scherp bent op taal. Ga zo door - jij bent klaar voor de oefentoets.

Oefenen

  • Wat: Klik hieronder op de link. Ga aan de slag met de oefenopdrachten
  • Hoe: Met oortjes/ Met je buur op fluisterniveau
  • Hulp: Docent, buur
  • Tijd: Vijf minuten
  • Uitkomst: Je kan de juiste regels toepassen
  • Klaar: Dan kan je naar het kopje "Aan de slag 1.2"

 

 

Doel

Je leert werkwoordsvormen herkennen, meervoud vormen en eenvoudige regels toepassen.

Instructie

Je gaat oefenen met het herkennen van werkwoorden, het juist schrijven van de tegenwoordige tijd, en eenvoudige spellingsregels zoals meervoud, tussen -s en de komma. Klik op de link hier beneden. Lees de opdracht goed en geef je antwoorden duidelijk.

 

Spellingsmeester: oefenopdrachten

Aan de slag 1.2

Oefenen

  • Wat : Start het spel en oefen met het spellen van werkwoorden, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandige naamwoorden
  • Hoe: Met je oortjes en/of met je buur. Gebruik jouw fluisterstem
  • Hulp: Je buur en docent
  • Tijd: vijf minuten
  • Uitkomst: Je kunt spellingsregels op de juiste manier toepassen
  • Klaar: Ga door naar ''Afsluiting"

 

 

Aan de slag 1.2

Afsluiting

Eindtoets

Eindtoets

 

Je gaat nu aan de slag met de eindtoets. Deze eindtoets laat je zien wat je hebt geleerd over spelling, grammatica en zinsbouw. De toets bestaat uit 18 vragen. Je beantwoordt vragen over werkwoorden, persoonsvormen, bijvoeglijke naamwoorden, Engelse werkwoorden, meervoudsvormen en meer.

  • Wat : Start de toets. Klik op de link hieronder
  • Hoe: Individueel
  • Hulp: Docent
  • Tijd: zeven minuten
  • Uitkomst: Je kunt spellingsregels op de juiste manier toepassen
  • Klaar: Ga door naar ''Feedback"

 

 

Eindtoets

Feedback

Feedback : EXIT-ticket
Je bent er bijna! Ik hoor graag wat jullie van deze les vonden. Vul de EXIT-ticket in en je bent klaar.

Samenvatting

Samenvatting

Hier vind je een beknopte samenvatting van de theorie. Heb je nog vragen? Stel ze dan gerust aan de docent :) 

1. Werkwoordspelling

  • Persoonsvorm: kijk naar het onderwerp
    Voorbeeld: jij werkt, hij loopt

  • Voltooid deelwoord: vaak met ge-
    Voorbeeld: gewerkt, gefietst

  • Bijvoeglijk naamwoord van voltooid deelwoord → soms -e
    Voorbeeld: een gekookte aardappel

  • Gebruik het 't kofschip/x-trucje voor d of t!


2. Meervoud van zelfstandige naamwoorden

  • Luister goed naar het meervoud:
    Voorbeelden: stoel → stoelen, bord → borden

  • Speciale regels:

    • eindigt op -ee → -ën (zee → zeeën)

    • eindigt op -y → -’s (baby → baby’s)

    • s → z / f → v (buis → buizen, golf → golven)

    • klemtoon op -ie → -ieën (knie → knieën)


3. P of pp / R of rr

  • Geen vaste regel → leer uit je hoofd
    Voorbeelden: apparaat, arriveren, irritant


4. S in samenstellingen

  • Hoor je een -s? Schrijf hem.

  • Twijfel? Gebruik een testwoord:
    dorpsstraat (→ dorpskern), personeelschef (→ personeelskamer)


5. Meeste of meesten

Gebruik dit schema:

Staat er een zelfstandig naamwoord achter? Verwijst het naar mensen? Schrijf -n?
Ja - Nee
Nee Ja Ja
Nee Nee Nee

Voorbeelden:

  • De meeste kinderen → geen -n

  • De enigen die... → wel -n


6. Citaten en komma’s

Citaten:

  • Begin met een hoofdletter

  • Gebruik aanhalingstekens

  • Dubbele punt voor het citaat
    Voorbeeld: Dori zei: ‘Wacht op mij!’

  • Komma’s bij tussenzinnen
    Voorbeeld: ‘Door jullie,’ zei Merwin, ‘komen we te laat.’

Komma’s:

  • Bij opsommingen: Ik kocht melk, brood en kaas.

  • Voor een bijzin: Toen ik thuiskwam, regende het.

 

Nog een laatste tip:

Oefen veel en lees rustig na!

 

Afsluiting

Top dat je zo goed hebt meegewerkt aan deze les!

Je hebt vandaag laten zien dat je al veel weet over spelling én dat je fouten leert herkennen én verbeteren. Supergoed gedaan!

Je hebt na deze les:

  • Werkwoordspelling met d, t of dt beter onder de knie en kunt fouten herkennen en verbeteren.
  • Je weet nu precies hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft en past dit correct toe.
  • Je begrijpt wanneer je een -n moet toevoegen bij woorden als meeste(n) en sommige(n).
  • Je hebt het verschil tussen p/pp en r/rr goed geleerd en kunt het in zinnen toepassen.
  • Je weet nu hoe je samenstellingen correct schrijft met of zonder -s.
  • Je kunt citaten en komma’s goed gebruiken in zinnen.

Fantastisch! Blijf oefenen, zodat je die toets straks met vertrouwen kunt maken. Bedankt voor je inzet en tot de volgende keer!

Blijf oefenen, wees scherp op je eigen werk en onthoud: hoe vaker je ermee bezig bent, hoe makkelijker het wordt.

Bedankt voor je inzet en blijf zo doorgaan – jij komt er wel!

Tot de volgende les!

Bronnen

Literatuur

Schouwstra, M., & Van der Beek, A. (2016). Nieuw Nederlands. Noordhoff.