Hierbij ook nog extra de begrippenlijst van Hoofdstuk 4 :)
Aardbeving: Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten.
Aardkorst: Dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder continenten.
Aardverschuiving: Het plotseling naar beneden schuiven van grote hoeveelheden grond.
Breuk: Barst of scheur in de aardkorst.
Caldeira: Zeer grote vulkaankrater die is ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer.
Caldeiravulkaan: Oude vulkaan met een grote, kilometersbrede krater door het leeglopen van de magmakamer waardoor het dak ervan is ingestort.
Cirkeldiagram: Diagram dat de verdeling van een verschijnsel weergeeft.
Continentale plaat: Plaat die bestaat uit een groot landoppervlak.
Convectiestroom: Stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde.
Convergentie: Het naar elkaar toe drijven van platen.
Cycloon: Naam voor een orkaan in Zuid-Azië en Australië.
Divergentie: Het uit elkaar drijven van platen.
Endogene kracht: Kracht die van binnenuit de aardkorst verandert.
Epicentrum: Het punt waar de aardbeving aan de aardoppervlakte komt, direct boven het hypocentrum.
Eruptie: Vulkaanuitbarsting.
Evacueren: Een gebied verlaten omdat het er niet meer veilig is.
Exogene kracht: Kracht die van buitenaf de aardkorst verandert.
Geothermie: Aardwarmte.
Hazard management: Beleid om schade bij natuurrampen te voorkomen.
Hurricane: Naam voor een orkaan in Amerika.
Hypocentrum: Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint (aardbevingshaard).
Krater: Groot gat met steile wanden dat ontstaat tijdens een vulkaanuitbarsting.
Kratermeer: Meer dat is ontstaan door het vollopen van een krater.
Lava: Magma dat door de aardkorst naar buiten is gestroomd.
Magma: Heet, vloeibaar gesteente binnen in de aarde.
Magmakamer: Ruimte in een vulkaan die gevuld is met magma.
Mid-oceanische rug: Langgerekte bergrug onder in de zee, ontstaan doordat magma bij het uit elkaar drijven van oceanische platen naar boven komt.
Natuurramp: Ramp veroorzaakt door de natuur met veel slachtoffers en grote schade.
Oceanische plaat: Plaat die bestaat uit een groot zeeoppervlak (oceaan).
Oog van de orkaan: Wolkeloos en windstil gebied in het midden van een orkaan (met een doorsnede van 30 tot 50 km).
Orkaan: Tropische storm met minimaal windkracht 12. Heet ook tyfoon/taifoen, cycloon en hurricane.
Plaat/Schol: Stuk van de aardkorst. Heet ook schol.
Postvulkanisch verschijnsel: Vulkanisch verschijnsel dat voorkomt bij een vulkaan die niet meer actief is.
Pyroclastische stroom/Gloedwolk: Hete gassen vermengd met stenen en as die bij een vulkaanuitbarsting de helling afrazen. Heet ook gloedwolk.
Reliëf: Hoogteverschillen in het landschap.
Schaal van Beaufort: Schaal die de kracht van de wind aangeeft.
Schaal van Mercalli: Schaal die de hevigheid en de schade van een aardbeving aangeeft.
Schaal van Richter: Schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven.
Schaal van Saffir-Simpson: Schaal die de windkracht van een orkaan aangeeft.
Schaalniveau: De schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.
Schildvulkaan: Lage, brede vulkaan met flauwe hellingen.
Seismoloog: Wetenschapper die zich bezighoudt met het bestuderen van aardbevingen.
Stormvloed: Sterke verhoging van de zeespiegel langs de kust vanwege de wind.
Stratovulkaan: Vulkaan met steile hellingen die opgebouwd is uit lagen lava en pyroclastisch materiaal.
Subductie: Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat.
Transforme beweging: Het langs elkaar bewegen van platen.
Trog: Diepe kloof onder in de zee, ontstaan door subductie van een oceanische plaat.
Tropen: Warme luchtstreek tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.
Tsunami: Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt en die wordt veroorzaakt door een zeebeving.
Tufsteen: Vrij zachte steensoort die bestaat uit aan elkaar gekitte vulkanische as.
Tyfoon: Naam voor een orkaan in Oost-Azië. Ook geschreven als taifoen.
Vulkaan: Berg die is ontstaan door het naar buiten stromen van lava.
Warmwaterbron/Hot spring: Bron die ontstaat door de geothermische verwarming van grondwater. Heet ook hot spring.
Zeebeving: Aardbeving waarvan het epicentrum in de zee ligt.