Weet je hoe je een tabel, grafiek of verslag moet maken?
Soms heb je misschien een beetje hulp nodig.
Je vindt hier hoe je dit kunt doen. Ook kun je hier vinden hoe je om moet gaan met een beoordelingsformulier,
informatie verzamelen en hoe je opgaven samen moet nakijken.
De vaardigheden die je hier kunt vinden kun je niet alleen bij het vak Natuur-/Scheikunde gebruiken, ook bij andere vakken kan het je een dienst bewijzen.
Voordat je een vraag aan de leraar stelt kun je nu eerst kijken wat je Ducky erover zegt. De aanpak zal in alle gevallen hetzelfde zijn. Het is wel mogelijk dat bij andere vakken de nadruk op andere onderdelen ligt. Het beoordelen van elkaar kan op vele manieren gebeuren. De gedachte erachter blijft echter hetzelfde; het is een onderdeel van het met elkaar
samenwerken.
Veel plezier!
Veiligheid
In de tweede klas maken jullie voor het eerst op een praktische wijze kennis met het vak natuur/scheikunde. Biologie ken je al uit het eerste leerjaar. Ook in de hogere klassen wordt tijdens deze vakken veel aandacht aan praktisch werk geschonken.
In de natuur/scheikunde (en soms bij biologie) werk je met stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Sommige van deze stoffen zijn zelfs zeer giftig! Ook bestaan er andere gevaren: sommige stoffen zijn zeer brandbaar, andere stoffen zijn niet brandbaar maar kunnen juist wel brand veroorzaken.
Omdat wij hier op school tijdens de biologie en scheikundeles altijd met “echte” stoffen werken is het belangrijk dat jullie goed op de hoogte zijn van een aantal regels. Deze regels hebben niet alleen betrekking op het gebruik van chemische stoffen maar ook op het gebruik van hulpmiddelen (zoals glaswerk en gasbranders). Ook is het nodig om met z'n allen een aantal algemene afspraken te maken.
Veiligheidsregels
Hieronder staat een lijst met regels die tijdens de natuurkunde, scheikunde en biologie lessen moeten worden opgevolgd.
Deze lijst heet: veiligheidsreglement.
Niet opvolgen hiervan kan gevaar opleveren voor jezelf of je klasgenoten. Wees daar steeds van bewust! LEER HET VEILIGHEIDSREGLEMENT EN PAS DE REGELS ALTIJD TOE!
Op het eerste gezicht lijken het veel regels, maar je zult merken, dat als je in de komende weken met scheikunde of biologie bezig bent, deze regels, langzamerhand, vanzelfsprekend worden.
Veiligheidsreglement
Veiligheidsregelement
1. Ga nooit zonder toestemming het lokaal binnen. Toestemming krijg je van je docent of TOA (=technisch onderwijsassistent).
2. Bij scheikunde practica is het dragen van een veiligheidsbril altijd verplicht. (Soms ook bij biologie.) Ook bij de proefjes, waarvan je denkt dat zij geen gevaar kunnen opleveren.
Wanneer je zelf een bril draagt, hoef je niet nog een bril op te zetten.
3. Tijdens het scheikunde practicum is het dragen van een laboratoriumjas (witte jas) verplicht. Op het Stormink gebeurt dit alleen wanneer je synthetische kleren aan hebt.
4. Bij alle stoffen, waar je mee zult werken, moet je er van uitgaan dat ze altijd giftig zijn.
5. Werk netjes. Gebruik bij alle proefjes een beschermblad op de tafel . Voorkom morsen van chemicaliën op boeken, tas of meubels. Was altijd je handen na het practicum.
6. Eten, drinken en kauwgom gebruiken is tijdens practica ten strengste verboden.
7. Voer geen proeven uit zonder toestemming.
8. Bij gebruik van de gasbrander: wacht totdat je docent toestemming geeft.
9. Het kabinet (de laboratoriumruimte naast het practicumlokaal) is achter de kasten verboden terrein.
10. Zet branders, glaswerk e.d. nooit te dicht bij de rand van de tafel. Gebroken glaswerk dient altijd direct te worden opgeruimd (glasbak).
11. Laat de brander niet onnodig aan. Let er bij het aansteken van de brander op, dat je niet de verkeerde gaskraan opendraait! Als je de brander niet direct nodig hebt, zorg je ervoor dat je een kleine gele (=pauze-) vlam ziet.
12. Lang haar moet worden opgebonden als de brander wordt gebruikt.
13. Oneigenlijk gebruik van veiligheidsmiddelen (brillen, brandblusmiddelen, douche) is verboden.
14. Het is verboden om te spelen met spuitflesjes met water. Er zijn echter stoffen die heftig met water reageren.
15. Ruim op tijd alles op. Maak gebruikt glaswerk schoon en breng de spullen terug naar de plaats waar ze vandaan komen. Volg de richtlijnen voor chemisch afval.
16. Laat de practicumtafel schoon achter.
EHBO
Wat te doen bij ongelukken
1. Wanneer er sprake is van een ongeluk of het bijna voorkomen van een ongeluk meld je dit onmiddellijk bij de leraar of bij de TOA. Ook bijna ongelukken moeten gemeld worden, omdat er een overzicht gemaakt moet worden van alle (bijna) ongelukken die in school plaatsvinden. Het is verboden het lokaal te verlaten zonder een melding te doen. Als je je afzondert (b.v. op het toilet) als er iets is gebeurt wordt je niet (meer) geholpen. Dit kan ernstige gevolgen hebben.
2. Doe deze melding rustig. Ga niet rennen of schreeuwen.
3. Bij brand verlaat je rustig het lokaal (op aanwijzing van leraar of TOA) via de toegangsdeur of via het kabinet. Bij scheikunde ga je alleen wanneer het niet anders kan door het kabinet. Je laat je tas in het lokaal achter (tenzij de leraar anders aangeeft).
4. Zonder toestemming van leraar of TOA is het onder geen enkele voorwaarde toegestaan aan leerlingen om blusmiddelen te gebruiken. Alleen leraar en TOA zijn in staat te beoordelen welke manier van blussen kan worden toegepast. De douche vormt hierop een uitzondering.
5. Wanneer iemand in brand staat (kleding of haar) wordt deze persoon onder de branddouche gezet. Misbruik wordt ernstig gestraft! Wanneer er geen branddouche aanwezig is, wordt de branddeken gebruikt.
6. Iets in het oog: gebruik oogdouche onder toezicht van leraar of TOA.
7. Chemicaliën op je handen: meteen goed wassen.
8. Agressieve stoffen op je kleding: kleding uittrekken en huid spoelen met veel water.
9. Gemorste stof en gebroken glaswerk moeten altijd onmiddellijk worden opgeruimd.
10. Bij onwel worden of letsel: nogmaals altijd docent of TOA waarschuwen.
Gevaarlijke stoffen
Chemisch afval
Een verslag maken
Bij het schrijven van een verslag houd je je aan de indeling zoals die in dit hoofdstuk uiteen gezet wordt. Dit geldt voor de vakken natuurkunde, biologie en scheikunde.
Een verslag is beknopt geschreven in goed Nederlands: dus geen lange verhalen maar ook geen telegramstijl.
Stap 1: Titelblad
Titel:
De titel moet kort en duidelijk zijn, in ieder geval nooit langer dan één zin. Er kan ook gebruik worden gemaakt van een “ondertitel”.Een afbeelding moet toepasselijk zijn op het onderzoek. Tip: Start de titel met"Onderzoek naar....., dan krijg je er bijna altijd een professionele titel uit.
Verder noem je
Naam/namen
Klas
Datum van je onderzoek
Naam docent
stap 2: Inleiding
Dit is een kort en bondige introductie waarom je dit onderwerp gekozen hebt.
Je vertelt op welke waarneming je onderzoek is gebaseerd. Eventueel ga je in op theoretische kennis die je nodig hebt om het onderwerp te begrijpen. Wanneer je meer tekst nodig hebt voor de theorie voeg je een theoriedeel in na de inleiding.
Dit is een kort en bondige introductie waarom je dit onderwerp gekozen hebt.
De inleiding hoeft niet te lang te zijn. Wat in de inleiding altijd neegezet moet worden is:
- waarom er voor dit onderwerp gekozen is
- waarom het interessant is om dit te onderzoeken
- indien van toepassing, een stukje geschiedenies over je onderzoek.
Stap 3: Inhoudsopgave
In de inhoudsopgave staan de paragrafen en de bladzijde nummers.
Dit kun je automatisch laten maken in Word. (zie onderstaande Youtubefilmpje).
stap 4: Onderzoeksvraag
Deze vraag is een logisch gevolg van wat je in de inleiding hebt beschreven. Dit is een vraag, dus de zin eindigt met een vraagteken. (woorden zoals wat, waarom, welke en hoe zijn woorden die je kunt gebruiken om je vraag te starten)
Een goede onderzoeksvraag is enkelvoudig, eenduidig en specifiek.
De 4 eisen voor een goede onderzoeksvraag zijn:
in vragende vorm (hoe, wat, welke waarom.....)
complexe vraag ( niet direct op te lossen)
het moet te onderzoeken zijn. (haalbaar)
duidelijkheid over het doel van het onderzoek (waar naar op zoek)
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag
stap 5: Hypothese
Hypothese
De hypothese bestaat uit één zin.
De hypothese is een mogelijk antwoord op je onderzoeksvraag. De hypothese en de onderzoeksvraag horen dus bij elkaar. Om het volle aantal punten voor je hypothese te verdienen, moet deze aan de volgende eisen voldoen:
1. De hypothese geeft een mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag.
2. Schrijf in volledige zinnen. Dus bij de vraag 'Heeft de temperatuur invloed op het aantal spreeuwen dat per dag vertrekt?' niet 'Ja.' maar 'Hoe lager de temperatuur, hoe meer spreeuwen vertrekken'.
3. Formuleer je hypothese als een 'statement'. Dus stevig formuleren! Begin nooit met 'ik denk dat...', 'misschien....' of 'mijn verwachting is....' Schrijf het op alsof je het zeker weet!
4. Geef in je hypothese zelf geen verklaring hoe je aan je hypothese komt of waarom je voor deze hypothese gekozen hebt. De verklaring geef je in een nieuwe alinea. Dit wordt aangenomen of verworpen in de discussie.
Stap 6: Methode
1. Noteer de (relevante) materialen puntsgewijs.
2. Een stapsgewijze beschrijving van het experiment(en)
- kookboekstijl ( start met een werkwoord; bijvoorbeeld voeg toe...., meet...doe...)
- geen wij, ik, hij, zij gebruiken.
- kort en bondig maar volledige beschrijving. .
3. Geef aan welkeopstelling je gebuikt hebt. Dit kan met een foto of tekening of afbeelding.
Onderstaande zaken gelden vooral voor het vak biologie en in mindere mate voor natuur- en scheikunde.
A: Bij natuur- en scheikunde moet je altijd meerdere metingen doen!
B: Varieer altijd maar één factor en zorg ervoor dat alle andere factoren gelijk blijven. Als je een groep spreeuwen in een kooi zet en vervolgens de temperatuur en de daglengte gaat verlagen, kun je daarna niet concluderen of het eventuele trekgedrag nu wordt veroorzaakt door de lage temperatuur of door de korte daglengte.
( je noemt dit ook wel variabelen. Je mag maar één variabele veranderen, de rest moet constant blijven).
C: Gebruik een blanco. Een blanco is een proef die precies hetzelfde is als je eigenlijke experiment, behalve de factor waarvan je de invloed wilt weten. Als blanco kan je in ons experiment dus een even grote kooi met evenveelspreeuwen in een andere kamer van dezelfde grootte met evenveel daglicht zetten. In deze kamer verlaag je echter de temperatuur niet en je meet elke dag het aantal spreeuwen met trekgedrag.
Belangrijk is dat in de methode nog niets vermeld wordt over waarnemingen die gedaan zijn tijdens het experiment
D: Gebruik, zeker als je proeven gaat doen met levende organismen, altijd meerdere organismen en niet één enkel organisme. Eén spreeuw in een kooi zetten, de temperatuur verlagen en kijken of hij trekgedrag gaat vertonen is niet voldoende om een conclusie te kunnen trekken. Misschien is deze spreeuw wel ziek en zal hij bij geen enkele temperatuur trekgedrag gaan vertonen omdat hij veel te zwak is.
Stap 6b: Het werkplan
Werkplan
Als je voor een onderzoek een eigen experiment moet bedenken waarmee je de hypothese gaat testen (bijvoorbeeld voor je profielwerkstuk), moet je een werkplan maken. Een werkplan bevat:
een lijst van alle materialen die je nodig hebt voor het experiment.
Je kunt je experiment niet starten als je niet alle materialen hebt. Vermeld in je werkplan de afspraken die je hebt gemaakt t.a.v. materialen (dus: wie/wat/waar/hoeveel?)
een 'recept'-beschrijving van je experiment.(puntsgewijs)
Schrijf zo precies mogelijk, stap voor stap op welke handelingen je uit gaat voeren. Iemand anders moet, met dit recept, de proef uit kunnen voeren zonder dat je iets uit moet leggen.
een uitvoerige planning voor experiment, laat in je planning zien dat je de beschikbare tijd ook echt gebruikt
Hoeveel tijd denk je nodig te hebben voor de verschillende deelexperimenten?
Een voorlopig voorstel van de data analyse: Welke data ga je verzamelen? Hoe ga je dit verwerken? Maak van tevoren een tabel waarin je je gegevens kan verzamelen.
Beschrijf het stappenplan in de verleden tijd. Wat heb je precies gedaan? Hoe duidelijker hoe beter.
Stap 7: Resultaten
Aan het eind van je experiment heb je meetresultaten. Deze resultaten moeten beschreven worden en gepresenteerd aan geïnteresseerden (in jullie geval meestal je docent...).
Er zijn grofweg drie manieren om je resultaten te presenteren in je verslag:
1. een tabel,
2. een grafische weergave (diagram)
3. een beschrijving in woorden.
Een goed verslag bevat alle drie!
Grafieken dienen te voldoen aan de standaardeisen voor grafieken zoals geleerd bij wiskunde en natuurkunde (denk aan titels bij de assen, stapgrootte, grootheden, eenheden etc.). Zie tabblad grafieken en tabellen maken.
Ten slotte beschrijf je de resultaten in woorden en voeg je indien mogelijk foto’s toe. Je vertelt wat jij in de grafieken en tabellen ziet.
Stap 8: Analyse
Analyseren is je gegevens zo bewerken en verwerken dat je er conclusies uit kunt trekken, je onderzoeksvraag ermee kunt beantwoorden. Hoe je dat moet doen hangt af van je onderzoek.
Vier veel voorkomende manieren zijn:
geef je gegevens zo beknopt en overzichtelijk mogelijk weer
voer berekeningen uit
maak een diagram van de nieuwe gegevens (uit je berekeningen)
geef een beschrijving waarin je de gegevens samenvat
Stap 9: Conclusie
De conclusie van je onderzoek:
1. Het is kort en bondig geformuleerd.
2. Een antwoord op je onderzoeksvraag, gebaseerd op je resultaten. Let er goed op dat je echt je onderzoeksvraag beantwoordt. Als je onderzoeksvraag was 'wat is de invloed van temperatuur op het trekgedrag van spreeuwen?', mag je niet als conclusie trekken 'de daglengte is de factor die de spreeuwen aanzet tot trekgedrag.' Dit wordt vaak verkeerd gedaan.
Je conclusie moet in overeenstemming zijn met je resultaten. Je mag in de conclusie geen beschrijving van je resultaten geven! Dat moet je doen in het hoofdstuk resultaten.
Je mag de resultaten wel noemen ter ondersteuning van het beantwoorden van je onderzoeksvraag.
Stap 10: Discussie
Discussie
In je discussie kijk je nog een keer kritisch naar de opzet van je experiment en je resultaten.Wat kan beter/ anders. Geef hierin ook aan of de hypothese hoeft of niet verworpen te worden / de resultaten ondersteunen de hypothese.' of 'De hypothese moet verworpen worden.'
Je formuleert hierbij ook weer een nieuwe onderzoeksvraag/ onderzoeksvragen.
Stap 11: bedenk nieuwe vragen voor een mogelijk vervolg onderzoek
De beantwoording van een onderzoeksvraag leidt meestal tot nieuwe vragen, diepergaande vragen of vragen naar toepassing.
Met het uitzoeken van zo’n vraag begint de onderzoekscyclus opnieuw.
Je kunt de nieuwe vragen zelf oppakken of over laten aan anderen die met dat onderwerp aan de slag gaan. Je kunt aanbevelingen geven hoe zo’n nieuw onderzoek aan te pakken. Daarmee geef je door wat je zelf hebt geleerd over ‘onderzoek doen’.
stap 12: Logboek en evaluatie
Het logboek:
Hierin geef je duidelijk en overzichtelijk weer wie wat en wanneer gedaan heeft.
Evaluatie:
Hierin beschrijf hoe het onderzoek is verlopen, je beschrijft wat er goed ging en wat minder goed ging.
(het ging goed = niet voldoende)
stap 13: Bijlage en referenties
In de bijlage zit je oorspronkelijke werkplan en wanneer je boeken of internet gebruikt hebt de verwijzing naar de boeken.
Een goede tabel heeft een passende titel, waardoor in één oogopslag te zien is wat voor metingen zijn weergegeven in de tabel. In een tabel zet je gegevens in kolommen, elke kolom heeft ook een titel. Let op een logische volgorde van de gegevens en kies een overzichtelijke opmaak. Tabel 1 laat een voorbeeld zien van een tabel.
De titel van de tabel wordt boven de tabel genoteerd! Zie voorbeeld
Tabel 1: aantal regenwormen bij regen en zonder regen
Tijdstip
Totaal aantal omhooggekomen regenwormen bij geen regen.
Totaal aantal omhooggekomen regenwormen bij regen.
12.00 u
0
0
12.02 u
0
2
12.04 u
1
5
12.06 u
1
5
12.08 u
2
5
Grafieken (diagrammen) tekenen
Grafieken tekenen
Om van een tabel een goede grafiek te maken moet je je aan de volgende stappen houden:
1. Teken een assenstelsel
Verticale Y-as: hierop zet je het gene wat je meet (bijv. temperatuur ºC)
Horizontale X-as: hierop zet je het gene wat je plaatst. (of wat jij zelf bepaald) (bijv. aantal spreeuwen met trekgedrag)
2. Noteer de grootheid (datgene wat je meet) en de bijbehorende eenheid (waarin je iets meet). Bijvoorbeeld: temperatuur in ºC. De tijd in dagen, uren of minuten
3. Zorg voor een gelijke verdeling.
4. Noteer je meetpunt met een punt of een kruisje.
5. Bij punten in rechte lijn: gebruik liniaal om te tekenen.
Bij punten niet een rechte lijn: trek je een vloeiende kromme (punten die hier ver buiten vallen laat je buiten je lijn).
6. Schrijf onder de grafiek een titel die aangeeft wat je in de grafiek laat zien. (nieuw)
hoe teken je een grafiek
Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid: = wat je meet.
Eenheid: = waarin je de grootheid meet.
Er kunnen meerdere eenheden bij dezelfde grootheid horen.
Voorbeeld; de grootheid lengte kan je meten in de eenheden: mm, cm, dm, m, km
Zie onderstaande tabel voor voorbeelden van grootheden met bij behorende eenheden:
Grootheid
symbool
Eenheid
lengte
l
mm, cm, m, dm km
massa
m
g, kg
kracht
F
N (Newton)
tijd
t
s, min, uur, dag, week, maand, jaar
dichtheid
rho
g/cm3, kg/m3
volume
V
cm3, dm3, m3, mL, L
Omrekenen, hoe doe je dat ook al weer?
Rekenen met procenten
Procenten uitrekenen
5% van 466 = 466 : 100 x 5
34,5% van 2.000 = 2000 : 100 x34,5
13% van 35,5 = 35,5:100 x 13
OF
100% = 1
70% van geheel = 0,7
45,6% van geheel = 0,456
0,5% van geheel = 0,005
Dus 6% van 450 = 450 x 0,06
Dus 70,2% van 500 = 500 x 0,702
Dus 50% van 2.555 = 2555 x 0,5
Rekenen met procenten
presentaties en beoordelingen
evaluatie formulier
Evaluatieformulieren en checklisten
Ingevuld door: Klas:
1
Wat zijn de sterkste punten in jullie verslag?
2
Welke punten kunnen in het verslag nog worden verbeterd?
3
Wat ging er goed in de samenwerking?
4
Wat zou een volgende keer beter kunnen in de samenwerking?
5
Wat was jouw aandeel in het onderzoek (vanaf het ontwerp van het werkplan, t/m uitvoering en uitwerken van het verslag). Was dat gelijk aan of minder dan dat van je groepsgenoten? Leg je antwoord uit.
4
Wat vond je prettig aan de samenwerking met:
5
Welke tips zou je aan je partners willen geven?
6
Wat vond je van het onderzoek?
7
Wat heb je van het onderzoek geleerd?
8
Welke tip kun je meegeven voor dit onderzoek?
Hieronder volgen een aantal stellingen kruis aan in hoeverre je het eens / oneens bent.
Zeer oneens
Oneens
Eens
Zeer Eens
1
Wij hebben goed overlegd over het onderzoeksplan.
2
Wij waren goed in staat de taken evenredig te verdelen.
3
Elk groepslid heeft evenveel bijgedragen aan het onderzoek en de verslaglegging.
4
Wij spraken elkaar aan indien er niet goed werd gewerkt.
5
Wij gingen verstandig om met de lestijd.
6
Onze groep ging serieus aan de slag met de opdracht.
7
Onze groep had meer aansturing van de docent nodig.
8
Ik heb een goede bijdrage aan het onderzoeksplan geleverd.
9
Ik heb een goede bijdrage aan de uitvoering van het onderzoek geleverd.
10
Ik heb een goede bijdrage aan het onderzoeksverslag geleverd.
Hoe wordt een werkstuk beoordeeld? (Stormink)
Voorbeeld checklist "beoordeling werkstuk"
Omcirkel telkens het getal in de kolom onder de categorie van uw oordeel.
Schrijf hieronder een aantal vragen op die je bij jouw onderwerp kunt gaan uitzoeken en beantwoorden. Denk hierbij aan: Wie, wat, waarom, waar, welke, wanneer, hoelang, hoeveel, …
Het is de bedoeling dat je deze vragen in je onderzoek gaat beantwoorden. Begin met het stellen van een hoofdvraag, en verdeel je hoofdvraag in deelvragen.
Vraag hulp aan je docent als je er niet uitkomt.
hoofdvraag:
deelvragen:
datum:
paraaf docent:
opmerkingen docent:
je bent toe aan de volgende stap:
ja
nee
stap 3
een plan van aanpak maken
Wat ga je allemaal doen om de vragen die je bij je onderwerp hebt gesteld, te beantwoorden?
Wie doet wat en wanneer moet iets klaar zijn? Gebruik de onderstaande tabel om je afspraken daarover vast te leggen:
datum:
wat moet er gebeuren?
door wie?
waar?
wanneer klaar?
hoeveel tijd nodig?
eventuele opmerkingen:
totaal benodigde tijd:
datum:
paraaf docent:
opmerkingen docent:
je bent toe aan de volgende stap:
ja
nee
stap 4
activiteiten verantwoorden
Wat is er terecht gekomen van het plan van aanpak? Noteer hieronder wat er daadwerkelijk is gedaan en wat dat heeft opgeleverd. Beantwoord ook de vragen over welke bronnen je gebruikt hebt en welke informatie daaruit bruikbaar was.
datum:
wat is er gedaan?
door wie?
waar?
wanneer was het klaar?
hoeveel tijd was daarvoor nodig?
eventuele opmerkingen:
totaal benodigde tijd:
Welke bronnen heb je gebruikt?
bron:
daarin gevonden informatie:
daarvan is bruikbaar:
Welke informatie mis je nog?
Hoe denk je daar aan te komen?
Hoe ga je de gevonden informatie verwerken?
Hoe ga je je verwerkte informatie presenteren?
datum:
paraaf docent:
opmerkingen docent:
je bent toe aan de afronding:
ja
nee
APA regels
Het belang van vermelden van bronnen
1. Zo is het helder voor de lezer waar de ideeën/ resultaten van onderzoek vandaan komen.
2. Zo wordt het mogelijk resultaten of uitspraken te controleren.
3. Moet bron vermelden, anders pleeg je plagiaat.
4. In jouw tekst zet je, daar waar je de informatie noemt of gebruikt, de bron neer.
referentie
Referentie = beschrijving van publicatie (boek, artikel, web-document etc) die zodanig is dat de betreffende informatie terug gevonden kan worden
verwijzing in de tekst
In teksten wordt verwezen door auteur en jaartal te vermelden
Wat te doen bij meerdere auteurs?
Beide auteurs noemen
Dus: Jansen en De Vries (1989)
Bij meer dan drie auteurs?
Noteer dan de eerste keer alle auteurs en daarna de eerste auteur en et al.
Dus Volgens Meeuwis, Jansen, Pietersen en De Vries (1989) …. Het onderzoek geeft weer dat feesten goed is (Meeuwis et al., 1989)
verwijzing naar tijdschrift
AuteurAchternaam, EersteInitiaal & AuteurAchternaam, EersteInitiaal. (Jaar). Titel van artikel. Titel van Journal, Volume(Issue), Paginanummer(s). doi:nummer
bijvoorbeeld:
Huntelaar, K. -J. (2014). Op de bank zitten is voor mij geen optie. Journal of Soccer, 3(2), 24-28.
Het arrangement Ducky 2024 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Ans Boots
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.