Trede 14 Herhaling

Trede 14 Herhaling

Introductie

Hi Kids!

In deze wikiwijs kan je aan de slag gaan met het voorbereiden voor de toetsweek voor Trede 14. 

Good luck!

 

Voor vragen kan je mij mailen.

s.essaidi@wdezwijger.nl 

Studiewijzer

Hierboven zie je de bestand van de studiewijzer trede 14. 
Bij tabel ´maak en leer´ zie je wat je van Kenniston moet leren, dus ook je gemaakte opdrachten. 

Reading

Mavo --> A2/B1

Havo --> B1/B2

Oefenen leesvaardigheid

Listening

Mavo --> A2/B1

Havo --> B1/B2

luisteroefeningen

Grammar

to be going to

OEFENEN MET TO BE GOING TO

To be going to

Theorie

Uitdaging

Als je over de toekomst wilt spreken heb je naast de future present simple en de future present continuous ook nog andere mogelijkheden.

In dit onderwerp houden we ons alleen bezig met will en to be going to als middel om het over de toekomst te hebben.

Methode

Je kunt op verschillende manieren aangeven dat er iets in de toekomst gaat gebeuren. We kijken nu alleen naar de volgende twee vormen:

  • will + hele werkwoord
  • to be going to + hele werkwoord

 

Je gebruikt will + hele werkwoord als:

  • iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is.
  • iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat op dat moment aangeeft.

Je gebruikt to be going to + hele werkwoord als:

  • iemand een voorspelling doet en er bewijs is.
  • iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat al vaststaat / eerder is afgesproken.

 

Via de volgende voorbeelden wordt het verschil duidelijker:

  1. Iemand is iets van plan / maakt een beslissing
    Marly: "Let's go on holiday with a nice group of friends!"
    Patrick: "What a good plan! We will invite our dear friends to come with us!"
    --> Patrick geeft het op dit moment aan --> will + hele werkwoord

    Frits: "Patrick told me you're going on holiday."
    Marly: "Yes, we are going to invite our dearest friends to come with us."
    --> Het is al eerder afgesproken --> to be going to + hele werkwoord
     
  2. Iemand een voorspelling doet
    I think that the weather will be fantastic tomorrow
    Perhaps the sun will shine tomorrow.
    --> Er is geen bewijs --> will + hele werkwoord

    He read that the weather is going to be great next week.
    Look at the dissappearing clouds. It is going to be sunny any moment now.
    --> Er is wel bewijs (hij las het / ziet het gebeuren) --> to be going to + hele werkwoord

 

Will: afgekort en ontkennend?

Je kunt will ook afgekort of ontkennend gebruiken in een zin:

  • Afgekort
    I will --> I'll
    You will --> You'll
    He will --> He'll
    We will --> We'll
    They will --> They'll
     
  • Ontkennend
    Will not / Won't
    I will not come to your place
    I won't come to your place

Vuistregels

Je gebruikt will + hele werkwoord als:

  • iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is.
  • iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat op dat moment aangeeft.

Je gebruikt to be going to + hele werkwoord als:

  • iemand een voorspelling doet en er bewijs is.
  • iemand iets van plan is / een beslssing maakt en dat al vaststaat / eerder is afgesproken.

'some' en 'any'.

OEFENEN MET SOME & ANY

Some & Any

Theorie

Uitdaging

Als je iemand vraagt om sinaasappels voor je mee te nemen van de supermarkt, kun je zeggen: "Please bring 4 oranges". Je zou ook kunnen zeggen: "Please bring some oranges".

Als je some of any gebruikt ben je minder specifiek dan als je een hoeveelheid noemt. Daarom noemen we deze woorden onbepaalde voornaamwoorden (indefinit pronouns). Some en any betekenen hetzelfde: een aantal, enkele of wat. Maar wanneer gebruik je welk onbepaald voornaamwoord?

Methode

De onbepaalde voornaamwoorden some en any gebruik je om iets aan te geven, maar minder specifiek dan het noemen van een hoeveelheid.

Zo kun je bijvoorbeeld een specifieke hoeveelheid noemen:
- They need to eat two sandwiches and three bananas.
- They need to a lot of sandwiches and bananas.
- They need to eat (a) few sandwiches and bananas.

Maar je kunt ook some of any gebruiken (minder specifiek):
- They need to eat some sandwiches and bananas.
- They don't need to eat any cucumbers.

Some en any betekenen hetzelfde: een aantal, een beetje, enkele of wat.

Maar wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?

- Bij een bevestigende / neutrale zin gebruik je some: I have some cookies = Ik heb wat / een paar koekjes.
- Bij een ontkennende / negatieve zin gebruik je any: I don't have any cookies = Ik heb geen koekjes.
- Bij een vragende zin gebruik je any: Do you have any cookies left? = Heb je wat koekjes over?

De regel is dus als volgt:
some is voor bevestigende (+) zinnen
any is voor ontkennende (-) en vragende (?) zinnen

Helaas zijn er ook uitzonderingen op deze regel die belangrijk zijn om goed te onthouden:

1) Je gebruikt some in een vragende zin waarbij je JA als antwoord verwacht:
- Do you have any friends living in foreign countries? --> geen idee wat het antwoord is...
- Can I please have some water? (asking to a waiter) --> je verwacht JA als antwoord...
- Shouldn't you be doing some excersises today, Peter? --> je verwacht JA als antwoord...

2) Je gebruikt some in een vragende zin waneer je iemand iets aanbiedt:
- Would you like to have some coffee? --> je biedt iemand koffie aan...
- Can I give you some biscuits next to your coffee? --> je biedt iemand koekjes aan...

2) Je gebruikt any in een zin die niet ontkennend of niet vragend is als iets niet uitmaakt:
- Put on any song you like. I love all kinds of music! --> Maakt niet uit welk nummer je opzet...
- Give me any food you can find, I am just really hungry. --> Maakt niet uit welk voedsel...

Vuistregels

Wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?
- some is voor bevestigende (+) zinnen
- any is voor ontkennende (-) en vragende (?) zinnen

Uitzonderingen zijn:
- Je gebruikt some in een vragende zin waarbij je JA als antwoord verwacht.
- Je gebruikt some in een vragende zin waarbij je iemand iets aanbiedt.
- Je gebruikt any in een zin die niet ontkennend of vragend is als iets niet uitmaakt.

Voorbeeldvraag

Vul het juiste onbepaald voornaamwoord in in de zin.

1. Can you give me ..... of those grapes please?
2. I couldn't find ..... books I used to read when I was a child.
3. Uncle Sam tries to find ..... nice rocks for his nephews.

 

Uitwerking

1. Can you give me some of those grapes please?
2. I couldn't find any books I used to read when I was a child.
3. Uncle Sam tries to find some nice rocks for his nephews.

used to

OEFENEN MET USED TO

Used to

USED TO (VROEGER, MAAR NU NIET MEER)

Als je wilt praten over gewoontes uit het verleden die je nu niet meer doet, gebruik je used to of, ontkennend, didn't use to (omdat de verleden tijd van het werkwoord in did zit gebruik je de tegenwoordige tijd van use).

We didn't use to wear safety belts in cars, but now we have to
The weather used to be much colder, with thick layers of snow in winter


Let op! Used to wordt nogal eens verward met used to + gerund. Maar dat betekent gewend zijn aan.

 

I am used to working hard (ik ben eraan gewend hard te werken)
I used to work hard (vroeger werkte ik hard, maar nu niet meer)


Bij een sollicitatie zul je die tweede optie niet willen gebruiken ;-)

present simple

OEFENEN MET PRESENT SIMPLE

Present Simple (& Past Simple)

Theorie

Uitdaging

De tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present simple.

In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: wanneer gebruik je de present simple, hoe maak je de present simple en hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatige werkwoorden zijn (to be) en hebben (to have)?

Methode

Wanneer gebruik je de present simple?

We gebruiken de present simple als we het hebben over:

- feiten,
- gewoonten,
- en dingen die we met regelmaat doen.

- This book has a red color. (feit)
- Bart always bites his nails. (gewoonten)
- These kids often play with each other. (regelmatigheid)

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.

 

Hoe maak je de present simple?

In het Nederlands kennen we bijvoorbeeld bij het werkwoord rennen de volgende vervoeging: Ik ren, jij rent, wij rennen. Maar hoe ziet de vervoeging van werkwoorden in de tegenwoordige tijd in het Engels eruit?

I run home.                   Ik ren naar huis.
You run home.             Jij rent naar huis.
He runs home.             Hij rent naar huis.
She runs home.            Zij rent naar huis.
It runs home.                Het rent naar huis.

We run home.               Wij rennen naar huis.
You run home.              Jullie rennen naar huis.
They run home.            Zij rennen naar huis.

Zoals je hier ziet, voegen we een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud: He swims, My sister plays hockey, My brother loves his son. Je kunt dit onthouden met de shit-regel. In het woord shit zit namelijk She, He en IT, alles binnen de 3e persoon enkelvoud:

- she --> she swims fast.
- he --> he swims fast.
- it --> it swims fast.

In alle andere gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd):

- to run --> They run across the street.
- to speak --> You speak very well.
- to see --> I see him over there.

Hieronder zie je nog een keer duidelijk het verschil:

- I love our dog.
- He loves our dog.

- I sing my favourite song every day.
- Susan sings her favourite song every day.

 

Hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatige werkwoorden zijn (to be) en hebben (to have)?

Zijn/worden = TO BE              Hebben = TO HAVE

I am               ik ben                    I have               ik heb
you are          jij bent                  you have          jij hebt
he is               hij is                      he has               hij heeft
she is             zij is                       she has             zij heeft
it is                 het is                     it has                 het heeft

we are           wij zijn                  we have            wij hebben
you are          jullie zijn              you have           jullie hebben
they are         zij zijn                   they have         zij hebben

 

Vuistregels

We gebruiken de present simple als we het hebben over:

- feiten --> This book has a red color.
- gewoonten --> Bart always bites his nails.
- regelmatigheden --> These kids often play with each other.

We voegen een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud. In alle andere gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd).

 Voorbeeldvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in in de zin.

1. Ferdinand ..... (to be) my best friend.
2. My brother and I ..... (to fight) a lot.
3. Sarah often ..... (to walk) her dog.

 

Uitwerking

1. Ferdinand is my best friend.
2. My brother and I fight a lot.
3. Sarah often walks her dog.

future tense

OEFENEN

Future tense: going to + will

WILL & TO BE GOING TO

Je gebruikt will + hele werkwoord als:
- iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is.
- iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat op dat moment aangeeft.

- Marly: "Let's go on holiday with a nice group of friends!"
- Patrick: "What a good plan! We will invite our dear friends to come with us!"
--> Patrick geeft het op dit moment aan --> will + hele werkwoord

- I think that the weather will be fantastic tomorrow
- Perhaps the sun will shine tomorrow.
--> Er is geen bewijs --> will + hele werkwoord

Je gebruikt to be going to + hele werkwoord als:
- iemand een voorspelling doet en er bewijs is.
- iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat al vaststaat / eerder is afgesproken.

- Frits: "Patrick told me you're going on holiday."
- Marly: "Yes, we are going to invite our dearest friends to come with us."
--> Het is al eerder afgesproken --> to be going to + hele werkwoord

- He read that the weather is going to be great next week.
- Look at the dissappearing clouds. It is going to be sunny any moment now.
--> Er is wel bewijs (hij las het / ziet het gebeuren) --> to be going to + hele werkwoord

Present continuous

OEFENEN MET PRESENT CONTINUOUS

Present continuous deel 1

Present continuous deel 2

Theorie

Uitdaging

De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik ben aan het sporten. We zijn aan het zingen. Ik sta te schreeuwen. Bram zit te gamen. Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.

In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: wat is de present continuous, hoe maak je de present continuous en hoe herken je de present continuous?

Methode

De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:

- Ik ben aan het sporten.
- We zijn aan het zingen.
- Ik sta te schreeuwen.
- Bram zit te gamen.

Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.

In het Engels zijn er woordjes (signaalwoorden) waarmee je herkent dat het om het NU gaat. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen. De present continuous is schuingedrukt en de signaalwoorden zijn dikgedrukt:

- I am reading the newspaper right now.
- He is laughing at me at the moment.
- Do your hear that as well? She is waking up!
- Cynthia is currently cycling to school.

Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.

                  to be           werkwoord-ing
Ik...            I am             playing
Jij...           You are        walking
Hij...          He is             studying
Zij...           She is           eating
Het...         It is               hurting
Wij...          We are        swimming
Jullie...      You are       driving
Zij...           They are      travelling

 

Wat zijn belangrijke uitzonderingen?

  • Werkwoorden die eindigen op een -e:
    - to have: He is having dinner.
    - to give: Our father is giving us many compliments.
    --> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.
  • Werkwoorden die eindigen op -c:
    - to panic: She is panicking.
    --> krijgen een k erbij voor -ing
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is:
    - to swap: They are swapping their Ipods, while they are listening each others music.
    - to cut: The barber is cutting her hair.
    - to stop: Look! The police is stopping that criminal.
    --> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.

    Let op, dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op één klinker en een -y.
    - We are playing some nice games.
    - She is enjoying the sunny day.
    - They are buying new clothes.
    --> je gebruikt gewoon het werkwoord en plakt er -ing achter.
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor:
    - to travel: Mark is travelling to Canada as we speak.
    --> je verdubbelt de l.

 

Vuistregels

Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.

Wat zijn belangrijke uitzonderingen?

  • Werkwoorden die eindigen op een -e:
    --> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.
  • Werkwoorden die eindigen op -c:
    --> krijgen een k erbij voor -ing
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is:
    --> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.

    Let op, dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op één klinker en een -y.
    --> je gebruikt gewoon het werkwoord en plakt er -ing achter.
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor:
    --> je verdubbelt de l.

 

Voorbeeldvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in in de zin.

1. Robert ....... (to jump) on the trampoline for hours!
2. I ....... (to put) those thoughts away right now.
3. We, my sister and I, ....... (to have) a great time in our grandmothers' backyard.

 

Uitwerking

1. Robert is jumping on the trampoline for hours!
2. I am putting those thoughts away right now.
3. We, my sister and I, are having a great time in our grandmothers' backyard.

Gerund (havo)

OEFENEN GERUND

Gerund

Theorie

Uitdaging

Een werkwoord (verb) kan soms worden gebruikt als zelfstandig naamwoord (noun). Wanneer een werkwoord deze rol aanneemt spreek je van een gerund (werkwoord + ing).

Het lijkt veel op de continuous tense, maar is dus een andere tijd. Soms moet of kun je in plaats van de gerund ook to + hele werkwoord gebruiken.

Wat de gerund precies is, hoe je deze maakt en wanneer je to + hele werkwoord gebruikt, leggen we je uit in dit onderwerp.

Methode

De gerund is niets anders dan een werkwoord waar je +ing achter zet.

 

CONTINUOUS TENSE

Laten we eerst even kijken naar voorbeelden van wat de gerund NIET is:

- I am watching a video.
- He is playing with his brother.
- She was doing her homework.

Hier hebben de werkwoorden allemaal de vorm van werkwoord+ing, maar dit zijn voorbeelden van de continuous, namelijk de present continuous en de past continuous. Want er staat een vorm van to be (am, is, was) vóór en het werkwoord is deel van het gezegde en niet het onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp in de zin.

 

GERUND

Laten we nu kijken naar voorbeelden van wat de gerund WEL is:

- I love playing a game tonight.
- Laughing is good for you.
- Susie likes shopping.

Hier wordt het werkwoord+ing, gebruikt als zelfstandig naamwoord. Je spreekt dan van de gerund. Dus een werkwoord als zelfstandig naamwoord is de gerund.

 

Welke functie heeft de gerund in de zin?

Je kunt de gerund gebruiken als onderwerp van de zin, als lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp.

Onderwerp: Listening to music is what I love to do.
Onderwerp: Doing my homework is what I don't like to do.
Onderwerp: Reading is one of my favorite hobbies.

Lijdend/Meewerkend voorwerp: I was thinking about meeting them.
Lijdend/Meewerkend voorwerp: Jonathan is considering telling him everything.
Lijdend/Meewerkend voorwerp: Charlotte likes playing tennis over swimming.

 

Wanneer gebruik je de gerund?

Na werkwoorden waarmee je aangeeft wat je wel of niet leuk vindt (like, dislike, love, hate, fancy, envy):

- I like running on the street!
- I love doing my homework when I am at home.

Na zintuigelijke werkwoorden (see, watch, hear, smell, feel):

- I watched him kayaking trough that river.
- Did you hear him screaming that loud before?

Na de specifieke werkwoorden avoid, consider, give up, go on, keep, manage, mind, prefer, recommend, start, stop en suggest:

- I prefer relaxing on the beach today.
- I recommend drinking a large glass of water.

Na uitdrukkingen:

- She can't stand dancing with him.
- It makes no sense waiting for that boat.

Na voorzetsels:

- He eats his breakfast before heading out to work.
- My sister loves to think about leaving her house and going on a journey.

 

TO + HELE WERKWOORD

Laten we als laatste kijken naar voorbeelden van wanneer je (in plaats van de gerund) to + hele werkwoord vorm gebruikt.

 

Welke functie heeft to + hele werkwoord in de zin?

Je kunt de to + hele werkwoord gebruiken als als lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp.

- Jochem loves to play the drums tomorrow.
- I decided to go shopping today.
- Bart hopes to see his son soon.

 

Wanneer gebruik je to + hele werkwoord?

Na werkwoorden die een wens uitdrukken (wish, hope, want, dream, desire):

- I hope to see you next Friday.
- Phillip wanted to become a professional soccer player.

Na werkwoorden die een bevel uitdrukken (demand, forbid, prohibit, allow, restrict):

- I demand to have dinner right now.
- You aren't allowed to jump over that fence kids!

Na de specifieke werkwoorden decide, expect, choose, hesitate, learn, refuse, manage:

- She didn't hesitate to dive into the water.
- We managed to get into the building through the back door.

 

TOT SLOT

De gerund suggereert dat het al gebeurd is (al gaande is):

- I remember doing groceries (is al gebeurd)

De to + hele werkwoord suggereert dat het nog niet gebeurd is (in de toekomst pas echt gaat gebeuren):

- I remember to do groceries (moet je nog gaan doen)

 

Vuistregels

  • De gerund suggereert dat het al gebeurd is (al gaande is)
  • De to + hele werkwoord suggereert dat het nog niet gebeurd is (in de toekomst pas echt gaat gebeuren)

 Voorbeeldvraag

Vul de juiste vorm in in de zin. Kies uit: gerund of to + hele werkwoord.

1. I didn't expect ..... (to swim) that far.
2. I am going to take a short nap after ..... (to prepare) the lunch.
3. Did you see John ..... (to sit) on that dirty chair?

 

Uitwerking

1. I didn't expect to swim that far.
2. I am going to take a short nap after preparing the lunch.
3. Did you see John sitting on that dirty chair?

Wordbank

Armoede

Beoordelingswoorden

Klimaat

Onderwijs

Dieren