Samenvatting nederlands periode 3 boekje 1

Samenvatting nederlands periode 3 boekje 1

Nederlands

wat ga je leren

je gaat leren wat woordsoorten zijn,verkleinwoorden,voorzetsels,De bijvoeglijke naamwoorden,De werkwoorden,het meervoud persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden

en hoe je ze gebruikt

Nederlands samenvatting

Verkleinwoorden zijn kleine vormen van zelfstandige naamwoorden. Je gebruikt altijd het lidwoord 'het' bij verkleinwoorden.

Meestal maak je zelfstandige naamwoorden kleiner door '-je' achter het woord te zetten, bijvoorbeeld 'de schop' wordt 'het schopje'.

Sommige woorden krijgen '-tje' achter het zelfstandige naamwoord als de laatste letter een -l, -n, -w, -r, -e, -a, -o, of -u is. Let op dat bij de laatste drie klinkers deze verdubbelen om de klank lang te houden.

 

Woorden die eindigen op -m krijgen meestal '-pje', zoals 'het raam' wordt 'het raampje'.

 

Er zijn ook woorden die '-etje' krijgen. Dit zijn vaak woorden met een korte klinkerklank, zoals 'de kam' wordt 'het kammetje'. Let op: om de klank kort te houden, verdubbel je de laatste medeklinker.

bij woorden die eindigen op -ng, vervang je de -g door -k en voeg je '-je' toe, bijvoorbeeld 'de ketting' wordt 'het kettinkje'.

Een voorbeeld is 'de oma' wordt 'het omaatje'.

Bijvoeglijke naamwoorden geven extra informatie over zelfstandige naamwoorden. Ze staan meestal voor het zelfstandige naamwoord en vertellen iets over het zelfstandige naamwoord, bijvoorbeeld 'de grote schoenen'.

 

Voorzetsels zijn kleine woorden die voor een lidwoord en zelfstandig naamwoord staan, zoals 'naar de kapper'. Ze kunnen ook 'waar' of 'wanneer' aangeven, zoals 'sinds zaterdag in het ziekenhuis'.

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor dieren, mensen en dingen. Je kunt er een lidwoord voor zetten, zoals 'de giraffe'. Eigen namen krijgen een hoofdletter en meestal geen lidwoord, bijvoorbeeld 'Marieke'

In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: de, het en een. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden. 'Een' is een onbepaald lidwoord. 'De' gebruik je voor vrouwelijke of mannelijke woorden, 'het' voor onzijdige woorden, en 'een' past bij elk zelfstandig naamwoord.

 

 

opdrachten

lidwoorden

werkwoorden

Voorzetsels, bij- en voegwoorden

Voorzetsels, bij- en voegwoorden

verkleinwoordjes

meervoud

lidwoorden

persoonlijk voornaamwoorden