Het voorwerk voor het debat, Argumenteren punt 1-6, plan je zelf in. Deze kennis is nodig om je debat goed voor te kunnen bereiden, dus begin op tijd. In de lessen zal ik soms extra uitleg of oefening geven, maar het grootste deel doe je zelfstandig.
Ook het lezen van een boek voor je leeslijst plan je zelf in.
De voorbereiding van het SE speechen en het SE debatteren heb ik hieronder opgenomen.
Week
Planning
9 (26/2)
In de les: inlezen in de quest en uitleg planning
Zelfstandig: planning maken en hieraan beginnen
10 (4/3)
In de les: oefenen met speechen, tijd voor feedback
Zelfstandig: speech/presentatie afmaken
11 (11/3)
SE2 Speechen (10%) Dit wordt in deze week ingeroosterd.
12 (18/3)
In de les: Debatgroepen maken en een oefenonderwerp kiezen. Uitleg parlementair debat.
13 (25/3)
In de les: Verdere uitleg parlementair debat.
In groepen: Voorbereiden op oefendebat.
14 (1/4)
In de les: Voorbeelden bekijken en beoordelen.
In groepen: Voorbereiden op oefendebat.
15 (8/4)
In de les: oefendebat met feedback.
16 (15/4)
Stelling voor het SE wordt 7 dagen van te voren bekend gemaakt.
In groepen: SE3 Debatteren voorbereiden.
17 (22/4)
SE3 Debatteren (10%)
18 (29/4)
Meivakantie
INHALEN SE2 Speech
In het kort
De vorige periode zouden jullie afronden met een speech over één van je gelezen boeken. Daarnaast stond er een mondeling gepland én er werd over een literatuurdag gesproken in de quest. Gezien de beperkte tijd die we hebben, gaan we die laatste twee dingen niet meer apart doen. We voegen ze samen met de speech.
Ik probeer in week 3 (de week van 11 maart) alle speeches in te plannen in het rooster.
Je speech, zoals je die tot nu toe hebt voorbereid, blijft staan. Na afloop van je speech schenk je aandacht aan de volgende onderdelen:
1. Overeenkomsten en verschillen tussen het boek van je speech en je andere boeken (kies er minimaal 3).
2. Een verkooppraatje (speeddate) bij een van de boeken die je nu nog niet genoemd hebt (zoals besproken in de opdracht van de literatuurdag).
Hieronder worden al deze onderdelen uitgebreid uitgelegd. Je vindt onderaan ook het beoordelingsformulier.
Boekenlijst doorgeven
Wil je in week 1 je boekenlijst aan mij doorgeven? Dit is dus de lijst met de zes door jou gelezen boeken.
Dit heb ik nodig om je straks goed te kunnen beoordelen.
De speech
Je geeft een speech bij één van je gelezen boeken. Let op de vorm 'speech'. Doe dus bijvoorbeeld alsof je tegen de hoofdpersoon praat op zijn of haar huwelijk, een verjaardag of andere belangrijke gebeurtenis. Het kan ook een speech zijn zoals die op de begrafenis gegeven wordt (na een lang en gelukkig leven, of toch niet?).
Hier vind je wat tips voor bij een feestelijke speech.
Verwerk in je speech onderstaande elementen. Dat mag je op een creatieve manier doen.
Gebeurtenissen
Maak eerst een samenvatting van het leven van de hoofdpersoon. Fantaseer nu verder: wat zou er kunnen gebeuren met de hoofdpersoon? Welke levensveranderende gebeurtenis staat hem of haar nog te wachten? Een huwelijk? Een feest omdat ze eindelijk haar studie heeft afgemaakt? Een prijs vanwege een bijzondere wetenschappelijke ontdekking of uitvinding? Een emigratie?
Bedenk hoe het leven van de hoofdpersoon zal verlopen na het boek. Dat moet je zelf verzinnen, maar het moet wel aansluiten op de gebeurtenissen in het boek. Bedenk bij welke gebeurtenis jij een speech kunt schrijven en bedenk vanuit welke rol jij de speech schrijft (coach, ouder, vriend, broer/zus, etc.).
Karakter
Beschrijf het karakter van je hoofdpersoon aan de hand van drie foto’s en drie citaten uit het boek. De foto’s kun je zelf maken, of je gebruikt bijvoorbeeld foto’s van unsplash.com. Kies foto’s die iets van het karakter van de hoofdpersoon laten zien. Zet onder elke foto een passend citaat uit het boek.
Plaats
Neem je boek nog eens goed door: welke plaatsen waren belangrijk? Wat heeft de hoofdpersoon daar gedaan? Zet foto’s van minimaal twee belangrijke plaatsen in je Keynote en vertel in de speech waarom deze plaatsen belangrijk waren.
Motieven
Welke voorwerpen waren belangrijk in het boek? Kies de twee belangrijkste en zoek daarbij een passend plaatje voor je Keynote. Zaken die steeds terugkeren noemen we motieven (bijvoorbeeld een zwaard in een ridderverhaal). Meestal kun je een motief vinden in boekbesprekingen op internet. Een motief ondersteunt altijd het thema van het boek. Kom je er niet uit of kun je het niet direct vinden? Neem deze vraag mee in je leesclub, zodat je samen (met je vakcoach) op ideeën komt.
Boodschap
Elk verhaal heeft een boodschap, een hoofdgedachte. Wat wil de verteller met dit verhaal zeggen? Laat de boodschap zien in jouw Keynote. Misschien wil je de boodschap wel aanpassen? Je kunt bijvoorbeeld aantonen dat de boodschap in dit verhaal niet goed was, omdat het alleen maar tot problemen heeft geleid.
De vijf elementen verwerk je in je speech van circa 500 woorden. Je speech presenteer je aan je vakcoach en een aantal leerlingen. Het onderdeel speech duurt 3-5 minuten.
Koppeling andere boeken
Je hebt nog 5 boeken gelezen. In dit onderdeel ga je op zoek naar overeenkomsten en verschillen tussen het boek van je speech en je andere boeken. Je mag de vorm 'speech' nu loslaten en gewoon gaan presenteren.
Kies minimaal 3 boeken die je gaat vergelijken met het boek uit je speech. Besteed 3-4 minuten aan het vegelijken van je boeken. Bij het vegelijken kan je de informatie uit je mindmaps goed gebruiken. Gebruik in je verhaal verschillende literaire begrippen zoals je die ook bij het maken van je mindmaps hebt gebruikt. Aan wat voor inhoud zou je kunnen denken?
Stel jezelf verschillende vragen: Is er een overeenkomstig thema? Of juist niet? Zijn de personages erg verschillend of juist niet? Heeft het boek je aan het denken gezet? Kies wat jij het meest interessant vindt en vertel met plezier.
Geef jouw oordeel over personages, thema, opbouw, taalgebruik/stijl en hoe dit in de verschillende boeken is neergezet. Beargumenteer altijd jouw oordeel.
De opdracht van de mindmap heb ik hieronder nog even toegevoegd ter inspiratie.
Uiteraard mag je tijdens de blox jouw ideeën aan mij voorleggen. Ik zal er dan feedback op geven.
Er blijven nu nog boeken over die je niet genoemd hebt. Kies één van deze boeken en geef een kort verkooppraatje. Dit was oorspronkelijk de opdracht van de literatuurdag, maar bij gebrek aan tijd voegen we hem toe aan je presentatie.
In het verkooppraatje vertel jij in korte tijd iets over het boek: in 2 minuten laat jij weten waarom jouw boek zo interessant/spannend/verrassend/een aanrader is!
Je bespreekt in jouw praatje minimaal 5 van onderstaande punten:
* auteur/titel
* thema
* motieven
* perspectief
* tijd
* ruimte
* stijl
* jouw verwachting (is die uitgekomen?)
* wat sprak je aan/wat juist niet?
* voor wie is het boek een aanrader? (waar moet je wel/juist niet van houden?)
Let op! Je mag geen spoilers geven! Je doel is dat de luisteraar dit boek wil gaan lezen.
Houd uiteraard rekening met de tijd. Je kunt niet uitgebreid ingaan op een ingewikkelde verhaallijn, maar je kunt wel iets zeggen over jouw persoonlijke mening over het boek. Sommige onderdelen zijn misschien niet (duidelijk) aanwezig in jouw boek of zijn te ingewikkeld om in 2 minuten te vertellen, sla die dan over.
Tot slot
Je hebt een speech gegeven, boeken vergeleken en een boek verkocht. Nu al mijn complimenten!
Na afloop van dit alles is er tijd voor het publiek en de docent om vragen te stellen. Dit kan over elk van je 6 boeken gaan. Houd daar rekening mee.
Het beoordelingsformulier vind je hieronder. Doe daar je voordeel mee.
Succes met voorbereiden! Ik ben uiteraard beschikbaar voor vragen en tussentijdse feedback.
In allerlei situaties willen mensen vertellen wat ze vinden. Ze geven hun mening en onderbouwen die met argumenten, om zo anderen te overtuigen. Als anderen het er niet mee eens zijn, kunnen ze ertegenin gaan met hun eigen argumenten. Dit kan mondeling, in een discussie of debat, maar het kan ook schriftelijk, zoals in een betoog of op een forum op internet.
Argumenteren wordt steeds belangrijker en ook op school is het een belangrijke vaardigheid. Je moet betogen kunnen schrijven en analyseren, discussies of debatten kunnen houden, en niet geheel onbelangrijk: je moet argumentatie kunnen analyseren en beoordelen.
Argumenteren is ook een groot onderdeel van je centraal examen volgend jaar.
Hoe pak je het aan?
Deze quest kun je zelfstandig doornemen. Tijdens de blox wordt theorie herhaald en uitgelegd. Daarnaast kun je teruggrijpen op je andere bronnen (Blink-boekje, Examenbundel, etc.)
Let op: sommige termen zijn veranderd sinds 2017. Als je materiaal zoekt op internet, let dan dus goed op uit welk jaar dit komt. Dit filmpje laat goed de belangrijkste zaken zien: Argumenteren - de vernieuwde versie. Bij ieder onderdeel waar het van toepassing is, zal dit filmpje ook staan, met een vermelding naar het moment (tijd) waarop het betreffende onderdeel wordt besproken.
In jaar 4 heb je de basisbegrippen van argumenteren al geleerd. Je hebt er ook al mee geoefend bij het voeren van een debat. Hoe zat dat nou ook alweer?
Als je een standpunt over iets inneemt, dan geef je je mening over die zaak.
Voorbeelden van standpunten:
Ik denk dat we beter niet naar het gala kunnen gaan.
Zonder begeleiding in zee gaan duiken is volgens mij erg onverstandig.
Ik vind dat de meeste mensen geen verstand van muziek hebben.
Je kunt een standpunt meestal aan de volgende signaalwoorden herkennen: ik vind, volgens mij, ikdenk dat, mijn conclusie is dat, dus, daarom, kortom.
Positief, negatief en twijfel
Er zijn drie soorten standpunten:
een positief standpunt: Ik vind dat we als voorbereiding op het examen meer oude examensmoeten maken.
een negatief standpunt: Volgens mij moeten we als voorbereiding op het niet meer oude examensexamen maken.
een standpunt van twijfel: Ik ben er nog niet uit of het goed is dat we als voorbereiding op hetexamen meer oude examens moeten maken.
Met argumenten kun je je eigen standpunt verdedigen of het standpunt van een ander aanvallen. Met een weerlegging ontkracht je een (tegen)argument. Een argument kan vóór of áchter het standpunt staan. Voorbeelden:
De meeste politici zijn niet te vertrouwen (argument), dus ik ga in de toekomst niet meer stemmen (standpunt).
Ik vind dat prostitutie niet gelegaliseerd moet worden (standpunt), want veel vrouwen worden ertoe gedwongen (argument).
Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk, aangezien en immers.
Samengevat
Opdracht 1
Oefening: Standpunten
0%
Lees de vier teksten en klik telkens aan wat het standpunt is.
Bij deze oefening krijg je 8 redeneringen te zien. Eerst krijg je de vraag om het standpunt en wat het argument aan te geven. Daarna krijg je de vraag of je te maken hebt met een positief standpunt, een negatief standpunt of een standpunt van twijfel te maken hebt.
Als je je mening geeft, onderbouw je die met argumenten. Die argumenten kunnen controleerbaar zijn, dan spreek je over feitelijke argumenten. Denk hierbij aan feiten, onderzoeksresultaten of uitspraken van autoriteiten. Over feitelijke argumenten kun je niet van mening verschillen, omdat de juistheid ervan te controleren is.
Voorbeeld:
S: Er moeten minder insecticiden worden gebruikt,
A: want er zijn veel dode buizerds gevonden. (feitelijk argument)
Zijn de argumenten niet te controleren, maar geven ze aan of iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is, dan heb je te maken met waarderende argumenten. Over waarderende argumenten kun je van mening verschillen. Een waarderend argument moet vaak ondersteund worden door bijvoorbeeld feiten.
Voorbeeld:
S: Ik wil elk jaar wel naar Frankrijk op vakantie,
A: omdatje er zo lekker kunt eten. (waarderend argument)
Vanaf 0.22 gaat het over feitelijke en waarderende argumenten.
Als iemand iets zegt, en je bent het er niet mee eens, dan kun je argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of weerlegging van de argumenten geven.
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt; met een weerlegging ontkracht je een argument.
Voorbeeld
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan vaderlandse geschiedenis (= standpunt), want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden (= argument).
Meer aandacht voor vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor wereldgeschiedenis. (= tegenargument, want het ontkracht het standpunt)
Er is anders weinig in ons verleden waar we trots op kunnen zijn. (= weerlegging, want het ontkracht het argument)
Vanaf 0.58 gaat het over tegenargument en weerlegging.
Opdracht
Oefening: Tegenargument of weerlegging?
0%
Bij deze oefening krijg je 5 redeneringen (a) met een reactie (b) te zien. Geef bij iedere redenering aan of er sprake is van een tegenargument of van een weerlegging.
Argumenten kunnen op verschillende manieren het standpunt ondersteunen. Er zijn vier basisstructuren van argumentatie:
enkelvoudige argumentatie
onderschikkende argumentatie
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
Hieronder komen ze alle vier aan bod. Daarnaast is er nog de 'mix', die ook wel meervoudige argumentatie wordt genoemd. Die hoef je niet te kennen voor je examen, maar het is goed te weten dat deze mengvorm er ook nog is. Daarom wordt deze structuur ook even getoond.
Verder vind je helemaal onderaan deze pagina nog twee filmpjes met uitleg over de argumentatiestructuren.
Enkelvoudige argumentatie
Bij enkelvoudige argumentatie is er één argument (A) dat het standpunt (S) ondersteunt. Voorbeeld:
Onderschikkende argumentatie
Bij onderschikkende argumentatie wordt een argument ondersteund door een ander argument. Het eerste argument heet het hoofdargument (HA); het argument dat daaronder zit, heet een subargument (SA). Voorbeeld:
Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Twee of meer argumenten staan naast (neven) elkaar en ondersteunen onafhankelijk van elkaar het standpunt. Argumenten zijn onafhankelijk als ze ieder op zich, zelfstandig het standpunt ondersteunen. Dit houdt in dat je ze ook los van elkaar kunt gebruiken. Voorbeeld:
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
Twee of meer argumenten staan naast (neven) elkaar en ondersteunen afhankelijk van elkaar het standpunt. Argumenten zijn afhankelijk als ze alleen in combinatie met elkaar werken. Ze zijn dan samen nodig om het standpunt te ondersteunen; los van elkaar ondersteunen ze het standpunt niet. Dit houdt in dat je ze niet los van elkaar kunt gebruiken. Voorbeeld:
Meervoudig onderschikkende argumentatie
Meervoudige argumentatie is een mengvorm van bovengenoemde argumentatiestructuren. Hieronder zie je een voorbeeld. Deze structuur hoef je dus niet te kennen, maar het is handig dat je van het bestaan weet.
Vanaf 2.24 gaat het over argumentatiestructuren
Hoe vul je een blokjesschema in?
Hieronder zie je een filmpje waarin Arnoud Kuijpers aan de hand van twee vragen uit een examen uitlegt hoe je argumentatiestructuren (blokjesschema's) moet invullen. Wil je het ook graag op papier? De twee vragen waar hij het over heeft, staan (inclusief de desbetreffende tekstgedeelten en de antwoorden) in het Word-bestand onder het filmpje.
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een argumentatie genoemd (in informatie van voor 2017 wordt dit een redenering genoemd). De aard van het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we argumentatieschema.
Er zijn verschillende argumentatieschema’s. De argumentatie kan gebaseerd zijn op:
oorzaak en gevolg
kenmerk of eigenschap
voor- en nadelen
voorbeelden
vergelijking
autoriteit
Eerst wordt alle theorie uitgelegd. Helemaal onderaan de pagina vind je nog twee filmpjes met uitleg.
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
Bij dit type argumentatie wordt ervan uitgegaan dat een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of andere gebeurtenis. Voorbeelden:
Zijn vader is onlangs overleden (oorzaak en argument). Daardoor is voor hem op dit moment zijn examen van minder belang (gevolg en standpunt).
Het zou mij niet verbazen als we straks allemaal buikpijn hebben (gevolg en standpunt). Het vlees was namelijk nog helemaal rood van binnen, zo slecht doorbakken was het (oorzaak en argument).
Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
Aan dit type argumentatie ligt de volgende gedachte ten grondslag: als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. De gedachte die aan deze argumentatie ten grondslag ligt, wordt meestal niet expliciet vermeld. Voorbeelden:
Jeroen is eigenlijk nog een groot kind (standpunt), want het liefst speelt hij nog met zijn piratenlego (argument).
Russische leiders zijn niet gewend om kritiek te krijgen en kunnen daar niet goed mee omgaan (argument). Niet verwonderlijk dus dat Poetin zo heftig op die bloggers reageert (standpunt).
Argumentatie op basis van voor- en nadelen
Bij dit type argumentatie wordt er een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken met de nadelen en op basis van de uitkomst daarvan wordt er een oordeel uitgesproken. Voorbeelden:
Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar heel zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt (argumenten). Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo (standpunt).
Zonder parlement kan een regering veel sneller beslissingen nemen en zijn we bovendien verlost van een geldverslindende instelling. Aan de andere kant: enkelen krijgen het dan alleen voor het zeggen en willen misschien zelfs andersdenkenden het zwijgen opleggen. Dat laatste weegt toch het zwaarst (argumenten). Laten we dus het parlement maar niet afschaffen (standpunt).
Het kan zijn dat iemand alleen voordelen óf alleen nadelen als argumenten noemt. Er is dan sprake van argumentatie op basis van voordelen dan wel van argumentatie op basis van nadelen. Voorbeelden:
Je moet zonnecellen op het dak plaatsen (standpunt): dat is goed voor het milieu en goed voor je portemonnee (argumenten).
Je moet niet te vaak fast food eten (standpunt). Je krijgt dan veel te weinig verschillende voedingsstoffen binnen en het is ook nog eens slecht voor je gewicht (argumenten).
Argumentatie op basis van algemene uitspraak en voorbeelden
In het geval dat een standpunt wordt ondersteund door argumenten die voorbeelden zijn, spreken we van een argumentatie op basis van voorbeelden. Voorbeelden:
Je kunt absoluut niet op hem rekenen (standpunt). Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten. (argumenten).
Spanje kampt met grote jeugdwerkloosheid, Italië heeft een enorme staatsschuld en Griekenland blijft alleen financieel overeind dankzij Europese steun (argument). Het is duidelijk dat die Zuid-Europese landen economisch in de problemen zitten (standpunt).
Argumentatie op basis van vergelijking
Van dit type argumentatie is sprake als er een vergelijking wordt gemaakt tussen twee gevallen en er een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het in het ene geval zo is, zal het bij het andere ook
wel zo zijn. Voorbeelden:
Als Geert meegaat, dan krijgen we vast ruzie (standpunt). De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand (argument).
De Eerste Kamer heeft het verbod op de rituele slacht tegengehouden (argument). Het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren over de vleestaks zal het dus ook niet halen (standpunt).
Argumentatie op basis van autoriteit
Als een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of een uitspraak uit een gezaghebbende bron, heet dat argumentatie op basis van autoriteit. Voorbeelden:
Je moet voortaan twee keer in de week vis eten (standpunt). Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen (argument).
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een negatief reisadvies voor de Krim gegeven (argument). Ik zou als ik jou was niet op vakantie gaan naar de Krim (standpunt).
Let op: in de video gaat het over redeneringen. Dat zijn de argumentatieschema's.
Vanaf 1.41 gaat het over argumentatieschema's (voorheen redeneringen genoemd)
Opdracht 1
Lees de onderstaande tekst en beantwoord de vragen.
Opdracht 2
Lees de onderstaande tekst en beantwoord de vragen.
Opdracht 3
Lees de onderstaande tekst en beantwoord de vragen.
Opdracht 4
Lees de onderstaande tekst en beantwoord de vragen.
4. Drogredenen
Drogredenen
Drogredenen
Denk jij ook wel eens: klinkt logisch, maar er klopt toch iets niet? Dan heb je misschien een drogreden te pakken. In jaar 4 heb je al geleerd wat drogredenen zijn: onjuiste standpunten of argumenten. Een drogredenering is een fout in de logica, maar kan soms op het eerste gezicht heel logisch lijken. Je trapt er dus snel in! Het is daarom belangrijk om zo veel mogelijk drogredenen te kennen. Zo maak je zelf geen fouten in je redenering, maar kun je ook fouten in een tekst of andere argumentatie aanwijzen.
Drogredenen kunnen in een standpunt of in een argument zitten, daarom is het belangrijk om goed te herkennen wat een standpunt of argument is.
Een overzicht van de belangrijkste drogredenen vind je hier: Drogredenen
Bij het beoordelen van een betoog of een betogend tekstgedeelte moet je kijken naar de aanvaardbaarheid van de argumentatie. Argumenten zijn meestal bedoeld om te overtuigen, soms worden ze ter overweging aangeboden.
Tekstsoorten en argumentatie
Argumenten komen voor in betogende teksten (of tekstgedeelten), maar ook in beschouwende teksten (of tekstgedeelten).
In een betogende tekst wordt een standpunt ingenomen dat in die tekst beargumenteerd wordt. Het betoog heeft als doel de lezer van het standpunt te overtuigen.
In een beschouwing worden interpretaties, verklaringen en opinies ter overweging aangeboden. De beschouwing heeft als doel de lezer over een kwestie te laten nadenken. Een beschouwing kan ook de argumenten voor en tegen een of meer standpunten behandelen, maar is er niet op gericht de lezer van een van die standpunten te overtuigen.
In een uiteenzettende tekst wordt iets uitgelegd, beschreven, verklaard of meegedeeld. De lezer moet geïnformeerd worden over een stand van zaken of een gang van zaken. In een uiteenzetting zullen nauwelijks argumentaties voorkomen.
Een betoog beoordelen
Voordat een betoog op aanvaardbaarheid beoordeeld kan worden, moet de argumentatie in kaart worden gebracht:
Welke argumenten worden er gebruikt?
Zijn het feitelijke of waarderende argumenten?
Hoe worden de argumenten ondersteund?
Zijn de argumenten geen drogredenen?
Worden er tegenargumenten genoemd?
Zo ja, worden die tegenargumenten dan (afdoende) weerlegd?
Argumentatie is aanvaardbaar als de argumenten
op zichzelf aanvaardbaar zijn, en
relevant zijn, en
onderling consistent zijn, en
samen toereikend zijn voor het ingenomen standpunt.
De argumenten zijn op zichzelf aanvaardbaar
Als het argument een waarderende uitspraak is, is het een aanvaardbaar argument wanneer het in overeenstemming is met de kennis en de opvattingen van de lezer.
Als het argument een feitelijke uitspraak is, is het argument aanvaardbaar voor de lezer als het
in overeenstemming is met zijn kennis van de wereld, of
direct controleerbaar is en daarbij waar blijkt te zijn, of
afkomstig is uit een betrouwbare bron.
Een bron is betrouwbaar als deze
deskundig is, en
geen belang heeft bij de kwestie, en
zichzelf niet tegenspreekt.
De argumenten zijn relevant
Als een standpunt aannemelijker wordt door een argument, dan is dat argument relevant. Als er een drogreden wordt gebruikt, is dat geen relevant argument.
De argumenten zijn onderling consistent
Argumentatie is consistent wanneer de geleverde argumenten elkaar niet tegenspreken.
De argumenten zijn samen toereikend voor het ingenomen standpunt
Argumentatie is toereikend (voldoende) wanneer de argumenten samen het standpunt aanvaardbaar maken.
Vanaf 4.53 gaat het over de aanvaardbaarheid van argumentatie
6. Soorten argumenten
Soorten argumenten
In een argumentatie kun je verschillende soorten argumenten gebruiken. Hieronder staan de belangrijkste soorten.
Feit
Feiten zijn controleerbaar en dus waar of onwaar. Voorbeeld:
De iPhone 6 kan je het beste bij Tele2 kopen daar is hij volgens IphoneDeals het goedkoopst.
Voorbeeld
Het standpunt wordt onderbouwd met een voorbeeld.
Fietsen is gevaarlijk. Kijk naar de buurjongen die onder een auto is gekomen.
Vergelijking
Het standpunt wordt onderbouwt met een vergelijking.
Het is belachelijk dat de belasting op plantaardige melk wordt verhoogd. De belasting op groenten is toch ook niet omhoog gegaan?
Ervaring (empirisch argument)
Je geeft een argument dat gebasseerd is op een ervaring.
Je kunt kleding maar beter niet via het internet bestellen. Ik kreeg laats een kapotte trui binnen.
Gezag of autoriteit
Om zijn mening te ondersteunen haalt men een autoriteit / gezaghebbend persoon op een bepaald gebied aan. Voorbeeld:
De nieuwe roman van Tommy Wieringa is een grootse roman die knettert van ambitie volgens de recensent van de Volkskrant.
Gevolg
Er wordt als argument een ongewenst gevolg genoemd.
Je moet je huid niet laten verbranden. Dit kan leiden tot huidkanker.
Nut of gewenst gevolg
Bij een bepaalde uitspraak komt men met argument waarmee op het (on)nut wordt gewezen. Voorbeeld:
Was regelmatig uw handen want het voorkomt infecties.
Gevoel, intuïtie of emotie (emotioneel argument)
Je ondersteund een stelling met je gevoel, intuïtie of emotie.
Ik vind dat geen leuk boek. Ik kon me helemaal niet inleven in de hoofdpersoon.
Normen en waarden
Men beroept zich algemeen aanvaarde normen en waarden. Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstaf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient.
Geloof of overtuiging
Iemand beroept zich op zijn levensbeschouwelijk overtuiging. Voorbeeld:
Laat dat maar staan want dat soort vlees mag ik van mijn geloof niet eten.
Veronderstelling(en)
Je onderbouwt een stelling met vermoedens.
Lieke zit volgens mij volgend jaar helemaal niet in Amerika. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat ze dit jaar genoeg kan sparen hiervoor, ze werkt zo weinig.
Vermoedens
Een vermoeden ondersteunt een standpunt. Dit is subjectiever dan een veronderstelling.
Ajax wordt volgens mij dit jaar geen kampioen. Ik kan me niet voorstellen dat dat met dit elftal mogelijk is.
Volgend jaar bij je examen moet je het onderdeel Leesvaardigheid beheersen. Daarvoor moet je goed kunnen argumenteren en bijvoorbeeld drogredenen kunnen herkennen en benoemen.
Mocht je sommige deelonderwerpen bij leesvaardigheid nog lastig vinden, doe dan je voordeel met de uitleg die je in onderstaande filmpjes vindt.
Tijdens de toetsweek voer je een debat over een voorbereid standpunt. Dit is een SE.
We debatteren dit jaar 5 tegen 5 i.v.m. de kleine groep.
De debatvorm is het Parlementair debat. Hoe dit werkt, wordt in de blox uitgelegd.
Het debat duurt 36 minuten.
Er is sprake van een openeningsspeech, een reactiefase en een eindspeech.
Zorg ervoor dat je de opbouw van het debat goed kent en dat de rollen duidelijk zijn verdeeld.
Ken je argumenten en bereidt ook de tegenargumenten en weerleggingen goed voor. Bedenk dus ook wat de tegenpartij gaat zeggen en hoe je hierop gaat reageren.
Een week voor het debat krijgen jullie de stelling te horen. Je hoort dan ook welke groep welk standpunt heeft.
Hieronder vind je de beoordelingsrubric. Jullie worden individueel beoordeeld, dus afhankelijk van je rol zijn sommige onderdelen meer of minder relevant.
Een debat is een discussie met spelregels die van tevoren worden afgesproken.
Om ervoor te zorgen dat de debaters zich tijdens het debat aan de regels houden is er een voorzitter.
De voorzitter leidt het debat en hij/zij zorgt ervoor dat iedereen aan het woord komt en dat iedereen uit kan spreken.
Naast de voorzitter is er een jury.
De jury beoordeelt de debaters en bepaalt uiteindelijk wie het debat heeft gewonnen.
Om een jury te helpen bij het beoordelen, kan de jury gebruik maken van een beoordelingsformulier.
Download het voorbeeld Juryformulier van 'Op weg naar het lagerhuis'.
Bespreek samen met een andere leerling de inhoud van het formulier. Zorg ervoor dat je weet waarop wordt gelet.
Stijlfiguren en beeldspraak bij je debat
Stijlfiguren en beeldspraak
Beeldspraak
Retorica, of retorische middelen, worden al sinds de Oudheid gebruikt om een overtuigend verhaal te houden. Je verhaal komt beter over en blijft beter hangen. Dat maakt dat de toehoorder eerder in jouw redenering meegaat. Precies wat jij wilt bereiken bij een debat!
Ethos, logos en pathos
Aristoteles is een van de bekende figuren uit oude tijden, die retorica toepaste. Volgens hem moet je verhaal drie dingen bevatten: ethos, logos en pathos. Ethos betekent dat je verhaal geloofwaardig moet zijn. Logos zorgt ervoor dat de inhoud van je verhaal klopt. En pathos raakt je toehoorders, bijvoorbeeld door een emotioneel voorbeeld te noemen.
Deze drie middelen maken een betoog overtuigend.
In het handboek van Blink vind je meer informatie over retorische middelen en beeldspraak, blz. 41-43. Bestudeer dit en pas voorbeelden toe in je eigen debatvoorbereiding.
Jurywijzer debat
Deze jurywijzer wordt ook gebruikt bij het debat dat je voert. Zorg er dus voor dat je goed weet waar je op moet letten. Heb je er vragen over? Laat het dan zeker weten!
Het arrangement Nederlands 5-vwo Argumenteren periode 4 SE3 2324 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Standpunten
Standpunten en argumenten
Feitelijke of waarderende argumenten?
Tegenargument of weerlegging?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.