Inleidende opdracht evolutie
Bekijk de volgende video en beantwoord daarna de bijbehorende vragen: https://youtu.be/NPZ2y5tI68Q
- Beschrijf in je eigen woorden wat er met ‘survival of the fittest’ werd bedoeld.
In het filmpje werden geloof en evolutie tegenover elkaar gezet. In het echte leven hoeft dat echter niet altijd. Er zijn zat mensen die in 1 van beide geloven, maar er zijn ook vele mensen die tegelijk in beide geloven.
b. Zoek een voorbeeld op van mensen die in God en evolutie geloven: hoe noemen die mensen zichzelf en hoe kan het dat ze in God en evolutie tegelijk geloven?
Er zijn meer bewijzen voor evolutie naast Darwins bevindingen.
c. Zoek minstens 2 van deze bewijzen op.
Opdracht 1: Selectie
- Natuurlijke selectie is net al voorbij gekomen in de inleidende opdracht. Maar wat betekent kunstmatige selectie eigenlijk? Schrijf dit kort op in je eigen woorden.
- Bedenk een denkbeeldig dier en teken deze.
- Teken nu 2 stripjes over/maak 2 animaties over dit dier. In de ene laat je zien hoe jouw bedachte dier ontstaan zou kunnen zijn volgens natuurlijke selectie. In de andere doe je hetzelfde, maar dan voor kunstmatige selectie.
- (Alleen voor HAVO/VWO/Enthousiastelingen) Noteer in je eigen woorden wat seksuele selectie is.
- (Alleen voor HAVO/VWO/Enthousiastelingen) Teken een strip/maak een animatie over hoe jouw dier uit 1b zou kunnen zijn ontstaan volgens seksuele selectie.
Opdracht 2: Mens & evolutie
Ook mensen zijn niet immuun voor evolutie.
- Zoek een voorbeeld op van een groep mensen die zich aangepast hebben aan hun omgeving (bv. goed kunnen duiken, tegen hoogtes kunnen, etc.).
Er worden ook prijzen uitgereikt voor het ‘bijdragen aan de menselijke evolutie’. Deze worden de Darwin awards genoemd.
b. Wat moet iemand doen om een Darwin award te krijgen?
c. Zoek wat voorbeelden op van iemand die een Darwin award heeft gewonnen. Kies er 1 uit en beschrijf wat die persoon beter wel/niet had kunnen doen om die award NIET te hebben gekregen.
Opdracht 3: monohybride kruisingen
ALS JE NOG GEEN EERDERE QUEST OVER ERFELIJKHEID HEBT GEDAAN, VRAAG DAN NU EERST OM UITLEG BIJ DE COACH VAN DEZE QUEST. DIT KAN IN ALLE BLOX VAN DEZE COACH GEDAAN WORDEN. NA DE UITLEG MAG JE VERDER WERKEN.
Tijdens een kruising geven de ouders slechts de helft van hun chromosomen door in hun eicel/zaadcel. Dus 1 van ieder chromosoompaar en dus 1 allel per eigenschap.
- Hoeveel allelen heb je in totaal voor een erfelijke eigenschap?
- Zijn deze allelen altijd even sterk? Kies de juiste hoofdletter.
A Ja, ze zijn altijd even sterk. De eigenschap bij de nakomelingen is dus altijd het gemiddelde van dat van de ouders.
B Nee, die van de vader is altijd sterker bij jongens en die van de moeder bij meisjes. Dus zonen lijken op hun vader en dochters op hun moeder.
C Nee, sommige allelen zijn sterker, deze noem je dominant (weergegeven met hoofdletters). De zwakkere noem je recessief (weergegeven met kleine letters) en zie je dus alleen als iemand geen dominant allel heeft voor die eigenschap.
D Nee, anders, namelijk…………………………………………………………………
c. Hoe noem je het als iemand 2 dezelfde allelen heeft? En hoe als iemand 2 verschillende heeft?
Stel dat iemand met 2 allelen voor de dominante eigenschap (AA) zwarte vlekken heeft en iemand zonder dit dominante allel geen vlekken heeft…
d. …wat is dan het genotype van iemand die geen vlekken heeft? Kies uit: AA, Aa en aa.
e. En wat is het genotype van iemand die heterozygoot is voor deze eigenschap? Kies uit: AA, Aa en aa.
f. En wat is het fenotype van iemand die heterozygoot is voor deze eigenschap? Kies uit: wel vlekken en geen vlekken.
Om een kruising te voeren, moet je eerst noteren wat de genotypes van de ouders zijn. Dit doe je op de volgende manier-> P: genotype ouder 1 x genotype ouder 2.
g. Hoe ziet de kruising er dus uit als de moeder homozygoot is voor het hebben van vlekken en de vader homozygoot is voor het niet hebben van vlekken?
h. Vervolgens noteer je de mogelijke eicellen en zaadcellen (iedere ouder geeft slechts 1 van zijn/haar allelen door). Doe dit nu voor deze kruising.
- Mogelijk allelen in de eicel:………….
- Mogelijk allelen in de zaadcel:………….
- Vervolgens vul je dit in in een tabel:
|
[Mogelijke eicel 1]
|
[Mogelijke eicel 2]
|
[Mogelijke zaadcel 1]
|
[Combinatie van zaadcel 1 + eicel 1]
|
[Combinatie van zaadcel 1 + eicel 2]
|
[Mogelijke zaadcel 2]
|
[Combinatie van zaadcel 2 + eicel 1]
|
[Combinatie van zaadcel 2 + eicel 2]
|
j. Er zijn dus 4 mogelijke nakomelingen. Hoeveel % van de nakomelingen zal vlekken hebben (tel hiervoor hoeveel nakomelingen vlekken hebben en deel dit door het totale aantal nakomelingen x 100%)?
k. Stel dat beide ouders heterozygoot zijn. Wat is dan de kans dat ze een nakomeling krijgen die geen vlekken heeft? Onderbouw je antwoord met een kruisingsschema.
Opdracht 4: Gekoppelde dihybride kruisingen
- In deze soort liggen de genen voor de eigenschap vlekken hebben (A of a) en vachtlengte op hetzelfde chromosoom (B of b). Een mannetje heeft op het ene chromosoom 4 de allelen A en B, en op het andere chromosoom 4 de allelen a en b. Zullen de allelen A en B dan vaak in dezelfde zaadcel belanden? Kies de juiste letter.
A Ja, want ze zitten op hetzelfde chromosoom, dus eindigen ze samen in dezelfde zaadcel.
B Ja, want dominante allelen eindigen altijd samen in een zaadcel.
C Nee, want de kans is altijd 50%, ongeacht of het op hetzelfde chromosoom ligt of niet.
D Nee, want………………………………………………………………………………………..
De moeder heeft geen vlekken en een lange vacht. Zij heeft op haar ene chromosoom aB en op de ander ab. De vader heeft Ab en Ab.
De kruising werkt eigenlijk hetzelfde als met een monohybride kruising. Alleen nu schrijf je bijvoorbeeld het genotype van de moeder op als aaBb, aangezien je nu naar beide eigenschappen kijkt. Haar mogelijke eicellen zijn nu dus aB en ab.
b. Voer deze kruising uit en bereken de kans dat een nakomeling vlekken en een korte vacht heeft.
c. Wat is de kans op een nakomeling met een korte vacht zonder vlekken als de moeder heterozygoot is voor beide eigenschappen (AB en ab) en de vader geen vlekken en een korte vacht heeft? Onderbouw je antwoord met een kruisingsschema.
Opdracht 5 (Alleen HAVO/VWO/Enthousiastelingen): Ongekoppelde dihybride kruisingen
Nu liggen de genen voor de eigenschappen op 2 verschillende chromosomen: ze zijn ongekoppeld.
- Eindigen de allelen nu ook veelal samen in een geslachtscel? Leg je antwoord uit.
Ongekoppelde dihybride kruisingen kun je op 2 manieren uitwerken.
b. De eerste manier is door ipv een kruisingsschema met 4 opties, er een te maken met 16 opties. Neem het schema hieronder over en vul het in voor de volgende kruising – P:AaBb x AaBb.
Mogelijke eicellen:……………….., …………………., ………………. en ……………………
Mogelijke zaadcellen: ……………….., …………………., ………………. en ……………………
|
[Mogelijke eicel 1]
|
[Mogelijke eicel 2]
|
[Mogelijke eicel 3]
|
[Mogelijke eicel 4]
|
[Mogelijke zaadcel 1]
|
|
|
|
|
[Mogelijke zaadcel 2]
|
|
|
|
|
[Mogelijke zaadcel 3]
|
|
|
|
|
[Mogelijke zaadcel 4]
|
|
|
|
|
Bij deze soort wordt de vachtkleur weergegeven met de letter A of a en de lengte van de staart met B of b. De eigenschappen bruine vacht en lange staart zijn dominant over het hebben van een blonde vacht en een korte staart.
c. Wat is de kans dat de nakomelingen uit deze kruising een bruine vacht hebben en een korte staart?
De andere manier is iets sneller. Je kruist hiervoor namelijk de eigenschappen apart (dus als een monohybride kruising) en vermenigvuldigt daarna de kansen. Stel dat de kruising nu P: AAbb x AaBb is…
d. …wat is de kans dat de nakomeling een blonde vacht heeft? Onderbouw je antwoord met een kruisingsschema.
e. …en wat is de kans dat de nakomeling een lang staart heeft? Onderbouw je antwoord met een kruisingsschema.
f. Vermenigvuldig nu de kansen op het krijgen van een blonde vacht en een lange staart met elkaar. Wat is dus de kans op het krijgen van een blonde vacht én een lange staart?