Deze periode is het de bedoeling dat je je leren zichtbaar maakt. Daarbij ben je afhankelijk van je vakcoach én medeleerlingen, dus afwijken en/of achterlopen is heel onhandig. Je gaat een column schrijven en daarbij is het schrijfproces héél belangrijk. Voor elke ingeleverde opdracht krijg je daarom punten die meetellen tijdens de toets. Schrijf de inlevermomenten in je agenda. In principe lever je elke week iets in. Dit doe je uiterlijk op vrijdag en inleveren doe je in Egodact.
Let op: als je de opdrachten niet op tijd inlevert, dan krijg je géén punten en géén feedback.
In de blox: een column schrijven. Wat is dat en hoe werkt het? Je kan hier meer over lezen in de quest.
-Maak de Egodacttegel: ‘Nederlands periode 2'
-Laat je boek goedkeuren door VLI
-Maak een minidossier in Pages en zet hier de antwoorden van de opdrachten uit Blink in + de voorbereidende opdrachten voor je column.
- Maak flashcards/ een samenvatting en een begrippenlijst bij de theorie.
45
Lees in je boek
Maak: Blink 1050: les 2 (6 t/m 9)
Bestudeer theorie: publiek, vorm en inhoud, taalgebruik en publiek én alle vier de theorieblokken van taalgebruik.
Lees 3 artikelen over een taalkundig onderwerp voor jouw mini-onderzoek/column (zie toetsweek). In de quest kan je hier van alles over lezen.
In de blox: gaan we het hebben over artikelen en jouw taalkundige onderwerp.
-Werk aan je minidossier.
-Zet je oefencolumn apart in Egodact (opdracht 9). uiterlijk vrijdag
-Noteer in Egodact welke 3 artikelen je gelezen hebt. Over twee weken moet je hier twee van kiezen voor je column. uiterlijk vrijdag
-Maak flashcards/ een samenvatting en een begrippenlijst bij de theorie.
46
Lees in je boek
Maak: Blink 2050: les 2 (10 en 11)
Bestudeer theorie: basisprincipes spelling, werkwoordspelling, spelling overig, interpunctie en formuleren. Dit kun je oefenen op Onlineslagen.nl.
In de Blox geef en krijg je feedback van een medeleerling op de oefencolumn. Schrijf je dus samen met een klasgenoot in!
-Zet je feedbackformulier in Egodact. uiterlijk vrijdag
-Maak flashcards/ een samenvatting en een begrippenlijst bij de theorie.
47
Lees in je boek
Kies twee artikelen die je gaat gebruiken voor je column (toetsweek). Let op: Verzamel twee bronnen waarin uiteenlopende standpunten, feiten en onderzoeken staan. Houd hierbij rekening met de betrouwbaarheid van de bronnen en het niveau van Onze Taal, Nemo kennislink, NRC/De Volkskrant, De Correspondent, of taalcanon.nl.
Bedenk een hoofdgedachte voor jouw column.
Test jezelf: schrijven in de blox (spelling, werkwoordspelling, interpunctie, formuleren). Dit kun je oefenen op onlineslagen.nl.
In de blox: hoe formuleer je een hoofdgedachte?
-Samenvatting van de artikelen in Egodact zetten. uiterlijk vrijdag
-Laat je hoofdgedachte checken door VLI en zet deze in Egodact. uiterlijk vrijdag
48
Lees in je boek
Maak een schrijfplan voor jouw column.
Schrijf de inleiding en conclusie van jouw column.
In de blox: hoe bouw je een column op? Zie ook de Quest voor voorbeelden.
-Zet je schrijfplan in Egodact. uiterlijk vrijdag
-Zet je inleiding en conclusie in Egodact incl. feedback van een medeleerling. --> print dit uit en geef aan VLI. uiterlijk vrijdag
49
Lees in je boek
Geef een medeleerling feedback
Verbeter je inleiding en conclusie
Print alles uit & lever je werk in in Egodact.
In de blox: hoe geef je feedback?
Uiterlijk vrijdag:
1. Zet je inleiding en conclusie in Egodact incl. feedback van een medeleerling.
2. Print alles uit en lever in bij VLI:
- Schrijfplan
- Verbeterde inleiding én conclusie
- Twee samengevatte artikelen
(Dit is wat je bij de toets mag gebruiken)
50
Lees je boek uit
Lees de theorie over het schrijven van een column nog eens door.
Toetsweek (vanaf vrijdag)
51
Toetsweek II
Toets: column schrijven
(a.d.h.v. het minionderzoek én de theorie in H1, 6, 8 en 9 uit het handboek) Deadlineday: mindmap leesboek 2.
52
Kerstvakantie
53
Kerstvakantie
Boekopdracht MINDMAP
Boekopdracht Mindmap
Dit jaar lees je minimaal elke periode een boek. Overleg altijd of dit boek geschikt is! Om te onthouden wat je hebt gelezen, maak je een mindmap bij je gelezen boek. Hiervoor hoeft je boek nog niet helemaal uit te zijn. De mindmap mag je digitaal maken of op papier.
De mindmap lever je in voor feedback. In je examenjaar heb je dit nodig voor je mondeling.
Hoe je de mindmap maakt, vind je in het bijgevoegde document. Je vindt daar ook voorbeeldvragen die kunnen terugkomen in het mondeling over je boeken in periode 3 in jaar 5. Doe er je voordeel mee!
Praten jongens meer dan meisjes? Wanneer is taal ontstaan? Bestond er vroeger ook al straattaal? Wat is dyslexie? Dit soort vragen stel jij misschien ook wel eens. Taalkundigen bestuderen deze vragen ook en hebben allerlei interessante antwoorden gevonden. Op sommige vragen vind jij misschien ook wel een of meer antwoorden.
In deze periode doe je een mini-onderzoek, dit is een eigen quest over een taalkundig onderwerp. Taalkunde omvat verschillende onderzoeksgebieden over taal. Je kunt denken aan taalvariatie (groepstaal, streektaal, straattaal), de verandering van taal (‘u of jij?’), communicatie en de sociale rol van taal (pragmatiek). Verderop vind je daar meer over, zodat je een keuze kunt maken voor jouw onderzoekje.
Het onderzoeken van taal en hoe mensen taal gebruiken valt onder de alfa- en gammawetenschap. Je ontwikkelt met deze opdracht vaardigheden die je later tijdens studie of werk ook nodig hebt.
Voor je onderzoek verdiep je je in artikelen die je over jouw gekozen onderwerp gaan. Die artikelen vind je via Blink, de bronnenlijst in deze wikiwijs. Je mag natuurlijk ook zelf met bronnen komen. Zorg ervoor dat jouw gebruikte artikelen altijd zijn goedgekeurd door je vakcoach, voordat je verder gaat met je onderzoek.
SE1
Je werkt hiermee toe naar het eindproduct, een aantrekkelijk geschreven column, waarin je jezelf een vraag stelt over jouw onderwerp, dit onderzoekt en waarin je uiteindelijk een conclusie trekt. Tijdens de toetsweek heb je hiervoor een schrijfzitting, waarin je je column schrijft. Je mag hierbij je eerdere aantekeningen gebruiken. LET OP: Voor 4-havo telt dit mee als SE1, voor 4-vwo is dit een formatieve toets.
Doorloop de stappen in de ROUTEPLANNER zorgvuldig. Het menu hiernaast gebruik je voor inspiratie en als extra hulpmiddel.
Je werkt met deze opdracht onder meer aan de volgende leerdoelen Schrijfvaardigheid 3F:
- Ik kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten schrijven;
- Ik kan op basis van een hoofdvraag een verslag, werkstuk of artikel schrijven, waarbij een stelling wordt uitgewerkt met argumenten;
- Ook kan ik daarbij argumenten voor of tegen deze stelling verwoorden en kan ik de voor- en nadelen van verschillende keuzes uitleggen;
- Ik kan informatie uit verschillende bronnen in één tekst samenvoegen tot een samenhangend geheel.
Taalkunde - Wat is dat allemaal?
Taalkunde, wat is dat eigenlijk? Taalkunde omvat verschillende onderzoeksgebieden over taal. Je kunt denken aan taalvariatie (groepstaal, streektaal, straattaal), de verandering van taal (‘u of jij?’), communicatie en de sociale rol van taal (pragmatiek). Er zijn verschillende bekende taalkundigen, die heel verschillend onderzoek deden. Een van de bekendste is de Amerikaan William Labov, die veel onderzoek deed naar de manieren waarop mensen praten in verschillende situaties.
William Labov (bron: rumo.com.br)
Hij deed een heel grappig onderzoek in een warenhuis in New York. Labov kwam erachter dat mensen in bepaalde situaties meer of minder 'plat' New Yorks gingen praten. Wil je daar meer over weten? Lees dan dit artikel: Taalkunde van de straat
Je mag dit artikel ook gebruiken voor je eigen mini-onderzoek.
Een andere bekende onderzoeker is Noam Chomsky. Hij was ervan overtuigd dat elk mens geboren is met een aangeboren 'grammatica' en dat kinderen hun taal als het ware vanzelf leren, omdat ze het al in zich hebben. Er zijn nu taalkundigen die dat niet met hem eens zijn, maar de invloed van Chomsky is groot. Zie voor meer hierover: Amsterdamse taalkundigen spreken Chomsky tegen
Taalkunde kom je niet vaak tegen in films, maar wat dacht je van deze?
Taalkunde gaat over heel veel verschillende onderwerpen. Taalkundigen proberen vaak uit te leggen dat 'taalfouten' niet per se hun terrein zijn: taalfouten zijn in feite vaak taalveranderingen, die misschien niet zo 'fout' zijn. Wat taalkunde nou is? Lees bijvoorbeeld eens deze columns, en doe inspiratie op voor je eigen onderzoekje: Taalkundige factcheck (Milfje) en Waarom zeggen hun eigenlijk me boek?
'Taal is zeg maar echt mijn ding'
Wat zou jij willen leren over taal? De volgende filmpjes en artikelen brengen je misschien op een idee! Je hoeft ze niet allemaal te lezen en te bekijken, maar kijk ze minstens even kort door zodat je doorkrijgt waar het over gaat. Misschien inspireren ze je wel voor je mini-onderzoek.
Heb je al een idee welke taalvraag jij verder wilt onderzoeken? Dat kan natuurlijk iets heel anders zijn dan hierboven staat.
Onderzoek en brongebruik
In deze periode doe je een mini-onderzoek naar een taalkundig onderwerp. Daarvoor heb je bronnen nodig die betrouwbaar zijn. Wat zijn betrouwbare bronnen?
Bronnen zijn onder meer betrouwbaar als ze:
- actueel zijn,
- relevant zijn,
- de schrijver een autoriteit is (expert, onderzoeker),
- objectief zijn.
Als een bron veel schrijffouten bevat, moet je nog eens goed kijken naar de achtergrond: is er iets snel overgeschreven? Is de informatie wel door meer partijen beoordeeld? Zo niet, dan kun je je twijfels hebben bij de betrouwbaarheid van een bron. Daarnaast let je ook op het doel van de schrijver: wil die jou overtuigen? En zo ja, hoe? Gebruikte hij goede argumenten en verwijst hij naar bronnen?
Zoeken
Voor jouw mini-onderzoek heb je dus geschikte bronnen nodig. In dit geval gaat het om artikelen, die jij gaat bestuderen en vergelijken. Je krijgt verschillende bronnen aangereikt (zie ook Bronnen), maar je mag natuurlijk ook zelf op zoek gaan. Zorg er wel voor dat je deze bronnen goedgekeurd worden door je docent.
Hoe zoek je? Google en wikipedia zijn leuke startpunten, maar je wilt natuurlijk zeker weten dat jouw bron (artikel) goed is. Wikipedia kun je nooit als bron citeren. Gebruik meerdere bronnen en zoek met meer dan een zoekterm. Gebruik synoniemen, zoals 'dialect' <--> 'streektaal'. Handig hulpje: Synoniemen
De begrippen die aan bod komen bij het lezen en schrijven van teksten dit jaar, worden hieronder kort uitgelegd. In Blink vind je deze en nog meer begrippen veel uitgebreider terug in het handboek. Dus weet je even niet wat opiniëren is of wat verwijswoorden zijn? Kijk dan zeker in het handboek!
Tekstdoelen
Voordat je een tekst gaat schrijven, bepaal je wat je ermee wilt bereiken. Met een uitleg over hoe je iPad werkt, wil je iemand informeren. Maar als je een folder schrijft om stemmen te werven voor jouw plek in de leerlingenraad op school, wil je lezers activeren.
Schrijf je een brief aan de rector, waarin je argumenten geeft om tóch dat mega-schoolfeest te houden? Dan probeer je hem zeker te overtuigen.
Het kan ook zijn dat je er zelf nog niet helemaal over uit bent. Misschien sta je voor een dilemma of wil je je lezers laten meedenken. Dan is het doel van jouw tekst opiniëren.
Tekstvormen
Als je eenmaal weet wat je wilt bereiken, dan kun je daar een passende tekstvorm bij zoeken. Wil je objectieve informatie geven? Dan hoort daar een ander soort tekst bij dan wanneer je jouw mening wilt laten horen. De opbouw van jouw tekst zal daarbij moeten passen, zodat je je doel eerder bereikt.
Liever even horen en zien? Kijk dan:
Een krant, tijdschrift of website staat vol verschillende teksten. Soms is er best wat overlap tusssen teksten: een opinierende tekst laat echt wel wat van de eigen mening van de schrijver zien en een overtuigende tekst geeft soms veel informatie of laat de lezer meedenken. Het is handig als je de elementen van zo'n tekst begrijpt, dan pas je ze ook makkelijker zelf toe.
Column - voorbeelden
Een column is een tekstvorm waarbij het vooral gaat om overtuigen, een mening geven. Je zult zien dat veel columns ook vaak persoonlijk of beschouwend zijn, naar aanleiding van een korte observatie. Ze passen dan meer bij het doel opiniëren. Vooral weblogs (blogs, persoonlijke columns op internet), zijn vaak meer persoonlijk of beschouwend, maar ook in de krant zie je vaak mengvormen.
Vul voor je begint het schrijfplan zo volledig mogelijk in (zie bijlage). Dit is een goede basis voor je column.
Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. Daarom is het vaak makkelijker om de titel pas te verzinnen als je de tekst geschreven hebt.
Inleiding
Besteed aandacht aan je eerste zin. Geef niet alles weg wat je wilt zeggen, maar geef een interessant voorbeeld of een bijzonder feit (bijvoorbeeld iets onverwachts wat jij uit je bronnen hebt gehaald).
Noem je standpunt of een kritische hoofdvraag. De column hoeft zeker niet alleen maar feitelijk te zijn. Geef liefst ook een voorbeeld uit je eigen ervaring. Stel, jij bespreekt taalvariatie, vertel dan hoe jij dat in je eigen omgeving merkt aan de hand van een concreet voorbeeld of een kort ‘verhaaltje’.
Verwerk een van de volgende manieren in je inleiding om hem pakkend te maken:
Een of meer directe vragen stellen
Een uitspraak in de vorm van een stelling, gevolgd door een vraag
Verdeel het middenstuk in 3 alinea’s die ongeveer even lang zijn en laat in elke alinea een argument aan bod komen. Licht dit argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van kenners, voorbeelden etc. Denk aan de AUB-methode uit de vorige periode. Je kunt je argumenten op meerdere zaken baseren:
Op feit
Op ervaring
Op autoriteit
Op vergelijking
Op nut of gewenst gevolg
Op ongewenst gevolg
Op veronderstelling
Op een moraal
Op een emotie
(Zie blz. 51, 52, 53 en 59, 60 in je handboek voor meer informatie hierover)
Let erop dat objectieve argumenten over het algemeen veel betrouwbaarder zijn dan subjectieve. In je voorbereidende mini-onderzoek heb je vooral artikelen gelezen waarin wetenschappelijk onderzoek naar voren komt. Laat dit duidelijk terugkomen in jouw column.
Verbinden van alinea’s
Je kunt alinea’s op meerdere manieren met elkaar verbinden:
Met een signaalwoord(groep)
Door een herhaling
Door een overgangszin met een verwijswoord
Door een aankondigende of terugblikkende zin
Let op: wissel deze manieren met elkaar af en gebruik dus niet telkens dezelfde manier! Varieer ook in taalgebruik en maak gebruik van beeldspraak, waar dat goed past.
(Zie blz. 12-14 en 34-38 in je handboek voor meer informatie hierover)
Slot
In deze laatste alinea trek je een conclusie die antwoord geeft op jouw hoofdvraag en dit geef je natuurlijk aan met een signaalwoord. Eventueel kun je aan je conclusie ook een aanbeveling of oproep koppelen. Zet geen nieuwe informatie in het slot! Verwijs ook naar de hoofdvraag of je standpunt uit de inleiding.
Je kunt een uitsmijter gebruiken als laatste prikkelende zin, om ervoor te zorgen dat jouw tekst bij de lezer blijft hangen. Doe dit echter alleen als je hiervoor een geschikte zin hebt. Een slappe slotzin zal de overtuigingskracht van je column alleen maar tenietdoen, in plaats van stimuleren.
En verder…
Verder let je uiteraard op spelling en interpunctie. Controleer dit nauwkeurig na afloop en loop elke zin goed door. Als je mensen, tijdschriften of kranten citeert, geef hier dan ook altijd de bronvermelding tussen haakjes.
(Via Blink:) Spreken mannen anders dan vrouwen? Over taal en gender
Mannentaal en vrouwenpraat
Mannelijk versus vrouwelijk taalgebruik
Samenvatten
Als je grote artikelen leest, voor je studie of werk, is het handig om goed samen te vatten. Je haalt dan de hoofdlijnen uit de tekst, schrijft die op (voor school in ieder geval) en onthoudt zo beter wat belangrijk is.
Voor jouw mini-onderzoek vat je de artikelen ook samen.
- Lees hiervoor eerst de tekst goed door,
- noteer de belangrijke woorden en kernzinnen,
- let op signaalwoorden: welke verbanden geven die aan? Uitleg? Oorzaak-gevolg?
- maak nu een overzichtje van wat je hebt opgeschreven.
Klopt de tekst nog?
Niets belangrijks vergeten? Dan is jouw samenvatting compleet.
Denk tot slot nog aan de bronvermelding, zodat je weet waar jouw informatie vandaan komt.
Kijk je liever een uitleg? Dat kan hier:
Gedeeld tijdens de blox
Hier delen we extra materiaal dat tijdens de blox voorbij komt.
Het arrangement Nederlands HVX 4-vwo periode 2 2023-2024 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.