Je kan het weer beschrijven aan de hand van de weerelementen en voor gegeven omstandigheden het weer verklaren met behulp van de weerelementen en klimaatfactoren en verschillen tussen het weer in beide gebieden beschrijven en verklaren.
Je kan weerkaarten en satellietbeelden van standaard weersituaties gebruiken bij het opstellen van een weerbericht door een gegeven weerkaart aan te vullen en aan de hand van een schrijfkader een weerbericht te schrijven bij een gegeven weerkaart.
Weerbericht en weerkaartje
Een weerkaartje van Nederland toont informatie over de actuele weersomstandigheden in verschillende delen van het land. Het bevat verschillende weerselementen die ons helpen het weer te begrijpen. In een weerbericht wordt een weerkaartje gebruikt om het verhaal te ondersteunnen. Laten we naar enkele van deze weerselementen kijken:
KNMI, 10-7-2023
Temperatuur: Dit geeft de warmte of koelte van de lucht aan. Op een weerkaartje wordt de temperatuur in graden Celsius (°C) weergegeven of met behulp van kleuren. Warmere gebieden worden vaak aangegeven met rode tinten, terwijl koudere gebieden blauwachtige tinten hebben.
Neerslag: Dit geeft aan of er regen, sneeuw, hagel of andere vormen van neerslag worden verwacht. Op een weerkaartje wordt de neerslag meestal weergegeven met behulp van verschillende symbolen of kleuren.
Luchtdruk: Dit is de kracht die de lucht op een bepaald punt uitoefent. Op een weerkaartje wordt de luchtdruk soms weergegeven met een H of een L. Gebieden met hogere luchtdruk worden vaak aangegeven met H (van het Engelse woord "high"), terwijl gebieden met lagere luchtdruk worden aangegeven met L (van het Engelse woord "low").
Windkracht en windrichting: Dit geeft de snelheid en richting van de wind aan. Op een weerkaartje worden windpijlen gebruikt om de windrichting aan te geven. Bij de pijl staat vaak een getal. Dit geeft de windkracht aan.
Bewolkingsgraad: Dit geeft aan hoeveel van de hemel bedekt is met wolken. Op een weerkaartje wordt de bewolkingsgraad vaak aangegeven met symbolen of kleuren. Een volledig bewolkte hemel kan bijvoorbeeld worden weergegeven met een symbool voor volledige bewolking, terwijl een deels bewolkte hemel kan worden weergegeven met een symbool dat deels bewolkt aangeeft.
UV-straling: Dit geeft de intensiteit van de ultraviolette straling van de zon aan. Op een weerkaartje wordt de UV-straling vaak aangegeven met kleuren, waarbij hogere niveaus van UV-straling worden weergegeven met donkerdere tinten. Dit helpt ons te begrijpen hoe sterk de zonnestraling is en of het nodig is om beschermende maatregelen te nemen zoals je zelf insmeren met zonnebrand of in de schaduw te gaan zitten.
Het weerkaartje geeft dus een overzicht van deze weerselementen, waardoor we een beeld krijgen van de huidige weersomstandigheden in Nederland. Door deze informatie te bestuderen, kunnen we een beter inzicht krijgen in wat we kunnen verwachten en kunnen we ons daarop voorbereiden. Bijvoorbeeld de tuin sproeien of zout strooien op de wegen.
Temperatuur is een maat voor hoe warm of koud iets is. Het vertelt ons hoeveel warmte er in een object of de omgeving aanwezig is. In de atmosfeer verwijst temperatuur naar hoe warm of koud de lucht is. Op aarde bestaan er grote verschillen in temperatuur. Dit heeft gevolgen voor het klimaat en voor het weer.
De verwarming van de atmosfeer vindt plaats door verschillende processen. De belangrijkste bron van warmte voor de atmosfeer is de zon. De zon straalt energie uit in de vorm van zonlicht. Wanneer het zonlicht de aarde bereikt, verwarmt het het aardoppervlak. Het opgewarmde oppervlak geeft vervolgens warmte af aan de lucht erboven, waardoor de luchttemperatuur stijgt.
Thermometer
Een belangrijk instrument om de temperatuur te meten is de thermometer. Een thermometer bestaat uit een glazen buisje met een kleine opening aan de onderkant, dat is gevuld met een vloeistof, meestal kwik of alcohol. Wanneer de temperatuur stijgt, zet de vloeistof uit en stijgt in het buisje. Wanneer de temperatuur daalt, krimpt de vloeistof en zakt in het buisje.
De Celsius-schaal is een temperatuurschaal die veel wordt gebruikt, vooral in wetenschappelijke en meteorologische toepassingen. Op de Celsius-schaal wordt het vriespunt van water bij 0 graden Celsius geplaatst en het kookpunt van water bij 100 graden Celsius. De schaal gaat veel verder dan 0 graden of 100 graden. Je hebt ook temperaturen onder 0. Je hebt ook andere schalen zoals Fahrenheit. Dit wordt bijvoorbeel in Amerika gebruikt. 20 graden Celsius is dan 68 graden Fahrenheit.
Het begrip bevriezen verwijst naar het punt waarop een stof, zoals water, van vloeibare toestand overgaat in vaste toestand als gevolg van afkoeling. Bij 0 graden Celsius bevriest water en verandert het in ijs. Waterdamp verwijst naar de gasvormige toestand van water. Wanneer water wordt verwarmd tot het kookpunt (100 graden Celsius), verandert het in waterdamp, dat onzichtbaar is.
Het begrijpen van temperatuur, de verwarming van de atmosfeer, de thermometer en de Celsius-schaal helpt ons beter te begrijpen hoe het weer werkt en hoe we het kunnen meten. Meteorologen gebruiken deze kennis om weersvoorspellingen te doen en het klimaat te bestuderen.
Luchtdruk
Mythbusters luchtdruk bestaat dat?
Luchtdruk is de kracht die de lucht op alles om ons heen uitoefent, inclusief onze lichamen. Luchtdruk ontstaat doordat de luchtmoleculen tegen elkaar botsen en de oppervlakken raken. Deze drukverschillen in de atmosfeer zijn van invloed op het weer en het klimaat.
Luchtdrukverschillen worden voornamelijk veroorzaakt door temperatuurverschillen in de lucht. Wanneer de lucht opwarmt, zetten de moleculen uit en wordt de lucht minder dicht, wat resulteert in een lagere luchtdruk. Als de lucht afkoelt, krimpen de moleculen en wordt de lucht dichter, wat resulteert in een hogere luchtdruk.
Deze luchtdrukverschillen hebben gevolgen voor het weer. Gebieden met hogere luchtdruk worden hogedrukgebieden genoemd, ook wel maximum genoemd. In een hogedrukgebied daalt de lucht, waardoor de bewolking oplost en het vaak zonnig en droog is. Hogedrukgebieden worden vaak geassocieerd met stabiel weer.
Gebieden met lagere luchtdruk worden lagedrukgebieden genoemd, ook wel minimumgenoemd. In een lagedrukgebied stijgt de lucht, waardoor wolken en neerslag ontstaan. Lagedrukgebieden worden vaak geassocieerd met bewolkt en onstabiel weer, zoals regen, sneeuw of stormen.
Een instrument dat wordt gebruikt om luchtdruk te meten, is de barometer. Een barometer heeft een schaalverdeling en geeft aan hoeveel luchtdruk er op een bepaald moment is. De meeste moderne barometers meten luchtdruk in hectopascal (hPa). Een hectopascal is een eenheid van druk. Als de luchtdruk stijgt, geeft de barometer een hoger getal aan, en als de luchtdruk daalt, geeft de barometer een lager getal aan.
De gemiddelde luchtdruk op zeeniveau is ongeveer 1013 hPa. Hogedrukgebieden hebben vaak luchtdrukwaarden boven 1013 hPa, terwijl lagedrukgebieden waarden lager dan 1013 hPa hebben.
Door luchtdrukverschillen en veranderingen in de atmosfeer kunnen weerspatronen ontstaan. Meteorologen gebruiken de metingen van luchtdruk en de beweging van hogedruk- en lagedrukgebieden om weersvoorspellingen te doen en het weer beter te begrijpen.
Cliphanger: Wat zijn hoge- en lagedrukgebieden?
Wind
Wind is de beweging van lucht over het aardoppervlak. Het ontstaat door verschillen in luchtdruk. Luchtdruk is de kracht die de lucht uitoefent op alles om ons heen. Hoe groter het verschil in luchtdruk tussen twee punten, hoe sterker de wind zal zijn.
Luchtdrukverschillen ontstaan door temperatuurverschillen in de atmosfeer. Warme lucht stijgt op en veroorzaakt een lagedrukgebied, terwijl koude lucht zinkt en een hogedrukgebied vormt. Wind begint te waaien wanneer lucht van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied stroomt om het drukverschil te compenseren.
Om de kracht van de wind aan te geven, gebruiken we de term "windkracht". Windkracht wordt gemeten op de schaal van Beaufort, vernoemd naar de Britse admiraal Francis Beaufort. De schaal van Beaufort bestaat uit 13 niveaus, variërend van windstilte (windkracht 0) tot orkaan (windkracht 12).
Hier zijn enkele uitwerkingen per windkracht op de schaal van Beaufort:
Windkracht 7-8: Harde wind. Dunne takken bewegen, grote golven op zee.
Windkracht 9-10: Stormachtige wind. Takken breken af, golven slaan over dijken.
Windkracht 11-12: Orkaankracht. Ernstige schade aan gebouwen en bossen, zware overstromingen.
De ligging van luchtdrukgebieden heeft invloed op het weer. Hogedrukgebieden worden vaak geassocieerd met rustig en zonnig weer, terwijl lagedrukgebieden vaak onstabiel weer met bewolking en neerslag veroorzaken.
Windsnelheidsmeter
Op weerkaarten kunnen we de ligging van luchtdrukgebieden zien met behulp van isobaren. Isobaren zijn lijnen die punten verbinden met dezelfde luchtdruk. Dicht op elkaar geplaatste isobaren duiden op een groot drukverschil en sterke wind, terwijl wijd uit elkaar geplaatste isobaren wijzen op een klein drukverschil en zwakkere wind.
Weerkaart met isobaren
Door het bestuderen van de weerkaarten met isobaren kunnen meteorologen de windrichting, windkracht en de verwachte weersomstandigheden voorspellen. ALs je weet hoe de wind waait kan je bijvoorbeeld bepalen of er slecht weer of mooi weer naar ons toekomt.
Alles over windkracht, beaufort en andere windtermen
Wet van Buys Ballot
Lucht is een gas. Gas probeert zich zo gelijkmatig mogelijk te verspreiden. Lucht verplaatst zich dus van plekken met een hoge luchtdruk naar plekken met een lage luchtdruk. Dat lukt met lucht nooit helemaal omdat de aarde ondertussen om haar as draait.
De wet van Buys Ballot verklaart waarom het altijd blijft waaien op aarde en waar de wind vandaan komt. Deze wet is ontdekt door de Nederlandse meteoroloog en scheikundige Christophorus Buys Ballot.
De wet kent twee regels:
Wind waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
Doordat de aarde draait krijgt de wind een afwijking.
Volgens de wet van Buys Ballot, als je met je rug naar de wind staat, zal het lagedrukgebied (minimum) altijd aan je linkerhand zijn op het noordelijk halfrond. Op het zuidelijk halfrond zal het lagedrukgebied (minimum) altijd aan je rechterhand zijn.
Om deze wet beter te begrijpen, kun je het volgende voorbeeld gebruiken. Stel je voor dat je met je rug naar de wind staat. Wanneer lucht van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied stroomt, wordt de wind afgebogen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond wordt de wind afgebogen naar rechts, en op het zuidelijk halfrond wordt de wind afgebogen naar links.
Dit betekent dat de wind altijd rondom een lagedrukgebied (minimum) tegen de klok in zal draaien op het noordelijk halfrond en met de klok mee op het zuidelijk halfrond.
Windrichting verwijst naar de richting waaruit de wind waait. Het is belangrijk bij het voorspellen van het weer, omdat het ons informatie geeft over waar de lucht vandaan komt en welke invloeden het weer kan hebben.
Om de windrichting te bepalen, gebruiken we een instrument dat een windroos wordt genoemd. Een windroos is een cirkelvormig diagram dat is verdeeld in acht of zestien richtingen, die de verschillende windrichtingen vertegenwoordigen, zoals noord, noordoost, oost, zuidoost, enzovoort.
Windwijzer
Met behulp van een windvaan, windwijzerof een weerinstrument kunnen we de windrichting aflezen.
In Nederland komt de wind meestal uit het zuidwesten. Dit betekent dat de overheersende windrichting in Nederland zuidwestelijk is. Dit komt door de overheersende westelijke winden die in onze streken door de wet van Buys Ballot.
Zeewind, ook wel aanlandige wind genoemd, verwijst naar de wind die vanaf de zee naar het land waait. Tijdens de dag warmt het land sneller op dan de zee, waardoor er een luchtdrukverschil ontstaat. De wind stroomt dan van de zee naar het land om het drukverschil te compenseren. Zeewind heeft vaak een verkoelend effect, omdat de zee een lagere temperatuur heeft dan het land. Het kan ook wolken en neerslag met zich meebrengen.
Landwind, ook wel aflandige wind genoemd, verwijst naar de wind die vanaf het land naar de zee waait. 's Nachts koelt het land sneller af dan de zee, waardoor er opnieuw een luchtdrukverschil ontstaat. De wind stroomt dan van het land naar de zee om het drukverschil te compenseren. Landwind kan droger en warmer zijn dan zeewind, omdat het land opwarmt in de zon en er minder vochtige invloeden van de zee zijn.
Deze verschillen in windrichting, zoals zeewind en landwind, hebben gevolgen voor het weer. Zeewind kan leiden tot bewolking, neerslag en koeler weer aan de kust, terwijl landwind kan zorgen voor opklaringen, droger weer en hogere temperaturen in het binnenland.
Neerslag
Neerslag verwijst naar het water dat uit de atmosfeer naar de aarde valt, zoals regen, sneeuw of hagel. Het ontstaat door een proces dat we "condensatie" noemen.
Condensatie treedt op wanneer waterdamp in de lucht afkoelt en verandert in waterdruppeltjes. Waterdamp is onzichtbaar, maar het is eigenlijk water in de vorm van gas. De hoeveelheid waterdamp die de lucht kan vasthouden, wordt luchtvochtigheid genoemd. Als de luchtvochtigheid hoog is en de temperatuur afkoelt, kunnen de waterdampmoleculen elkaar aantrekken en samenklonteren tot kleine waterdruppeltjes.
Deze waterdruppeltjes vormen wolken. Wolken bestaan uit miljoenen kleine waterdruppeltjes of ijskristallen. In de wolken worden de druppeltjes of kristallen door de luchtbeweging omhoog en omlaag gebracht. Wanneer de druppeltjes of kristallen groot genoeg worden, worden ze te zwaar om in de lucht te blijven zweven en vallen ze naar beneden als neerslag.
Er zijn verschillende vormen van neerslag:
Regen: Dit is water in vloeibare vorm dat rechtstreeks uit de wolken naar beneden valt.
Sneeuw: Dit zijn ijskristallen die in de wolken worden gevormd en naar beneden vallen. Sneeuwvlokken bestaan uit kleine ijskristallen die aan elkaar plakken terwijl ze door de lucht vallen.
Hagel: Dit zijn ijsballen die in onweersbuien worden gevormd. Ze groeien door herhaaldelijk op en neer te bewegen in de wolken en lagen ijs op te bouwen.
Mist: Dit is neerslag die zeer dicht bij de grond is en de vorm heeft van kleine waterdruppeltjes. Het beperkt het zicht.
Dauw: Dit is water dat zich 's nachts vormt op koude oppervlakken, zoals gras of bladeren, wanneer de temperatuur van die oppervlakken lager is dan het dauwpunt van de omringende lucht.
Natte sneeuw: Dit is een mengsel van sneeuw en regen. Het is als sneeuw, maar bevat ook enkele waterdruppeltjes.
Regenmeter
Om neerslag te meten, kan een regenmeter worden gebruikt. Een regenmeter is een instrument dat neerslag opvangt en de hoeveelheid ervan meet. Het bestaat uit een trechtervormige container met een schaalverdeling waarop de hoeveelheid neerslag in millimeters wordt afgelezen. Door de regenmeter buiten te plaatsen, kan de hoeveelheid neerslag gedurende een bepaalde periode worden gemeten.
Ontstaan van neerslag
Bewolking
UV-straling
(Huis)werk
Maken:
Maak de vragen:
BBL/KBL bladzijde 6 en 7 van je werkboek
GL bladzijde bladzijde 6 en 7 van je werkboek
Leren:
Algemene begrippen aardrijkskunde
Leeroverzicht §1 en §2
Tekstboek: BBL/KBL bladzijde 8 en 9. GL bladzjide 8 en 9.
Het arrangement 2 Weer is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Marcel Jansma
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-08-12 15:38:41
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.