VWO Scheikunde Examen 2023 2e tijdvak met video-uitleg

VWO Scheikunde Examen 2023 2e tijdvak met video-uitleg

Tenzij anders vermeld, is er sprake van standaardomstandigheden: T = 298 K en p = p0.

Indigo

Jaarlijks worden drie miljoen spijkerbroeken geproduceerd, die zijn gekleurd met het blauwe
pigment indigo (zie figuur 1). Indigo wordt door extractie gewonnen uit de indigoplant. Indigo is slecht oplosbaar in water, met een maximale oplosbaarheid van 1,0 mg L–1.

Een molecuul indigo is vlak. Dit kan alleen worden verklaard als alle mogelijke grensstructuren worden meegenomen in de redenering. Op basis van figuur 1 zou de conclusie moeten zijn dat een indigomolecuul niet vlak is.

Van indigo zijn veel grensstructuren mogelijk. De O-atomen hebben hierbij telkens een negatieve formele lading. De positieve formele ladingen kunnen daarbij op elk atoom in de beide vijfringen terechtkomen. 
Hieronder is de lewisstructuur van zo’n grensstructuur onvolledig weergegeven. In deze lewisstructuur zijn de formele ladingen geplaatst, maar ontbreekt een aantal elektronenparen.

De slechte oplosbaarheid van indigo kan worden verklaard vanuit de structuur van het molecuul. Er spelen hierbij twee factoren een rol:
1 Er bestaan onderlinge interacties tussen atomen/atoomgroepen binnen een molecuul indigo, waardoor deze atomen/atoomgroepen minder goed interacties met watermoleculen kunnen aangaan.
2 Delen van het molecuul kunnen alleen zwakke interacties aangaan met watermoleculen.

Indigo wordt na extractie uit de indigoplant eerst met een reductor omgezet tot het oplosbare indigowit (zie figuur 2). Opgelost indigowit wordt tijdens het verven van katoen opgezogen door de katoenvezels.

Tijdens het drogen komen de vezels in contact met zuurstof uit de lucht en wordt indigowit weer omgezet tot indigo. Op deze manier wordt indigo bij het drogen wasbestendig ‘opgesloten’ in de vezels.


Omdat plantaardig indigo duur is en te weinig beschikbaar, bestaan vele industriële manieren om indigo te produceren uit niet-hernieuwbare grondstoffen. Deze productiemethodes zijn vaak sterk vervuilend. Het wetenschappelijk team van John Dueber heeft onderzocht hoe textiel kan worden gekleurd met indigo door gebruik te maken van genetisch gemodificeerde E. coli-bacteriën. Het doel was hierbij om in de bacteriën de vorming van indigo net zo te laten verlopen als in de plant.

Als eerste werd het actieve centrum van één van de betrokken enzymen (het enzym UGT) in de plant onderzocht. De onderzoekers vermoedden dat een histidine-eenheid in het enzym UGT een rol speelt bij de koppeling van glucose aan indoxyl. Om dit te onderzoeken vervingen de onderzoekers, door genetische modificatie van het DNA, deze histidine-eenheid door een alanineeenheid. Deze vervanging maakte het enzym UGT inderdaad inactief.

In figuur 3 is de vorming van indigo in de plant schematisch weergegeven. 
Drie betrokken enzymen zijn met de afkortingen FMO, UGT en BGL aangegeven.

In het blad van de indigoplant wordt indool door het enzym FMO omgezet tot indoxyl. In aanwezigheid van het enzym UGT wordt indoxyl vervolgens geheel omgezet tot indicaan. Het gevormde indicaan wordt opgeslagen. Bij beschadiging van de bladeren komt het enzym BGL vrij dat indicaan omzet tot indoxyl, waaruit vervolgens indigo ontstaat. Het enzym UGT bevindt zich op een andere plaats in de cel, waardoor UGT het gevormde indoxyl in deze situatie niet kan omzetten.


De onderzoekers kweekten enkele stammen van E. coli. In deze stammen waren wel of niet genen van de indigoplant overgebracht. In de tabel op de uitwerkbijlage is te zien welke experimenten zijn
uitgevoerd. Bij elk experiment bevatte de voeding glucose en tryptofaan. Tryptofaan wordt door E. coli van nature omgezet tot indool. De bacteriën hebben geen genen voor de aanmaak van het enzym BGL. Om toch blauwkleuring mogelijk te maken, werd aan sommige
bacteriekweken het enzym BGL toegevoegd.  
Niet in alle experimenten werd blauwkleuring door de vorming van indigo waargenomen.

video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan

Gifblaar

In Zuid-Afrika groeit de gifblaar, een plant die giftig is voor veel dieren. In 1944 slaagde de Zuid-Afrikaanse onderzoeker Marais erin de gifstof uit deze plant te isoleren: fluorethaanzuur (zie figuur 1). 
Om de molecuulformule van de gifstof te bepalen, gebruikte Marais onder andere een element-analyse. 
Bij een van de proeven werd hiervoor het fluorethaanzuur met behulp van een calciumhydroxide-oplossing omgezet tot de geconjugeerde base fluorethanoaat. Bij indampen ontstond hieruit calciumfluorethanoaat.

 

Marais bepaalde ook de LD50-waarde van fluorethaanzuur bij konijnen door ze gedroogde bladeren van de gifblaar te voeren. De LD50-waarde is de dosis waarbij 50% van de dieren die eraan zijn blootgesteld, sterft. Deze dosis bedroeg 0,40 mg fluorethaanzuur per kg lichaamsgewicht. Het blad van de gifblaar bevat gemiddeld 90 μg F per g gedroogd blad. Dit fluor is uitsluitend aanwezig in fluorethaanzuur.

De Engelse onderzoeker R.A. Peters heeft rond 1950 baanbrekend onderzoek gedaan naar de biochemische werking van fluorethaanzuur. Hij ontdekte dat de citroenzuurcyclus niet meer functioneert in cellen waaraan fluorethaanzuur is toegevoegd. In figuur 2 is een gedeelte van
de gewone citroenzuurcyclus schematisch weergegeven.

Acetyl–S–CoA is ontstaan door een condensatiereactie van co-enzym A (HS–CoA) met ethaanzuur. Een SH-groep van co-enzym A wordt hierbij omgezet tot een zogeheten thio-estergroep. Een thio-estergroep is vergelijkbaar met een gewone estergroep, waarin het enkelgebonden O-atoom is vervangen door een S-atoom. Peters ontdekte dat fluorethaanzuur de plaats inneemt van ethaanzuur in de citroenzuurcyclus,  waardoor fluoracetyl–S–CoA wordt gevormd. In de volgende stap van de citroenzuurcyclus wordt fluoracetyl–S–CoA door het enzym citraat-synthase met oxaalazijnzuur omgezet tot fluorcitroenzuur (C6H7FO7).

Na de vorming van fluorcitroenzuur treden in het actieve centrum van het enzym aconitase de volgende processen na elkaar op:
stap 1: Een molecuul fluorcitroenzuur wordt omgezet tot een molecuul water en een molecuul fluor-cis-aconietzuur.
stap 2: Vervolgens roteert het molecuul fluor-cis-aconietzuur 180° in het actieve centrum.
stap 3: Daarna wordt het molecuul fluor-cis-aconietzuur met een molecuul water omgezet tot een molecuul transhydroxyaconietzuur. 

Het trans-hydroxyaconietzuur kan niet meer loskomen uit het actieve centrum, waardoor de stofwisseling van een dier dat de plant eet, wordt ontregeld.
In een molecuul trans-hydroxyaconietzuur staan de COOH-groepen in een trans-configuratie ten opzichte van elkaar. Hieronder is de omzetting van fluor-cis-aconietzuur volgens stap 3 onvolledig weergegeven.

In het actieve centrum van aconitase is een kubusvormig cluster met de formule Fe4S42+ gebonden aan de peptideketen.
In figuur 3 is dit cluster schematisch weergegeven, waarbij ladingen zijn weggelaten.

Het cluster Fe4S42+ is opgebouwd uit ijzerionen en sulfide-ionen.
De ladingen van de aanwezige ijzerionen en de sulfide-ionen wijken niet af van de gebruikelijke ladingen.

De ijzerionen Fec en Fed zijn gebonden aan de peptideketen van aconitase via cysteïne-eenheden. Hierbij is de S–H-binding vervangen door een S–Fe-binding.
De cysteïne-eenheden die binden aan Fec en Fed maken deel uit van het peptidefragment ~Cys–Gly–Pro–Cys~.

video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan

PFOA

Teflon™ wordt onder andere gebruikt voor anti-aanbakpannen. Het is een polymeer van tetrafluoretheen.

Bij de productie van Teflon™ wordt perfluoroctaanzuur (PFOA) gebruikt als hulpstof. PFOA (C7F15COOH) behoort tot de zogenoemde poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS). Deze groep stoffen wordt toegepast in allerlei industriële processen en producten. PFOA wordt geproduceerd uit
octaanzuurfluoride in twee reactoren. De omzettingen in deze reactoren zijn vereenvoudigd weergegeven in figuur 1.

Reactor 1 is een elektrochemische cel. Aan de positieve elektrode treedt
halfreactie 1 op, waarbij telkens een waterstofatoom van
octaanzuurfluoride wordt vervangen door een fluoratoom.
~C–H + HF ---> ~C–F + 2 H+ + 2 e                  (halfreactie 1)

De omzetting van octaanzuurfluoride tot PFOA is vereenvoudigd en onvolledig met een blokschema weergegeven, zie hieronder.


- In reactor 1 (R1) reageren octaanzuurfluoride en HF. Aan de positieve elektrode wordt stof P gevormd en aan de negatieve elektrode wordt waterstof gevormd uit H+-ionen.
- Waterstof verlaat R1 samen met een lage concentratie HF. De waterstof wordt in scheidingsruimte 1 (S1) gescheiden van HF met behulp van water.
- Als alle octaanzuurfluoride heeft gereageerd, wordt stof P doorgevoerd naar reactor 2 (R2). Hier reageren stof P en water volledig tot PFOA en HF, die als afzonderlijke stofstromen de reactor
verlaten.
De instroom in R1 is in het blokschema al volledig gegeven.

PFOA is een zwak zuur met een Kz-waarde van 3,2∙10‒3. PFOA is daarom in water vooral aanwezig in de vorm van de geconjugeerde base C7F15COO. Dit PFOA is goed oplosbaar in water.

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat PFOA een risico vormt voor de gezondheid en het milieu. Het gebruik van PFOA is in Nederland sinds 2020 verboden voor consumentenproducten. Omdat PFOA slecht afbreekbaar is, is deze stof nog wel aanwezig in ons milieu.
Voor de bepaling van de hoeveelheid PFOA in water of grond wordt onder andere gebruikgemaakt van massaspectrometrie. Een deel van het massaspectrum van PFOA (414 g mol–1) is in figuur 2 weergegeven.

Bij de gebruikte techniek neemt een molecuul PFOA een elektron op.
Het gevormde [C7F15COOH]– fragmenteert vervolgens.
Uit het massaspectrum kan worden opgemaakt dat bij de fragmentatie van PFOA onder andere enkele malen hetzelfde neutrale fragment Y wordt afgesplitst. Zo is het fragment behorend bij de piek van m/z = 181 ontstaan uit het fragment behorend bij de piek van m/z = 231.

video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan

Vonkremmers

Bij hoogspanningsschakelaars en windturbines ontstaan er soms grote vonken als de stroom wordt in- en uitgeschakeld. Deze vonken geven storingen op het elektriciteitsnet en kunnen apparatuur beschadigen. 
Daarom zitten de contactpunten van dergelijke schakelaars in een behuizing die gevuld is met een vonkremmend gas.
Een vonkremmend gas heeft een hoge doorslagspanning, dat is de spanning waarbij geleiding optreedt (bij bepaalde druk).
De geleiding treedt op omdat bij hoge spanning gasmoleculen (X) bij de contactpunten geïoniseerd raken volgens X (g) + e --> X+ (g) + 2 e–.
Bij lage druk is de doorslagspanning groot.

Een veel toegepast vonkremmend gas is zwavelhexafluoride (SF6). Dit gas wordt industrieel geproduceerd uit de elementen zwavel en fluor (proces 1).
Fluor (F2) is een giftig en agressief gas. Onderzoekers hebben daarom een andere syntheseroute ontwikkeld (proces 2). De reacties van proces 2 verlopen bij aanzienlijk lagere temperatuur dan bij proces 1.
In proces 2 treden drie reacties op:
4 KF + S + 2 Br2 --> SF4 + 4 KBr (reactie 1)
SF4 + 2 CoF3 --> SF6 + 2 CoF2 (reactie 2)
2 CoF2 + F2 --> 2 CoF3 (reactie 3)
In proces 2 wordt netto geen CoF3 verbruikt.
De vormingswarmte van SF6 is –12,25·105 J mol–1.

In een brochure staat: “Dit alternatieve proces voldoet beter aan de uitgangspunten van groene chemie dan het standaard industriële proces.”

Zwavelhexafluoride is niet giftig, maar het is wel een sterk broeikasgas.
Het is mogelijk om zwavelhexafluoride in hoogspanningsschakelaars te  vervangen door andere stoffen, zoals Novec™ 4710 (C4F7N).
Deze stof wordt in enkele stappen gemaakt. In het totale proces zijn de beginstoffen hierbij methylpropaanzuur, HF en NH3.
De andere stoffen die worden gevormd, zijn waterstof en water.
Bij de omzettingen blijft het koolstofskelet gelijk, maar wordt de COOHgroep omgezet tot een CN-groep.

In experimenten met zuiver Novec™ 4710 werd de spanning op de contactpunten zo hoog opgevoerd, dat er toch een elektrische ontlading plaatsvond in de schakelaar.
Het bleek dat hierbij ontleding van Novec™ 4710 tot de elementen optreedt. Deze reactie treedt pas op bij zeer hoge waardes van de toegevoerde energie.
De vormingswarmte van Novec™ 4710 is –33·105 J mol–1.
In de figuur zie je enkele mogelijke energiediagrammen van deze omzetting.

Een standaard schakelaar bevat 60 kg zuiver SF6. In een praktijkproef konden vergelijkbare vonkremmende resultaten worden bereikt door een gasmengsel van stikstof en Novec™ 4710 te gebruiken met daarin 20,8 kg Novec™ 4710.
De mate waarin een stof bijdraagt aan het versterkt broeikaseffect wordt uitgedrukt in de GWP (global warming potential). De GWP van een stof is gedefinieerd als het opwarmingsvermogen van 1,0 kg van de stof in vergelijking met 1,0 kg CO2, berekend over een periode van 100 jaar.
Om te berekenen welke winst er wordt gehaald met het oog op het broeikaseffect, gaat men uit van een situatie waarbij alle gas uit de schakelaar ontsnapt. Hierbij wordt de bijdrage aan het broeikaseffect omgerekend naar overeenkomende massa CO2-uitstoot.
De GWP-waarde van SF6 is 22 800 terwijl Novec™ 4710 een GWP-waarde van slechts 2100 heeft.

video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan

samenvatting alle vwo examenstof

antwoorden, opgaven en uitleg andere vwo examens

  • Het arrangement VWO Scheikunde Examen 2023 2e tijdvak met video-uitleg is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Wouter Renkema Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2023-06-23 11:41:39
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Dick Naafs heeft dit arrangement gemaakt. Wouter Renkema heeft alleen de video-uitleg erbij gezet.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Het vwo eindexamen 2e tijdvak 2023 is verwerkt in een arrangement. Bij de beantwoording van de vragen is gebruik gemaakt van het correctievoorschrift van de CEVO.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Scheikunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    2023, examen, gifblaar, indigo, pfoa, scheikunde, tijdvak 2, video, vonkremmer, vwo

    Bronnen

    Bron Type
    video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan
    https://www.youtube.com/watch?v=Ul3qYxLoQio
    Video
    video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan
    https://www.youtube.com/watch?v=Ul3qYxLoQio
    Video
    video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan
    https://www.youtube.com/watch?v=Ul3qYxLoQio
    Video
    video uitleg met tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan
    https://www.youtube.com/watch?v=Ul3qYxLoQio
    Video
    samenvatting alle vwo examenstof
    https://youtu.be/OnZGLbYguBQ
    Video
    antwoorden, opgaven en uitleg andere vwo examens
    https://scheikundehavovwo.nl/vwo-examen1/index
    Link

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Naafs, Dick. (2023).

    VWO Scheikunde Examen 2023 2e tijdvak

    https://maken.wikiwijs.nl/198144/VWO_Scheikunde_Examen_2023_2e_tijdvak