Verhoudingstabellen
Je hebt een baantje.
Je verdient € \(\small{4\text{,-}}\) per uur.
Hoeveel je verdient, hangt af van het aantal uur dat je werkt.
\(\small{\text{gewerkte uren}}\) |
\(\small1\) |
\(\small3 \) |
\(\small4\) |
\(\small6\) |
\(\small8\) |
\(\small{\text{verdiensten (€)}}\) |
\(\small4\) |
\(\small12\) |
\(\small16\) |
\(\small24\) |
\(\small32\) |
Je ziet dat de onderste getallen steeds \(\small{4}\) keer zo groot zijn dan de bovenste getallen.
De verhouding tussen het aantal \(\small{\text{gewerkte uren}}\) en de \(\small{\text{verdiensten}}\) is \(\small{1:4}\).
\(\small{1:4}\) spreek je uit als "één staat tot vier".
Je noemt zo'n tabel een verhoudingstabel.
Hier zie je een verhoudingstabel.
\(\small1\) |
\(\small10\) |
\(\small{5}\) |
\(\small4 \) |
\(\small40 \) |
\(\small20\) |
In een verhoudingstabel mag je het onderste en bovenste getal met hetzelfde getal vermenigvuldigen.
In een verhoudingstabel mag je het onderste en bovenste getal door hetzelfde getal delen.
De verhouding in de tabel blijft \(\small{1:4}\).
Video: Verhoudingstabel
Verhoudingstabellen - Voorbeeld 1
Bekijk de volgende aanbieding:
Je spaart \(\small{\text{€ }60\text{,-}}\) per maand.
In de aanbieding staat niet hoeveel geld je dan krijgt uitgekeerd.
Je zet de getallen uit de aanbieding in een tabel:
\(\small{\text{bedrag} \text{ per maand}}\) |
\(\small{€\ 40}\) |
\(\small{€\ 1}\) |
\(\small{€\ 60}\) |
\(\small{\text{uitkering} \text{ na 4 jaar}}\) |
\(\small{€\ 2000}\) |
\(\small{€\ \ldots}\) |
\(\small{€\ \ldots}\) |
Je gaat nu eerst terugrekenen naar \(\small 1\).
Dat betekent dat je bij “Bedrag per maand” in de bovenste rij van de tabel een \(\small 1\) zet.
(In dit geval \(\small{€\ 1}\)).
-
Om van \(\small 40\) naar \(\small 1\) te komen in de bovenste rij moet je delen door \(\small 40\).
-
Dus moet je in de onderste rij ook delen door \(\small 40\).
-
\(\small{€\ 2000}\) gedeeld door \(\small 40\) is \(\small{€\ 50}\).
Nu kun je uitrekenen hoeveel je na \(\small 4\) jaar krijgt uitgekeerd als je \(\small{€\ 60}\) per maand spaart.
-
Om van \(\small 1\) naar \(\small60\) te komen in de bovenste rij moet je vermenigvuldigen met \(\small60\).
-
Dus moet je de onderste rij ook vermenigvuldigen met \(\small60\).
-
\(\small{€\ 50} \times 60 = {€\ 3000}\)
Dat is dus \(\small{€\ 3000}\),-
Video: Verhoudingstabel gebruiken
Verhoudingstabellen - Voorbeeld 2
Bekijk de ketting.
De ketting heeft een vast patroon.
Na twee witte kralen komen steeds drie blauwe kralen.
Van iedere vijf kralen zijn er twee wit en drie blauw.
Je kunt de aantallen in een tabel zetten.
\(\small{\text{aantal witte kralen}}\) |
\(\small2\) |
\(\small4\) |
\(\small6\) |
\(\small8\) |
\(\small{\text{aantal blauwe kralen}}\) |
\(\small3\) |
\(\small6\) |
\(\small9\) |
\(\small12\) |
\(\small{\text{totaal aantal kralen}}\) |
\(\small5\) |
\(\small10\) |
\(\small15\) |
\(\small20\) |
De tabel is een uitgebreide verhoudingstabel.