Schrijf de antwoorden op deze vragen op een document, maak een foto en zet het op Seesaw.
Wat betekent voor jou oplossen?
Wanneer moet je situaties oplossen?
Ben je goed in oplossen of ben je meer van uitstellen?
1.1 Motivatiemotor
➜ Vul de vragen in die onder het kopje 'voorbereiding' vallen in je Egodact tegel.
➜ Maak een Pages document aan waarin jij je logboek bij gaat houden. In jouw logboek ga je beschrijven hoeveel jij hebt gemaakt per blox dat jij hebt gewerkt aan deze quest.
➜ Aan het eind vul je het reflective journaal in.
➜ Zet dit in Seesaw en Egodact.
1.2 Doelen en rubrics
Voordat je aan deze quest begint is het belangrijk om goed in beeld te hebben wat er precies van je wordt verwacht.
Dit zijn de doelen:
Aan het einde van de quest kan je een beschrijving geven van jezelf en jouw familie. Je kan vertellen wat ze leuk en niet leuk vinden.
Aan het eind van deze quest ken je de tegenwoordige tijd van een aantal onregelmatige werkwoorden. Heb je kennis gemaakt met de gebiedende wijs (jij).
Aan het eind van deze quest kan je vertellen waar iets of iemand is. Weet je de dagindeling en kan je klokkijken.
Aan het einde van de quest heb je kennis gemaakt met de namen van winkels, beroepen, maanden, dagen, voortzetsels, het menselijke lichaam en kledingstukken.
Aan het einde van de quest ga je reflecteren over wat je geleerd hebt.
Aan het einde van de quest lever je in een familieboom, een turistische brochure en een poster.
Aan het einde van de quest heb je geleerd hoe je een eindproduct kan neerzetten die past bij jouw ambitie en doel.
Rubrics
Begrijp alledaagse uitdrukkingen zoals begroeten, bedanken, zich voorstellen, hoe laat het is.
Begrijp eenvoudige vragen, opdrachten, aanwijzingen van mijn docent.
Versta duidelijk gesproken woorden zoals getallen, de tijd, dagen, maanden.
Stel mezelf voor/groet iemand/neem afscheid/ vraag hoe het met iemand gaat/reageer op hun verhaal.
Schrijf een paar korte eenvoudige zinnen over mezelf als introductie/ tekst bij een cartoon of foto.
Vind online informatie over relevante onderwerpen, namen, begrijp eenvoudige informatie op posters, mededelingenborden.
1.3 Schema per week
Het onderste schema bevat de onderwerpen die we per week gaan behandelen om deze quest te maken. Daarnaast geef ik een indicatie van de tijd die je nodig zou kunnen hebben.
LET OP: de aangegeven tijd is een indicatie, misschien werk je sneller waardoor je tijd over houdt. Misschien heb je meer tijd of uitleg nodig waardoor jij je aan dit schema gaat houden.
Vergeet niet minimaal één keer per week naar de bloX Spaans te komen, in de bloX krijg je feedback en extra ondersteuning waar nodig.
Week 1: 8 t/m 12 mei
2 uur
Quest introduceren
Tussen- en eindproducten bespreken
Woordenschat: winkels en gebouwen
Plaatsaanduiding (herhaling)
Week 2: 15 t/m 19 mei
2 uur Dagindeling en openingstijden
La hora/klokkijken
Describir/omschrijven
Week 3: 22 t/m 26 mei
2 uur
Presente de verbos irregulares
Profesiones y lugares de trabajo
Week 4: 29 t/m 2 mei
2 uur
El imperativo (gebiedende wijs)
Los meses
Werken aan tussen- en eindproduct
Week 5: 5 t/m 9 juni
2 uur
Verbos reflexivos
Preposiciones
Conjunciones
Week 6: 12 t/m 16 juni
2 uur
El cuerpo
Het werkwoord Doler Gustar (herhaling)
Week 7: 19 t/m 23 juni
2 uur Bijvoegelijk voornaamwoord (muy/mucho/muchos/muchas) La ropa
Pretérito indefinido Ir y Estar
Week 8: 26 t/m 30 juni 2 uur
Palabras interrogativas
Aan eindopdracht werken.
Week 9: 3 t/m 7 juli 2 uur
Aan eindopdracht werken en inleveren.
Week 10: 10 t/m 14 juli
Expoweek
Feedback verwerken en eindproduct nog inleveren
Zomervakantie!!
De uren die ik per week bereken heb zijn voor de tijd in de Spaanse bloX en voor het uitwerken van het eindproduct buiten de Spaanse bloX.
2. Eindproducten en tussenproducten
De volgende producten ga je inleveren: lees deze informatie goed door!!
Bij twijfel vraag mevrouw Acosta.
Tussenproducten:
- Logboek per week: waar heb je aangewerkt deze week tijdens of buiten de Blox Spaans?
- Een map met de oefeningen op papier die je van mevrouw Acosta krijgt. Dit houd je elke week bij, je levert het in zodra je klaar bent. Deze oefeningen leveren maximaal 8 xm's op.
Eindproducten:
1. Eindproduct 1 (4 xm's): árbol de famila (familieboom). Je maakt een papierenposter over je familieleden. Het poster bevat de volgende informatie van elke familielid (inclusief jezelf):
Namen
Verwantschap (moeder, vader, broer, zus, etc.)
Leeftijd
Waar ze vandaan komen
Wat ze graag doen in hun vrije tijd
Wat voor eten ze lekker vinden en welke niet
Wat is hun favoriete vakantiebestemming
Je schrijft de informatie in complete zinnen en in het Spaans onder de gebruikte afbeeldingen. De afbeeldingen zijn om jouw poster mooier te maken. Je maakt een foto van jouw eindproduct en zet die in Egodact, de papierenversie lever je bij mij in.
Voorbeeld árbol de familia:
In het Spaans
Voorbeeld
Mi madre se llama María, tiene sesenta años. Mi madre es colombiana. En su tiempo libre hace yoga, cocina y le gusta leer. A mi madre le gustan mucho los vegetales pero no le gusta nada la chuchería (snoep). Sus vacaciones favoritas son cerca del campo.
2. Eindproduct 2 (4 xm's): folleto turístico (touristiche brochure). Je moet 1 van deze steden kiezen voor jouw brochure: Córdoba, Granada, Sevilla of Madrid. Jouw brochure bevat foto's van de belangrijke plekken van jouw gekozen stad.
Jouw brochure mag op papier of digitaal ingeleverd worden en bevat de volgende informatie:
Locatie van de stad
Aantal inwoners
Temperatuur gedurende het jaar
Historische/interesante plekken
Welk soort vervoer breng je erheen
Typisch eten en drinken
Als je voor een papierenversie kiest maak je aan het eind een foto van het eindresultaat, deze plaats je in Egodact. De papierenversie lever je bij mij in.
Voorbeeld van een brochure:
3. Eindopdracht 3 (4 xm's): poster ¿cómo te vistes? (hoe kleed je je aan?) Deze poster bevat de volgende informatie:
Waar koop je je kleding.
Wat draag je het liefst elke dag.
Welke soort/stijl kleding vind je niet mooi of leuk.
Wat draag je als je gaat sporten.
Wat zou je dragen als je naar een gala zou moeten gaan.
Welke soort kleding neem je mee naar jouw zomervakantie en waarom (waar ga je heen?).
Je gebruikt afbeeldingen om jouw poster mooi te maken. Je mag meer informatie toevoegen als je wilt. De poster lever je bij mij in. Je maakt een foto van het eindresultaat en plaats het in Egodact.
Voorbeeld van een poster:
Daarnaast schrijf je onder de kop Reflective Journaal in Egodact een korte reflectie met de volgende onderdelen:
Benoem 5 dingen die je met deze quest geleerd hebt.
Welke BLP-spieren heb je moeten gebruiken om deze quest af te kunnen maken?
Welke onderdeel(en) van de quest vond je het alle uitdagendste en waarom? Hoe heb je de uitdaging opgelost?
LET OP!!
Zowel de tussenproducten als de eindproducten zijn in het Spaans. Als je ondersteuning met betekenissen of vertaling van woorden nodig hebt vraag je mevrouw Acosta om hulp.
3. ¿A dónde vas? (Waar ga je heen?)
3.1 Tiendas y edificios
Las tiendas
Tiendas y edificios (winkels en gebouwen)
Hieronder zie je een paar voorbeelden van winkels en gebouwen in het Spaans.
Hoe heten deze winkels in het Nederlands? Maak een lijst in je map met de vertaling van de onderstaande namen.
Vocabulario sobre tiendas en gebouwen
Hieronder heb je een lijst met twee colommen, aan de linker kant de beschrijving van wat je kan kopen in een winkel en aan de rechter kant de namen van de winkels. Verbind de namen met de beschrijving. Zet ze in je map.
Plaatsaanduiding (herhaling)
Plaatsaanduiding (herhaling)
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
3.2 Openingstijden en dagindeling
Horario de apertura
Partes del día
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
3.3 La hora/de tijd
De tijd in het Spaans vertellen; hoe laat is het?
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
3.4 Describir/omschrijven
Wanneer we willen weten hoe iets eruit ziet maken we gebruik van de vragendvoornaamwoorden welk(e), wat, wie en wiens; of van de vragend bijwoorden waar, wanneer en hoe; of van het vragend telwoord hoeveel.
Stel voor dat ik wil weten hoe veel broers of zussen je hebt, dan vraag ik bijvoorbeeld, hoeveel broers heb je? Andere vraag zou kunnen zijn, waar woont jouw oma/opa? Of welke kleur is jouw jas/tas?
Let op: in het Spaans maken we gebruik van de open vraagteken ¿ wanneer we een vraag stellen. Voorbeeld: ¿Dónde está tu chaqueta?. Daarnaast wordt het een accent gezet op het vragendwoord. Voorbeeld: ¿Dónde?
Hieronder de vraagwoorden in het Spaans:
¿Qué? ¿De qué? = Wat
¿Quién? = Wie
¿Cuál(es? = Welk(e)
¿De quién? = Wiens
¿Dónde? ¿A dónde? = Waar
¿Cuándo? = Wanneer
¿Cómo? Hoe
¿Cuánto(s)? = Hoeveel
¿Por qué? = Waarom
De bovenste vraagwoorden zijn niet de enige maar tijdens deze periode gaan we deze leren en gebruiken.
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
3.5 Presente verbos irregulares/tegenwoordige tijd onregelmatige werkwoorden
We gaan leren een aantal onregelmatige werkwoorden te vervoegen. Eerst even de persoonlijke voornaamwoorden herhalen.
IK= YO
JIJ= TÚ
HIJ= ÉL
ZIJ= ELLA
U= USTED
WIJ= NOSOTROS/-AS
JULLIE= VOSOTROS/-AS
ZIJ= ELLOS, ELLAS, USTEDES
Cerrar= dichtdoen/dichtmaken
(Yo) cierro la puerta= ik doe de deur dicht
(Él) cierra la puerta= hij doet de deur dicht
Ir= gaan
(Yo) voy a casa= ik ga naar huis
(Ella) va a casa= zij gaat naar huis
Venir= komen
(Yo) vengo a la escuela= ik kom naar school
(Tú) vienes a la escuela= jij komt naar school
Hacer= doen
(Yo) hago los deberes= ik maak het huiswerk
(Usted) hace los deberes= u maakt het huiswerk
Jugar= spelen
(Yo) juego con el perro= ik speel met de hond
(Nosotros) jugamos con el perro= wij spelen met de hond
Dormir= slapen
(Yo) duermo muy poco= ik slaap heel weinig
(Vosotros) dormís muy poco= jullie slapen heel weinig
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
3.6 Profesiones y lugares de trabajo/beroepen en werkplekken
Profesiones
Lugares de trabajo
Vertaal de namen van de werkplekken en beroepen naar het Nederlands. Schrijf ze in je mapje (er is een bladzijde voor).
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
3.7 El imperativo/de gebiedende wijs
El imperativo (ik-vorm)
De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm die we gebruiken om een gebod of een bevel uit te drukken. In zinnen met een gebiedende wijs ontbreekt het onderwerp en staat de werkwoordsvorm steeds alleen.
Één van de vormen van de gebidende wijs in het Spaans wordt op deze manier gemaakt, deze vorm gaan we deze periode leren en oefenen:
Je pakt een werkwoord zoals Comer (eten) en vervoeg het in de tegenwoordige tijd tweedepersoon enkelvoud: (tú) comes. Daarna doe je de S weg en klaar.
Gebiedende wijs= COME.
Deze vorm COME correspondeert met de tegenwoordige tijd derde persoon enkelvoud: él come= hij eet.
Regelmatige werkwoorden Onregelmatige werkwoorden
Infinitief ImperativoInfinitiefImperativo
Cortar Corta (tú) Cerrar Cierra (tú)
Escribir Escribe (tú) Hacer Haz (tú)
Voorbeeld:
Leef= vive
Speel= juega
Slaap= duerme
Een carriére waar de gebiedende wijs voortdurend gebruikt wordt is in marketing. Met de gebiedende wijs wordt geprobeerd om de consument producten te laten kopen of iets te laten doen.
Hieronder een paar voorbeelden van reclame met gebiedende wijs
4. Hábitos (Gewoontes)
4.1 Los meses del año (De maanden van het jaar)
Meses del año
Hoe heten de maanden in het Nederlands? Schrijf de namen in jouw mapje.
Las estaciones del año (De seizoenen)
Hoe heten de seizoenen in het Nederlands? Schrijf de namen in jouw mapje.
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
4.2 Verbos reflexivos/wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden (tegenwoordige tijd)
Op de onderstaande afbeelding de uitleg van hoe wederkerende werkwoorden vervoegd worden.
Kijk en luister goed naar deze video. Hier wordt er uitgelegd hoe je een wederkerend werkwoord kan herkennen en vervoegen.
Hieronder 20 werkwoorden die in het Spaans wederkeren zijn. Van deze welke zijn ook wederkerend in het Nederlands? Schrijf de werkwoorden en vertaling in jouw mapje.
4.3 Preposiciones (Voorzetsels)
Preposiciones
Voorsetzels drukken een verband van plaats, tijd of manier tussen personen en dingen uit. Er zijn enkelvoudige voorsetzels, die uit slechts een woord bestaan, en samengestelde voorsetzels, die uit meerdere woorden bestaan.
Gebruik van enkele voorzetsels:
(a, de, por, con, en)
Salgo de la escuela muy tarde
Mi padre vuelve a las cinco (mijn vader komt terugom 5 uur).
Patricia viene al (= a+el)* teatro en coche (Patricia komtnaar het theater met de auto).
Llego a mi trabajo a las ocho y cuarto (ik kom op mijn werk om 8:15).
Voy a la biblioteca por las mañanas (ik ganaar de bibliotheek in de ochtend).
Juego en el parque con mis primas todos los sábados (ik speel in het park met mijn nichtjes elke zaterdag).
Siempre llamo a mi hermana cuando llego a casa (ik bel mijn zus altijd als ik thuis ben aangekomen).
* De voorsetzel a en het lidwoord el woorden 'al' wanneer de zelfstandig voornaamwoord een mannelijk woord is. El colegio= voy al (a + el) colegio. Voy a el colegio is niet correct.
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
4.4 Conjunciones/Voegwoorden
Las conjunciones
Voegwoorden verbinden zinsdelen met elkaar en zinnen met elkaar.
Er zijn twee soorten voegwoorden: nevenschikkende en onderschikkende. De nevenschikkende verbinden gelijkwaardige zinnen met elkaar, dus hoofdzinnen met hoofdzinnen of bijzinnen met bijzinnen.
In deze periode gaan we 3 nevenschikkende voegwoorden leren:
Pero (maar) O (of) Y (en)
Voorbeeld Pero
Nos levantamos temprano pero nos acostamos tarde.
We staan vroeg op maar gaan laat naar bed.
Voorbeeld O
Por las tardes trabajo o estudio.
's Middags werk ik of studeer ik.
Voorbeeld Y
Yo vivo y trabajo en Nieuw-Vennep.
Ik woon en werk in Nieuw-Vennep.
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
5. Descripciones (Omschrijving)
5.1 El cuerpo humano (Het menselijke lichaam)
El cuerpo humano
Partes de la cara
Vertaal de namen van de lichaamsdelen en gezicht in jouw mapje.
Hieronder een aantal bijvoegelijke naamwoorden en de werkwoorden waarmee ze gebruikt zijn. Een bijvoegelijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoegelijke naamwoorden worden meestal samen met de werkwoorden Ser en Estar gebruikt.
Het huis (zelfstandig naamwoord) is geel (bijvoegelijk naamwoord). La casa (sustantivo) es amarilla (adjetivo).
Belangrijk: bijvoegelijke naamwoorden passen zich in getal en geslacht altijd aan het zelfstandig naamwoord waarbij ze horen.
De jongens (zelfstandig naamwoord) zijn aardig (bijvoegelijk naamwoord). Los chicos (sustantivo) son simpáticos (adjetivo).
Het bijvoegelijke naamwoord in het Spaans staat achter het zelfstandig naamwoord
El tulipán azul= de blauwe tulp.
Las mujeres altas= de lange vrouwen.
Weet je wat hier staat?
Carlos es muy guapo. Tiene el pelo liso y rubio. Tiene los ojos azules y grandes, su nariz es grande también. Lleva una camisa negra y un reloj gris.
Let op!
Mannelijk Vrouwelijk
Envelvoud Pelo negro Boca pequeña
Meervoud Ojos negros Orejas pequeñas
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
5.2 Verbos Doler y Gustar
El verbo Doler
Het werkwoord Doler gebruik je om aan te geven dat je ergens pijn hebt. Het werkwoord Doler is een wederkerend werkwoord net als Gustar.
El verbo Gustar (herhaling)
Dit werkwoord gebruik je om aan te geven dat je iets leuk of niet leuk vindt.
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
5.3 Muy/mucho (Veel)
Muy
Muy + bijvoegelijk naamwoord (adjetivo):
Het bijvoegelijke naamwoord kent mannelijke, vrouwelijke, enkel- en meervoud vormen.
Su nariz es muy grande (zijn neus is heel groot).
Vive en un apartamento muy antiguo (zij woont in een heel oud apartament).
Muy + bijwoord (adverbio):
Come muy tarde (hij eet heel laat).
Mi madre se levanta muy temprano (mijn moeder is heel vroeg op).
Mucho, mucha, muchos, muchas
Mucho, mucha, muchos, muchas + zelfstandig naamwoord (sustantivo):
Als het zelfstandig naamwoord telbaar is kent hij mannelijk, vrouwelijk, enkel- en meervoud vormen.
Tengo muchas amigas (telbaar) (ik heb veel vriendinnen).
En mi equipo hay muchos chicos(telbaar) (in mijn team zijn er veel jongens).
Manuel tiene mucho dinero (ontelbaar) (Manuel heeft veel geld).
Los bebés beben mucha leche (ontelbaar) (Babies drinken veel melk).
Werkwoord (verbo) + mucho:
Me duele mucho la cabeza (Mijn hoofd doet (heel) veel pijn). Veo mucho la televisión (ik kijk veel televisie).
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
6. La ropa (Kleding)
La ropa
Wat soort kleding vind je de leukste? Waar koop je je kleding? Draag je elk seizoen verschillende kleding? En op vakantie, wat draag je?
Vertaal de namen van de kledingstukken. In jouw map is er een bladzijde voor.
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
6.1 Pretérito indefinido Ir y Estar
El pretérito indefinido de Ir y Estar
Hieronder een tabel met de vervoegingen van GAAN en ZIJN in de verleden tijd.
Ir
Estar
Yo (ik)
fui
estuve
Tú (jij)
fuiste
estuviste
Él, ella, usted (hij, zij, u)
fue
estuvo
Nosotros/nosotras (wij)
fuimos
estuvimos
Vosotros/vosotras (jullie)
fuisteis
estuvisteis
Ellos/ellas (zij)
fueron
estuvieron
Voorbeelden met de twee werkwoorden
Ir
Yo fui a Canadá el mes pasado.
Ik ging naar Canada vorige maand.
Alejandra y Pedro (ellos) fueron a cenar el sábado por la noche.
Alejandra en Pedro (zij) gingen uiteten afgelopen zaterdag.
Estar
Yo estuve en la bliblioteca el martes por la tarde.
Ik was in de bibliotheek afgelopen dinsdag middag.
Tú y Mario (vosotros) estuvieron en su casa el domimgo.
Jij en Mario (jullie) waren in zijn huis op zondag.
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen
6.2 Palabras interrogativas
Palabras interrogativas (Vraagwoorden)
¿Dónde? Waar?
¿Dónde estuviste el sábado? Waar was je op zaterdag?
¿Qué? Wat?
¿Qué haces normalmente los lunes? Wat doe je op maandag?
¿Quién? Wie?
¿Quién estuvo contigo en el cine? Wie was met jou in de biocoop?
¿Cuándo? Wanneer?
¿Cuándo fuiste a Francia? Wanneer was je in Frankrijk?
¿Con quién? Met wie?
¿Con quién fuiste de vacaciones? Met wie was je op vakantie?
De oefeningen zijn in het mapje dat je van mevrouw Acosta hebt gekregen.
7. Reflective journaal
Onder het kopje '1.2 Doelen en rubrics' zien jullie de rubrics staan die horen bij het niveau A1, daar werken we naar. Vul deze rubric in en beschrijf per doel en rubric wat je ervan geleerd hebt en geef aan of je je een beginner, bevorderd of expert vindt. Ook vertel je waarom je vindt dat je bij die categorie hoort.
Voordat je mevrouw Acosta een bericht stuurt voor feedback controleer nog even of alles in jouw tegel klaar staat met de juiste links!
Het arrangement Español Resolver - Oplossen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Merli Acosta
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-09-01 18:00:47
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.