Thema kaartvaardigheden § 3 en 4: theorie
Lesdoelen
theorie
Bij § 3 kun je
- de twee soorten landschap opnoemen
- het verschil beschrijven tussen de twee soorten landschap
- uitleggen waarom er verschillen zijn in ingerichte gebieden
- verklaren waarom Nederland eigenlijk geen natuurgebieden heeft
Bij § 4 kun je
- uitleggen wat de breedteligging en de lengteligging is.
- met behulp van de breedteligging en lengteligging een plaats op de aarde bepalen.
Thema kaartvaardigheden §3: natuur of ingericht
Een kaart is een tekening van een gebied. Elk gebied heeft een bepaald landschap.
We kennen twee soorten landschap: natuurlandschap en ingericht landschap. Een ingericht landschap wordt ook wel een cultureel landschap genoemd.
Elk landschap bestaat uit allerlei onderdelen, bijvoorbeeld: bomen, rivieren, steden, dorpen, enz., In een natuurlandschap is er door mensen helemaal niets veranderd, je ziet er alleen natuurlijke elementen.
Wanneer er in het landschap door mensen veranderingen zijn aangebracht spreken we van een ingericht landschap: het is door mensen ingericht. In een ingericht landschap vind je dus inrichtingselementen. Hoe meer mensen in een bepaald gebied leven, hoe meer het landschap is ingericht.
In Nederland is er eigenlijk geen echt natuurgebied te vinden. Alle natuurgebieden zijn hier ontstaan doordat mensen het hebben ingericht als een natuurgebied. Goede voorbeelden hiervan zijn de Hoge Veluwe en de voormalige vloeivelden bij Stadskanaal. Er is één echt natuurgebied in Nederland: dat is de Waddenzee.
Thema kaartvaardigheden §4: plaatsbepaling op aarde
Een plek op aarde kun je heel precies uitrekenen. Dit doe je met behulp van coördinaten. Dit werkt hetzelfde als het assensysteem van wiskunde. Je hebt een x-as en een y-as.
Geografische breedter
De x-as op aarde is de evenaar. De evenaar verdeelt de aarde in een bovenkant en onderkant. De bovenkant is de noordelijke helft. Dit noemen we het noordelijk halfrond. De onderkant is de zuidelijke helft: het zuidelijk halfrond.
Deze helften kun je indelen in lijnen van links naar rechts: breedtecirkels. Met die lijnen kun je de afstand tot de evenaar meten. Hoe verder je van de evenaar komt, hoe hoger de breedtegraad wordt. De hoogste breedtegraad is 90°NB ( 90 graden noorderbreedte) en 90°ZB ( 90 graden zuiderbreedte). Wanneer je het hebt over de afstand tot de evenaar, dan spreken we over breedteligging. Alles boven de evenaar ligt op noorderbreedte en alles onder de evenaar ligt op zuiderbreedte. Stadskanaal ligt bijvoorbeeld op ongeveer 52°NB
Geografische lengte
Je kunt de wereld ook indelen in een linker en een rechterhelft. De linkerhelft noemen we het westelijk halfrond, de rechterhelft het oostelijk halfrond. De lijn die de wereld in westelijk en oostelijk verdeelt noemen we de 0-meridiaan. Deze lijn loopt door het Engelse plaatsje.Greenwich. Daarom wordt de 0-meridiaan ook Greenwichlijn genoemd.
Deze helften kun je indelen in een aantal lijnen van boven naar beneden. Dit zijn meridianen. De meridianen verdelen de wereld in lengtegraden. De geografische lengte is de afstand tot de 0-meridiaan. Aan de linkerkant van de 0-meridiaan spreek je over westerlengte, aan de rechterkant spreken we over oosterlengte. Hoe verder je van de 0-meridiaan komt, hoe hoger de lengtegraad. De hoogste lengtegraad is 180° WL ( 180 graden westerlengte ) en 180°OL ( 180 graden oosterlengte). Bij 180° komen WL en OL bij elkaar.