Basiskennis schrijven

Basiskennis schrijven

Welkom!

Beste student,

Dit programma bestaat uit 4 onderdelen: de basiskennis die je nodig hebt om goed te kunnen schrijven. Elk onderdeel bestaat weer uit 2 delen:

1. Een toets om duidelijk te krijgen of je van het onderdeel al voldoende weet.

Weet je voldoende, dan ga je naar het volgende onderdeel. Moet je je kennis nog wat opfrissen, dan:

2. Krijg je extra uitleg en maak je een extra oefening. Daarna heb je de basiskennis ook voldoende opgefrist en kan je naar het volgende onderdeel.

Na 4 onderdelen ben je klaar.

Heb je vragen: vraag het mevrouw Van de Loo.

 

Basiskennis: taalverzorging

 

 

Basiskennis 1: Werkwoordspelling

De algemene kennis die je nodig hebt om een zakelijke e-mail te schrijven bestaat uit 4 delen. Deel 1 is jouw kennis over werkwoordspelling.

Test hier of je kennis hierover op orde is.

Je moet ten minste 6 van de 8 vragen goed beantwoorden. Houd zelf bij hoeveel vragen je goed maakt en lees de uitleg als je een antwoord hebt gegeven. Heb je minimaal 6 van de 8 vragen goed, ga dan naar Deel 2.

Heb je niet minimaal 6 van de 8 vragen goed, bekijk dan de instructie hieronder en doe de extra oefening. Daarna mag je verder naar Deel 2.

Bij vragen: stel ze aan mevrouw Van de Loo.

 

Oefening: Oefening werkwoordspelling

Start

 

 

 

Instructie werkwoordspelling

 

 

 

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-spelling-alle-werkwoordsvormen-door-elkaar/
Extra oefening werkwoordspelling

Basiskennis 2: Interpunctie

Basiskennis 2: Interpunctie

 

Je basiskennisbestaat uit 4 delen. Deel 2 is jouw kennis over interpunctie.

Test hieronder of je basiskennis deel 2 compleet is.

Je moet ten minste een score hebben van 80%. Nadat je alles hebt ingevuld, druk op de knop 'Nakijken'. Je ziet dan wat je niet goed hebt. Probeer te begrijpen wat je fout hebt gedaan en corrigeer je fouten. Vraag het zo nodig aan de docent.

Laat de uitslag aan je docent zien. Heb je 80% of meer goed, ga dan naar Basiskennis 3.

Heb je niet minimaal een score van 80%, bekijk dan de instructie hieronder en doe de extra oefening. Daarna mag je verder naar Basiskennis 3.

Bij vragen: stel ze aan mevrouw Van de Loo.

 

 

Basiskennis 2: test
Maak de toets. Als je niet een score hebt van 80% of hoger, ga je naar de instructie kijken. Laat de uitslag aan de docent zien.

Instructie:

 

 

Nu je de instructie hebt gehad, maak je de vragen van de oefeningen 1, 2 en 3 hieronder.

Succes.

https://www.leer-actief.nl/verhalen/vriendschap/leestekens/leestekens1.htm

Basiskennis 3: Hoofdlettergebruik

Basiskennis 3: Hoofdlettergebruik

Je Basiskennis bestaat uit 4 delen. Deel 3 is jouw kennis over hoofdlettergebruik.

Test hieronder of je Basiskennis deel 3 compleet is.

Je moet ten minste een score hebben van 70%.  Heb je minimaal een score van 70%, ga dan naar Basiskennis 4.

Heb je niet minimaal een score van 70%, bekijk dan de instructie hieronder en doe de extra oefening. Daarna mag je verder naar Basiskennis 4.

 

Basiskennis 3: test
Test hoofdlettergebruik

 

instructie

Instructie hoofdlettergebruik

 

 

Nu je de instructie hebt gehad, maak dan de vragen van de volgende oefening hieronder.

Laat het mevrouw Van de Loo zien als je de antwoorden hebt ingevuld. 

Succes.

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-4-hoofdletters/

Basiskennis 4: Signaal- en verbindingswoorden

Basiskennis 4: Signaal- en verbindingswoorden

Je Basiskennis bestaat uit 4 delen. Deel 4 is jouw kennis over signaal- en verbindingswoorden.

Test in de volgende tab of je uitrusting deel 4 compleet is.

Je moet ten minste 8 van de 10 vragen goed beantwoorden. Nadat je de test hebt gemaakt, krijg je jouw score en een uitleg. Bekijk die goed, want die gaat ook helpen om meer van deze uitrusting te begrijpen.

Heb je minimaal 8 van de 10 vragen goed, dan ben je klaar.

Heb je niet minimaal 8 van de 10 vragen goed, bekijk dan de instructie hieronder en doe de extra oefening. Daarna ben je klaar.

Bij vragen: stel ze aan mevrouw Van de Loo.

Basiskennis 4: test

 

 

Instructie signaal- en verbindingswoorden

Wat zijn signaal- en verbindingswoorden en hoe herken je deze in een zin?

Een signaalwoord toont het verband tussen zinnen of alinea’s aan. Het signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Door het gebruik van signaalwoorden is een tekst makkelijker te lezen; ze geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen de alinea’s. Het maakt een tekst duidelijker, waardoor je deze sneller en beter begrijpt.

Een signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Het signaalwoord geeft het verband tussen zinnen of alinea’s aan.

Signaalwoorden maken teksten duidelijker

Er zijn veel verschillende soorten signaalwoorden. Maar deze woorden hebben allemaal een ding gemeen: ze geven een verband tussen stukken tekst aan. Aan de hand van deze woorden kun je als lezer signaleren hoe een tekst is opgebouwd. Zo kan het signaalwoord aangeven dat er sprake is van een tegenstelling, opsomming, overeenkomst of chronologische volgorde. Je vindt een tekstverband door goed op signaalwoorden te letten, dit is bijvoorbeeld heel handig bij het begrijpend lezen.

Een signaal is een ander woord voor ‘sein’. Een signaalwoord geeft je als lezer als het ware een seintje dat je op moet letten.

Alle signaalwoorden

Een schrijver gebruikt signaalwoorden om een tekst duidelijker te maken voor jou als lezer. Zo kom je bijvoorbeeld de volgorde van bepaalde gebeurtenissen te weten, maar begrijp je ook dat er een opsomming of samenvatting volgt. Bekijk hieronder veel voorkomende voorbeelden van signaalwoorden.

Signaalwoorden bij tijd

eerst
vroeger
voordat
nadat
daarna
wanneer
intussen
tegelijkertijd
tijdens

Voorbeeld
Voordat ik ga trainen drink ik veel water en tijdens de training drink ik eigenlijk niks.

Signaalwoorden bij tegenstelling

maar
toch
echter
desondanks
daarentegen
enerzijds
hoewel
integendeel

Voorbeeld
Suus houdt veel van muziek, maar niet van dansen.

Signaalwoorden bij opsomming

en
ook
ten eerste, ten tweede etc
daarnaast
bovendien
in de eerste plaats, in de tweede plaats etc
vervolgens
ten slotte
verder

Voorbeeld
Daarnaast werkt Max voor zichzelf en staat hij op zaterdag bij zijn vader in de zaak.

Signaalwoorden bij vergelijking

hetzelfde
zoals
net als
als
zo
evenals
vergeleken met

Voorbeeld
Josje heeft rood haar, net als haar broer.

Door signaalwoorden begrijp je een tekst beter en sneller. Je kunt makkelijker verbanden leggen in de tekst.

Signaalwoorden bij uitleg

omdat
want
daarom
namelijk
immers

Voorbeeld
Roel was heel blij, want hij was net geslaagd voor zijn rijexamen.

Signaalwoorden bij samenvatting

al met al
kortom
samengevat
zoals gezegd
terugblikkend

Voorbeeld
In de zomer gaan zij met de boot naar Terschelling, met de auto naar Kopenhagen en met de trein naar Italië. Al met al hebben ze een druk reisschema.

Signaalwoorden bij conclusie

dus
tot slot
concluderend
daardoor
dat betekent dat

Voorbeeld
Ik heb nog geen plannen voor dit weekend, dus ik heb alle tijd om met je af te spreken.

(bron: https://wrts.nl/wat-zijn-signaalwoorden-en-hoe-herken-je-deze-in-een-zin)

 

Maak nu deze oefening

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-voegwoorden/