Nederlands HVX 5V Taalkunde en synthesetekst periode 2 SE1
Nederlands HVX 5V Taalkunde en synthesetekst periode 2 SE1
Introductie
Routeplanner
Deze routeplanner laat zien wat je per week moet leren en maken, om goed op schema te blijven en goed voorbereid te zijn voor het schrijven van je synthesetekst. In de BloX krijg je uitleg, kun je vragen stellen en je werkt samen met klasgenoten en de vakcoach aan opdrachten.
NB: Maak aantekeningen in je schrift en bekijk goed waar jij vooral aandacht aan moet besteden. Misschien hoef je spelling niet goed te bestuderen, maar weet je nog weinig van over formuleren. Of misschien heb je weinig idee meer over welke onderwerpen je bij taalkunde kunt onderzoeken. Stel vooral vragen tijdens de blox!
Boekopdracht DE INKTAAP
INKTAAP / Boekopdracht Mindmap
In deze periode lees je mee uit boeken voor het project Inktaap, een boekenprijs waarbij jongeren zoals jij de jury vormen. We sluiten dit af met de INKTAAP-dag, een bijeenkomst voor 5V-leerlingen uit heel Nederland. Deze speciale dag vindt plaats op 14 februari in Rotterdam, in periode 3.
Je kunt kiezen uit de volgende titels:
Wormmaan, Mariken Heitman,
Vaders die rouwen, Carmien Michels (verhalenbundel),
Op weg naar De Hartz, Wessel te Gussinklo.
Het is aan te bevelen om sowieso in een leesclub te lezen, zodat je elkaar kunt helpen het boek te begrijpen. We bespreken regelmatig zaken uit de INKTAAP-boeken. Geschikte titels vind je ook via litlab.nl en lezenvoordelijst.nl.
Verwerkingsopdrachten
Om te onthouden wat je hebt gelezen, maak je meestal een mindmap bij je gelezen boek. Dit keer mag je ook andere manieren kiezen, daarover hoor je nog meer tijdens de blox. Voor een mindmap of andere verwerkingsopdracht hoeft je boek nog niet helemaal uit te zijn. Een papieren versie van je opdracht (op A3-formaat) is nodig voor je mondeling in jaar 6. Als je een digitale vorm, zoals een filmpje, gebruikt, kan dit in overleg.
Hoe je de mindmap maakt, vind je in het bijgevoegde document. Je vindt daar ook voorbeeldvragen die kunnen terugkomen in het mondeling over je boeken in periode 3 in jaar 6. Doe er je voordeel mee!
Aan het einde van deze periode kun je een synthesetekst schrijven. Je werkt hier gedurende de hele periode aan en maakt deze af tijdens een schrijfzitting tijdens de toetsweek.
Waarom wil je dit kunnen?
Het is handig om een goede synthesetekst te kunnen schrijven, omdat je dit in je vervolgopleiding ook regelmatig zult moeten doen. Als je onderzoek doet, wil je een overzichtelijk beeld hebben van de belangrijkste zaken over het onderwerp. Daarvoor is het handig om niet alleen je bronnen in schema's samen te vatten, maar ook om een goede tekst te kunnen schrijven over wat je hebt gevonden.
Wat is een synthesetekst precies? Dat is een tekst die gebaseerd is op verschillende bronnen. Het is niet zomaar een samenvatting van twee of meer teksten, maar je brengt een logische ordening aan in wat je hebt gevonden in verschilende bronnen.
Deze bronnen kunnen bijvoorbeeld zijn:
artikelen uit kranten, tijdschriften,
informatieve (studie)boeken,
artikelen op een website,
interview op radio of tv,
podcast, etc.
Een bron kan ook een grafiek, een afbeelding of een illustratie zijn.
Een synthesetekst geeft antwoord op een vraag, bijvoorbeeld: wat is de stand van zaken rondom een bepaald onderwerp? Om die vraag te beantwoorden zorg je dat alle belangrijke informatie uit je bronnen in je tekst staat. Die informatie zet je niet zomaar onder elkaar, maar je brengt een logisch verband aan: je ordent niet per bron, maar bijvoorbeeld per deelonderwerp.
(bron: synthesetekst.webnode.nl)
Opdracht 1 Wat is een synthesetekst?
Opdracht 1: Filmclip kijken
Wat is een synthesetekst? En waarom moet je dat weten? Kijk naar het volgende filmpje waarin dit wordt uitgelegd. Klik hier.
Opdracht 2: Syntheseteksten vergelijken
Opdracht 2: Syntheseteksten vergelijken
Je gaat drie teksten vergelijken die andere leerlingen hebben geschreven over het onderwerp Dialect. Bekijk eerst de opdracht en bronnen die de leerlingen kregen. De bronnen A, B, C vind je verderop.
De opdracht voor de leerlingen luidde als volgt:
Schrijf een informatieve synthesetekst over de situatie van het dialect, op basis van de drie bijgevoegde bronnen.
Toelichting
Synthese: Je tekst is gebaseerd op verscheidene bronnen; jouw tekst brengt de informatie
uit die bronnen bijeen.
Informatieve tekst: Je tekst biedt een beknopt maar duidelijk overzicht van de situatie. Je schrijft op een neutrale manier en je neemt geen standpunt in.
Brongebruik: Je selecteert alleen de relevante informatie uit de bronnen en brengt die met elkaar in verband. Je schrijft een eigen, nieuwe tekst en maakt daarbij gebruik van informatie uit elk van de drie bronteksten.
Doelpubliek: Je schrijft de tekst voor leeftijdsgenoten die de bronnen niet hebben gelezen.
Stijl: Je tekst is begrijpelijk en aantrekkelijk. Formuleer in je eigen woorden. Vermijd letterlijk
kopiëren uit de bronteksten.
Lengte: Je schrijft een tekst van ongeveer 200 woorden.
Bronnen A, B, C
Bronnen
Bron A
Sterven de Nederlandse dialecten uit?
Steeds minder mensen spreken een dialect. Maar dat betekent niet dat we in Nederland allemaal hetzelfde Nederlands spreken. Er is natuurlijk ook nog zoiets als een regionaal accent, en er zijn woorden die bij een bepaalde streek horen, zoals frietje tegenover patatje.
Tussenvormen
Dialecten in Nederland gaan onder invloed van moderne ontwikkelingen in korte tijd steeds meer op elkaar en op het Algemene Nederlands lijken. Zo veranderen lokale dialecten in regionale talen. De spreektaal gaat steeds meer bestaan uit tussenvormen tussen het lokale dialect enerzijds en het Nederlands anderzijds. Tussenvormen kunnen in sommige gevallen als regionaal dialect (‘regiolect’) getypeerd worden en in andere gevallen als algemene Nederlandse omgangstaal met een herkenbaar regionale woordenschat en accent. Zulke tussenvormen zijn dus anders dan het dialect zoals dat nog vooral door de oudste generaties wordt gesproken. Deze traditionele lokale dorps- of stadsdialecten worden door de jongere generatie nog maar zelden gebruikt.
Jongeren spreken geen dialect, maar gebruiken ‘vette dialectwoorden’
Jos Swanenberg (1968) is sinds februari bijzonder hoogleraar Diversiteit in taal en cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg.
‘Als je een jongere in Tilburg vraagt of hij nog dialect spreekt, zal hij in negen van de tien gevallen met ‘nee’ antwoorden. Om vervolgens een variant van het Nederlands te laten horen, die doorspekt is met Tilburgse woorden als zat (‘genoeg) of bekant (‘bijna’).’
‘Jongeren spreken misschien geen dialect meer’, zegt Swanenberg, ‘maar het is zeker ook geen Nederlands. Hoewel het dicht tegen het Nederlands aan zit, dat wel. Maar door allerlei facetten in hun taal hoor je dat deze jongeren uit Tilburg komen. Behalve in woordjes kan dit tot uiting komen in heel onbewuste domeinen van de taal, zoals in de zinsbouw. In Tilburg wordt bijvoorbeeld het woordje ‘zich’ vaak weggelaten. Je kunt zeggen: Hij schaamt z’n eigen of Hij heeft z’n boek niet bij. Dit soort kenmerken zijn terug te voeren op het dialect.’
In Nederland wordt steeds minder vaak dialect gesproken. Dit blijkt uit onderzoek van Geert Driessen, onderzoeker bij het aan de Radboud Universiteit Nijmegen verbonden onderzoeksbureau ITS.
Tussen 1995 en 2003 zijn Nederlandse ouders onderling eenderde minder dialect gaan spreken. Kinderen spreken bovendien nog aanzienlijk minder vaak dialect.
Ouders
In 1995 sprak nog 27% van de Nederlandse ouders onderling dialect; in 2003 was dit geslonken tot 18% – een afname met een derde. Er bestaat een duidelijke tendens tot afname van het gebruik van nagenoeg alle dialecten.
Kinderen
In het algemeen spreken de kinderen aanzienlijk minder vaak een streektaal of dialect dan hun ouders. Vooral in het Nedersaksische en Brabantse taalgebied zijn er forse verschillen. Terwijl in 2003 12% van de ouders Brabants dialect sprak, deed slechts 3% van hun kinderen dat. In Limburg en Friesland zijn de verschillen tussen ouders en kinderen echter veel minder geprononceerd.
Leerlingteksten
Lees nu de drie syntheseteksten die leerlingen schreven over dit onderwerp.
Leerlingtekst 1
Tekst 1
Dialecten
Nederland kent veel dialecten, de belangrijkste zijn het Fries, Limburgs, Zeeuws, Nedersaksisch en Brabants. Maar het dialect is aan het verdwijnen, dat word al lange tijd gezegd en is uit onderzoek gebleken. Tussen 1995 en 2003 is het aantal ouders en kinderen dat dialect sprak in Nederland flink gedaald. Vaak spreken alleen nog ouderen een dialect. Zo verdwijnen ook ouderwetse woorden uit de Nederlandse taal om plaats te maken voor Engelse leenwoorden. Maar het is niet zo dat heel Nederland nu al hetzelfde Algemeen Nederlands spreekt.
Dialecten die typerend zijn voor een dorp of stad gaan steeds meer op het Algemeen Nederlands lijken. Daardoor krijg je in plaats van dorps gebonden dialecten regionale dialecten. Daardoor krijg je een soort tussenvormen tussen dialect en algemeen Nederlands. Mensen uit een bepaalde regio zijn dus vaak te herkennen aan een bepaalde woordenschat of accent.
Jongeren uit grote steden zeggen bijna altijd geen dialect te spreken. Maar toch gebruiken ook jongeren woorden of zinsopbouw die typerend is voor de stad waar ze vandaan komen of hun achtergrond.
Het dialect is dus aan het verdwijnen. Maar waarschijnlijk komen er nieuwe dingen voor terug waaraan je kunt herkennen waar iemand vandaan komt. En zal je nog lang het verschil blijven horen tussen een Fries en een Limburger.
Leerlingtekst 2
Tekst 2
Rust zacht lief dialect?
Nederland kent naast standaard Nederlands dialecten. Maar de dialecten van Nederland worden steeds minder gesproken. Is dit het einde van de dialecten?
Scheiden de talen zich van de volwassenen?
Bij veel dialecten neemt het aantal sprekers ervan extreem af. Alleen bij het Limburgs en Fries blijft het aantal sprekers stabiel in de tijd.
En hoe zit het met de kinderen?
Ook het aantal sprekers van onder de 18 neemt drastisch af. In negen van de tien gevallen zegt een jongere dat hij geen dialect spreekt in Tilburg. Maar dat betekent niet dat er geen verschillen zijn in taal tussen jongeren in het noorden en in het zuiden, de bekende discussie over friet of patat is een goed voorbeeld. Ook kun je bij jongeren niet spreken van ABN (algemeen beschaaft Nederlands). Het komt vaak voor dat er woorden van hetdialect in de taal van de jongeren zit. Woorden als ‘bekant’ en ‘zat’, en zelf gebruik ik ook het woord ‘bakske’ (een soort pauze met drinken en een koekje), worden veel gebruikt in Brabant.
Leerlingtekst 3
Tekst 3
Het Nederlands verandert door moderne woorden (denk aan: app) tegenwoordig een beetje, maar nog veel meer verandert het dialect. Ook wordt het dialect veel minder gesproken. Hoe komt dat?
In de periode 1995 tot 2003 is het aantal dialectsprekers met een derde afgenomen. Dat komt vooral doordat steeds minder kinderen van huis uit deze dialecten meekrijgen. Weinig ouders spreken nog dialect met hun kinderen en nog minder kinderen spreken tegenwoordig dialect.
Dit betekent niet dat er geen dialect meer wordt gesproken. Jongeren spreken vaak Standaardnederlands met veel dialectwoorden. Ook is het zo dat veel dialecten steeds meer op het Standaardnederlands gaan lijken. Dit zorgt voor een vorm tussen Nederlands en dialect, het regionale dialect. Dit is verschillend van het dialect en wordt vaker gesproken door jongeren. In tegenstelling tot het regionale dialect wordt het lokale dialect amper gesproken door jongeren.
Dus, dialect bestaat nog steeds maar neemt wat andere vormen aan, zoals het regionale dialect of het Standaardnederlands met dialect woorden. Het wordt nog gesproken, maar wel veel minder dan eerst.
Opdracht kwaliteitsvolgorde
OPDRACHT
Bepaal voor de drie teksten de kwaliteitsvolgorde. Let hierbij op de punten hieronder:
Informatie: is alle belangrijke informatie uit de verschillende bronnen in de synthesetekst verwerkt? Maar staan er geen overbodige dingen in?
Integratie: is de informatie uit de verschillende bronnen goed in verband gebracht (geïntegreerd) of lijkt de tekst meer op drie losse samenvattingen? Heb je het idee dat de schrijver het onderwerp volledig begrijpt?
Structuur: is de tekst logisch opgebouwd en wordt aan de lezer duidelijk gemaakt hoe de tekst in elkaar zit, bijvoorbeeld door middel van alinea’s, structurerende zinnen en signaalwoorden
Stijl: is de tekst prettig leesbaar, bijvoorbeeld door het gebruik van begrijpelijke woorden en weinig fouten
Geef de kwaliteit van de teksten aan door per aspect bolletjes in te kleuren (zie feedbackformulier) voor iedere tekst. Hoe meer bolletjes je inkleurt, hoe beter je de tekst vindt. Uiteindelijk tel je per tekst alle bolletjes op en kijk je welke tekst het best heeft gescoord. Zo ontstaat er een volgorde van 1 (beste tekst) tot 3 (minst goede tekst).
Zet je bevindingen in het logboek in Egodact. Stuur je vakcoach een berichtje zodra je werk zichtbaar is.
Feedbackformulier
Opdracht Eindoordeel syntheseteksten
Noteer hieronder je eindoordeel over de drie teksten en onderbouw je oordeel op basis van bovenstaande punten. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de teksten?
Beste tekst:
Gemiddelde tekst:
Zwakste tekst:
Noteer deze weer in Egodact. Bespreek je bevindingen met een medeleerling en met je vakcoach.
Opdracht 3 Kenmerken goede synthesetekst
Opdracht 3
Noteer nu per punt (zie opdracht 1) wat volgens jou de kenmerken zijn van een goede synthesetekst. Let daarbij dus op:
Informatie:
Integratie:
Structuur:
Stijl:
Noteer je bevindingen in je logboek in Egodact. Bespreek ze met een jaargenoot en vakcoach.
Opdracht 4 Hoe pak jij het aan?
Opdracht 4: Hoe zou jij het aanpakken?
Je hebt vier teksten vergeleken en weet hoe een goede synthesetekst eruitziet. De vraag is nu: hoe zou jij het schrijven van zo'n tekst aanpakken? Waarmee begin je? Wat doe je daarna? Bedenk een stappenplan.
Noteer hieronder je antwoord als volgt: Stap 1: Eerst ...
Stap 2: Daarna ...
Stap 3: Dan ...
etc.
Bespreek dit met een jaargenoot en bekijk of er verschillen en/of overeenkomsten zijn. Wat zou je nog willen aanpassen in je stappenplan?
Zet je stappenplan in je logboek in Egodact.
Als voorbereiding op je SE, ga je de komende tijd een eigen syntheseopdracht maken. Dit doe je in stappen.
Lees eerst de opdracht goed.
Bestudeer de bron en markeer belangrijke informatie
Groepeer informatie: welke informatie uit verschillend bronnen hoort bij elkaar?
Orden informatiegroepjes: wat vertel ik eerst, wat daarna?
Verbind informatie: hoe laat ik de lezer zien hoe mijn tekst in elkaar zit?
Schrijf de complete tekst en controleer.
Je schrijft dus niet meteen de hele tekst, maar je zet telkens een paar stappen. Hiervoor krijg je een papieren opdrachtboekje, waarin je makkelijk teksten kunt markeren.
Hieronder volgt een herhaling van wat je vorig jaar hebt gehoord en bestudeerd over taalkunde. Lees het door om op ideeen te komen voor jouw onderzoekje.
Taalkunde, wat is dat eigenlijk? Taalkunde omvat verschillende onderzoeksgebieden over taal. Je kunt denken aan taalvariatie (groepstaal, streektaal, straattaal), de verandering van taal (‘u of jij?’), communicatie en de sociale rol van taal (pragmatiek). Er zijn verschillende bekende taalkundigen, die heel verschillend onderzoek deden. Een van de bekendste is de Amerikaan William Labov, die veel onderzoek deed naar de manieren waarop mensen praten in verschillende situaties.
William Labov (bron: rumo.com.br)
Hij deed een heel grappig onderzoek in een warenhuis in New York. Labov kwam erachter dat mensen in bepaalde situaties meer of minder 'plat' New Yorks gingen praten. Wil je daar meer over weten? Lees dan dit artikel: Taalkunde van de straat
Je mag dit artikel ook gebruiken voor je eigen mini-onderzoek.
Een andere bekende onderzoeker is Noam Chomsky. Hij was ervan overtuigd dat elk mens geboren is met een aangeboren 'grammatica' en dat kinderen hun taal als het ware vanzelf leren, omdat ze het al in zich hebben. Er zijn nu taalkundigen die dat niet met hem eens zijn, maar de invloed van Chomsky is groot. Zie voor meer hierover: Amsterdamse taalkundigen spreken Chomsky tegen
Taalkunde kom je niet vaak tegen in films, maar wat dacht je van deze?
Taalkunde gaat over heel veel verschillende onderwerpen. Taalkundigen proberen vaak uit te leggen dat 'taalfouten' niet per se hun terrein zijn: taalfouten zijn in feite vaak taalveranderingen, die misschien niet zo 'fout' zijn. Wat taalkunde nou is? Lees bijvoorbeeld eens deze columns, en doe inspiratie op voor je eigen onderzoekje: Taalkundige factcheck (Milfje) en Waarom zeggen hun eigenlijk me boek?
'Taal is zeg maar echt mijn ding'
Wat zou jij willen leren over taal? De volgende filmpjes en artikelen brengen je misschien op een idee! Je hoeft ze niet allemaal te lezen en te bekijken, maar kijk ze minstens even kort door zodat je doorkrijgt waar het over gaat. Misschien inspireren ze je wel voor je mini-onderzoek.
Heb je al een idee welke taalvraag jij verder wilt onderzoeken? Dat kan natuurlijk iets heel anders zijn dan hierboven staat.
Onderzoek en brongebruik
Je kiest minstens twee bronnen uit voor jouw eindopdracht synthesetekst. Hiervoor kun je bronnen gebruiken die je krijgt van je vakcoach, uit bijvoorbeeld tijdschriften als Onze Taal en het boek De taalcanon en de bijbehorende website taalcanon.nl. Je mag uiteraard zelf bronnen inbrengen, maar die moet je wel laten goedkeuren.
Vorig jaar heb je ook geleerd wat betrouwbare bronnen zijn. Nog even in de herhaling:
Bronnen zijn onder meer betrouwbaar als ze:
- actueel zijn,
- relevant zijn,
- de schrijver een autoriteit is (expert, onderzoeker),
- objectief zijn.
Als een bron veel schrijffouten bevat, moet je nog eens goed kijken naar de achtergrond: is er iets snel overgeschreven? Is de informatie wel door meer partijen beoordeeld? Zo niet, dan kun je je twijfels hebben bij de betrouwbaarheid van een bron. Daarnaast let je ook op het doel van de schrijver: wil die jou overtuigen? En zo ja, hoe? Gebruikte hij goede argumenten en verwijst hij naar bronnen?
Zoeken
Voor jouw mini-onderzoek heb je dus geschikte bronnen nodig. In dit geval gaat het om artikelen, die jij gaat bestuderen en vergelijken. Je krijgt verschillende bronnen aangereikt (zie ook Bronnen), maar je mag natuurlijk ook zelf op zoek gaan. Zorg er wel voor dat je deze bronnen goedgekeurd worden door je docent.
Hoe zoek je? Google en wikipedia zijn leuke startpunten, maar je wilt natuurlijk zeker weten dat jouw bron (artikel) goed is. Wikipedia kun je nooit als bron citeren. Gebruik meerdere bronnen en zoek met meer dan een zoekterm. Gebruik synoniemen, zoals 'dialect' <--> 'streektaal'. Handig hulpje: Synoniemen
(Via Blink:) Spreken mannen anders dan vrouwen? Over taal en gender
Mannentaal en vrouwenpraat
Mannelijk versus vrouwelijk taalgebruik
Samenvatten
Als je grote artikelen leest, voor je studie of werk, is het handig om goed samen te vatten. Je haalt dan de hoofdlijnen uit de tekst, schrijft die op (voor school in ieder geval) en onthoudt zo beter wat belangrijk is.
Voor jouw mini-onderzoek vat je de artikelen ook samen.
- Lees hiervoor eerst de tekst goed door,
- noteer de belangrijke woorden en kernzinnen,
- let op signaalwoorden: welke verbanden geven die aan? Uitleg? Oorzaak-gevolg?
- maak nu een overzichtje van wat je hebt opgeschreven.
Klopt de tekst nog?
Niets belangrijks vergeten? Dan is jouw samenvatting compleet.
Denk tot slot nog aan de bronvermelding, zodat je weet waar jouw informatie vandaan komt.
Kijk je liever een uitleg? Dat kan hier:
Gedeeld tijdens de blox
Hier delen we extra materiaal dat tijdens de blox voorbij komt.
Het arrangement Nederlands HVX 5V Taalkunde en synthesetekst periode 2 SE1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.