Aardrijkskunde
Aardrijkskunde gaat over gebieden. Een gebied is een deel van het aardoppervlak. Een gebied wordt ook wel een regio genoemd.
Een gebied kan heel klein zijn, bijvoorbeeld een straat of een dorp. Maar een gebied kan ook groot zijn. Je kunt gebieden beschrijven: hoe ziet het er in een bepaald gebied uit? En je kunt gebieden verklaren: waarom ziet het er daar zo uit?
Het grootste gebied dat we hebbben is de aarde. Als je met aardrijkskunde bezig bent, stel je altijd drie vragen:
1. Wat zie ik?
2. Waar zie ik dat?
3. Waarom zie ik dat daar?
Kaarten
Bij aardrijkskunde maak je veel gebruik van kaarten. Kaarten geven veel informatie over een bepaald gebied. Een kaart is een verkleinde tekening van een gebied.
We kennen twee soorten kaart: overzichtskaarten en thematische kaarten.
Een overzichtskaart geeft je een mooi overzicht over een gebied. Het gaat hierbij vooral om: waar ligt het en hoe heet het? Je ziet in zo'n kaart daarom om namen van plaatsen, rivieren, landen, etc,..
Een thematische kaart gaat altijd over een onderwerp. Dat kan van alles zijn: bevolking, klimaat, bebouwing, McDonald's en ga zo maar door.
In figuur 1 zie je een overzichtskaart.
In figuur 2 zie je een thematische kaart.
Film overzichtskaart
Om een kaart te kunnen begrijpen moet je kunnen kaartlezen.
Om een kaart goed te kunnen lezen heb je vier dingen nodig:
1. Een titel.
De titel van een kaart geeft aan over welk gebied de kaart gaat.
2. Een legenda.
Op een kaart zie je veel kleuren en symbooltjes, zoals driehoekjes en stippen. In de legenda wordt uitgelegd wat de kleuren en symbolen in een kaart betekenen.
3. Een noordpijl. Daarmee wordt het noorden in een kaart aangegeven. Soms staat de noordpijl niet op de kaart aangegeven. In dat geval is het noorden altijd de bovenkant van een kaart.
4. Een schaal. Een kaart is een verkleinde tekening. Dus ook de afstanden tussen plaatsen is kleiner. Hoeveel keer de echte afstanden in een kaart kleiner zijn gemaakt wordt aangegeven door de schaal. Deze afstanden kun je uitrekenen.
Het uitrekenen van de schaal van een kaart.
De schaal van een kaart geeft aan hoe vaak de werkelijkheid is verkleind.
Er staat dan bijvoorbeeld 1 : 500.000. Dit betekent dat alles op de kaart 500.000 keer kleiner is dan in het echt.
Om een goed idee te krijgen van hoe groot alles op de kaart in het echt is, is het handig om uit te rekenen om hoeveel kilometers het gaat. Dat doe je zo:
De schaal van de kaart is 1: 500.000. Dat betekent dat 1 cm op deze kaart 500.000 cm in werkelijkheid is. Omdat 500.000 een lastig getal is om mee te werken, rekenen we dit om naar km. Je krijgt een veel beter idee van hoe groot de afstanden zijn op een kaart.
Om te weten hoeveel km 500.000 cm is ga je eerst van cm naar m. Er gaan 100 cm in 1 m (delen door 100, dus twee nullen weghalen)
500.000 cm is dus 5.000 m.
Dan ga je van m naar km, er gaan 1.000 m in 1 km (delen door 1.000, dus drie nullen weghalen)..
Dus 5.000 m is 5 km In totaal haal je dus 5 nullen weg om van cm naar km te komen.
Een snelle truc is: haal meteen vijf nullen weg. Je weet dan meteen: 500.000 cm, vijf nullen eraf halen, is 5 km.
Dus:
1 cm = 500.000 cm in het echt.
1 cm = 5.000 m in het echt
1 cm = 5 km in het echt
Het uitrekenen van de afstand tussen twee plaatsen op een kaart.
Als de schaal van een kaart 1 : 500.000 , dan is 1cm op de kaart 5 km in werkelijkheid.
Nu kun je de afstand tussen twee plaatsen uitrekenen.
Voorbeeld:
Op de kaart is de afstand tussen plaats A en B 5 cm.
Je weet dat 1 cm in het echt 5 km is.
Dan 5 cm op de kaart 5 x 5. Dus 5 cm op de kaart is dn 25 km in het echt.
Dit kun je makkelijk doen met een verhoudingstabel.
Cm op de kaart
|
1
|
5
|
Km in het echt
|
5
|
25
|