Expo Gouda Maakt - Garens, textiel en blekerijen

Garens, textiel en blekerijen

Van garens spinnen tot speciaal ondergoed

Vroeger sponnen Gouwenaars garen uit hennep en vlas. Jonge meisje vlochten de lonten voor kaarsen. Op de touwbanen waren kinderen ‘de klos’ of ze werkten als ‘raddraaiers’.

Er werden visnetten en canvaszeilen voor schepen gemaakt. Tot de stoomboot daar verandering in bracht.

Door het schone Goudse grachtenwater ontstonden er wasserijen en familiebedrijven waar linnen werd gebleekt.

De stoommachine maakte de blekerijen / wasserijen nog groter: ‘doe de was de deur uit’. Later zorgde de komst van de elektrische wasmachine ervoor dat ‘een kind kan de was doen’ en de wasserijen verdwenen.

 

Garens - samenvatting

  1. In de Middeleeuwen was er een bier- en lakenindustrie (wol) in Gouda.
  2. Bijna alle scheepvaart kwam door Gouda. Uit Vlaanderen werd vlas meegenomen.
  3. De scheepvaart had behoefte aan zeilen en touw van hennep.
  4. Hennep groeide goed op de drassige en bemeste akkertjes bij de boerderijen rondom de stad. In Gouda werd van hennep touw, visgaren, zeilen en olie gemaakt.
  5. Olieslagers persten olie uit de zaden voor lampolie, zeep en kaarsenvet.
  6. Spinnerijen en touwbanen verwerkten de vezels van hennep en vlas tot garens voor touwen. De klein-garen fabrieken maakten lonten en visnetten
  7. Concurrentie uit het buitenland leidde tot de oprichting van de Goudsche Mechanische Garenspinnerij
  8. De arbeidsomstandigheden met kinderarbeid en lange dagen waren triest.
  9. Door de komst van stoomschepen, katoen en elektriciteit verdween de garenindustrie.
  10. Het maken van zeilen, touwen, textiel en confectie ging door tot ongeveer 1970. Nu is alle productie verdwenen uit de stad.

 

Vlas- en hennepgarens

Garen en touw werden van planten gemaakt. De planten - vlas en hennep - kwamen uit de waarden rondom Gouda en met de schepen uit Vlaanderen.

Hennep leverde vezels, houtsnippers en zaden. De hennepplant wordt in honderd dagen ongeveer 2,5 meter hoog en doet het vooral goed op de vochtige kleigrond achter dijken.

Vlas wordt in april gezaaid, bloeit in juni en in wordt in juli geoogst. Vlas wordt een meter hoog. Vlas levert een fijnere vezel dan hennep. Vlas werd verwerkt tot garens en gebruikt voor het weven van linnen.  De gelige linnen lakens moesten eerst nog worden gebleekt in de Goudse blekerijen.

Van hennepvezels werden garens gemaakt voor touwen, kabels, netten en canvas (dek)zeilen.

Olie

Na de oogst werden eerst de zaden verzameld en in een olieslagerij geperst tot olie. Lijnzaadolie (van vlas) en hennepolie werden gebruikt bij het maken van zeep, lampolie, olieverf en om ongeverfd hout en visnetten te beschermen.

De lokken en het lint

De verwerking van vlas en hennep tot garens ging op een zelfde manier.

  1. Roten: om de vezels uit de plantenstengels los te weken werden de stengels van september tot oktober nat gehouden: het roten. Dat stonk enorm.
  2. Beuken / braken: na het roten werden de stengels in een molen gebeukt om de vezels los te beuken van de ‘schors’’. Lang gebeurde dat in de volmolen, de waterradmolen bij Punt / Veerstal, totdat de wateroverlast in de stad en noordelijker in Boskoop te groot werd.
  3. Hekelen: na het beuken kwam het hekelen, het uitkammen van de houtige restjes door de vezels ‘over een kam te scheren’.
  4. Draden spinnen gebeurde eerst op de boerderij, maar later in de stad. In het Spinhuis (de vrouwengevangenis) en in garenspinnerijen werden draden van hennep- en vlaswol garens gesponnen op een spinnewiel.
  5. Korte vezels (de lokken) werden gebruikt voor touw en scheepskabels, de lange vezels (het lint) leverden het fijnste garen op en werden in kleingarenfabrieken verwerkt.
  6. Weven is het vervlechten van horizontale en verticale garens tot textiel.
  7. Lonten zijn gevlochten garens. Er was geen kanon van de Admiraliteit of de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) of er zat een Gouds lont in. Ook de kaarsenindustrie had kilometers lont nodig.  
  8. Op de touwbaan of lijnbaan werden de garens in elkaar gedraaid tot allerlei diktes touw.  Hennepgarens waren er voor schoenmakers, boekbinders, kabels, visnetten en voor het maken van canvaszeilen voor zeilschepen.
  9. Gouda had ook een aantal visnettenfabriekjes.
  10. Hennepwol op de scheepstimmerwerf. Breeuwen was een ambacht om houten schepen waterdicht te maken. Met teer bewerkt hennepwol werd met beitels tussen de kieren van het schip geslagen. Breeuwen ofwel kalefateren was zwaar werk.

 

 

 

Touwslagerijen vol kinderarbeid

Touwslagerijen waren een belangrijke bedrijfstak.  De touwbanen waren langgerekt en lagen daarom langs de stadsmuur. Later waren er ook lijnbanen buiten de Fluwelensingel, de Blekerssingel, de Kattensingel, het Jaagpad, de Wachtelstraat en de Lazaruskade. Aan de overkant van het Jaagpad aan de Wachtelstraat had Ary de Koster een garenfabriekje.

In Museum Gouda hangt het schilderij van Joris Herst met de kleingarenbaan van H. Braat (of De Koster) in Gouda aan de Kromme Gouwe Onder de Boompjes.

Kinderarbeid

Door de industriële revolutie ontstond er kinderarbeid waar kinderen niet meer in gezinsverband werkten, maar arbeid verrichtten voor een baas die ze niet kenden. Er was veel kinderarbeid, tot wel 50% van het aantal arbeiders.  Kinderen werkten niet als hulpje, maar werden als volwaardige krachten beschouwd en moesten even hard werken als volwassen arbeiders. Ze waren goedkope krachten, lenig en gemakkelijk te disciplineren.

 

In 1855 werkten er ongeveer 500 mannen en jongens en 350 meisjes. Vrouwen werkten er nauwelijks. Omdat touwbanen in de open lucht lagen, werd er in de wintermaanden acht of tien uur per dag gewerkt en in de zomer werd de werkdag verlengd tot dertien of veertien uur.

In 1871 werkten 758 kinderen in de garen- en touwbedrijven. Meestal als raddraaier of aan de klos. Het kinderwetje van Van Houten uit 1874 verbood kinderarbeid onder de twaalf jaar. Maar een jaar later werkten er nog steeds honderd jonge kinderen in deze bedrijfstak. Omdat er weinig toezicht gehouden werd kwam pas na de invoering van de leerplicht in 1901 echt een einde aan de kinderarbeid.

Touwslagers waren arm, in 1896 werden nog tien Goudse touwslagers naar de strafkolonie Veenhuizen gestuurd. De laatste Goudse touwslagerijen verdwenen aan het begin van de twintigste eeuw.  

 

   

 

Kleingaren

De kleingarenspinnerijen in Gouda ontstonden later dan de touwslagerijen en hebben het langer uitgehouden omdat de garenspinners minder afhankelijk waren van de scheepvaart.

De lijnbanen van de kleingarenspinners waren korter dan die van de touwslagers. Rond 1850 waren er bijna twintig kleingarenfabriekjes in Gouda. Ook werd het spinnen uitbesteed aan thuiswerkers en het Spinhuis, de vrouwengevangenis. Mensen verdienden er een karig loon mee. Na 1861 maakte de GMG Goudsche Machinale Garenspinnerij op een goedkopere manier eendraadsgaren.

  • Kleingarenfabrikant Abraham Lafeber was in 1849 de veroorzaker van een sociaal conflict in Gouda: “De bestraffing van een jonge knecht door kleingarenfabrikant Lafeber gaf aanleiding tot enige ongeregeldheden. Honderden mensen verzamelden zich voor Lafebers woning aan de Varkenmarkt. Zijn zoon werd achtervolgd en kon het vege lijf redden door een winkel in te vluchten. De politie, versterkt door de nachtwacht en het garnizoen, greep hard in en joeg de menigte uiteen.” (bron:  Duizend jaar Gouda, hoofdstuk 17, R. van der Wal, Hilversum 2002).

Dat er soms veel geld te verdienen viel met garens bleek toen Koos Catz, een van de oprichters van de Goudsche Machinale Garenspinnerij, in 1851 trouwde met Ludewina Mooleman. Koos had meer dan 21.000 gulden (±€ 260.000) en Ludewina meer dan 56.000 gulden (±€ 690.000).

 

Garenspinnerij

GMG Goudsche Machinale Garenspinnerij

1896

In 1861 richtten vijf garenfabrikanten voor verdere verwerking in hun eigen fabriekjes de Goudse Machinale Garenspinnerij op. De concurrentie van goedkoper eendraadsgaren uit andere landen konden de kleine garenspinnerijen in Gouda niet langer aan.  

De Goudse Machinale Garenspinnerij maakte op een goedkopere manier eendraadsgaren. Dit halfproduct werd aan de kleingarenfabrikanten (de oprichters en kanten) geleverd voor verdere verwerking.

1906

De fabriek groeide en er ontstond een aaneenschakeling van gebouwen. Bij de start werkten er 170 arbeiders, waarvan bijna tachtig kinderen. Het Kinderwetje van Van Houten (1874) was een tegenslag waardoor veel garenfabrikanten (klanten van GMG) stopten.

De vraag naar touw, kabels en (dek)zeilen nam verder af toen er meer stoomschepen kwamen. De visserij schakelde over van hennepnetten naar katoenen netten waardoor de Goudse garenindustrie nog verder in verval raakte. Ook de Machinale Garenspinnerij zag de omzet teruglopen.

In 1916 ging de oude fabriekshal bij een enorme brand in vlammen op. Vlak voor de brand werd het huidige fabrieksgebouw gebouwd waar 400 mensen werkten.  De Garenspinnerij kampte in september 1916 met een tekort aan buitenlands vlas en moest 250 arbeiders naar huis sturen. Experimenten met in Nederland verbouwd vlas mislukten.

In de Garenspinnerij werkten in 1930 354 mensen, 63 mannen & 90 jongens en 111 vrouwen & 90 meisjes.

 

In 1935 werd de nettenfabriek J. Kortenoever overgenomen door de Garenspinnerij.

Tussen 1950 en 1965 had de Garenspinnerij nog een korte bloeiperiode. Er werken toen 300 mensen. Na 1965 probeerde men de productie van kunststofgarens voor de tapijtindustrie, maar dat werd geen succes, met als gevolg dat het bedrijf moest inkrimpen. In 1981 vertrok het met nog maar tien man personeel naar Waddinxveen.

 

 

2020-Lasschuyt-Garenspinnerij-1

 

2020-Lasschuyt-Garenspinnerij-3

 

 

 

 

 

GMG arbeidsomstandigheden

  • Predikant Craandijk bezocht de garenspinnerij in 1875 en schrok van het lawaai en het stof: ‘Gij moet u voorbereiden op een oorverdoovend geraas en op wolken van stof, die u in neus en mond zullen dringen en zich hechten aan uw kleederen’. In 1887 klaagden ook de mensen in de Heerenstraat in Korte Akkeren steen en been over het stof van de spinnerij.

Bij de arbeiders was de Garenspinnerij niet populair. De lonen waren laag, de werkomstandigheden slecht door het stof en lawaai. De mannen verdienden in 1880 gemiddeld 14 gulden [±€165] en de vrouwen 5 gulden [±€59] per week. Daarvoor moesten ze 's zomers 72 uur en 's winters 60 uur werken. Rond 1890 schommelde de huur van een woning tussen de f 1,50 en f 1,80 per week, omgerekend ±€26.

Lid zijn van een vakbond was verboden en de bazen deelden snel boetes uit. In 1896 staakten de arbeiders van de GMG voor hoger loon, maar de staking moest al na acht dagen worden opgeven omdat de stakingskas leeg was. De eisen van vakbond werden gedeeltelijk ingewilligd, de lonen werden verhoogd, maar het stukwerktarief verlaagd waardoor de arbeiders minder overhielden dan vóór de staking.

 

 

 

Nettenfabriek

Nettenfabriek H.C. en J. Kortenoever / N.V. Goudsche Machine Garen- en Nettenfabriek

De visserij was overgeschakeld van hennepnetten naar katoenen netten. Toch werd in 1898 nog de nettenfabriek J. Kortenoever opgezet aan de Lazaruskade 16.

De familie Kortenoever woonde naast het bedrijf dat in de loop van de tijd werd uitgebreid met een fabrieksgebouw, privaatgebouwtje, magazijn en een loods.

In 1930 was het de op een na grootste nettenfabriek van het land, er werkten 112 mensen, 15 mannen & 25 jongens en 44 vrouwen & 28 meisjes.

Het bedrijf werd in 1935 overgenomen door de Garenspinnerij. In 1936 trok de meubelfabriek van de firma Koole & Vis in het gebouw. Koole & Vis maakte onder meer nachtkastjes.

 

 

 

H.C.Kortenoever-Onder-de-Boompjes

 

 

 

 

 

Kaarsenpitten

Pittenfabriek H.G.W. Koning

NV Textiel Industrie Gouda

Aan de Wachtelstraat stond in 1867 de Garen- & Pittenfabriek H.G.W. Koning in Gouda. Ook genoemd als “De Vlechterij van Kaarsenpitten”. Het bedrijf maakte dertig jaar lang de gevlochten lonten voor de kaarsenfabriek.

Vlak voor het kinderwetje van Van Houten (1874) werkten er 45 meisjes voor een weekloon van twee gulden [±€23]. Er stonden twee stoommachines.

  • In 1881 stond er een kleine advertentie in de krant waarin: “de gezamenlijke meisjes van de pittenfabriek van den heer Koning betuigen hunnen innigen dank voor de milde gift hen heden geschonken”.

De kaarsenfabriek zette in 1898 een eigen pittenvlechterij op die het werk overnam van de kaarsenpittenfabriek van Koning.

Het bedrijf van Koning veranderde in de NV Textiel Industrie Gouda aan de Turfsingel, maar verdween na een paar jaren.

1919-Stearine-Kaarsen-NL-HaNA_2.24.03_2255_256-1256

Zelf snuitende kaarsen

Stearine Kaarsenfabriek & pitten

In de lawaaierige pitfabriek van de kaarsenfabriek werden de garens gebundeld en daarna machinaal ineengevlochten.

 

De pit werd eerst gemaakt van getwijnde katoendraden, waarvan het verkoolde uiteinde van tijd tot tijd moest worden afgeknipt (gesnoten).

Het vlechten van de pit werd later zo gedaan dat de pit tijdens het branden naar één kant ombuigt en daardoor in het buitenste deel van de vlam verbrandt. De pit wordt daardoor op lengte gehouden. De zelf snuitende kaarsen.

In 1965 werd er in de kaarsenfabriek op 135 machines 70.000 kilometer pitdraad gevlochten. Tachtig procent werd geëxporteerd. Er was een bedrijfsschool opgezet en er werkten tachtig mensen in de werkplaats, de technische afdeling en storingsdienst.

 

   

De familie Van Catz

Door Leon van Catz 2022.

 

We bevinden ons in de 18e eeuw. De families Mooleman en Biezenaar (Biesenaar) bezitten touwbanen aan de Wachterstraat en het Jaagpad. Veel families uit de touwslagerswereld huwen met elkaar, mede ingegeven door het (Oud)katholieke geloof. Via erfenissen vanuit de mannelijke lijn maar ook uit de aangehuwde vrouwelijke lijnen Koolmees (Coolmees) afkomstig uit Moordrecht, komen de touwbanen, terreinen en opstallen in handen in handen van de Biezenaarfamilie.

Cornelis Bodegraven (ovl. 1789 te Gouda) is getrouwd met Cornelia van Dijck (1733-1809). Cornelis is werkzaam in de touwslagerswereld en gevestigd aan de Kattensingel 54-58. Via huwelijken gelijk aan die bij Biezenaar en Mooleman, komen touwbanen, grond en opstallen via vererving in handen.

Hun zoon Meindert (van) Bodegraven (1772-1838) volgt zijn vader op en koopt in mei 1802 van zijn moeder Cornelia van Dijck haar erf en kleingarenbanen voor 200 gulden. Tevens is Meindert president commissaris van de touw- en kleingarenfabrikanten.

J.B. van Catz

In eerste instantie trouwt Meindert met het buurmeisje Geertruida Spit (1767-1801), touwslagers eveneens aan de Kattensingel. Daarna trouwt hij Johanna van der Bijl (1778-1848). Ook deze familie Van der Bijl en de familie van haar moeder Maria de Jongh zijn al werkzaam in de touwwereld buiten de Kleiweg poort bij de stenen brug.

Meindert richt samen met zijn vader Jacobus Baldewinus dd. 24-08-1855 de Vennootschap "J.B. van Catz en Zn."

Jacobus B. van Catz verkoopt op 24-8-1855 de huizen, erven en lijnbanen aan de Kattensingel Q 119, 120, 121 en 122 aan zijn zoon Jacobus Petrus van Catz.

Nadat Johannes Biezenaar overlijdt, trouwt Ludewina met Jacobus Baldewinus van Catz in 1851. Jacobus is een kind van Petrus van Catz (1766-1821) en Johanna Verweij (1779-1806). Petrus heeft ook een touwbaan langs het pesterf.

Jacobus trouwt in 1851 met Ludewina Susanne Mooleman (1807-1855). Zij is eerder getrouwd geweest met Johannes Wilhelmus Biezenaar (1802-1849) die ook werkzaam is in de kleingarenbranche aan de Wachterstraat. Jacobus wint meerdere prijzen met zijn touwwerk op internationale beurzen waaronder voor zijn paardenleidsels.

Zoals eerder vermeld, trouwen 3 kinderen van Ludewina S. Mooleman en 3 kinderen van Jacobus B. van Catz met elkaar, waaronder Jacobus Petrus van Catz (1830-1889) met Engelina Ludewina Biezenaar (1835-1915). Jacobus Petrus Jacobus is President van het gilde voor kleingarenfabrikanten en een van de oprichters en commissaris van de Goudsche Machinale Garenspinnerij.

Door concentratie ontstond er midden negentiende eeuw een tijdelijke opleving. In 1853 worden negentien kleingarenfabrieken vermeld, met in totaal 608 werklieden. Deze bedrijfjes bleven rendabel doordat ze bij het

1830-89-J.P.van.Catz

uitbesteden van hun activiteiten nog lange tijd gebruik maakten van kinderarbeid. Zo werkten in 1854 op de 27 touwbanen in Gouda 318 kinderen en 302 volwassenen, dus meer kinderen dan volwassenen.

In de negentiende eeuw nam de concurrentie uit het buitenland steeds verder toe, met name vanuit Engeland, van waaruit men vanaf 1860 machinaal vervaardigde eendraadsgarens importeerde. Deze werden in Gouda verwerkt tot meerdraadsgarens.

Na uitvoerige oriëntatie en studie in Engeland en België besloten in augustus 1861 vijf Goudse (klein)garenfabrikanten tot het initiatief om aan de Turfsingel in Gouda een garenfabriek te stichten waarbij gebruikgemaakt werd van stoommachines van Engelse makelij. Het betreft de Goudse kleingarenfabrikanten Jacobus Petrus van Catz, Cornelis Johannes van der Kleijn, Johannes Kortenoever, Gerrit Prince en Cornelis Straver.

Tot eerste directeur wordt benoemd Cornelis Johannes van der Kleijn (zie ook Nederlandsche Staatscourant d.d. 2 oktober 1861). Ze proberen de concurrentie uit Engeland het hoofd te bieden.

Garenspinnerij

Door Leon van Catz 2022.

Goudsche Machinale Garenspinnerij.

De fabriek gaat daadwerkelijk in 1865 van start en biedt werkgelegenheid vanaf het begin aan meer dan honderd werknemers. Tot die groep werknemers behoren in die beginperiode ook enkele tientallen kinderen.  In 1865 was men zover dat een stenen fabrieksgebouw aanbesteed kon worden. De oprichting van de GMC bracht door de mechanisatie en de hierdoor gerealiseerde kostenbesparing aanvankelijk enige verlichting in de touwslagerbranche.' De GMG richtte zich op het spinnen van zachte vezels, vrijwel altijd dus eendraadsgarens; garens werden als halfproduct aan de Goudse garenspinners geleverd, waarbij aanvankelijk naast hennep en vlas ook jute en andere zachte vezels werden verwerkt. Alle Goudse kleingarenfabrikanten betrokken nu hun eendraadsgarens bij de GMG; naast lagere kosten had deze mechanische productie het voordeel dat veel kortere vezels konden worden verwerkt.

1906-GMG

 

Op 26-01-1866 geeft Antonij de Vletter (1809-1879) aan zijn zoon Maarten de Vletter (1843-1916) handlichting voor het aangaan van een vennootschap met Cornelis Gerardus Spit (1844-1897) die eveneens van zijn vader Cornelis Spit (1799-1883) handlichting krijgt. Ze zijn beiden minderjarig. (Handlichting is toestemming van ouders aan minderjarigen om een bedrijf uit te oefenen.)

Maarten trouwt later met A.C. Spit ( 1841-1902), dochter van Cornelis Spit en Anne Marie de Jong, zodat ook deze familieband wordt bevestigd. De werkzaamheden vinden in eerste instantie plaats aan de Kattensingel 60 t/m 64.

Op 8 januari 1890 tekenen Engelina Biezenaar en haar zoon Jacobus Baldewinus van Catz (1867-1921) een akte bij notaris G.C. Drooglever Fortuijn voor het aangaan van een vennootschap onder de al bestaande naam “J.B. van Catz en Zoon”.

Omstreeks 1900 had het GMG-bedrijf zich ontwikkeld tot een groot productiebedrijf met circa 400 arbeiders in dienst; er werden vlas, hennep en tropische grondstoffen als sisal verwerkt.

In 1901 komt er een dynamolokaal bij en in 1906 een ijzeren watertoren.

Verenigde touw- en garenfabrieken

 

Door Leon van Catz 2022.

 

De touwbanen van Spit en de Vletter en J.B. van Catz en Zonen zijn naast elkaar gevestigd aan de Kattensingel. Begin 1914 verkoopt Spit & de Vletter de panden en terreinen aan kaashandel Maatschappij Van Eijk en verhuist van de Kattensingel naar de Fluwelensingel 95 t/m 100.

In de Goudsche Courant van 5 juli 1916 staat geschreven dat J.B. van Catz en Zn een landbouwterrein wil huren bij de Reeuwijks Verlaat langs de kade ten oosten van de Breevaart te weten Reeuwijk sectie H no 441 en 442 met een pachtcontract direct met de gemeente Reeuwijk. Of dit is doorgegaan is onbekend. In de Langeruigerweide huurt J.B. van Catz en Zoon een stuk grond voor het aanleggen van een touwbaan. Ze zijn na de verkoop aan de Kattensingel dus echt zoekende naar vervangende ruimte.

In 1916 overlijdt Maarten de Vletter.

In de winter van 1917 gaat een deel van de Garenspinnerij door brand verloren. De brand blijft beperkt tot het oude gedeelte van het complex, waarvan de bovenverdiepingen met voorraden en machinerieën verloren gaan. Het nieuw gebouwde gedeelte uit 1916 blijft gespaard.

 

 

Op 1 januari 1918 wordt opgericht de Commanditaire Vennootschap "VERENIGDE TOUW- EN GARENFABRIEKEN V/H FA. SPIT & DE VLETTER, V/H J.B. VAN CATZ EN ZOON" aan de Fluwelensingel 95-96-97-98-99-100 met als doel het fabriceren van handel- en touwfabrikaten.

In 1923 wordt er gedurende een periode van veertien weken gestaakt tegen een voorgenomen loonsverlaging. Na bemiddeling door burgemeester Mijs wordt de staking beëindigd en gaan de stakers akkoord met loonsverlaging, die geringer is dan aanvankelijk is voorgesteld.

Spit & Van Catz Touwfabrieken

Door Leon van Catz 2022.

Op 5 december 1933 wordt via notaris Kranenburg te Gouda opgericht de Naamloze Vennootschap "SPIT & VAN CATZ' TOUWFABRIEKEN N.V.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de periode 1941 tot 1954 vindt een verdere achteruitgang plaats. Het takenpakket wordt dan ook uitgebreid met het fabriceren van zijden koord en passementerieen. Doch in 1954 wordt besloten over te gaan naar de Goudsche Machinale Garenspinnerij.

In 1954 wordt Spit & van Catz N.V. overgenomen door de Goudsche Machinale Garenspinnerij.

Op 1 december 1958 treedt Th.A.J.van Catz uit als mededirecteur van de Koninklijke Goudsche Machinale Garenspinnerij. Alleen zijn zoon Jacques is dan nog werkzaam bij KGMG tot zijn vroegtijdig overlijden in januari 1976.

De naam Spit & Van Catz is tot 1 augustus 1988 blijven bestaan in diverse vormen vanuit zowel de Koninklijke Goudsche Machinale Garenspinnerij als wel vanuit Van de Lee in Hekendorp. Op 1 augustus is SPIT & VAN CATZ B.V. geliquideerd.

Fluwelensingel

Het einde na 175 jaar

Door Leon van Catz 2022.

 

In 1961 vierde de GMG nog feestelijk haar honderdjarig bestaan en verwierf daarbij het predicaat Koninklijk; er werkten toen zo'n 400 mensen. De fabriek produceerde wekelijks 50 à 100.000 kilometer touw.

Na de jaren zestig is de bloeitijd van de Goudse garenindustrie voorbij. In 1975 werden de gebouwen aan de gemeente Gouda verkocht, die ze vervolgens weer verhuurde aan de GMG en andere in het complex gevestigde bedrijfjes. De naam was inmiddels gewijzigd in Koninklijke Gouda Garen NV. In 1980 werkten hier in 1980 nog 100 à 200 werknemers

1946-50-S&dV-producten

 

De productie, inkoop en verkoop vindt plaats in de lege dochter "Spit & Van Catz NV" die naar buiten treedt onder de naam "Gouda Garen". Gouda Garen huurt de panden van KMGS. KMGS is daarbij dus houdstermaatschappij van alle aandelen Spit & Van Catz N.V. en krijgt daardoor de functie van beleggingsmaatschappij.

Op 2 juli 1976 wordt de werknaam wederom omgezet in "Koninklijke Gouda Garen B.V.".

In 1981 verhuist het bedrijf naar de Kanaaldijk te Waddinxveen.

Op 13 juni 1983 wordt de N.V. omgezet in "Koninklijke Gouda Garen B.V." en verhuist het bedrijf terug naar Gouda en wel naar de Eerste Kade 29, waar zich de snoepfabriek van Schuttelaar bevindt.

Op 19 mei 1987 wordt Koninklijke Gouda Garen B.V. omgezet naar de oude naam Spit & van Catz B.V., gevestigd te Gouda waarna op 1 augustus 1988 SPIT & VAN CATZ B.V. wordt geliquideerd.

Dit betekent na ruim 175 jaar het einde van de naam Van Catz in het touwslagers/kleingarenvak van de familie van Catz.

Touwbaan achter de Fluwelensingel

 

 

 

 

 

 

 

Textiel & kabels

Endenburg

Scheepstuigerij en Zeilmakerij Endenburg

Endenburg of Het Groote Huys aan de Westhaven 65 is een van de oudste huizen van Gouda. De firma Endenburg had er een zeilmakerij (canvas) en tuigmakersbedrijf.  Vanaf 1563 werkte er al een zeilmaker (rolreder) in het Groote Huys, daarvoor was het een bierbrouwerij, een van de 33 bierbrouwers die ooit in Gouda waren.

Hennep was eeuwenlang het garen om canvasdoek voor zeilen en tenten van te maken. De term 'Canvas' is afgeleid van het woord cannapaceus: "gemaakt van hennep".

GD_09_35_0537_44 Schipperscursus In_De_Oude_School

Bij Endenburg werden de schepen van de KNSM – de Koninklijke Nederlandse Stoomvaart Maatschappij opgetuigd. Dat bleef zo tot 1990 toen Scheepstuigerij en Zeilmakerij Endenburg  naar de Industriestraat verhuisde.  Nu levert Endenburg hijskabels.

1985-Endenburg-NL-GdSAMH_0440_81422

 

 

 

 

 

 

Brinkmann

N.V. Edmund Brinkmann’s Manufacturenhandel en Confectiefabriek “Gouda”

Edmund Brinkmann werd in1885 in Cloppenburg – Pruisen geboren (ter hoogte van Drenthe).  Op 21 jarige leeftijd vertrok hij naar Gouda en zette daar een bedrijf op. In 1912 vermeldt het telefoonnet Gouda dat nummer 305 is aangesloten op naam van Edmund Brinkman, grossier in manufacturen, Gouwe 97.

Hij verhuisde naar de Westhaven 62 en bouwde richting Peperstraat een confectiewerkplaats en garage met brug naar de Peperstraat. Op de Jaarbeurs in Utrecht werd in 1920 een knus winkeltje ingericht met de producten van Edmund Brinkman’s Confectiefabriek ‘Gouda’, zo schreef de krant.

Brinkmann-NL-GdSAMH_0440_3488

 

Aan de overkant van de Peperstraat (nr.146) werd een naaiatelier opgezet voor werkkleding onder de merknaam BRICO. De fabriek had vier elektromotoren.

De confectiefabriek “Gouda”adverteerde regelmatig om personeel te werven. Leerlingen, ‘flinke’ naaisters, knipsters voor de werkkleding en later werden ook voor de afdeling ‘’Lingerie’’ leerlingen en ‘flinke’ naaisters gezocht.  In die jaren werken er ongeveer honderd meisjes in de confectiefabriek.

Hoe het bedrijf door de 2e Wereldoorlog is gekomen is niet helder. In 1944 werd opnieuw een N.V. opgezet en de directie werd gevormd door W.A.M v.d. Neut en W. Verschut.  Edmund Brinkmann was commissaris en woonde toen in Wassenaar.

Verschut ging in 1921 als jongste bediende werken bij Edmund Brinkmann. Hij werkte op kantoor en werd daarna vertegenwoordiger (verkoper). Enkele jaren voor zijn 25 jarig jubileum in 1946 werd hij tot directeur benoemd. Ook Van Der Neut werkte al 25 jaar voor Brinkmann en begon ook als jongste bediende.

In 1946 was er een staking bij Brinkmann. De vakbond had daartoe opgeroepen, omdat de directie niet wilde overleggen over hoger loon. De tewerkstelling van een gedetineerde bij het bedrijf speelde ook een rol bij de staking.

In 1958 bestond het bedrijf vijftig jaar en kreeg Edmund Brinkmann een schilderij aangeboden. Waar het bedrijf na 1964 is gebleven is (vooralsnog) onbekend.

 

Engelvaart

M.A. Engelvaart’s Tricotagefabrieken N.V.

In 1957 richtte Rien Engelvaart en zijn vrouw Jo in Gouda het bedrijf op. In het begin maakten ze 32 stuks RiJo-ondergoed per dag in hun garagebox aan de De Visserstraat in Gouda Noord.  De naam Ri-Jo is een afkorting van hun voornamen. Later werd dat RJ-Tricot.

   

Ze verkochten eerst zelf op de markt en daarna aan de tussenhandel en aan grootwinkelbedrijven. Een jaar later werd een atelier in de Nijverheidsstraat betrokken en vanaf 1964 zat Engelvaart in de voormalige Broodfabriek van Ons Voordeel aan de Raam.

Rond 1970 is ook de Raam te klein geworden. Engelvaart liet een nieuw gebouw bouwen aan de Industriestraat. Er werkten 110 mensen. Engelvaart bleef groeien en in 1985 werd het voormalige complex van Verheul / British Leyland aan de Nieuwe Gouwe Oost Zijde betrokken.

 

In 1990 werd de directie van het bedrijf overgenomen door zoon A.J. Engelvaart. De productiekosten in Nederland bleven stijgen, waardoor Engelvaart in Tunesië goedkopere productie mogelijkheden zocht. Het breien, finishen en snijden van Beeren Tricot werd eerst nog in Gouda gedaan.

Engelvaart bouwde in 2016 in Waddinxveen een nieuw pand voor productontwikkeling, styling, inkoop, verkoop, planning en logistiek. De hele productie is naar Tunesië verplaatst en alle processen zijn daar volledig geautomatiseerd.  Engelvaart maakt thermo ondergoed en brandwerend ondergoed, heeft de eigen merken Beeren- en RJ Bodywear en maakt ook ondergoed voor HEMA en Zeeman.

De huidige directeur is Patricia Engelvaart  Er wordt nu gewerkt met de stof Tencel van de vezel lyocell. Die garens zijn gemaakt van Eucalyptusbomen. Om te groeien hebben deze bomen veel minder meststoffen, pesticiden en 80% minder water nodig dan katoen. De stof is stug als het nat is, maar wordt zacht, comfortabel, sterk en soepel als het opdroogt.

Blekerijen & wasserijen

De Goudse wasserijen hadden een goede reputatie vanwege het schone en kalkarme IJsselwater. Men kon was aannemen vanuit de omliggende grote steden. 80% van de was kwam van buiten Gouda, eerst met beurtschippers, later met vrachtauto’s.

 

Wat is bleken?

Blekerijen waren wasserijen waar het linnengoed ook werd gebleekt. Linnen is afkomstig van vlas, een plant van een meter hoog en de vezel heeft een gele kleur. Bij wassen wordt alleen het oppervlakkige vuil uitgespoeld.  Het bleken omvatte veel meer processtappen.

  • Voorspoelen. Als linnen de eerste keer werd aangeleverd, was het smerig door smeer en roet van de weefgetouwen. Het linnen werd in de week gelegd om het vuil los te maken, gespoeld en door een wringer gehaald.

Om linnen schoon en wit te krijgen werden meerdere keren deze bewerkingen uitgevoerd

  • Logen. Om het linnen verder van natuurlijke vetten te ontdoen werd het in een kuip met loog geweekt en in schoon water gespoeld.
    • Het loogbad was een waterbad met fijngestampte potas of later met natronloog, (NaOH) een oplossing van bijtende soda.
    • Pot-as was de as van verbrande turf uit potkachels en fornuizen. Het bevat kaliumzout (K2CO3 ). 1500 kilo turf leverde één kilo potas op. Turf was er destijds genoeg rondom Gouda. De potas werd in de stad opgehaald in asemmers en bewaard in de Asschuur aan de Vest, waar nu SoWhat zit.

De samenstelling van het loogbad vormde het 'bedrijfsgeheim'. Het waren ervaren krachten die de loogbaden samenstelden. Het vroeg veel vakkennis, omdat slecht loog het linnen kon beschadigen. De logers verdienden het meeste loon. De kennis was in Gouda ook bekend door het maken van zeep en kaarsen. In een koperen ketel boven een turfvuur werd het linnen in het loogbad aan de kook gebracht. Zo kwam het ergste vuil los.

  • Wringen. Tussen de loogbaden door werd het linnen gespoeld in grachtenwater en uitgewrongen. Het wringwiel was twee meter hoog en werd de wringbok genoemd. De knechten brachten het wiel van de wringbok in beweging. Ze werden daarom bokkenrijders genoemd. Later ging dat met stoomkracht of elektrische motoren.
  • Bleken. Na het spoelen werd het linnen op een bleekveld gelegd. Door de inwerking van UV-zonlicht in de buurt van gras ontstaat een laagje met ozon voor (O3 = drie zuurstof atomen).  Ozon laat kleuren sterk verbleken. De opdrogende natte linnen lappen op gras werden daardoor bleker. Tot in de 20e eeuw legden mensen hun was nog op de bleek te drogen. Het bleekseizoen liep van april tot september, alleen dan is het zonlicht sterk genoeg.
  • Melken. Om linnen nog witter te maken volgden in het melkhuis baden met karnemelk. Karnemelk neutraliseerde de loogresten en gaf het linnen stevigheid. De droge linnen lappen werden in melkkuipen van 1000 liter gelegd, met tussen elke laag stof een laag karnemelk en dan afgesloten. Het bleef daar een week onder gewicht gisten.

Dit was riskant, want als het linnen er niet op tijd uit werd gehaald was het gaan rotten.Per seizoen werd er op een blekerij wel 100.000 liter karnemelk gebruikt. Karnemelk was een bijproduct van de boter- en kaasproductie en werd geleverd door de boeren uit de omgeving (Over de Karnemelksloot naar de Bleekersingel).Het melkbleken werd later vervangen door het bleken met chloor.

Het logen en melken werd soms vijfmaal herhaald voordat het linnen echt schoon was. Na de laatste keer werd het linnen met zeep gewassen.

  • Zepen. Het wassen gebeurde met een zachte zeep, de "beste bleekerszeep" van de Goudse zeepfabriek Viruly De Hamer. In de waskamer werkten steeds twee wasvrouwen aan een tobbe. In het washuis waren ramen, zodat men licht had op het werk.
1946 Viruly
  • Schouwen was het controleren van textiel op een lange tafel waarbij de nog aanwezige vlekken werden verwijderd.
  • Appreteren (= klaarmaken, afwerken). Daarna kwam nog een bad met stijfsel en blauwsel. Stijfsel kwam uit aardappelzetmeel, gemaakt door de Goudsche Siroopfabriek, die daarnaast ook de stroop maakte voor de siroopwafelbakkers in de stad.  Blauwsel (zakje blauw) was een witmaker en maakte het linnen witter.  Na het uitlekken van het blauwselbad werd het linnen nog eens uitgewrongen
  • Drogen: tot slot werd het linnen te drogen gelegd.
  • Strijken of mangelen Stijfsel hielp om het linnengoed bij het strijken extra soepel te maken. Het had ook als voordeel dat het bij een volgende wasbeurt oplost waardoor vuil sneller loslaat.
1956-3Notenboomen-Kattensingel

 

Geschiedenis blekerijen

Gouda heeft zo'n 73 blekerijen en wasserijen gekend. Omdat het IJsselwater veel schoner en kalkarmer was dan het veen- en polderwater elders in Holland, hadden zich blekerijen in Gouda gevestigd. Er was veel schoon water en turf nodig en ruimte voor de bleekvelden, vandaar dat de blekerijen aan de buitenkant van de singels stonden. De beurtschippers zorgden voor de aan- en afvoer.

De blekerijen lieten vanaf 1865 allemaal stoommachines plaatsen.

Linnen werd aan het einde van de 19e eeuw verdrongen door textiel van katoen. Linnen moest worden gebleekt en katoen niet. In Twente en Tilburg waren grote textielindustrieën tot bloei gekomen. Na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal wasserijen snel af. Bovendien kreeg de Nederlandse huisvrouw de elektrische wasmachine ”een kind kan de was doen”.  Gezinnen die ‘de was de deur uit deden’ werden zeldzaam.

De Wassalon De Wit / White-Spirit aan de Karnemelksloot 84 is nu de enige wasserij in de stad.

Limburg

Er werkten weinig Gouwenaars in de blekerijen. Veel blekers kwamen uit Brabant of Limburg en haalden ook de arbeidsters uit deze provincies. Dat waren meestal meisjes die tot hun huwelijk in het bedrijf woonden. Op de zolders boven de werkruimten waren slaapkamers getimmerd. 80% van de mensen in loondienst waren vrouwen en meisjes. Doordat die minder kregen betaald waren de loonkosten maar de helft van de omzet.

 

De blekerijen waren in handen van een aantal families zoals Jaspers, Peeters, Boumans, Schrave en Daalmans. In de wasserijen werkten hele families samen aan het gezinsinkomen. Op een gegeven moment waren zes van de zestien wasserijen van nazaten van de uit Limburg afkomstige familie Jaspers.

De grote blekerijen hadden namen als De Rijzende Zon, De Groote Zwaan, De Oranjeboom,  De Blaauwe Haan, De Witte Lelie, De Drie Notenbomen, De Blauwe Duif, De Pelikaan en Het Springende Paard.

Vanaf 1865 lieten De Drie Notenbomen, De Witte Lelie, De Rijzende Zon en de Amsterdamsche Bleekerij stoommachines plaatsen. Daarna volgde in hoog tempo de ‘verstoming’ van de hele bedrijfstak.

Op de Kattensingel en Blekerssingel stonden de blekerijen bijna zij aan zij. Het zijn gebouwen met lange gevels langs de straat. Het was- en bleekproces gebeurde zoveel mogelijk gelijkvloers. De langgerekte vorm was handig bij stoomaandrijving; alle apparaten staan achter elkaar en worden door dezelfde as aangedreven.

 

Na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal wasserijen snel af, want de ontwikkeling van chemische wasmiddelen maakte de bedrijfstak minder afhankelijk van schoon oppervlaktewater. Bovendien kreeg de Nederlandse huisvrouw de elektrische wasmachine. Gezinnen die ‘de was de deur uit deden’ werden zeldzaam.

Wasserij de Drie Notenbomen van de familie Jaspers aan de Kattensingel heeft 123 jaar bestaan, van 1849 tot 1972.

Foto Rinus Lasschuyt

 

 

De Rijzende Zon van Daalmans

De Rijzende Zon van de firma Daalmans werd de grootste. Directeur P. van der Pol had in 1896 het bedrijf overgenomen van zijn schoonvader G. Daalmans en wilde een chemische wasserij bouwen, maar dat riep in de omgeving veel weerstand op. Men was bang voor de machines en de brandbare stoffen zoals  benzine.

 

Fluwelensingel 105                                                                                                                                         Meisje van der Pol 1885

Tussen 1866 en 1895 werden bij De Rijzende Zon van Daalmans vier stoomketels geplaatst, in 1904 verrees er een hoge schoorsteen.  Rond 1900 werkten er 200 mensen. Er kwam elektrische verlichting in 1903, waarvan de dynamo aangedreven werd door een stoommachine. Gouda kreeg pas in 1910 een elektriciteitscentrale. De Rijzende Zon had al in 1912 een auto “voor het vlugge en meer moderne afhalen en bezorgen zijner goederen”.

 

Stoommachines veroorzaakten ook ongelukken, zoals in 1919, toen de ketel van De Rijzende Zon op Klein Amerika ontplofte. Suzanne Kuijs (17) en Johanna van Heesen (15) die in de droogkamer aan het werk waren, kwamen om het leven.  De 2000 kilo zware ketel werd veertig meter weggeslingerd en kwam bovenop het bed van de bejaarde mevrouw Daalmans-Jaspers terecht. Er brak paniek uit onder de 70 meisjes en 20 mannen die er werkten. Vier gewonden werden naar het Iterson ziekenhuis gebracht. Een meisje werd daar een jaar lang verpleegd.

 

 

H. Schrave & Zoon

1931-wasserij H. Schrave Zn aan de Boelekade

 

Na de komst van elektriciteit schilderde de familie Schrave met grote letters Electr. Wasch en Strijk Inrichting H. Schrave & Zoon op haar pand aan de Verzwollestraat, goed leesbaar voor de reizigers in het treintje van en naar Schoonhoven dat er tot 1942 langs kwam.

 

foto: Rinus Lasschuyt

 

Regeringszeep

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kreeg het neutrale Nederland te kampen met schaarste aan levensmiddelen, brandstoffen en andere goederen. Er ontstond er een groot tekort aan zeep.

Zeepfabrieken mochten alleen nog ‘regeringszeep’ produceren en die zeep ging op de bon. Huisvrouwen moesten zich behelpen de beruchte kleizeep. Voor de textiel was kleizeep totaal ongeschikt.

Er was vrijwel geen zeep meer te koop. In Gouda liep een demonstratie van boze huisvrouwen uit de hand. Zij trokken in optocht naar de poort van de Viruly zeepfabriek. Daar plunderden ze een wagen die beladen met stukken zeep en pakken zeeppoeder de fabriekspoort uitreed. De Goudse politie greep niet in, maar achterhaalde een deel van de buit.

 

Wat de prijzen betekenden voor het inkomen van een arbeidersgezin meldde een abonnee van Het Volk (6 juli 1918):

"Mijn vrouw gebruikte heden voor de wasch van ons gezin, bestaande uit tien personen, waarvan de meest onontbeerlijke kleedingstukken zijn gewasschen: 6½ stuk zeep, potasch, Lineol, bleekpoeder, zakje blauw en stijfsel: samen f 5,51 [±€45]. Door onvoldoende gas moet met hout gestookt worden, om het water te heeten, waarvoor ook gerust f 1,00 in rekening kan worden gebracht. Is het wonder dat onze vrouwen nerveus worden?"

Ook in damesbladen werd geschreven over de problemen bij het uitbesteden van de was en werd er met een beschuldigende vinger richting wasserijen gewezen. De Stoomwasscherij De Pelikaan uit Gouda probeerde met een ingezonden brief begrip te kweken voor de moeilijke situatie waarin het bedrijf zich bevond.

In “De Holl. Lelie” van 15 Aug. (1917 / RK) lezen wij onder de rubriek “Van alles wat”, dat men het waschgoed vaak ongesteven en geel terug krijgt, ondanks de prijsstijging.

Dat de prijzen stijgen is duidelijk, de wasscherijen hebben het toch al zóó moeilijk, dat een laag prijsje voor een goede behandeling der wasch niet meer mogelijk is, maar wij kunnen de wasschen toch nog afleveren, precies zooals de cliëntèle deze verlangen en heusch niet zoo duur.

Wij stijven al wat gewenscht wordt, en garandeeren een frissche, heldere wasch, op beslist onschadelijke wijze behandeld. Er zijn veel wasscherijen, die thans onmogelijk goed werk kunnen maken, maar er zijn er ook, die nog prima werk leveren, dank zij haar voorraad.

Tot deze laatste behoort ook onze inrichting; wel hebben wij geen steenkolen, maar wij stoken den stoomketel met hout. Wij stellen ons dan ook voor, binnenkort weer met adverteeren te beginnen, maar dachten tevens goed te doen de schrijfster van het bovengenoemd artikel en de lezeressen van “De Holl. Lelie” met onze inrichting bekend te maken, juist omdat wij voorloopig nog in de gelegenheid zijn, hetzelfde prima werk te leveren van voor den oorlog.

Ook kan men bij ons alles, ook de fijnste artikelen, in de wasch doen, want wij staan er met onzen goeden naam borg voor, dat alles gegarandeerd onschadelijk wordt behandeld.”

Staking

Rond 1920 werkten er in de Goudse industrie in totaal zo’n 3000 arbeiders, waarvan 10% in de wasserijen en blekerijen. Twee jaar later staakten 180 vrouwen tien weken lang tegen loonsverlaging en het verlengen van de werkweek tot 48 uur. Bij wasserij De Pelikaan van Van der Pol staakten twintig meisjes. Wasserij De Pelikaan gaf als eerste toe. De stakingen gingen gepaard met hardhandig politieoptreden aan de Boelekade. In het Goudsch Weekblad  stond een spotprent op de "sabelzoener", de Goudse politieagent die zijn sabel zoende, zo trots was hij dat hij een deuk in zijn sabel had geslagen bij het handhaven van de orde tijdens de staking.

 

1935 CAO Wasserijen

Volgens de collectieve arbeidsovereenkomsten uit 1935 was het loon voor vrouwen voor een 48-urige werkweek:

  • Vrouwen van 21 jaar en ouder 25 cent per uur       (€ 2.63 = €126 p/w).
  • Vrouwen van 18—20 jaar 20 1/3 cent per uur         (€ 2.14 = €103 p/w).
  • Vrouwen jonger dan 18 jaar 11½ cent per uur        (€ 1.21 = €  58 p/w).

In 1937 brak er opnieuw een staking uit om een betere collectieve arbeidsovereenkomst af te dwingen. Bij Het Wapen van Amsterdam, De Blauwe Haan, De Blauwe Druif, De Grote Zwaan en De Drie Notenbomen staakten zo’n tachtig meisjes en vrouwen.

2020-Lasschuyt-Wapen van Amsterdam Blekersingel

 

1934. Nog 19 wasserijen in Gouda

 

Weefselonderzoek

Hennie de Wijs en het Instituut voor Weefselonderzoek

(zie ook EXPO GOUDA MAAKT – Oliën & Vetten)

Hennie de Wijs kwam in 1926 aan het hoofd te staan van het Viruly laboratorium. De wasserijen waren voor Viruly zo belangrijk dat men er speciale wasmiddelen voor maakte om te voorkomen dat de wasserijen zelf zouden gaan knoeien met chemicaliën.

Hennie de Wijs werd een expert in de chemische en technische processen in wasserijen. Na de beurskrach van 1929 moest Viruly haar laten gaan. In 1930 vestigde zij zich als zelfstandig onderzoekster. Zij adviseerde de wasserijen en stond aan de wieg van het Instituut voor Weefselonderzoek dat in 1936 in de zeepfabriek in Gouda werd geopend.

Het Instituut voor Weefselonderzoek deed onderzoek en de resultaten van tien analisten werden gepubliceerd in ‘Viruly’s Technisch Maandblad voor de Wasindustrie’. Zowel in Gouda als elders werden geregeld lezingen, tentoonstellingen en instructiedagen georganiseerd.

De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog veroorzaakte opnieuw enorme schaarstes en risico’s. Hennie de Wijs was de uitvinder van een methode om zonder zeep te wassen. Zij verving zeep door waterglas en soda en zag dat als een grote chemische revolutie.

Tot de jaren zestig had Hennie een scheikundig adviesbureau en laboratorium voor wastechniek. Zij kon een groot deel van de wasserijen tot haar klantenkring rekenen.

 

Sporen in de taal

Garens & Textiel

 

  1. Spinster 1) Beroep 2) Ongehuwde vrouw 3) Ongetrouwde juffrouw 4) Vrouw die spint
  2. iemand van katoen geven (=iemand met een pak slaag of woorden straf in het krijt treden (=de strijd aanbinden)
  3. Roten (hennep) (= geruime tijd in water leggen om de pectine (dat de plantenstengels bijeen houdt) op te lossen. (Stinkt enorm)

 

 

Netten

  1. achter het net vissen (=pech hebben, net een gelegenheid missen) (=Een kans missen)
  2. het net ophalen  (=kijken wat er tot nu toe is)
  3. de vogel over het net laten vliegen (=goede kansen niet aangrijpen)
  4. door de mazen van het net glippen/kruipen (=op het nippertje ontsnappen)
  5. grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
  6. iemand het net over het hoofd halen (=iemand tegen wil en dank tot iets doen besluiten)
  7. roep geen haring voor hij in het net is (=wees niet te voorbarig)
  8. tussen de mazen (van het net) vissen (=creatief te werk gaan)
  9. (haring) bij de vleet (=er is meer dan voldoende van (vleet was vroeger een groot visnet dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))

 

Touw - garen

  1. veel garen op zijn klos hebben (=veel te zeggen hebben - veel aanmerkingen maken)
  2. Hij is de klos de sigaar, de pisang of de sjaak zijn. De klos hield de draden van het touw bijeen. Hij die bij de klos moest staan –moest een heel eind met het touw meelopen.
  3. Het voortouw nemen ( = initiatief nemen)
  4. dat vlas is niet te spinnen (=daar is niets mee te beginnen)
  5. Ergens op vlassen (= hopen op een goede toekomst)
  6. Twijnen = het ineen draaien van garen
  7. Loopgaren spinnen (= tijd verspillen)
  8. iemand over de hekel halen, iemand hekelen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)( scherpe verwijten maken, kwaad spreken) (Een hekel is een balkje waarop fijne ijzeren of soms koperen pinnen zijn aangebracht. Men gebruikt de hekel om de knopen en de laatste onregelmatigheden uit het vlas te halen en vooral ook om het vlaslint in draden te spitsen. Door het hekelen werd het vlas opgemaakt voor het spinnen.)
  9. `door het lint gaan`. (=door woede je emoties niet (meer) onder controle kunnen houden) ...
  10. Branche hekelt willekeur
  11. Uitkammen (=met een kam ontwarren, zorgvuldig doorzoeken, zuiveren)(korte vezels verwijderen)
  12. Alles over een kam scheren (= geen onderscheid maken)
  13. Voor God een baard van vlas maken (=Schijnheilig zijn
  14. door het hennepen venster kijken (=opgehangen worden)
  15. aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben); de touwtjes in handen hebben (=de controle hebben)
  16. iemand aan een touwtje hebben (=in zijn macht hebben)
  17. iets op touw zetten ( = iets voorbereiden, gaan ondernemen)
  18. er geen touw aan vast kunnen knopen (=door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld) (=totaal onbegrijpelijk)
  19. vroeg (nog laat) in touw zijn (= vroeg (nog laat)aan het werk zijn)
  20. het touw wat vieren (=het iets minder streng aanpakken)
  21. iemand op sleeptouw nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
  22. iets op touw zetten (=iets organiseren)
  23. in het getouw (=aan het werk)
  24. in het getouw (=aan het werk) / in touw zijn (=met iets druk bezig zijn)
  25. zo dom als touw (=onnozelheid of domheid (als in: `Je bent ook zo dom als touw hè?!`))
  26. De bok aan het touw hebben. ( = 1- Dronken zijn. 2- Zeer vermoeid zijn.
  27. De derde streng maakt de kabel. (=  Ook al gaat iets twee keer fout, bij een derde poging gaat het goed; Een derde man brengt de praat aan. (Touwwerk wordt van ineengedraaide strengen (slagen) gemaakt. Kabel, zwaar touw, wordt gemaakt van drie (of vier) strengen. De derde streng maakt de kabel.)
  28. een kink in de kabel komen (=iets tussen komen) (Een kink in de kabel is een valse (verkeerde, of te korte) slag of draai in een lijn, tros, ketting of staaldraad. Een lijn met een kink loopt vast in het blok (katrol). Wanneer vanwege harde wind zeil gestreken moet worden en dat door de kink niet lukt, kan een gevaarlijke situatie ontstaan.)
  29. het loopt op rolletjes (=alles gaat als vanzelf) (dat liep gesmeerd)
  30. van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken) bevelen hoe men de zeilen moet zetten’ en later ook ‘de baas spelen’.
  31. geen oud wijf bleef aan het spinnewiel (=iedereen kwam kijken)
  32. Oude spinster (=vrijgezelle dame)
  33. Spinhuis (=vrouwengevangenis)
  34. Naar het spinhuis sturen
  35. Ergens (goed) garen bij spinnen
  36. Geen goed garen mee te spinnen Er is niets met hem aan te vangen, er is geen land met hem te bezeilen.
  37. Het met iemand in het garen hebben (= met iemand ruzie hebben)
  38. Het gaat daar zoals op de garenmarkt ( = daar wordt onzin verteld)
  39. Het is goed spinnen van andermans garen ( = geld van iemand stelen)
  40. voor galg en rad opgroeien (=vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt)
  41. dat is van de baan (=dat gaat niet door)
  42. iemand vrij baan geven ( = iemand de gelegenheid bieden)
  43. iets op de lange baan schuiven (=iets uitstellen)
  44. op de baan lopen (=tippelen) zij gaat de baan op (slechte pad)
  45. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden / beloven, maar steeds weer uitstellen)
  46. Schippersknechten trekken aan een lijn (het gemeenschappelijke doel  = een lijn trekken)
  47. in het lijntje lopen (=dienstbaar zijn)
  48. langzaam aan, dan breekt het lijntje niet (=je kunt beter rustig doorwerken, dan kan er het minste fout gaat)
  49. de draad kwijt zijn (=de loop van het verhaal niet meer kunnen volgen)
  50. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  51. tegen de draad ingaan (=het er niet er mee eens zijn en er tegen in gaan)
  52. Hij spint geen lange draad meer ( = hij blijft daar niet meer lang)
  53. Voor de draad ermee! (= Wat geheim was moet openbaar gemaakt worden)
  54. Daar komt nogal wat draad op. ( = Daar komen nogal wat kosten bij.
  55. De draad weer oppakken (= Verder gaan met een zaak of een relatie nadat die enige tijd onderbroken is geweest.)
  56. De eindjes aan elkaar (moeten) knopen. ( = Moeite moeten doen om de noodzakelijke uitgaven te kunnen doen met de beschikbare financiën. Letterlijk: Een lijn moeten maken door aanwezige kortere lijnen aan elkaar te knopen.
  57. Iemand in het naadgaren komen (= Iemand erg hinderen.
  58. Iemand voor het naadgaren zetten ( = Iemand voor de schulden laten opdraaien.
  59. in de knoop zitten (=er niet meer wijs uitraken - van slag zijn)
  60. Haspelen (= het tot strengen winden  (draaien) van garen).
  61. Elk moet haspelen met het garen dat men heeft (= wie niet veel geld heeft moet eenvoudig leven)
  62. Door elkaar haspelen (= verward)

 

Was

  1. Goed in de slappe was zitten (= Rijk zijn.)
  2. Een waslijst betekent ‘een lange lijst’, ‘een heleboel’. Als iemand een waslijst aan vragen heeft, betekent dat dus dat hij of zij heel veel vragen stelt.Een waslijst is een lijst waarop vroeger werd bijgehouden hoeveel stuks vuil wasgoed naar de wasserij werden gestuurd.
  3. Een kind kan de was doen (= is erg eenvoudig)
  4. de oren wassen (=duchtig ervan langs geven, de waarheid zeggen)
  5. de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
  6. Iets in de week leggen (=alvast kenbaar maken om iets te polsen)
  7. Hij is gemangeld door iets (= onder druk gezet, stuk gemaakt)
  8. Zonder bleken of blozen (= zonder van kleur te veranderen iets zeggen)
  9. Het is goed weer voor de bleek (= zonnig)

 

Zeil

  1. iets omzeilen ( = ervoor zorgen dat je er niet mee te maken krijgt)
  2. achteruit zeilen (=achteruit gaan)
  3. alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken).
  4. Alle hens aan dek (= er is een acuut probleem. Alle handen (hens) moesten komen helpen.
  5. de wind in de zeilen hebben (=voorspoed hebben)
  6. Zoals het reilt en zeilt (=zoals het z’n gangetje gaat)
  7. Langs de wal zeilen (= iets rustig aan doen, geen risico’s nemen)
  8. iemand de wind uit de zeilen nemen (=iets zeggen waardoor de kritiek verstomt)
  9. Voor de wind is het goed zeilen (=Onder gunstige omstandigheden is het gemakkelijker succes te hebben)
  10. alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
  11. bakzeil halen (=toegeven dat je ongelijk hebt / aanzienlijk minder hoge eisen stellen dan je eerder deed) (= zich terugtrekken)
  12. de zeilen hijsen (=opstaan, vertrekken)
  13. een oogje in het zeil houden (=in de gaten houden)
  14. er is geen land met hem te bezeilen (=je kan met hem niets aanvangen, omdat hij niet wil meewerken)
  15. ergens verzeild raken (=ergens onbedoeld terechtkomen)
  16. Men kan niet altijd bezeilen wat men bestevent (=niet bereiken wat men zich voorneemt) (steven – voorkant schip)
  17. het zeil strijken (=het opgeven / flauw vallen / van iemand verliezen)met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
  18. met een opgestoken zeil (=driftig, boos) / met een staand zeil (=driftig, boos)
  19. onder een staand zeiltje is het goed roeien (=met een klein vast inkomen, verdient men al gauw genoeg voor de kost)
  20. onder zeil gaan (=gaan rusten of slapen, vertrekken of weggaan)
  21. tussen de klippen doorzeilen (=op handige manier alle moeilijkheden vermijden)
  22. zijn schip voert te grote zeilen (=te veel geld uit geven)
  23. zoals het reilt en zeilt (=zoals het zijn gangetje gaat)
  24. Geen goed garen mee te spinnen Er is niets met hem aan te vangen, er is geen land met hem te bezeilen.
  25. met ongebroken lading wegzeilen (=zich zonder gezichtsverlies uit de situatie redden)
  26. In de storm geen zeilen verhangen (= ?)
  27. Dat is geen zeil voor dat schip (=Die vrouw past niet bij hem.)
  28. de steven wenden (=op een andere manier de dingen gaan aanpakken)
  29. wenden ( = een andere richting inslaan scheepvaart van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen" Voorbeeld: `Klaar om te wenden?)
  30. welke koers gaat de VPRO varen? (=welke richting wil de VPRO volgen)
  31. voor top en takel drijven (=scheepvaart : zonder een zeil te voeren)
  32. Op eigen kompas zeilen ( = naar eigen inzicht handelen)
  33. Iets met de vliegende schietspoel doen (= iets in allerhaast doen.) (weven met een machinale schietspoel >1803)
  34. de keper beschouwen ( = iets nauwkeurig onderzoeken) (Een keper is een onderdeel van het weefgetouw)
  35. Dat is schering en inslag ( = Dat komt bijzonder vaak voor.) (dat doet hij vaak)(Schering en inslag zijn de lengte- en breedtedraden van een weefgetouw.)
  36. Iets is verweven met (= nauw verbonden zijn met)
  37. Vollen = schoonmaken van textiel (met zeep en urine) en verdichten (komt uit de lakenindustrie en werd gedaan door druk in de Volmolen.)

Zoeken in de tekst

Panelen EXPO GOUDA MAAKT

Bronvermeldingen

De informatie is een verzameling van wetenswaardigheden over Gouda. Het is geen doorlopend verhaal, je kunt overal in- en uitstappen. Het heeft geen wetenschappelijke pretentie. De informatie komt uit allerlei openbare internetbronnen.

En... vooral -met toestemming- uit de boeken van Bregje de Wit ‘Op hoop van Zaken’ en RCE / Wim Denslagen ‘Gouda’

 

 

Paul H.A.M. Abels
Bert Bohnen
Mirjam Borghgraef SAS
Frans Bos Hist.Ver.Wxvn
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in de 19e eeuw
Leon van Catz
Compaxo Gouda
Croda Nederland
Marcel van Dasselaar
Wim Denslagen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
C.H.M. Dercksen 1944-Goedewaagen
Henny van Dolder – de Wit 2011-4
Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2017
J.L. van Eijk
Lies Elte Kaashandel-Maatschappij Gouda
Wouter Enderink
Europeana
EYE Filmmuseum
Gazendam - Ge Vaartjes over Herman de Man
Gordijn
Gouda Refractories
Eduard Engel
Melkinrichting ‘Ons Ideaal’  
Die Goude 2017 Ar­chief  “Die Goude”
Robert den Hartogh
Cor Heuvelman Gouds Dagblad
Hippomobiel Erfgoed
Reïnda Hullij Museum Maluku
Gouda INTO Business herfst 2017
Rob Kuijsten Kuyper Kaarten
Rinus Lasschuyt fotografie
Marco Mastenbroek Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Mokveld
Montana sigarenfabriek, Gouda; 1925-1930
Pim Mul
Museum Maluku
Narionaal Archief
Kees Nieuweveld Gouwestad TV
Grard Noorman-Bouters
Anneke H. Otterloo Eten en eetlust in Nederland
Pluis 2008 Zenith
Compaxo
Adriaan Pothuizen NVBS
RCE - Creative Commons
Leenke Ripmeester EYE
SAMH Streek Archief Midden-Holland
Spaarnestad Photo
Nederlandse Staatscourant 15 mei 1865
Slangen Staal
Pim Steenbergen - Bruine Goud
Huub Surendonk, 2001. 100 jaar Gouda Vuurvast
H.A.J. Tempelman, Historie van het pijpenmakersgeslacht Van der Want
Dick-jan Thuis - foto's
Tidinge 2009
Kim Tieleman Spaarnestad Photo
Unilever Zeepfamilie in zorgentijd 1942
U-Vitalis Op eigen terrein Unilever
Gé Vaartjes (Herman de Man)
SAMH Streekarchief
Wim Vegt
Hans Vogels 1994 - N.V. Koninklijke Plateelbakkerij Zuid-Holland
R. van der Wal, hoofdstuk 17 1000-jaar Gouda
Croda Nederland B.V.
Bas Weenink Die Goude (november 2020)
H.F.Wessels - Gouda : proeve ener stadsmonografie.
A. van Wijnen De Producent 40 jaar 1915-1955
Wikimedia Commons
Wikipedia
Wendy van Willigenburg
Bregje de Wit: Op hoop van Zaken
Bob de Wit jr. foto
  • Het arrangement Expo Gouda Maakt - Garens, textiel en blekerijen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    EXPO Gouda-Maakt Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-09-30 10:14:22
    Licentie
    CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullingen en verbeteringen svp sturen naar secretariaat@expogoudamaakt.nl

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De textielindustrie in Gouda bestond uit het maken en verwerken van garens tot textiel en het wassen en bleken van linnengoed.
    Leerniveau
    MBO, Niveau 2: Basisberoepsopleiding;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    blekerij, confectie, gouda, industriële geschiedenis, kabels, textiel, touw, wasserij