BEGRIJPEND LEZEN 2/4

BEGRIJPEND LEZEN 2/4

WELKOM

Welkom bij les 2 via Wikiwijs!

Je staat aan het begin van de tweede les in begrijpend lezen. Deze les gaat over signaalwoorden, woorden die een signaal afgeven in een zin. Als je weet dat signaal betekent en inhoudt voor de zin, dan weet je precies wat er bedoeld wordt. Of het nu een tekst of een gesprek is!

Belangrijk voor Wikiwijs: houd de volgorde die links staat, aan. Het is ook genummerd op volgorde. Zie je een ▼, dan kan je deze openklappen.
Je kunt navigeren door het linkermenu aan te houden, maar je kunt ook de pijltjes onderaan de pagina gebruiken om één pagina verder te gaan (of één terug).

 

Succes!

Mevrouw Kiers

1. PLANNING

De planning voor deze week is als volgt: je gaat bezig met begrijpend lezen in Wikiwijs vóór de pauze. Dat doe je zelfstandig. Het is belangrijk dat je de volgorde volgt, daarom zijn de onderdelen genummerd. Die onderdelen zie je aan de linkerkant. Rechts staat dan telkens de informatie.

Als je de theorie lastig vindt, lees het eerst nog een keer over en maak dan pas de oefeningen die erbij horen.

Begrijp je iets niet met de oefeningen, dan kan je het mij vragen.

 

Succes!

Mevrouw Kiers

2. LESDOELEN

Aan het eind van deze les kan je het volgende:

  • je weet de functie van signaalwoorden
  • je weet de betekenis van verschillende signaalwoorden
  • je weet wat een tekstverband is.
  • Je kunt signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden.

BONUS: je weet dat vóór een signaalwoord vaak een komma staat. Handig bij het zelf schrijven en handig om in een tekst een signaalwoord te herkennen!

 

3. BELANGRIJK

In de vorige les heb je leerstof gelezen over feiten en meningen, de hoofdgedachte en kernzinnen en je hebt uitleg gekregen over hoe je het efficiënst een samenvatting maakt, dus met zo min mogelijk inspanning het maximale resultaat verkrijgt.
 
Weet je het nog?
Feiten zijn controleerbaar, meetbaar; meningen zijn standpunten, gedachten waar iemand achter staat. Meningen worden vaak ingeleid met 'ik vind dat', of 'zoals ik het zie'.
 
De hoofdgedachte van een tekst is in één zin herhalen waar de tekst over gaat. Het is wat de schrijver het belangrijkste vindt, de reden dat hij de tekst heeft geschreven.  
 
Een kernzin is de belangrijkste zin van een alinea, de hoofdgedachte van één alinea. Er zijn dus meer kernzinnen dan één, omdat een tekst uit meer dan één alinea bestaat. 
 
Een samenvatting maak je het efficiénst door een beeld te vormen van wat je gelezen hebt. Dat kan via een mindmap of een schema. De hoofdgedachte van de hele tekst staat erin en ook de kernzinnen. 

 

4. SIGNAALWOORDEN

Om een tekst goed te kunnen volgen en begrijpen, zijn signaalwoorden belangrijk. Ze geven verbanden aan tussen zinnen en zelfs hele alinea's. Dat is hun functie. Ken je signaalwoorden!
Begrijpend lezen wordt stukken makkelijker. En je schrijft ook beter, want je weet dat er een komma komt voor een signaalwoord. Onthouden dus!
 
Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt. Van de zinnen eromheen en ook van de hele alinea. Hoe je dat doet? Je leert de signaalwoorden en hun functie. Het soort signaalwoorden dat het meest voorkomt in een alinea, geeft een etiket aan de alinea. Bijvoorbeeld het etiket 'alinea met conclusies', of 'alinea met oorzaak - gevolg'.

5. TEKSTVERBANDEN

Tekstverbanden zorgen ervoor dat woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen. Hoe doen ze dat? Door signaalwoorden!
 
Er zijn er aardig veel, maar ze zijn onder te brengen in thema's. Zo heb je 'maar', dat aangeeft dat er een tegenstelling komt. Je hebt vast wel 'Ja, maar' van iemand gehoord. En als je nadenkt, is dat 'maar' het signaal dat er een tegenstelling komt. In dit geval van 'Ja'
 
Met andere woorden: 'Ja, maar' is nee. En dat heb je ook vast wel eens gehoord.
 
Het tegenstellend tekstverband: signaalwoord 'maar'
Het tegenstellend tekstverband: signaalwoord 'maar'
Er zijn verschillende tekstverbanden, elk met hun vaste signaalwoorden. In deze Wikiwijs lees je de meest voorkomende signaalwoorden per tekstverband uitgelegd, inclusief voorbeelden. Signaalwoorden doen een beroep op jouw logisch denken. 

A. voorwaardelijk verband

Een voorwaardelijk verband geeft aan onder welke voorwaarden iets gebeurt. Met andere woorden, het doel kan alleen behaald worden, als er eerst iets anders gebeurt.
 
De signaalwoorden die een voorwaarde aangeven zijn:
als, indien, mits
als ... dan...
tenzij
op voorwaarde dat, in het geval dat
 
Een voorbeeld:
'Als ik vandaag mijn kamer opruim, (dan) mag ik morgen mee.' De voorwaarde is: eerst kamer opruimen, dan mee.
'Als ik thuiskom of wanneer ik thuiskom.' Van welk signaalwoord in deze zin schrikt jouw thuisfront niet? Merk je het verschil?
Het signaalwoord 'als' geeft een voorwaardelijk verband aan
Het signaalwoord 'als' geeft een voorwaardelijk verband aan

B. redengevend verband

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
 
De signaalwoorden die hierbij horen zijn:
want
omdat
daarom
dus [let op: 'dus' kan ook een samenvatting of conclusie geven!]
de reden hiervoor is, het argument is
 
Een voorbeeld:
'Voor de toets van Engels had ik een slecht cijfer, want ik had er niet goed voor geleerd.'
De reden van het slechte cijfer is dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.

C. oorzakelijk verband met een gevolg (in het kort: oorzaak-gevolg)

Dit is een lastige. Het lijkt veel op het redengevend verband, maar hier gaat het om een oorzaak buiten jou om.
 
De signaalwoorden die bij een oorzakelijk verband horen zijn:
doordat
dankzij
dat komt door, had tot gevolg
zodoende
 
 
Een voorbeeld:
'Doordat het warm is, trek ik een korte broek aan.'
De oorzaak van mijn kledingkeuze ligt buiten mij, maar ligt aan het weer.

D. concluderend of samenvattend verband

Eerst de verschillen: een samenvatting vertelt niets nieuws. Een conclusie is een samenvatting met iets nieuws! Als je iets concludeert, dan heb je op basis van wat je hebt gelezen, iets nieuws bedacht. Zeg maar een 'samenvatting plus'.
Je hebt dus eerst een aantal feiten en/of meningen gelezen. Daarom staan in een laatste alinea vaak concluderende of samenvattende signaalwoorden. 
 
Die signaalwoorden zijn:
dus
kortom, samenvattend
dat houdt in, dat betekent
met andere woorden (de afkorting hiervoor is 'm.a.w.' en die zie je vaak!)
 
Voorbeelden:
'Kortom, het is belangrijk om je aan je planning te houden.'  
'Het is dus belangrijk om je aan je planning te houden.'

 

E. opsommend verband

Bij een opsommend verband wordt een reeks van kenmerken genoemd.
 
Signaalwoorden van een opsomming zijn:
en
ten eerste [en verderop in de zin] ten tweede
bovendien
verder
zowel [voorbeeld] als [nog een voorbeeld]
maar ook [dit voorbeeld]

 

Een voorbeeldzin:
Zowel Henk als zijn moeder gingen naar de bibliotheek. Ze kwamen daar bovendien de buurvrouw én haar dochter tegen.
Heb je de reeks kenmerken ontdekt? → Het gaat allemaal over mensen.
 

F. tegenstellend verband

Er komt een tegenstelling! 
 
Signaalwoorden zijn:
maar, echter
desondanks, daar staat tegenover
aan de ene kant (enerzijds) en in de zin daarop: aan de andere kant (anderzijds)
 
Voorbeeldzin:
Ja, maar...
Aan de ene kant ben ik het met jou eens, aan de andere kant heb ik mijn twijfels.
 

G. toelichtend verband

De signaalwoorden die een toelichtend verband inluiden, geven extra informatie.
 
zo, zoals
bijvoorbeeld, ter illlustratie, dat houdt in
neem nou...
dat wil zeggen (de afkorting hiervoor is 'd.w.z.' en die zie je best vaak!)
 
Voorbeeldzin:
Neem nou Saruya, zij heeft vorige week al haar boeken opgehaald!
 

H. tijdverband

De tijdvolgorde of het temporeel verband.
 
gisteren, nu, vandaag
vroeger, later, daarvoor, daarna
eerst. vervolgens
intussen, terwijl
toen, wanneer
 
Kenmerk: het zijn allemaal bijwoorden van tijd
 
Voorbeeldzin:
Vandaag is aan jouj; morgen is aan mij. We stapten eerst in de auto, daarna gingen we naar het festival. Vervolgens kwamen we moe terug.
 

6. OEFENINGEN

Bij begrijpend lezen is het aller-, aller-, allerbelangrijkste dat je de tijd neemt.
Hoe je dat doet?
Lees de vraag goed en rustig door. Begrijp je wat ze willen weten?
 
Nadat je je antwoorden controleert, lees dan ook de toelichting. Het helpt jou om te begrijpen wat er precies gezegd wordt in een zin. En dat betekent dat je moet nadenken!
 
Ga niet te snel door de oefeningen 'om er vanaf te zijn'. Dat is gewoon jammer van jouw tijd...
Ik lees de vraag altijd twee keer en soms wel drie keer! Ook ik moet opletten dat ik niet te snel wil ;)
 
Tip: kijk goed naar de komma - daar staat eigenlijk altijd een signaalwoord achter.

A. twee meerkeuzevragen

B. twee meerkeuzevragen

Even checken

Neem je nog wel de tijd om een vraag goed te lezen?

Probeer het goede antwoord te begrijpen. Het doet een beroep op jouw logisch nadenken.

C. twee meerkeuzevragen

D. zes sleepvragen

E. zes sleepvragen

F. zes sleepvragen

G. twee open vragen

7. DE VOLGENDE LES

Morgen gaan we lezen over de bedoeling van de schrijver en over tekstsoorten. Je zult ontdekken dat die met elkaar samenhangen!
 
Als je tijd overhebt, lees dan de theorie van deze les nog een keer. Heb je iets niet helemaal begrepen, ook niet nadat je de theorie (weer) hebt gelezen? Je kunt altijd aan mij vragen of ik nog iets wil uitleggen. 
 
Tot morgen!
Mevrouw Kiers
  • Het arrangement BEGRIJPEND LEZEN 2/4 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    wendela kiers
    Laatst gewijzigd
    2022-08-03 12:48:14
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    2F. Leerdoelen: je weet de functie van signaalwoorden; je weet de betekenis van verschillende signaalwoorden; je weet wat een tekstverband is; je kunt signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden. + oefenvragen
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Begrijpen; Interpreteren; Samenvatten; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    moeilijk
    Studiebelasting
    2 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    signaalwoorden, tekstverbanden
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.