H. tijdverband

De tijdvolgorde of het temporeel verband.
 
gisteren, nu, vandaag
vroeger, later, daarvoor, daarna
eerst. vervolgens
intussen, terwijl
toen, wanneer
 
Kenmerk: het zijn allemaal bijwoorden van tijd
 
Voorbeeldzin:
Vandaag is aan jouj; morgen is aan mij. We stapten eerst in de auto, daarna gingen we naar het festival. Vervolgens kwamen we moe terug.