Module Warmte en Energie 2022 - 2023

Module Warmte en Energie 2022 - 2023

Inleiding

De komende periode gaan we ons bezig houden met warmte en energie. Je leert onder andere wat de voorwaarden zijn voor een goed brandje, hoe je je huis lekker warm krijgt en wat een brandweerman allemaal doet in zijn werk.

De module is opgebouwd in twee delen. Eerst behandelen we een stukje theorie. Daarna gaan we werken aan een praktisch opdracht. We sluiten de module af met een toets in de toetsweek en een cijfer op je practische opdracht. Samen vormen dit je laatste cijfer van dit jaar.

Opracht:

Hieronder zie je een knop die naar Padlet gaat. Hier kun je een berichtje achterlaten als je rechtsonder op het plusje klikt. Vul eigen naam en klas in. Ik wil dat je hier een berichtje schrijft over iets dat jij weet over warmte, energie, brand of isoleren! Je kunt er een mooi plaatje / filmpje aan toevoegen.

Padlet

1. Energie en verbranding

Doelen

  • Je kunt uitleggen wat we bedoelen met energie en je kunt er een aantal voorbeelden bij bedenken.
  • Je kunt uitleggen wat energie-omzetting betekent en hier een voorbeeld van kunnen geven.
  • Je kunt het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding uitleggen.
  • Je kunt het gevaar van het gas koolstofmono-oxide uitleggen.
  • Je kunt het ontstaan van koolstofmono-oxide verklaren.

Energie

Energie is een lastig begrip. We kennen namelijk veel vormen van energie. Een paar soorten zijn: Bewegingsenergie, Chemische-Energie, Licht, Kernenergie, Elektrische-energie en Warmte. We kunnen energie zelf niet zien, maar het effect wel. Bewegingsenergie kan een bal laten rollen en elektrische-energie kan een smartphone doen werken.

Energie: De mogelijkheid om iets te laten veranderen.

Deze module heeft als onderwerp warmte en energie.

De bewegingsenergie van de voetballer kan de richting en de snelheid van de bal veranderen.
De bewegingsenergie van de voetballer kan de richting en de snelheid van de bal veranderen.
De warmte (energie) van de zon kan de temperatuur laten veranderen.
De warmte (energie) van de zon kan de temperatuur laten veranderen.
De energie soort licht kan een donkere ruimte "verlichten".
De energie soort licht kan een donkere ruimte "verlichten".

In het filmpje hieronder zijn vragen verwerkt. De antwoorden op deze vragen worden door de docent gecontroleerd. Klik met je muis op de blauwe balk met de tekst "Get started"

Warmte

Als we energie beschrijven als de mogelijkheid om iets te veranderen dan kan warmte de temperatuur veranderen. Deze warmte moet ergens vandaan komen. Warmte komt uit een warmtebron. Bij jou thuis zijn dat bijvoorbeeld de cv-installatie, kookplaat, oven, waterkoker, etc.

Voordat er warmte uit deze warmtebronnen komt moet er eerst wat gebeuren. Er vindt een energie-omzetting plaats. Een waterkoker gebruikt elektrische-energie om zijn water te verwarmen. De energie-omzetting is dan van elektrische-energie naar warmte.

In een cv-ketel gebeurt weer iets anders. Daar gaat een brandstof (aardgas) in en door verbranding komt er warmte vrij. In een brandstof zit chemische-energie. Dat is energie die door een chemische reactie vrijkomt. In dit geval komt er door verbranding warmte vrij.

Aardgas bevat chemische-energie. Door verbranding wordt dit omgezet in warmte.
Aardgas bevat chemische-energie. Door verbranding wordt dit omgezet in warmte.
De verwarmingsinstallatie in huis.
De verwarmingsinstallatie in huis.

In de CV-ketel (centrale verwarming) wordt door verbranding water opgewarmd. Dit warme water wordt met een pomp naar de radiatoren verplaatst. Een radiator is de "verwarming" in de kamer. Daar geeft het warme water de warmte af aan de kamer en koelt af. Dit "koude" water gaat terug naar de CV-ketel om weer opgewarmd te worden. Zo houd je je huis warm!

Kijk het filmpje hieronder door op de "play" knop te drukken met je muis

Verbranding van aardgas

In heel veel huizen in Nederland wordt nog gebruik gemaakt van aardgas. Je gebruikt het vooral om je huis te verwarmen of om te koken. Om warmte te laten vrijkomen moet er een verbranding plaats vinden. Dat kan alleen als er ook zuurstof aanwezig is. Als aardgas samen met zuurstof reageert ontstaat er warmte. Naast warmte komen er ook verbrandingsgassen. Welke soorten verbrandingsgassen vrijkomen hangt af van de soort verbranding.

  • Volledige verbranding: Als er meer dan genoeg zuurstof in de lucht aanwezig is dan is een verbranding volledig. De verbrandingsgassen die ontstaan zijn: waterdamp en koolstofdioxide. Deze gassen zijn ongevaarlijk.

We zeggen dan:

  • Aardgas + Zuurstof ---> Waterdamp + Koolstofdioxide

 

  • Onvolledige verbranding: Als er nu te weinig zuurstof in de lucht zit dan is de verbranding onvolledig. De verbrandingsgassen die ontstaan zijn: waterdamp en koolstofmono-oxide. Dit is het gevaarlijke broertje van koolstofdioxide. Een onvolledige verbranding kun je zelf herkennen. De vlam is namelijk geel.

We zeggen dan:

  • Aardgas + Zuurstof ---> Waterdamp + Koolstofmono-oxide.
Dit is een plaatje dat een VOLLEDIGE verbranding weergeeft.
Dit is een plaatje dat een VOLLEDIGE verbranding weergeeft.

Kijk het filmpje hieronder door op de "play" knop te drukken met de muis

Koolstofmono-oxide

Dit gevaarlijke gas komt vrij bij onvolledige verbranding. Het ontstaat als er niet voldoende zuurstof bij de verbranding aanwezig is. Het gevaar van koolstofmono-oxide is dat je het niet ruikt. Koolstofmono-oxide heeft als effect dat het zuurstof in een lichaam kan verdrijven. Iemand met een koolstofmono-oxide vergiftiging kan dus stikken en hieraan sterven.

Daarom hebben veel mensen thuis vaak naast een brandmelder ook een koolstofmono-oxide melder. Deze hang je op een plek waar verbranding plaatsvindt. Dat is in huis de cv-ketel of de geiser. Als de melder afgaat moet je je huis goed ventileren en naar een veilige omgeving gaan. De oorzaak van dit soort problemen is vaak dat de toevoer van lucht dicht is gaan zitten met stof. Daarom moeten cv-ketels regelmatig gecheckt worden. 

Het gebeurt vaker dan je denkt!

Dit is een koolstofmono-oxide melder
Dit is een koolstofmono-oxide melder

Opdrachten

Samenvatting Energie & Verbranding

Energie heeft de mogelijkheid om iets te laten veranderen

Verschillende soorten Energie:

  • Beweginsenergie
  • Elektrische energie
  • Licht energie
  • Kern Energie
  • Chemische energie

Energie omzetting
De ene energiesoort wordt omgezet in een andere energiesoort

Volledige verbranding
Is een verbranding waarbij koolstofdioxide vrijkomt

Onvolledige verbranding
Is een verbranding waarbij koolstof monooxide vrijkomt

Koolstof monooxide

  • is gevaarlijk omdat je dit gas niet ruikt of ziet maar wel giftig is voor je lichaam
  • ontstaat bij een verbranding met te weinig zuurstof.

2. Als de brandweer!

Doelen

  • Je kunt de drie ingrediënten voor een brand beschrijven.
  • Je kunt uitleggen met behulp van de branddriehoek hoe je een brand blust.
  • Je kunt het effect van verbranding op het milieu beschrijven.
  • Je kent de begrippen zure regen en smog.

Wat heb je nodig voor een brand?

Heel veel stoffen zijn brandbaar. Hout is bijvoorbeeld een hele goede brandstof. Toch vliegt niet alles zomaar in brand. Zo kun je op een houtenstoel zitten zonder dat hij onder je kont wegbrandt. We hebben dus nog een paar andere ingrediënten nodig voor een brand.

In de vorige paragraaf heb je geleerd dat bij verbranding altijd zuurstof nodig is. Toch zweeft er voldoende zuurstof in de lucht om de houtenstoel te laten verbranden. Maar ook nu brandt hij niet. Hoe komt dat?

Het derde en laatste ingrediënt voor een verbranding is warmte. Je kunt verbranding vergelijken met een soort dominobaan. De stenen vallen alleen om als ze een zetje hebben gekregen. Met verbranding werkt dat ook zo. Een stof wil alleen verbranden (dominosteentjes die omvallen) als de temperatuur (het zetje) hoog genoeg is. De temperatuur waarbij een stof gaat branden noemen we de ontbrandingstemperatuur. Alle ingrediënten geven we weer in de branddriehoek.

Een brand kun je vergelijken met het omvallen van dominostenen.
Een brand kun je vergelijken met het omvallen van dominostenen.
In de branddriehoek staan alle ingrediënten die nodig zijn voor een brand.
In de branddriehoek staan alle ingrediënten die nodig zijn voor een brand.
De ontbrandingstemperatuur van verschillende stoffen.
De ontbrandingstemperatuur van verschillende stoffen.

Help brand!

We spreken over een brand als er een verbranding is die niet gewenst is. Denk aan de dominosteentjes. Ergens zijn ze begonnen met vallen en ze vallen met steeds meer tegelijk. Als de brandweer niet snel genoeg ingrijpt wordt de brand steeds heviger. De brandweer moet er dus voor zorgen dat de dominosteentjes stoppen met vallen.

Je kunt hiervoor drie dingen doen:

Brandstof weghalen

Het is natuurlijk lastig om uit een brand de brandstof weg te halen. Soms gebeurt het wel. Stel een gasleiding staat in brand. Dan kun je de hoofdkraan dichtdraaien. Als er geen dominosteentjes meer over zijn dan stopt de brand.

Zuurstof weghalen

Als er geen zuurstof meer bij je brandstof kan komen dan zal de brand ook doven. Denk aan een vlam in de pan. Als men de deksel op de pan doet dan kan er geen zuurstof meer bij komen en dooft het vuur. De brandweer gebruikt hiervoor ook vaak schuim of koolstofdioxide blussers. Je verdrijft dan al het zuurstof en gaat je vlam uit.

Ontbrandingstemperatuur weghalen

Om de dominosteentjes te laten vallen heb je temperatuur nodig. Wil je voorkomen dat er nog meer vallen? Koelen, koelen en nog eens koelen! De brandweer doet dat met heel erg veel water. Als de temperatuur dan lager is dan de ontbrandingstemperatuur dan stopt de brand.

Om een brand te stoppen moet je een van de voorwaarde voor een brand weghalen. Alleen dan stop je de domino reactie.
Om een brand te stoppen moet je een van de voorwaarde voor een brand weghalen. Alleen dan stop je de domino reactie.
Bij een bosbrand kan de brandweer een "vuur" geul maken. Dan kappen ze een flink aantal bomen en graven ze een geul. Het vuur kan dan niet meer verder, want de brandstof is weg.
Bij een bosbrand kan de brandweer een "vuur" geul maken. Dan kappen ze een flink aantal bomen en graven ze een geul. Het vuur kan dan niet meer verder, want de brandstof is weg.
De brandweer blust met water om de temperatuur van de brand omlaag te brengen. Hierdoor stopt de brand.
De brandweer blust met water om de temperatuur van de brand omlaag te brengen. Hierdoor stopt de brand.
Met een oliebrand mag je niet blussen met water. Dit maakt namelijk de brand erger. De brandweer kan dan een blusdeken gebruiken. Hierdoor stopt de brand, want er komt geen zuurstof meer bij de brand.
Met een oliebrand mag je niet blussen met water. Dit maakt namelijk de brand erger. De brandweer kan dan een blusdeken gebruiken. Hierdoor stopt de brand, want er komt geen zuurstof meer bij de brand.

Beroepsoriëntatie (Werken bij de brandweer)

Hoe lijkt het jou om te werken bij de brandweer?

Mens en Milieu

Het broeikaseffect zorgt ervoor dat wij op aarde een fijne temperatuur hebben. Zonder het broeikaseffect zou het namelijk -18 °C zijn. Door verbranding van (fossiele)brandstoffen komen er extra broeikasgassen in de lucht. De bekendste daarvan is koolstofdioxide. Deze zorgen voor een versterkt broeikaseffect. Dat wil zeggen dat de aarde meer en meer warmte vasthoudt met alle gevolgen van dien. 

Ook de gassen stikstofoxiden en zwaveloxiden kunnen vrijkomen. Je hebt misschien al van die stikstofoxiden gehoord. Dat stofje is namelijk een van de redenen van de boerenprotesten. 

Deze stoffen veroorzaken zure regen en smog

Zure regen: Zorgt dat de bodem verzuurt en daar hebben de insecten en planten weer last van. 

Smog: Als het warm is en windstil zie je in hele grote steden in bijvoobeeld India een soort mist. Dit zijn de uitlaatgassen die niet weggeblazen worden, maar blijven hangen. Dit is slecht voor de luchtwegen.

Hier zie je een plaatje van smog. Dit is in India voor de corona lockdown en na de corona lockdown.
Hier zie je een plaatje van smog. Dit is in India voor de corona lockdown en na de corona lockdown.

Opdrachten

Samenvatting Als de brandweer!

Brand: Er is een verbranding die niet gewenst is.

Verbranding vindt alleen plaats als de drie ingrediënten voor brand aanwezig zijn.

  • Brandstof
  • Zuurstof
  • Ontbrandingstemperatuur

Brand stoppen: Een brand wordt gestopt als je een of meerdere onderdelen van de branddriehoek weghaalt.

Verbranding en het milieu: Bij verbranding ontstaan er verbrandingsgassen die slecht zijn voor het milieu.

  • Koolstofdioxide: Versterkt broeikaseffect 
  • Stikstofoxide: Zure regen en smog

3. Warmtetransport

Doelen

  • Je kunt het begrip warmtetransport uitleggen.
  • Je kunt het begrip geleiding uitleggen.
  • Je kunt het begrip stroming uitleggen.
  • Je kunt het begrip straling uitleggen.
  • Je kunt voorbeelden van geleiding, stroming en straling geven.
  • Je kunt uitleggen wat we bedoelen met isoleren
  • Je kunt voorbeelden van isolatie geven.  

Warmtetransport

Warmte is een vorm van energie die de temperatuur in een ruimte kan veranderen. Veel warmte betekend een hogere temperatuur. Stel je komt na een lange dag school op je veel te koude kamer binnen. Je doet de verwarming aan en na een tijdje is de temperatuur van je kamer aangenaam. De warmte van de verwarming heeft zich verdeelt over jouw kamer. Het verplaatsen van warmte noemen we warmtetransport.

Een voorwaarde voor warmtetransport is:

  • Er moet een verschil in temperatuur zijn! Warmtetransport vindt altijd van een hoge naar een lage temperatuur plaats.

Warmte kan zich op drie manieren verplaatsen. Namelijk doormiddel van geleiding, stroming en straling.

In dit plaatje zie je de vormen van warmtetransport. In de volgende onderdelen leer je wat ze betekenen.
In dit plaatje zie je de vormen van warmtetransport. In de volgende onderdelen leer je wat ze betekenen.

Geleiding

Auw! Bijna iedereen heeft wel eens een metalen pan aangeraakt die nog op het vuur stond. Zonder pannenlap is het onmogelijk om hem aan te raken. De pan is warm geworden door geleiding. Bij warmtegeleiding verplaatst warmte zich door een stof van de hoogste naar de laagste temperatuur. Net zolang tot dat alles even warm is.

Warmte geleid alleen door stoffen die daar geschikt voor zijn. Dit noemen we ook wel warmtegeleiders. Dit zijn eigenlijk altijd metalen. Als een stof warmte bijna tot niet verplaatst dan is het geen geleider. Dit zijn vaak kunststoffen, maar ook veel vloeistoffen en gassen.

Hoe werkt geleiding nou? In een stof zitten allemaal kleine deeltjes. Die deeltjes trillen allemaal een beetje. Als een stof wordt verwarmd dan gaan die deeltjes op dat punt wat sneller bewegen, want ze hebben meer (warmte)energie gekregen. Die sneller trillende deeltjes gaan de langzamere deeltjes aantikken. Waardoor die deeltjes ook weer sneller gaan bewegen. Op die manier verplaatst warmte zich doormiddel van geleiding.

Dit plaatje geeft een beeld van hoe warmtegeleiding werkt.
Dit plaatje geeft een beeld van hoe warmtegeleiding werkt.

Stroming

De meeste van ons hebben wel eens een luchtballon gezien. Eigenlijk heel bijzonder dat je mensen kunt laten vliegen aan een ballon gevuld met hete lucht. Warme lucht stijgt op! Dat heb je vast wel eens gehoord.

In je huis verplaatst warmte doormiddel van luchtstroming. We noemen dat met een moeilijk woord: warmtetransport door convectie. De lucht vlakbij de verwarming zal opstijgen als de verwarming aangaat. Als er aan de ene kant warme lucht weggaat dan moet daar koude lucht voor terugkomen. Hierdoor ontstaat er een stroom.

Je kunt dit zelf ook testen. Plak maar eens een dun velletje papier boven een verwarming. Zie je het papiertje bewegen?

Hier zie je een plaatje hoe lucht door een ruimte stroomt.
Hier zie je een plaatje hoe lucht door een ruimte stroomt.

Straling

De derde en laatste mogelijkheid van warmtetransport is door middel van straling. We kennen het allemaal! De zon geeft ons warmte. Hij doet dat niet door middel van geleiding en ook niet door stroming. Nee, het licht van de zon geeft ons warmtestraling.

Deze warmtestraling noemen we ook wel infrarode straling. Deze warmte merk je pas als het licht wordt opgenomen door een oppervlakte. We noemen dat opnemen ook wel absorberen. Zwarte voorwerpen absorberen bijvoorbeeld alle infraroodstraling en witte voorwerpen weerkaatsen bijna alles. Wat voor kleur t-shirt kun je dus het beste in de zomer aan doen?

Niet alleen de zon straalt warmtestraling uit. Eigenlijk alles wat warm is zendt ook infraroodstraling uit. Jij dus ook! De politie maakt daar bijvoorbeeld handig gebruik van. Stel iemand is op de vlucht voor de politie, dan kunnen ze met speciale warmtecamera’s op zoek naar verdachten.

Je kunt meer zien met infraroodcamera's....
Je kunt meer zien met infraroodcamera's....

Isolatie

Warmtetransport werkt vaak in ons voordeel, maar werkt ook zo nu en dan in ons nadeel. Als je je huis hebt opgewarmd wil je ook dat dat zo blijft. Alleen verliest een huis ook zijn warmte. Doe je de deur iets te lang open dan stroomt de warmte naar buiten. Ook geleidt warmte door de muren en straalt het door de ramen. Je hoort het al in je huis kun je ook gemakkelijk veel warmte verliezen.

Moderne huizen zijn daarom op een slimme manier gebouwd. Ze zijn namelijk zo goed geïsoleerd dat warmtetransport naar buiten bijna niet plaats kan vinden. Dit doen ze bijvoorbeeld door in de muren een isolatiemateriaal te stopen. Warmtegeleiding in een isolator is haast niet mogelijk. Hierdoor blijft de warmte beter binnen.

Dubbelglas gebruik je om te voorkomen dat warmte door de ruiten naar buiten gaat. Dubbelglas voorkomt eigenlijk twee vormen van warmtetransport. In dubbel glas zit een laagje lucht en van lucht weten we dat het geen warmte geleidt. Maar daarnaast hebben ze ook een speciaal laagje folie tussen de ruiten geplakt. Dit laagje laat wel warmtestraling binnen, maar niet naar buiten.

Waar verliest een huis zijn warmte?
Waar verliest een huis zijn warmte?

Opdrachten

Samenvatting

Warmtetransport: Hiermee wordt het verplaatsen van warmte bedoelt. Let op: Altijd van warm naar koud. 

  • Geleiding: De warmte gaat door een stof heen. Denk aan een metalenpan die aan de randen opwarmt.
  • Stroming: De warmte verplaatst door het opwarmen van lucht.
  • Straling: De warmte komt uit de straling. Alles wat warm is straalt deze warmte uit. 

Isoleren: Proberen het warmtetransport tot het minimum te beperken. Dat kan door zoveel mogelijk warmtetransporten tegen te gaan. 

4. Eindopdracht: Isolatie Games

Voor de eindopdracht die hoort bij het project warmte en energie gaan we een wedstrijd doen. Jullie krijgen per tweetal een koffiebekertje. Samen gaan jullie een het bekertje isoleren en testen. Aan het einde van de periode gaan we kijken wie het bekertje het langste warm kan houden. Voor dit groepje ligt er een kleine prijs klaar. 

Je eindcijfer voor warmte en energie bestaat uit een practicum verslag waarover je verderop meer informatie krijgt. 

Doelen

  • Je kunt een practicumverslag maken.
  • Je kunt werken met een vloeistofthermometer en een stopwatch.
  • Je kunt een grafiek tekenen bij je eigen meetresultaten.

Stap 1: Voorbereiding

Een praktisch onderzoek moet aan een aantal eisen voldoen. Je voorbereiding is dan heel erg belangrijk. Je moet namelijk nadenken over wat je precies wilt onderzoeken. Hieronder helpen we je een stukje opweg.

Opdracht 1:

Open het GoogleDocument uit magister.me. Hier zie je een begin van jullie onderzoeksverslag. De hoofdvraag van jullie onderzoek is: "Hoe houd je een koffiebekertje zo warm mogelijk?"

Elk praktischonderzoek bevat een stukje theorie. Je zorgt er dan voor dat iemand anders die je verslag leest ook snapt wat je hebt gedaan.

Vul het vakje theorie in en leg de volgende begrippen uit:

  • Warmtetransport, stroming, straling, geleiding
  • Leg uit hoe een koffiebekertje zijn warmte verliest.

Opdracht 2:

Elk onderzoek begin je ook met je eigen verwachting. Dat noem je hypothese. Je legt dan uit wat jij verwacht wat het beste werkt en waarom. Aan het einde van je verslag kijk je dan of je verwachting ook is uitgekomen.

Vul in het vakje hypothese in wat jij denkt dat het beste werkt om je koffiebekertje te isoleren. Leg ook uit waarom je dat denkt.

Stap 2: 0-meting

Als je de voorbereiding hebt gedaan is het tijd om te gaan onderzoeken. Elk praktisch onderzoek begint met het nadenken over je veiligheid.

Opdracht 3: Maak een lijstje van tenminste vijf labregels. Leg uit waarom het belangrijk is dat je je daar aan moet houden in het praktijklokaal.

Als je hebt nagedacht over de veiligheid kun je met het practicum beginnen. Elk goed onderzoek doet eerst een 0-meting. Dat betekent voor dit practicum dat je gaat onderzoeken hoe snel een bekertje heet water afkoelt zonder dat deze geïsoleerd is.

Opdracht 4: Als je opdracht 1 t/m 3 hebt doorlopen kun je naar de docent gaan om het werkblad te krijgen voor de 0-meting. Bewaar het werkblad goed je hebt deze later nog nodig. 

Stap 3: Geïsoleerde beker maken en testen

Nu is het tijd om echt aan de slag te gaan met je onderzoek. Je mag nu je bekertje gaan isoleren. Bedenk samen wat het beste kan werken. Je mag spullen van thuis meenemen als je iets denkt te weten wat heel goed werkt, maar je mag ook in de practicumbak kijken wat daar tussen zit. 

Het is wel belangrijk dat je niet overdrijft met het gebruiken van de spullen. Zo blijft er voor iedereen genoeg over om mee te werken!.

Opdracht 5: Test je geïsoleerde beker. Ga naar je docent voor de werkbladen die bij dit experiment horen. Bewaar je werkbladen goed. 

Stap 4: Verbeteren

In veel gevallen zijn de onderzoekers aan het kijken of het ook beter kan. Daarom gaan we ons bekertje verbeteren. Dat kun je op twee manieren doen: 

1) Je bekertje aanpassen door ander isolatiemateriaal toe te voegen of juist iets weg te halen. 

2) Heel iets anders proberen dan dat je al had bedacht om te kijken wat beter werkt. 

Opdracht 6: Kies een van de bovenstaande opties om je bekertje te verbeteren. Test wat je hebt gemaakt met behulp van werkblad opdracht 6. Deze kun je bij je docent ophalen. 

Stap 5: Practicum verslag afmaken (Methode)

Het praktische werk zit erop! Nu moet je je verslag afmaken met de resultaten van je onderzoek. Dit doen we weer in een aantal opdrachten.

Opdracht 7: Open het GoogleDocument dat jij hebt gemaakt voor dit onderzoek. Ga naar de plek waar opdracht 7 staat onder het kopje "methode".

In de methode schrijf je precies op wat je hebt gedaan tijdens je praktische onderdeel uit stap 2,3 en 4. Het is de bedoeling dat iemand die je verslag leest jullie onderzoek precies na kan doen. Voeg ook een plaatje in van je eindproduct en welke materialen je hebt gebruikt om je beker te isoleren. 

 

Voorbeeld: 'Om de gemiddelde snelheid te bepalen van iemand die op de fiets zit hebben we met stoepkrijt twee strepen op de weggezet die precies 100 meter uitelkaar stonden. Met een stopwatch hebben we de tijd bijgehouden van hoe lang iemand over deze 100 meter deed. Daarmee konden we de gemiddelde snelheid uitrekenen.' 

Stap 6: Practicum verslag afmaken (Resultaten)

Opdracht 8: Nu je alle opdrachten hebt gemaakt en de resultaten hebt verwerkt kun je de resultaten van je opdracht invoegen. Dat doe je als volgt: 

Open je GoogleDocument en pak je meetverslagen erbij. 

Maak een foto van de grafieken en stop deze als afbeelding in je resultaten. Let op dat je wel duidelijk aangeeft welke foto bij welke metingen hoort.

Dus: 

Resultaten: Metingen zonder isolatie 

+ Foto 

Resultaten: Metingen met isolatie

+ Foto

Resultaten: Metingen met verbeterde isolatie

+ Foto

Stap 7: Practicum verslag afmaken (Conclusie)

Opdracht 4,5 en 6 invullen: Grafieken geven ons veel informatie, maar kosten tijd om te lezen. Daarom zijn we geïntereseerd in simpele en snelle informatie. We geven daarom alleen aan hoeveel graden Celsius onze beker is afgekoeld in 10 minuten. Deze informatie staat al in je meetrapport. 

Zoek de conclusie op en vul op de aangegeven plaatsen in hoeveel graden Celsius de beker is afgekoeld. 

Stap 8: Practicum verslag afmaken (Discussie)

Opdracht 9: Het schrijven van je discussie. 

In een discussie ga je kijken naar de uitkomst van je onderzoek en het bestaat uit twee delen. Zoek opdracht 9 in je GoogleDocument en verwerk de volgende stukjes daarin: 

1) Het eerste deel van je discussie gaat over je resultaten. Geef antwoord op de volgende vragen: 

  • Heeft het isoleren van je beker gewerkt? Waarom wel of waarom niet? 
  • Wat was je verwachting (hypothese)? Komen de resultaten overeen met je verwachting? 

2) Het tweede deel van je discussie gaat over verbeteringen voor een volgend onderzoek. Geef antwoord op de vragen: 

  • Als iemand anders je onderzoek ook zou doen welke verbeteringen zou jij dan aanbevelen? 

Stap 9: Inleveren

Controleer of je al je stapjes in je verslag hebt verwerkt. 

Controleer of alles er netjes uitziet.

Vraag iets als je het niet zeker weet.

Lees het nog een keer door. 

Klaar? 

Lever het document in door het te delen met: r.wildschut@esdalcollege.eu

Lever je meetrapporten in bij je docent.