In deze quest ga je leren over cellen: de bouwstenen van alle organismen. Jij bestaat dus uit cellen, maar je cavia ook, en ook de boom op de hoek van de straat.
Ook gaan we kijken naar de ordening van organismen.
Met deze quest verdien je 15 zeemijl.
Inhoud en eXplore miles
Waarom zou je voor deze quest willen kiezen?
Als je meer wil weten over biologie, dan zit je hier goed. De quest bestaat uit twee opdrachten: een over cellen, en een over ordening van dieren/organismen.
Je kunt bij elke opdracht kiezen uit vmbo-niveau of havo/vwo-niveau.
Zeemijlen
Deze quest levert jou 10 zeemijlen op als je hem helemaal doorloopt, alle stappen zet en alle deliverables op tijd levert.
Alleen/duo:
3 orgaanstelsels-> 5XM
6 orgaanstelsels-> 10XM
9 orgaanstelsels-> 15XM
3 leerlingen:
5 orgaanstelsels-> 5XM
10 orgaanstelsels-> 10XM
1. Jij begint
Motivatiemotor
➜ Sla een lege bladzijde open in je schrift. Schrijf bovenaan de titel van deze quest: Cellen en ordening.
➜ Schrijf en/of teken wat jij al weet over cellen en biologie.
➜ Waar ben je nog benieuwd naar? Schrijf dit op in vraag-vorm. (bijvoorbeeld "Uit hoeveel cellen bestaat een mens eigenlijk?")
2. Cellen
NIVEAU VMBO
Cellen nader bekeken
Intro
Planten en dieren bestaan uit cellen.
Maar er zijn duidelijke verschillen tussen dierlijke cellen en plantaardige cellen.
Over de verschillen tussen deze cellen gaat deze opdracht.
Kijk naar het volgende filmpje.
Wat denk je: is dit een dierlijke of een plantaardige cel? Waarom denk je dat?
In deze opdracht bekijk je dierlijke en plantaardige cellen met een microscoop en leer je de onderdelen van een cel kennen.
Veel succes!
Wat kan ik straks?
Na deze opdracht kan ik:
de verschillende celonderdelen van zowel een plantaardige als een dierlijke cel benoemen.
uitleggen wat de functie is van deze celonderdelen.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je kunt na het lezen van de Kennisbank de verschillende onderdelen van de cel herkennen en benoemen wat hun functie is.
Stap 2
Je bereidt de practica voor met behulp van de gereedschapskist.
Stap 3
Je voert het practicum 'Waterpest en ui' uit. Ook beoordeel je je eigen schematische tekening.
Stap 4
Je voer het practicum 'Wangslijmvlies' uit. Je beoordeelt de tekening van een klasgenoot.
Stap 5
Je kunt vragen beantwoorden over de cellen die je hebt gezien in de practica.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A
Je maakt de toets 'Cellen nader bekeken'.
Eindopdracht B
Je maakt samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel over dierlijke cellen en plantaardige cellen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat straks met een microscoop een dierlijke cel bekijken en van die cel ga je een tekening maken.
Gebruik de volgende links om je goed voor te bereiden op de practica:
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
Stap 3: Practicum waterpest en rode ui
Je gaat twee schematische tekeningen maken van plantencellen en je benoemt de zichtbare onderdelen:
celwand
celmembraan
celkern
celplasma
chloroplast (bladgroenkorrel)
chromoplast (kleurstofkorrel)
vacuole.
Practicum
Download het werkblad Waterpest en rode ui. Maak een kopie van het Googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.
Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
Stap 4: Practicum wangslijmvlies
Je gaat nu een schematische tekening van enkele wangslijmvliescellen maken.
Ook nu benoem je de zichtbare onderdelen:
celmembraan
celkern
cytoplasma.
Practicum
Download het werkblad Wangslijmvliescellen.
Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven bij de werkwijze.
Klaar?
Laat de beoordeling eerst invullen door een klasgenoot. Daarna door je docent.
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
Stap 5: Dierlijke en plantaardige cellen
Je hebt plantencellen en dierencellen onder de microscoop bekeken.
Beantwoord nu de volgende vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen, zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.
Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.
Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.
Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.
Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.
Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.
Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten. Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.
Planten
Organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, meestal met bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (eencellige algen) als meercellige planten. Door bladgroenkorrels doen planten aan fotosynthese. Planten zijn producenten (ze maken voedsel).
Eindopdracht A: Toets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel maken.
Een kruiswoordpuzzel is een creatieve manier om begrippen en hun omschrijvingen te presenteren. Door in een patroon van vakjes de letters van woorden in te vullen is de puzzel op te lossen.
De antwoorden worden meestal gegeven aan de hand van omschrijvingen.
Maar je kunt bijvoorbeeld ook een afbeelding als omschrijving gebruiken.
Jullie kruiswoordpuzzel gaat over dierlijke en plantaardige cellen.
Zoek woorden en afbeeldingen op die passen bij dit onderwerp.
Maak van ieder woord een (korte) omschrijving.
Maak nu het hokjespatroon en schrijf de omschrijvingen erbij.
Kopieer de puzzel een of twee keer en laat de puzzel oplossen door een of twee klasgenoten.
Vraag om commentaar op jullie puzzel.
Natuurlijk proberen jullie ook een puzzel van jullie klasgenoten op te lossen.
Geef op een positieve manier feedback aan jullie klasgenoten.
Beoordeling
Jullie krijgen een goede beoordeling voor de opdracht als:
De kruiswoordpuzzel minimaal acht woorden bevat.
De omschrijvingen op de juiste manier naast de puzzel staan.
De puzzel niet te makkelijk en niet te moeilijk is; de puzzel moet door klasgenoten te maken zijn.
De kruiswoordpuzzel er verzorgd uitziet.
Klaar?
Laat de kruiswoordpuzzel beoordelen door jullie docent.
Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.
Terugkijken
Intro
Kijk nogmaals de video in de intro. Zou je, na het maken van deze opdracht, nog steeds hetzelfde antwoord geven? Leg je antwoord uit.
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
Welk onderdeel van deze opdracht kostte de meeste tijd?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Hoe vond je het om de verschillende practica uit te voeren?
Vond je het lastig om de schematische tekening van je klasgenoot te beoordelen?
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht?
Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt.
A: Sloten de vragen van de toets goed aan bij de leerdoelen? Heb je het idee dat je door het maken van de toets echt kunt testen of je de stof kent?
B: Is het gelukt om een kruiswoordpuzzel te maken? Hoe verliep de samenwerking? Waren jullie het snel eens? Konden jullie de taken goed verdelen? Wat had er beter gekund?
NIVEAU HAVO/VWO
Cellen nader bekeken
Intro
Planten en dieren bestaan uit cellen!
Maar er zijn duidelijke verschillen tussen dierlijke cellen en plantaardige cellen.
Over de verschillen tussen deze cellen gaat deze opdracht.
Bekijk het volgende filmpje. Wat denk je: is dit een dierlijke of een plantaardige cel?
In deze opdracht bekijk je dierlijke en plantaardige cellen met een microscoop en leer je de onderdelen van een cel kennen.
Daarnaast leer je hoe cellen samen een weefsel vormen.
Veel succes!
Wat kan ik straks?
Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Cellen nader bekeken.
Ik kan:
de verschillende celonderdelen van plantaardige cellen en van
dierlijke cellen benoemen.
de begrippen celwand, celmembraan, celkern, cytoplasma, vacuole, plasticiden, chloroplast, chromoplast, en leukoplast beschrijven.
uitleggen wat de functie is van de verschillende celonderdelen.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je kunt na het lezen van de Kennisbank de verschillende onderdelen van de cel herkennen en benoemen wat hun functie is.
Stap 2
Je bereidt de practica voor met behulp van de gereedschapskist.
Stap 3
Je voert het practicum 'Waterpest en ui' uit. Ook beoordeel je je eigen schematische tekening.
Stap 4
Je voer het practicum 'Wangslijmvlies' uit. Je beoordeelt de tekening van een klasgenoot.
Stap 5
Je kunt vragen beantwoorden over de cellen die je hebt gezien in de practica.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A
Je maakt de toets 'Cellen nader bekeken'.
Eindopdracht B
Je maakt samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel over dierlijke cellen en plantaardige cellen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
Stap 3: Practicum waterpest en rode ui
Practicum waterpest en rode ui
Je gaat twee schematische tekeningen maken van plantencellen en je benoemt de zichtbare onderdelen:
celwand
celmembraan
celkern
celplasma
chloroplast
chromoplast
vacuole
Practicum
Download het werkblad Waterpest en ui. Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.
Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
Stap 4: Practicum wangslijmvlies
Practicum wangslijmvlies
Je gaat nu een schematische tekening van enkele wangslijmvliescellen maken.
Ook nu benoem je de zichtbare onderdelen:
celmembraan
celkern
cytoplasma
Practicum
Download het werkblad
Googledoc - Wangslijmvliescellen
Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven bij de werkwijze.
Klaar?
Laat de beoordeling eerst invullen door een klasgenoot. Daarna door je docent.
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
Stap 5: Dierlijke en plantaardige cellen
Dierlijke en plantaardige cellen
Je hebt plantencellen en dierencellen onder de microscoop bekeken.
Beantwoord nu de volgende vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen, zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.
Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.
Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.
Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.
Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.
Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.
Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten. Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.
Planten
Organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, meestal met bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (eencellige algen) als meercellige planten. Door bladgroenkorrels doen planten aan fotosynthese. Planten zijn producenten (ze maken voedsel).
Eindopdracht A: Toets
Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets Cellen nader bekeken.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als je kiest voor eindopdracht B ga je samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel maken.
Een kruiswoordpuzzel is een creatieve manier om begrippen en hun omschrijvingen te presenteren. Door in een patroon van vakjes de letters van woorden in te vullen is de puzzel op te lossen. De antwoorden worden meestal gegeven aan de hand van omschrijvingen.
Maar je kunt bijvoorbeeld ook een afbeelding als omschrijving gebruiken.
Jullie kruiswoordpuzzel gaat over dierlijke en plantaardige cellen.
Zoek woorden en afbeeldingen op die passen bij dit onderwerp.
Maak van ieder woord een (korte) omschrijving.
Maak nu het hokjespatroon en schrijf de omschrijvingen erbij.
Zorg dat je alle begrippen die in de leerdoelen staan gebruikt.
Kopieer de puzzel een of twee keer en laat de puzzel oplossen door een of twee klasgenoten.
Vraag om commentaar op jullie puzzel. Natuurlijk proberen jullie ook een puzzel van jullie
klasgenoten op te lossen. Geef op een positieve manier feedback aan jullie klasgenoten.
Beoordeling
Bij de beoordeling let jullie docent op het volgende:
De kruiswoordpuzzel minimaal 15 woorden bevat.
De omschrijvingen op de juiste manier naast de puzzel staan.
De begrippen uit de leerdoelen in de puzzel verwerkt zijn.
De begrippen op de juiste manier omschreven zijn.
De puzzel niet te makkelijk en niet te moeilijk is; de puzzel moet door klasgenoten te
maken zijn.
De kruiswoordpuzzel er verzorgd uitziet.
Klaar?
Laat de kruiswoordpuzzel beoordelen door jullie docent.
Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.
Terugkijken
Intro
Kijk nogmaals de video in de intro. Zou je, na het maken van deze opdracht, nog steeds hetzelfde antwoord geven? Leg je antwoord uit.
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
Welk onderdeel van deze opdracht kostte de meeste tijd?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Hoe vond je het om de verschillende practica uit te voeren?
Vond je het lastig om de schematische tekening van je klasgenoot te beoordelen?
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht?
Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt.
A: Sloten de vragen van de toets goed aan bij de leerdoelen? Heb je het idee dat je door het maken van de toets echt kunt testen of je de stof kent?
B: Is het gelukt om een kruiswoordpuzzel te maken? Hoe verliep de samenwerking? Waren jullie het snel eens? Konden jullie de taken goed verdelen? Wat had er beter gekund?
3. Ordening
NIVEAU VMBO
Ordening organismen
Intro
Het schip 'de Stad Amsterdam' heeft acht maanden lang een bijzondere reis gemaakt.
Dit was dezelfde reis als Charles Darwin lang geleden maakte met zijn schip 'The Beagle'.
In het onderzoek kwamen de onderzoekers veel mensen tegen, maar vooral heel veel planten, dieren en micro-organismen.
Op aarde leven dus ontzettend veel verschillende organismen.
Om op te kunnen zoeken hoe ze heten is het handig om ze in te delen in groepen.
Die groepen kun je weer verder verdelen in kleinere groepen, enzovoorts.
In deze opdracht kijk je naar de indeling van organismen over de vier rijken.
Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kan ik:
organismen onderverdelen in vier rijken door te kijken naar het verschil in cellen.
beschrijven hoe de cellen van dieren, planten, schimmels en bacteriën zijn opgebouwd.
Wat ga ik doen?
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je kijkt een video over de vier rijken en leest in een aantal Kennisbanken. Daarna kun je aangeven welke cellen horen bij welke organismen.
Stap 2
Je maakt een oefening over de cellen en hun functie.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de Kennisbanken en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A
Je maakt een toets over de ordening van organismen.
Eindopdracht B
Je maakt een collage over de vier rijken.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Benodigdheden
Eindopdracht B: Materialen voor het maken van de collage.
Tijd
Neem voor deze opdracht twee lesuren.
Aan de slag
Stap 1: Vier rijken
Er zijn miljoenen verschillende organismen.
Om overzicht te houden en alle organismen een naam te kunnen geven is er een ordeningssysteem bedacht. Dat ordeningssysteem begint met de indeling in de vier rijken:
planten - schimmels - dieren - bacteriën
De verschillende rijken kun je onderverdelen door te kijken naar hun cellen. Daarover krijg je uitleg in de volgende video. Maak eventueel aantekeningen. De informatie uit de video kun je gebruiken bij de opdracht op deze pagina.
Lees nu de informatie over ordening in de kennisbank:
Bestudeer uit de Kennisbank de volgende drie items.
Heb je alles gelezen en bekeken?
Maak dan nu de volgende oefening. De vraag gaat over de video en de informatie uit de Kennisbank.
Stap 2: Cellen van organismen
Vier rijken
Tot welk rijk een organisme behoort, hangt af van de cellen waaruit het organisme is opgebouwd.
In het schema hieronder zie je een aantal organellen.
Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen, zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.
Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.
Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.
Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.
Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.
Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.
Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten. Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.
Eindopdracht A: Toets
Als eindopdracht A maak je een toets.
De toets bestaat uit 10 vragen. Als je 8 vragen goed beantwoord haal je een voldoende.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.
Terugkijken
Intro
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
Vond je de uitleg in de video duidelijk? Was je verbaasd over de hoeveelheid organismen of wist je al dat het er zoveel waren?
Welk onderdeel van de video vond je het meest bijzonder?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Schrijf op wat nieuw voor je was. Schrijf ook op wat je al wist.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Mocht je zelf kiezen welke eindopdracht je deed of heeft je docent de keuze gemaakt?
A: Wat vond je van de toets? Lukte het om 8 van de 10 vragen goed te beantwoorden? Vond je dat je, door het maken van de toets, alle leerdoelen kon oefenen?
B: Is het gelukt om de vier rijken in de collage te verwerken? Kon je de verschillen tussen de cellen duidelijk laten zien? Was je tevreden of je eindresultaat? Zo niet, wat zou je de volgende keer anders doen?
NIVEAU HAVO/VWO
Ordening van dieren
Intro
Als je een reis maakt over de wereld kom je heel erg veel levende wezens tegen.
Mensen, dieren, planten, micro-organismen, allemaal samen leven we op de aarde.
Omdat er zoveel organismen op aarde leven, zijn ze opgedeeld in groepen.
Kijk maar eens naar de video.
Welke groepen worden er in de video genoemd?
De groepen die gemaakt zijn om de organismen te verdelen, heten rijken.
Er zijn in totaal vier rijken. Deze rijken zijn ook weer verdeeld in groepen.
In deze opdracht richt je je op het dierenrijk en daarvan de hoofdafdeling van de gewervelde dieren.
Wat kan ik straks?
Na deze opdracht kan ik:
benoemen dat organismen zijn onder te verdelen in een ordeningssysteem: in vier rijken.
door de verschillen tussen cellen van een organisme te bekijken, vaststellen tot welk rijk een organisme behoort.
beschrijven wat bedoeld wordt met een inwendig en uitwendig skelet.
het dierenrijk onderverdelen in acht hoofdafdelingen.
van elke afdeling kenmerken benoemen en aan de hand hiervan met een voorbeeld toelichten welke dieren tot deze afdeling behoren.
de vijf verschillende klassen opnoemen waaruit de hoofdafdeling gewervelden bestaat.
Wat kan ik al?
In de opdracht Cellen nader bekeken heb je het verschil geleerd tussen plantencellen en dierencellen.
In thema Voeding heb je geleerd over cellen van schimmels en bacteriën.
Maar hoe zien de cellen van schimmels, bacteriën, planten en dieren er ook alweer uit?
En hoe heten de verschillende organellen van deze cellen?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je kunt na het bestuderen van twee kennisbanken organismen verdelen over de vier rijken.
Stap 2
Je kunt door naar het skelet en symmetrie te kijken dieren onderverdelen in de hoofdafdelingen.
Stap 3
Je kunt de gewervelden dieren indelen in verschillende klassen.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A
Je maakt een toets over deze opdracht.
Eindopdracht B
Je maakt een kwartetspel over de 8 hoofdafdelingen.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
1 à 2 lesuren. Afhankelijk van de gekozen eindopdracht.
Aan de slag
Stap 1: Determineren
Er zijn miljoenen verschillende organismen.
Om alle organismen een naam te kunnen geven is er een ordeningssysteem bedacht.
Dat ordeningssysteem begint met de indeling in de vier rijken:
planten - schimmels - dieren - bacteriën
Lees voor je verder gaat eerst de volgende kennisbank:
Tot welk rijk een organisme behoort, hangt af van de cellen waaruit het organisme is opgebouwd.
In het schema zie je de verschillen tussen de cellen per rijk.
planten
schimmels
dieren
bacteriën
celwand
+
+
-
+
celkern
+
+
+
-
bladgroen
+
-
-
- of +
+ = aanwezig- = afwezig
Stap 2: Dierenrijk
Onderverdeling van het dierenrijk.
Dieren behoren tot het dierenrijk.
Door naar de symmetrie en het skelet te kijken kun je het rijk van de dieren verder onderverdelen. Dat doe je in hoofdafdelingen.
Symmetrie
Sommige dieren zijn niet symmetrisch.
Dieren die wel symmetrisch zijn, zijn tweezijdig symmetrisch (één symmetrieas) of veelzijdig symmetrisch (meerdere symmetrieassen).
Skelet
Sommige dieren hebben geen skelet.
Dieren die wel een skelet hebben, hebben een inwendig of een uitwendig skelet.
Bij een uitwendig skelet is het skelet één geheel of is het in segmenten opgedeeld.
Hoofdafdelingen
In het schema zie je de acht hoofdafdelingen en zie je per hoofdafdeling hoe het zit met de symmetrie en met het skelet van dieren die behoren tot die hoofdafdeling.
symmetrie
skelet
Eéncellige dieren
niet symmetrisch
geen skelet
Sponzen
niet symmetrisch
inwendig skelet
Holtedieren
veelzijdig symmetrisch
geen skelet
Wormen
tweezijdig symmetrisch
geen skelet
Weekdieren
tweezijdig symmetrisch
uitwendig skelet uit één stuk
Geleedpotigen
tweezijdig symmetrisch
uitwendig skelet segmenten
Stekelhuidigen
veelzijdig symmetrisch
inwendig skelet
Gewervelden
tweezijdig symmetrisch
inwendig skelet
Bekijk de kenmerken per hoofdafdeling en bekijk het voorbeeld van het dier dat behoort tot de hoofdafdeling:
Vijf klassen van gewervelde dieren
Eén van de hoofdafdelingen bestaat uit dieren met een inwendig skelet.
Dat is de afdeling van de gewervelde dieren.
Van het skelet bestaan de rug en de nek uit wervels.
Daaraan dankt deze hoofdafdeling zijn naam. Er zijn duizenden gewervelde dieren.
Daarom is ook deze groep weer onderverdeeld, namelijk in 5 klassen.
Zoek op internet afbeeldingen naar afbeeldingen van gewervelde dieren.
Maak een Google-document aan waar je de afbeeldingen in op kan slaan.
Zoek voor elke klasse een afbeelding van het dier.
Zorg dat je ook een close-up afbeelding hebt van een typisch kenmerk van deze klasse.
Beschrijf waarom het dier behoort tot een bepaalde klasse.
Overleg met je docent of je het document moet inleveren.
Zorg ervoor dat je de drie bovenstaande punten hebt verwerkt.
Let er ook op dat het geheel er netjes en verzorgd uit ziet.
Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen, zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.
Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.
Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.
Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.
Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.
Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.
Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten. Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.
Eéncellige dieren
Organisme dat bestaat uit één cel. Bijvoorbeeld een bacterie, gist (schimmel), eencellige alg (plant) of amoebe (dier).
Sponzen
Groep van ongewervelde dieren die niet symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben dat bestaat uit skeletnaalden. Sponzen leven in het water en zetten zich vast aan de bodem.
Holtedieren
Ook wel neteldieren genoemd; groep ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: kwal en zeeanemoon.
Wormen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben.
Weekdieren
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig of geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus), mossel en slak.
Geleedpotigen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig skelet hebben in de vorm van een pantser. Ze hebben een geleed lichaam (segmenten) en gelede poten. Bijvoorbeeld: duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten.
Stekelhuidigen
Groep van ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet van kalk hebben. Bijvoorbeeld: zeester, zee-egel en zeekomkommer.
Gewervelden
Dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben. Van het inwendige skelet bestaan de rug en nek uit wervels, de zogenaamde wervelkolom of ruggengraat. Groepen: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.
Amoebe
Dier dat bestaat uit één cel.
Kwal
Voorbeeld van een holtedier.
Zeeanemoon
Voorbeeld van een holtedier.
Schelp
Voorbeeld van een weekdier met een uitwendig skelet, bij schelpdieren bestaande uit twee kleppen.
Huisjesslak
Voorbeeld van een weekdier, met een slakkenhuis als uitwendig skelet.
Naaktslak
Voorbeeld van een weekdier; omdat ze geen huisje hebben en snel uitdrogen kunnen ze alleen leven in een vochtige omgeving.
Koppotigen
Voorbeeld van een weekdier, met acht of tien vangarmen en goed ontwikkelde ogen. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus).
Inktvis
Voorbeeld van een weekdier, koppotige, acht armen bevinden zich in een kring rond de mond.
Duizendpoten
Groep van geleedpotigen waarbij aan elk segment poten zitten.
Kreeftachtigen
Groep van geleedpotigen waarbij aan de segmenten tien tot veertien poten zitten. Bijvoorbeeld: krabben, kreeften en garnalen.
Kreeften
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; wel een zichtbare staart.
Krabben
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; geen zichtbare staart.
Garnalen
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten.
Spinachtigen
Groep van geleedpotigen met acht poten, bijvoorbeeld hooiwagens en teken.
Insecten
Groep van geleedpotigen met zes poten, met duidelijk kop, borst en achterlijf. Bijvoorbeeld: libellen, wandelende takken en vliegen.
Zeester
Voorbeeld van een stekelhuidige, met een stervormig lichaam, bestaande uit een centrale schijf en meestal vijf 'armen'
Amfibie
Gewerveld dier, koudbloedig, met een dunne slijmerige huid, legt eieren zonder schaal in het water, haalt als jong adem met kieuwen en huid, haalt als volwassen dier adem met huid en longen.
Vogel
Gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met veren, legt eieren met een kalkschaal, haalt adem met longen.
Reptiel
Gewerveld dier, koudbloedig, leerachtige huid met schubben, legt eieren met een leerachtige schaal, haalt adem met longen.
Kraakbeenvis
Vis waarvan het skelet uit kraakbeen bestaat, in tegenstelling tot de beenvissen. Kraakbeenvissen zijn o.a. haaien en roggen.
Zoogdieren
Gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met haren, levendbarend, zoogt de jongen, haalt adem met longen.
Ongewervelden
Dieren zonder wervelkolom of ruggengraat, zoals holtedieren, sponzen, wormen, weekdieren, stekelhuidigen en geleedpotigen.
Eindopdracht A: Toets
Bij eindopdracht A sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je hebt in deze opdracht kennis gemaakt met de ordening van dieren in de verschillende hoofdafdelingen.
Je sluit deze opdracht af met het maken van een kwartetspel over deze hoofdafdelingen.
Het kwartetspel bestaat uit minimaal 32 kaarten:
4 over ééncellige dieren
4 over sponzen
4 over holtedieren
4 over wormen
4 over weekdieren
4 over geleedpotigen
4 over stekelhuidigen
4 over gewervelden
Per kwartet laat je vier kenmerken van de hoofdafdeling zien.
Elk kenmerk maak je zichtbaar met een ander dier. Per kwartet heb je dus vier verschillende dieren
die allemaal een kenmerk van deze afdeling laten zien.
In de Kennisbank heb je al een aantal kenmerken van deze afdelingen gezien.
Voor meer kenmerken en dieren kun je op zoek gaan op internet.
Beoordeling
Bij de beoordeling van het kwartetspel kijkt je docent naar:
de inhoud: komen de hoofdafdelingen terug in je kwartetspel?
de inhoud: zijn er vier verschillende dieren per hoofdafdeling?
de inhoud: zijn er vier verschillende kenmerken per hoofdafdeling?
de speelbaarheid: zijn de spelregels duidelijk?
de verzorging: is het spel met zorg gemaakt.
de netheid: ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?
Klaar?
Speel het spel een keer met een klasgenoot. Zo weet je zeker dat het spel ook echt speelbaar is.
Tevreden? Lever je spel in bij je docent.
Een kwartetspel is een creatieve manier om informatie te presenteren.
Terugkijken
Intro
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
Kun je de verschillende rijken waarin de dieren worden onderverdeeld nu opnoemen? Wat vond je van de diversiteit die je in de video zag?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de toets? Dekten de vragen de verschillende leerdoelen? Als je fouten hebt gemaakt, hoorden die dan bij één leerdoel of bij meerdere leerdoelen?
4. Reflective Journal
Reflective journal
➜ Werk je reflective journal bij door in je schrift antwoord te geven op de volgende vragen:
Vraag 1. Wat waren de leukste 2 dingen die je over cellen en ordening hebt geleerd?
Vraag 2. Blader eens terug door je werk en kijk naar de vragen die je in je motivatiemotor stelde. Kun je die vragen nu al beantwoorden?
Bronnen
Aanvullende bronnen, links enz. horend bij het onderwerp worden hier op een volgende pagina geplaatst
Het arrangement Cellen en ordening is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.