Introductie
In deze wikiwijs zul je 4 extra opdrachten vinden welke als een so mee gaat tellen (2x). Je vindt hier opdracht A t/m D. Deze bestaan ook weer uit een aantal opgaves. Het is belangrijk om de opdrachten die je maakt allemaal in één document te zetten welke je uiteindelijk bij jouw docent inlevert.
Opdracht A: Verschil in klimaat in Gambia
Bij onderdeel A ga je twee opdrachten maken. Deze moeten op een A4 passen.
Als eerst ga je een klimaatgrafiek tekenen van Gambia, daarna ga je zelf uitzoeken welk landschap bij deze grafiek past.
Opgave 1: Klimaat diagram tekenen
Opgave 1:
Teken aan de hand van de gegevens in de tabel hieronder het klimaatdiagram.
Lees eventueel nogmaals B72 (klimaatdiagram) uit je basisboek/§3.1 voor hulp.
De grafiek maak je zo:
- Teken de grafiek op een ruitjesblaadje
- Werk met potlood, kleurpotlood en liniaal
- Zorg ervoor dat beide assen y-assen (temperatuur en neerslag) even lang worden.
Denk goed na over de stappen die je maakt langs de as. De grafiek moet goed te lezen zijn. Bekijk in de tabel wat de hoogste getallen zijn.
Opgave 2: Klimaat bepalen
Opgave 2a:
Zoek uit welk landschap bij de grafiek van opgave 1 hoort. Lees hiervoor eventueel nogmaals B81 t/m B84. Schrijf dit landschap in de naam van de titel van de klimaatgrafiek (zie opgave 1).
Doe het zo:
Klimaatdiagram van een .. XX .. landschap in Gambia.
Opgave 2b:
Schrijf onder de grafiek een heldere uitleg van jouw keuze. Leg daarbij uit waarom je bent uitgekomen bij dat landschap en waarom de andere landschappen niet kunnen.
Opdracht B: Bevolkingskenmerken
In opdracht B ga je aan de slag met de extra opdrachten behorende bij paragraaf 3.3.
Vergeet niet alle opgaves die je maakt in je document te zetten!
Opgave 3: Bevolkingskenmerken
Lees het onderstaande stukje tekst. Kijk daarnaast naar de bronnen (brond 1 t/m 7) in de theorie van paragraaf 3.3 en vul daarna de tabel in.
"De bevolking heeft een grote invloed op de inrichting van een gebied. Je kunt bevolkingskenmerken in vier groepen indelen.
● Demografische kenmerken gaan over de mensen zelf en over de groei en de afname van de bevolking: geboorte, sterfte en herkomst van mensen (immigratie en emigratie).
● Economische kenmerken gaan over de bestaansmiddelen van mensen. Werk en geld spelen daarbij een grote rol. Een belangrijk voorbeeld is de (verdeling van de) welvaart in een land. Ook kun je kijken naar het aantal mensen dat werkt in de landbouw, de industrie en de dienstensector (B193). Soms is het moeilijk om economische kenmerken in geld uit te drukken, bijvoorbeeld de kosten van een schoon milieu of het duurzaam omgaan met grondstoffen.
● Sociale kenmerken gaan over hoe mensen voor elkaar zorgen: familie, buren en vrienden. In elke samenleving bestaan regels over het omgaan met geboorte, huwelijk, dood en ouder worden. Die regels zijn vaak vastgelegd in een geloof of religie. Maar ook de manier waarop mensen met elkaar communiceren hoort erbij, zoals taal en kunst. Je spreekt daarom ook vaak van sociaal-culturele kenmerken. Cultuur is alles wat je hebt aangeleerd.
■ Welvarende mensen zijn niet automatisch gelukkig. De mate waarin iemand zich gezond, veilig, gelukkig en verbonden voelt met andere mensen, heet welzijn. Het welzijn van mensen heeft dus te maken met economische kenmerken én met sociale kenmerken.
● Bij de politieke kenmerken kijk je naar het bestuur van het land. Wie heeft de macht en wie juist niet? Welke regels en wetten zijn er? In een democratie kiest de bevolking een overheid die beslissingen mag nemen. Daarnaast hebben ook (eigenaren van) grote bedrijven veel invloed op de overheid. Ook proberen organisaties van mensen met een bepaald belang de overheid te beïnvloeden. Een voorbeeld van zo’n organisatie is Greenpeace, maar ook de plaatselijke actiegroep die een dierenasiel wil opzetten."
Opgave 3:
Neem de tabel over in je eigen document en vul deze verder in.
Kies steeds voor één van de bevolkingskenmerken hierboven.
Bron
|
Bevolkingskenmerk
|
1
|
|
2
|
|
3
|
|
4
|
|
5
|
|
6
|
|
7
|
|
Opgave 4: Landen vergelijken
Bij deze opdracht ga je 4 landen met elkaar vergelijken op het gebied van de bevolkingskenmerken. Denk hierbij aan zuigelingensterfte, levensverwachting, dichtheid van artsen, leeftijdsopbouw en het BNP per inwoner.
Opgave 4:
Gambia moet je sowieso uitwerken. Daarnaast mag je nog 3 landen zelf kiezen, waarvan minstens 1 land welvarend moet zijn. Gebruik de volgende website: https://www.indexmundi.com/nl/
Neem de tabel over en vul deze in met de juiste gegevens. Bij de conclusie vertel je kort iets over de belangrijkste verschillen tussen de landen.
Landen
|
Zuigelingensterfte
|
Levensverwachting
|
Artsendichtheid
|
Leeftijdsopbouw 65+
|
Bnp per hoofd (inwoner) in $
|
- Gambia
|
|
|
|
|
|
2. .....
|
|
|
|
|
|
3......
|
|
|
|
|
|
4. …..
|
|
|
|
|
|
Conclusie:
Opgave 5: Bevolkingscijfers
In deze opdracht ga je aan de hand van de gegevens in de tabel, een grafiek tekenen waar de natuurlijke bevolkingsgroei te zien is van Gambia.
Lees het volgende stukje tekst over de natuurlijke bevolkingsgroei door.
"► De bevolking van een gebied verandert door natuurlijke factoren en sociale factoren. Natuurlijke veranderingen zijn de veranderingen door geboorte en sterfte. Samen vormen zij de natuurlijke bevolkingsgroei.

● Het geboortecijfer is het gemiddelde aantal geboorten per duizend inwoners per jaar. Het gaat dus om een promillage (‰).
Een geboortecijfer van 9‰ wil zeggen dat er per duizend inwoners gemiddeld 9 baby’s zijn geboren. Het sterftecijfer is het gemiddelde aantal sterfgevallen per jaar per duizend inwoners."
Opgave 5:
Neem de grafiek over (je kunt deze natekenen of in je document plakken en daarin tekenen). Teken eerst het geboortecijfer in de grafiek en daarna het sterftecijfer. Kleur daarna de natuurlijke bevolkingsgroei. Geef de grafiek een titel.
Raadpleeg in paragraaf 3.3 het kopje "B150 natuurlijke bevolkingsgroei" voor een voorbeeld van zo'n grafiek.
Opdracht C: Op reis door Gambia
Je gaat een route bedenken voor een reis door Gambia. Op deze foto’s staan een paar voorbeelden van wat je kunt zien aan natuur en cultuur. Gebruik ook de theorie van hoofdstuk 3.
Tropisch strand
De Wassu Stone Circles
Opgave 6: Op reis door Gambia
Opgave 6:
Bedenk een reis door Gambia met speciale aandacht voor de verschillen in cultuur en natuur. Gebruik hierbij figuur 1 hieronder, het internet en eventueel de atlas.
Je reis moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Je maakt kennis met de verschillende godsdiensten in Gambia.
- Je bezoekt bijzondere bezienswaardigheden in Gambia.
- Je ziet onderweg grote verschillen in ontwikkelingspeil.
- Je eindigt op een prachtig zandstrand met palmen.
Je maakt van de reis een flyer. Deze bestaat uit twee bladzijdes.
Bladzijde 1
- Print de kaart van Gambia, teken hem netjes na of maak een screenshot (dan maak je deze opdracht digitaal).
Teken daarin de route van je reis.
- In of naast de kaart plak je foto’s van de dingen die je gaat bekijken. Kies er minstens 5. Geef wel goed in de kaart aan waar deze bezienswaardigheden in de kaart te vinden zijn.
Bladzijde 2
- Zet je bij elke foto een korte beschrijving.
(gebruik de foto een tweede keer of maak verwijzingen naar de kaart)
Kaart van Gambia
Opdracht D: Kansen voor Afrika
Deze laatste opdracht hoort bij paragraaf 3.4. Deze gaat over kansen voor Gambia, waarin we zullen leren welke mogelijkheden er zijn om het ontwikkelingspeil omhoog te brengen. Je zult hiervoor de theorie van deze paragraaf nodig hebben.

Opgave 7: Indexcijfers
Opgave 7:
Indexcijfers zijn verhoudingsgetallen waarmee je gegevens (in dit geval het aantal toeristen) van een bepaald jaar kunt vergelijken met gegevens in een andere periode. De periode waarmee je alle andere periodes vergelijkt, noem je het basisjaar.
Het basisjaar krijgt het indexcijfer 100. Om de andere jaren te berekenen, gebruik je de volgende formule:

Bereken van elk jaar het indexcijfer van Gambia. Neem de tabel over of maak deze na. Vul de tabel verder in.
Jaar
|
Aantal toeristen
|
Indexcijfer
|
1995
|
45.000
|
100
|
2000
|
79.000
|
|
2005
|
108.000
|
|
2010
|
91.000
|
|
2015
|
135.000
|
|
2016
|
161.000
|
358
|
Opgave 8: Ontwikkelingshulp
Ontwikkelingslanden krijgen hulp van de rijke landen. Dat gebeurt door hulporganisaties, bedrijven en regeringen.
- Een deel van de hulp is noodhulp: hulp bij hongersnoden, natuurrampen en oorlogen. Het gaat dan om hulp die mensen nodig hebben om bij een ramp in leven te blijven.
- Een ander deel is bedoeld om blijvend verbeteringen aan te brengen, zoals het opleiden van dokters, het aanleggen van wegen en waterleidingen of het geven van kleine leningen. Dit is structurele hulp.
Opgave 8:
Geef steeds per voorbeeld aan welke hulp hier nodig is. Kies uit structurele hulp of noodhulp.
a. Mensen moeten ver lopen om water te halen.
b. Er kan weinig voedsel verbouwd worden, doordat het irrigatiekanaal niet goed werkt.
c. Er is een overstromingsramp.
d. Kinderen hebben geen toegang tot onderwijs, omdat er geen leerkrachten zijn.
Opgave 9: Ontwikkelingshulp in de atlas
Opgave 9a:
Bekijk de atlaskaart op mondiale schaal over ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking.
Op welke atlaskaart kun je hier iets over vinden?
Opgave 9b:
Welke landen gaven per inwoner de meeste ontwikkelingshulp volgend de atlaskaart? Noem er minstens 4.
Opgave 9c:
Welke landen in Afrika ontvingen per inwoner de meeste ontwikkelingshulp? Noem er minstens 4.