WIKI Expeditie 'De Hoornsedijk in de lente' - 2022

Introductie

Tip voor het gebruik van deze wikiwijs

Deze wikiwijs is speciaal gemaakt voor gebruik op de tablet en smartphone.

Bij gebruik van smartphone vindt u het menu via het 'Ga naar' venster bovenin.

 

Afbeeldingen tip

Als u op een afbeelding klikt, opent zich een nieuw venster. Om weer bij de route te komen (en het venster te sluiten), klikt u op het kruis linksonder in het beeld.

 

Wij wensen u veel plezier op de Hoornsedijk.

Routebeschrijving

Kijk hier voor de gehele route van de Expeditie Hoornsedijk.

En hier voor de route naar het Startpunt met fiets, auto of OV.

Route expeditie Hoornsedijk

Routes naar het startpunt

Met de fiets

 

  • Ga vanaf de Van Ketwich Verschuurbrug de Hoornsedijk op, langs de woonschepen.
  • Blijf de Hoornsedijk volgen tot aan de afslag Hoornsepad/Restaurant Meerwold. Hier staat het informatiebord.  

 

Met de auto

 

  • Stel je routeplanner of Google Maps in op het Best Western Plus Hotel Groningen, Laan Corpus den Hoorn 300, 9728 JT.
  • Parkeer je auto op de parkeerplaats voor het hotel.
  • Loop of fiets een stukje terug richting noorden en sla rechtsaf bij de Onlandsedijk en direct weer rechts op de Hoornsedijk.
  • Loop richting zuiden naar het beginpunt van de expeditie. Bij de afslag Hoornsepad/Restaurant Meerwold staat het informatiebord.  

 

Openbaar vervoer

 

  • Neem de bus naar de Van Ketwich Verschuurlaan, halte brug Van Ketwich Verschuur.
  • Wandel vanaf de bushalte naar de Hoornsedijk en vervolgens richting zuiden naar het beginpunt van de expeditie. Bij de afslag Hoornsepad/Restaurant Meerwold staat het informatiebord.  

Zie voor openbaar vervoer informatie de App 9292 op je smartphone.

 

 

Stoppunten: Doen en informatie

Hieronder in één oogopslag de tien stoppunten. Bij ieder punt kunt u iets doen en/of krijgt u informatie. Klik op de link, of gebruik het menu.

  1. Start- en eindpunt
  2. Voormalige boerderij
  3. Stadsmarkering
  4. 't Sluisje
  5. Molen de Helper en Paterswoldsemeer
  6. Molenpad
  7. Rollematen
  8. Rietland
  9. Nije Leegte
  10. Gasthuisland

 

 

Stoppunt 1: Start- en eindpunt

 

Doen

  • Bekijk het informatiebord op de Hoornsedijk (vlakbij de afslag Hoornsepad). Hier krijg je een indruk van het gebied en de recreatiemogelijkheden.

 

Informatie

  • De route kan geheel of gedeeltelijk gedaan worden. De volgorde van de stoppunten kun je zelf bepalen. Veel plezier!
  • Let op de dijk of fietsers en auto's, op sommige momenten kan het druk zijn. Zet je fiets niet op de dijk, maar in de berm.

 

Stoppunt 2: Voormalige boerderij

 

Waarschuwing: Een deel van het jaar groeit Reuzenberenklauw  in het gebied. Contact met het sap van de Reuzenberenklauw is gevaarlijk. De plant kan al bij een lichte aanraking vervelende brandblaren veroorzaken.

 

Doen

Dood hout

  • Trek eens een stukje schors van een dode boomstam. Wat zie je allemaal?
  • Kun je sporen van vogels en insecten op de dode stammen zien?
  • Zoek zoveel mogelijk verschillende soorten zwammen/paddestoelen op de dode en levende boomstammen. Voel er aan, zijn ze hard of zacht?
  • Bekijk de stam van een omgevallen boom

 

Bomen

  • De eik bloeit begin mei, tegelijk met het uitlopen van de bladeren. Iedereen kent de eikel, maar wie kent de bloei? Zoek de mannelijke bloeikatjes en de piepkleine vrouwelijke bloempjes. Kun je nieuwe eikenboompjes vinden? Als je een uit de grond trekt zie je nog de halfronde zaadlobben van de eikel.
  • Hou oud zouden de bomen zijn?
  • Ziet de stam van een boom er aan alle kanten hetzelfde uit, of zie je verschillen? Hoe zou dat komen?
  • Bladeren: kijk eens naar de verschillen in bladvorm, de kleur en hoe ze voelen.

 

Planten, mossen, korstmossen

  • Speenkruid: Trek een plantje uit de grond, met wortels en al. Zie je de knolletjes? Bij oude plantjes zijn ze verschrompeld. Hoeveel kroonblaadjes tel je? Proef eens een jong blaadje.
  • Blad en bloemen: Kijk eens naar verschillen en overeenkomsten tussen de bladeren of de bloemen, de boven- en onderkant, de stengel, de geur. Hoeveel verschillen of overeenkomsten zie je?
  • Sorteer de bladen of bloemblaadjes op kleur.
  • Kijk eens met een loep naar de verschillende (korst)mossen.
  • Bekijk een plekje van 50x50cm. Hoeveel verschillende plantje en diertjes zie je?

 

Dierlijk leven

  • Welke diersporen zie je? Zie je loop- of knaagsporen, holen, veertjes, poep? Van welke dieren zou het zijn?
  • Zoek verschillende insecten. Zie ze vliegen, kijk met je neus op de grond of onder takjes en blaadjes, onder dode boomschors. Bekijk ze eens onder een vergrootglas of loep. Laat een insect, rups of slak over je hand kruipen.

 

Algemeen

  • Wat spreekt je hier het meest aan?
  • Kun je hier iets van de geschiedenis van de boerderij terugvinden?
  • Zie je menselijke sporen?

 

Informatie

Stoppunt 3: Stadsmarkering

 

Doen

Op de dijk

  • Kijk eens rond naar de verschillende waterpartijen. Je ziet hier het Noord-Willemskanaal, het Hoornsediep, slootjes en het Hoornsemeer.
  • Kijk eens naar de golven - uit welke richting komt de wind? Wat doet de wind met het water? Is dat overal waar je kijkt hetzelfde?
  • Let eens op het licht - welke kleuren zie je, welke sfeer heeft het voor je? Hoe is de reflectie van het licht in het water?
  • Hoeveel verschillende vogelsoorten zie je in het water. Probeer ze zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven, zodat een ander met de ogen dicht een voorstelling kan maken en hem zou herkennen van een foto.
  • Hoeveel verschillende boomsoorten zie je vanaf hier? Doe eerst een gok, voordat je gaat tellen.

 

Voormalige boerderijplaats - loop van de dijk naar beneden en struin er rond

  • Wat zijn overeenkomsten en verschillen midden op deze plek of aan de waterkant?
  • Voel, bekijk en ontdek de wilg aan de waterkant.
  • Welke geluiden hoor je (boven het verkeer uit)?

 

Informatie

 

Stoppunt 4: 't Sluisje

 

Doen

Sluis

  • Loop eens langs de sluis naar beneden richting Paterswoldsemeer en kijk uit over het water, geniet van de rust.
  • Stel je voor dat je in een bootje op het Paterswoldsemeer zit en je wilt naar het Hoornsediep. De sluisdeuren zijn aan jouw kant dicht, dus het water in de sluis staat op dezelfde hoogte als het water in de Hoornsediep, 1,5 m hoger. Bedenk eens wat de sluiswachter en jij op de boot moeten doen om op het Hoornsediep te komen.

 

Zwerfkeien langs de Hoornsedijk

  • Zoek en bekijk (met je loep) de mooie kleuren en vormen van de korstmossen op een aantal dikke stenen die langs de Hoornsedijk liggen. Waarom zitten ze wel op de ene steen en helemaal niet op de andere ?

 

Vogels

  • Kijk of je eenden, meerkoeten, futen of andere vogels op het water ziet. Hoe zwemmen ze, hoe zoeken ze hun voedsel?

 

Informatie

  • Het gebied hier met sluis, brug, huizen en de molen heet de Nijveensterkolk.
  • Geschiedenis sluis en brug. In 1927 geopend, beiden zijn nu rijksmonument.
  • Via de sluis kan men van het Noord-Willemskanaal naar het Paterswoldsemeer. Het hoogteverschil is ongeveer 1,5 meter.
  • Het Hoornsediep was vroeger de benedenloop van de Drentsche Aa. Het kwam via de Hoge der A en Lage der A in het Reitdiep uit.
  • Aan de andere kant van het Hoornsediep ligt Loksland. Een gebied met een laag niveau van onderhoud.
  • Watervogels die hier te zien zijn - eenden, fuut, meerkoet.

 

Stoppunt 5: Molen De Helper en Paterswoldsemeer

 

Doen

Paterswoldsemeer

  • Kijk eens naar de golven - uit welke richting komt de wind? Wat doet de wind met het water? Is dat overal waar je kijkt hetzelfde?
  • Kijk eens naar de lucht? Wat vliegt er? Zijn er wolken? Gaan de wolken dezelfde richting op als de golven?
  • Let eens op het licht - welke kleuren zie je, hoe reflecteert het licht in het water.
  • Kun je foto's maken? Probeer wat je ziet in foto's te vangen en maak er thuis een collage van.
  • Hoeveel verschillende vogelsoorten zie je in het water. Probeer ze zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven, zodat een ander met de ogen dicht een voorstelling kan maken en hem zou herkennen van een foto.
  • Als je een stukje door fietst kom je een nieuwe houten brug tegen. Als je onder deze brug kijkt zie je een soort looppad. Voor welk dier zou dit bedoeld zijn?

 

Molen De Helper

  • Kun je spreekwoorden of gezegden bedenken die iets met een molen te maken hebben? Weet je wat “voor de prins draaien” betekent?

 

Informatie

 

Stoppunt 6: Molenpad

 

Doen

  • Ga lekker bij de picknicktafel zitten en kijk in het rond. Hoor je de ooievaars klepperen? Hoe doen ze dat? Hebben ze al jongen?
  • Kijk hoeveel verschillende planten je ziet bloeien in de sloot langs het Molenpad. Weet je ook hoe ze heten? Kies er één uit die je niet kent en probeer achter de naam te komen. Of verzin zelf een passende naam.

 

Informatie

  • Voordat de sluis er was werden hier de boten met een botenkraan over de Hoornsedijk getild. Een echte overtoom was te duur.
  • Er zit ieder jaar een paartje ooievaars op het nest in de Helpermolen Polder.
  • De Helpermolen Polder is in 2018 heringericht.

 

Zwarte Els aan het Molenpad

Stoppunt 7: Rollematen

 

Doen

Bomen

  • Zoek de verschillen tussen de diverse berken. Zoek een heksenbezem in de berk, hoe komt die erin?
  • Zie je de zomer- of wintereik? De zomereik heeft een korte bladsteel, en de eikels hebben lange stelen. Bij de wintereik is het andersom. Kun je zien welk soort eik hier groeit?
  • Luister en kijk welke insecten je hoort en ziet. Ontdek wat ze doen.

 

Vogels

  • Hoor je de vogels met hun zang, roepjes of alarm? Iedere vogelsoort heeft een eigen geluid. Kun jij verschillende soorten vogels horen en herkennen?
  • Welke vogels zie je hier? Kijk eens naar hun gedrag, bewegen ze druk of rustig?
  • Luister eens naar de geluiden om je heen. Wat valt op? Wat bevalt je? Wat is storend?

 

Informatie

  • Rollematen is de toegangsweg naar Loksland. Links van het pad is een ontoegankelijk natuurgebied. Rechts zijn vier scoutinggroepen actief.
  • Bomen - berk met heksenbezem en eik uitgelicht.
  • De bramenstruiken zijn waardevol voor insecten en vogels voor nectar en als schuilplaats.
  • Vogels - hier vaak te zien en te horen de boomklever, grote bonte specht, roodborst, winterkoning, goudvink en mezen.

 

Stoppunt 8: Rietland

 

Doen

  • Kijk eens naar het riet, hoe is het opgebouwd, hoe beweegt het blad met de wind mee? Zie je de haartjes in de bladoksels? Dat is een kenmerk van riet.
  • Zie je insecten in en op het riet? Wat doen ze daar? Zijn er knagertjes bij?
  • De grassen en bloemen hebben veel verschillende bloeiwijzen. Zoek wat verschillen en overeenkomsten.
  • Loop een stukje langzaam met de ogen dicht. Wat hoor, voel en ruik je? Sta dan stil en vertel wat je opvalt.

 

Informatie

  • Riet
  • Hier loopt een sloot die, met een kanotunneltje onder de weg door, het terrein van de kanovereniging verbindt met het Paterswoldsemeer.
  • Het ruigere land achter het hek wordt verpacht door het Meerschap, en met behulp van grazers ecologisch beheerd door Natuur Noord.

 

Stoppunt 9: Nije Leegte

 

Doen

Loop een stuk van het pad af en ga op ontdekkingstocht ( let op voor de bramenstruiken, gladde stukken en dode takken! Eigen risico).

Dood hout

  • Trek eens een stukje schors van een dode boomstam. Wat zie je allemaal?
  • Kun je sporen van vogels en insecten op de dode stammen zien?
  • Zoek zoveel mogelijk verschillende soorten zwammen/paddenstoelen op de dode en levende boomstammen. Voel er aan, zijn ze hard of zacht?

 

Mossen en korstmossen

  • Kijk eens hoeveel verschillende soorten mos en korstmos je ziet. Bekijk ze eens met een loep.


Dierlijk leven

Sporen van een ree

  • Welke diersporen zie je? Zie je loop- of knaagsporen, holen, veertjes, poep? Van welke dieren zou het zijn?
  • Zoek verschillende insecten. Zie ze vliegen, kijk met je neus op de grond of onder takjes en blaadjes, onder dode boomschors. Laat een insect, rups of slak over je hand kruipen.

 

Aan de oever

  • Kijk eens naar de golven. Wat doet de wind met het water? Is dat overal waar je kijkt hetzelfde?
  • Let eens op het licht - welke kleuren zie je, welke sfeer heeft het voor je? Let eens op het verschil tussen het licht achter je en voor je. Hoe reflecteert het in het water?
  • Zie je planten of vissen onder water? Welke vogels zie je op en boven het water?

 

Informatie

  • Nije Leegte- 35 jaar geleden leeg gebied, spontaan begroeid.
  • Boom - berk, eik, wilg en dood hout uitgelicht.
  • Plas achter prikkeldraad - een slibdepot van aanleg Hoornsemeer
  • Hoornsemeer - aanleg, uitzicht meer, uitzicht op Kaap Hoorn, wijk Hoornse Meer, het Wall House

Stoppunt 10: Gasthuisland

 

Informatie

  • Van 2018 tot 2020 is deze hoek van het Hoornse Meer flink veranderd.
  • Het meer is vergroot, er is een restaurant aan het water gekomen en er zijn meer aanlegsteigers aangelegd.
  • Door ecologische oevers, aanplant van nieuwe groen en de verdere aankleding van het gebied worden ook de natuurlijke waarden in het gebied sterk verbeterd.

 

 

Het gebied

Hieronder in één oogopslag de kaart van het gebied.

Voor de kaarten met informatie over de verschillende delen van het gebied kunt u op de link klikken, of het menu gebruiken.
Hoornsedijk, Paterswoldsemeer/Hoornsemeer, Helperland/Vatenland/Loksland, Helpermolen Polder/Nijveensterkolk, Volemade/Nije Leegte, Gasthuisland.

Hoornsedijk

 

De Hoornsedijk loopt voor een groot deel langs de kronkelende loop van het Hoornsediep, een uitloop van de Drentsche Aa. De dijk loopt grofweg vanaf de Van Ketwich Verschuurbrug in Groningen, naar de Meerweg in Haren. Aan het begin en het einde ligt de dijk langs het Noord-Willemskanaal.

De dijk is aan weerszijden omgeven door lager liggende gronden en water met rietkragen en bomenrijen. De Hoornsedijk had tot 2017 de functie als dijk voor de waterkering. Het niveau van de dijk was te laag om toekomstige hoogwaterstanden op te vangen. De verhoging van de Hoornsedijk was niet haalbaar i.v.m. te hoge kosten.  In 2017 zijn de kanten van het Noord-Willemskanaal verhoogd, en heeft dit kanaal de functie van waterkering gekregen. Bij te hoog water worden de keerkleppen tussen het Hoornsediep en het kanaal gesloten.

De Hoornsedijk is de enige, smalle weg voor al het verkeer. Behalve door wandelaars en fietsers wordt deze weg ook veel gebruikt door automobilisten. Het is deels bestemmingsverkeer, maar ook recreatief verkeer naar de parkeerplaats bij 't Sluisje. Veel recreanten ervaren dit autoverkeer als vervelend en soms ontstaan gevaarlijke situaties.

Meer weten over de geschiedenis van de Hoornsedijk?

Paterswoldsemeer en Hoornsemeer

 

Het Paterswoldsemeer en Hoornsemeer liggen vlakbij de stad en zijn daarom populair bij mensen die van het water houden, zoals zeilers of natuurliefhebbers. Het totale wateroppervlak is ongeveer 3 km2. Het Hoornsemeer begint ter hoogte van molen De Helper en 't Sluisje.

Er zijn diverse mogelijkheden om aan en op het water te verblijven. Er zijn restaurants, hotels, botenverhuur, watersport, een jachthaven, vakantiehuisjes, steigers voor vissers en zonnebaders.

Eind jaren tachtig is het Paterswoldsemeer uitgebreid met het Hoornsemeer. Opmerkelijk is dat het Hoornsemeer in de noordoosthoek veel dieper is dan elders. Dit komt omdat de zandzuiger daar vast zat in de bodem. Er werd daardoor veel meer zand omhoog gezogen dan was gepland. Op de dieptekaart  is dit goed te zien. Het zand uit de plas is gebruikt voor de aanleg van de A7 en de wijk Corpus den Hoorn-Zuid.

Op de grens van de twee meren bevinden zich de eilanden de Fokken en de Zweerden. In totaal liggen er meer dan tien eilandjes in het meer. De namen ‘Heemstede en Klein Heemstede’ herinneren aan de tijd van  ‘heemsteden’ of ‘veenterpen’: hoogten met een kleiachtige toplaag. Bij de uitbreiding van het Paterswoldsemeer in 1982 met het Hoornsemeer, zijn helaas tal van de terpen opgeruimd.

Het  Paterswoldsemeer en Hoornsemeer worden ook veel gebruikt door watervogels. In de herfst en winter overwinteren hier trekvogels en wintergasten uit koudere streken.

Het gebied wordt beheerd door Meerschap Paterswolde. Kijk voor meer informatie over het gebied, en de recreatiemogelijkheden op www.meerschap-paterswolde.nl

 

Meer weten over de geschiedenis van het Paterswoldsemeer en Hoornsemeer?

Helperland, Vatenland en Loksland

 

Tussen het Hoornsediep en het Noord-Willemskanaal ligt aan de kant van Groningen het eiland Helperland met ervoor het schiereilandje Vatenland. Deze eilandjes vallen onder het beheer van  de gemeente Groningen.

Verderop richting Haren ligt het schiereiland Loksland, beheerd door Meerschap Paterswolde. Helperland en Loksland hebben beide een ruige vegetatie.

De eilanden zijn van oorsprong een gronddepot, ontstaan bij de aanleg van het Noord-Willemskanaal. De begroeiing is zonder menselijk ingrijpen ontstaan. Reeën, vogels en vele andere dieren vinden hier een plekje.

Ter hoogte van het begin van Helperland ligt een aantal woonschepen aan de overzijde van het Hoornsediep. De bewoners moeten met hun eigen pontje naar de Hoornsedijk.

De woonboten die aan Vatenland liggen kunnen via de vaste verbinding op de Hoornsedijk komen. Vatenland heeft zijn naam waarschijnlijk te danken aan de vroegere vervuiling.

Vanaf de Hoornsedijk kom je via het pad Rollematen op Loksland. De naam Rollematen verwijst naar de oorspronkelijke veldnaam van dit gebied (voor de aanleg van het Noord-Willemskanaal). Maat  of made betekent hooiland. Het was vochtig grasland, niet geschikt voor vee. Rolle zou kunnen slaan op een rolbrug die het weiland toegankelijk maakte vanaf de kant van de Hoornsedijk over het Hoornsediep.

Loksland is genoemd naar de vroegere bewoner van dit land, Jans Lok. Het pad komt uit aan de begaanbare oever van het Noord-Willemskanaal. Aan de rechterkant van Rollematen hebben vier scoutingverenigingen hun clubgebouw. Aan de linkerkant is een ontoegankelijk natuurgebied vol met bramenstruiken en bomen.

Helpermolen Polder en Nijveensterkolk

 

De Helpermolen Polder ligt tussen de Hoornsedijk en de Lage Wal van het Paterswoldsemeer. Het gebied is ongeveer 5 hectare groot en je kunt er omheen fietsen en wandelen via het Molenpad en de Hoornsedijk. Op de hoek van de polder staat een poldermolen, De Helper. De molen wordt bij de Nijveensterkolk gerekend.

De polder is een laag graslandgebied met veel pitrus en rechte sloten. Als de molen draait, pompt deze water uit de sloten van de polder in het Paterswoldsemeer. Via een duiker tussen het meer en de polder, stroomt vervolgens het water weer terug in de sloten. Hierdoor wordt het water in de sloten ververst.

 

Herinrichting Helpermolen Polder

Op initiatief van de provincie Groningen, waterschap Noorderzijlvest en het Meerschap Paterswolde is in 2018 de herinrichting van de polder uitgevoerd.

Er is een nieuwe brede sloot gegraven tussen de polder en het meer, zodat er meer water de polder in kan stromen.  Hierdoor komt er meer plantengroei, is de polder beter bereikbaar voor dieren, en is de kwaliteit van het (zwem)water verbeterd.

Verder is de steile beschoeiing aan de Lage Wal vervangen door stenen en is er riet geplant. Riet is goed voor de waterkwaliteit en vissen en amfibieën kunnen hier paaien.

 

Klik hier voor meer informatie over Ontwikkeling natuur Paterswoldsemeer

 

De Nijveensterkolk omvat het gebied met de brug, de sluis, de molen De Helper en een aantal huizen om de sluis heen. Het molenpad scheidt de Nijveensterkolk van de Helpermolen Polder.

 

Volemade en Nije Leegte

 

Volemade is het gebied vanaf de ronde parkeerplaats. Het is begrensd door de Hoornsedijk,  het Hoornsepad en het Hoornsemeer.  

Je kunt eromheen wandelen of fietsen via het Hoornsepad en de Hoornsedijk. Het gebied eindigt bij de sluis.

Het is een vrij open gebied, wat ruig en verschraald. Een deel van dit gebied is losloopgebied voor honden. Het terrein wordt deels begraasd, deze gebieden zijn omheind. Het onderhoud van deze gebieden gebeurt door ‘Natuur Noord’ uit Eelde. Dit bedrijf is gespecialiseerd in maaibeheer op ecologische wijze.

Het stuk achter de kanovereniging is begin 2018 voor een groot deel ontdaan van bomen en begroeiing, en de grond is afgeschraapt. Hier is nog wel veel riet langs het Hoornsepad, een fijne plek voor vogels.

 

Nije Leegte is de landtong aan de noordwestkant. Het staat vol met bomen, hoofdzakelijk berken. Je kunt er doorheen via een wandelpad dat helemaal rond loopt. Aan het eind van de landtong heb je mooi uitzicht over het Hoornsemeer.

Een stuk langs het pad is afgezet met prikkeldraad. De  mooie plas met eenden is een slibdepot, uit de tijd van de aanleg van het Hoornsemeer.

Nije Leegte is een interessant gebied, omdat je bomen in alle stadia van jong tot afgestorven kunt zien. Je kunt hier ook allerlei diersporen vinden, zoals reeënsporen, holen van dieren en pik- en vraatsporen van vogels en  insecten. Er zijn zelf otters waargenomen langs de oever van Nije Leegte.

 

Gasthuisland

 

Van 2018-2020 is de noordoosthoek van het Hoornsemeer heringericht. Een deel van het Gasthuisland is doorbroken en uitgegraven om het Hoornsemeer te vergroten. Het restaurant Meerwold heeft nu een terras aan het water en aan de andere kant van de doorbraak is het Gasthuiseiland ontstaan. Hierdoor zijn de recreatieve mogelijkheden uitgebreid.

Tegelijkertijd zijn de natuurlijke waarden in het gebied verbeterd. Door ecologische oevers, speciale grassen, aanplant van nieuwe bomen en struiken en door de verdere inrichting van het gebied moet het ook een aantrekkelijk natuurgebied worden.

Vogels

Op en rond de Hoornsedijk zijn tientallen soorten vogels te zien. Lees hier over een aantal die je bijna niet kunt missen.

Aalscholver, Fuut, Grote bonte specht, Meerkoet, Roodborst, Vink en Winterkoning .

Aalscholver

 

De aalscholver is een bekende bewoner van het waterrijke Nederland. Ook aan de Hoornsedijk zie je hem vaak, hij zit graag bovenop de stadsmarkering.

Het is een forse, donkere, wat prehistorisch uitziende watervogel. Hij heeft een gehaakte snavel, waarmee de vogel goed vis kan vangen. Ze vliegen stevig en resoluut. De aalscholver lijkt een zwarte vogel, maar is eigenlijk voor het grootste deel diep bronsgroen van kleur. Tijdens het broedseizoen, vroeg in het voorjaar, zijn de vogels op hun mooist. De wangen en kin hebben dan witte veren, de kruin en nek hebben zilverwitte manen en ze hebben een witte 'dij'vlek

De aalscholver eet voornamelijk vis. Hij kan makkelijk tot 10 meter diep duiken. En anders dan zijn naam doet vermoeden, eet hij nauwelijks aal (paling).

De aalscholver begint vroeg met broeden, soms al in december. Hij broedt in kolonies, meestal in bomen en altijd dicht bij visrijk water. Een nest heeft gemiddeld 3-4 eieren. De bomen waarin ze broeden worden kaal en gaan dood door de zuren in hun uitwerpselen.

Vertrouwd is het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen. Dat de aalscholver zijn verenpak moet laten drogen, komt omdat hij geen goede waterafstotende vetlaag heeft, zoals de meeste andere watervogels. Hij kan zo langer onder water blijven, zonder dat de opwaartse druk hem naar boven werkt.

De vogels zijn in de kolonies vaak erg luidruchtig. Buiten de kolonies hoor je de aalscholver zelden.

Luister naar het geluid van de aalscholver en lees meer

 

Fuut

De fuut is een algemene watervogel in Nederland. Je kunt de vogel op allerlei soorten wateren aantreffen waar voldoende vis aanwezig is; in de stad, in duinmeertjes, in moerassen, maar ook op grote meren en rivieren.

De fuut staat het meest bekend om de schitterende baltsrituelen. Die kun je al bij het aanbreken van de lente zien.

Futen zien er in de winter en zomer heel verschillend uit. Het contrast tussen het vaalbruine, witte winterkleed en prachtig gekleurde zomerkleed is zo groot, dat je ze makkelijk voor verschillende soorten zou kunnen houden. De jongen zijn karakteristiek zwart-wit gestreept, net of ze een pyjamaatje aanhebben.

Futen hebben een lang broedseizoen, maar de meeste broedsels zie je in mei  en juni.

Ze leggen gemiddeld 3 tot 4 eieren. Het nest, bijna altijd op het water, is vaak goed verborgen in het riet. De jongen verlaten het nest al snel en worden op de rug van de oudervogels warm gehouden en beschermd tegen rovers. Ze worden ruim tien weken gevoerd.

In de broedtijd kun je hun luide, rauwe territoriumroep ("ròòòhhh…") horen. De jongen piepen hoog en aanhoudend om eten.

De fuut eet hoofdzakelijk vis. Ze vangen die duikend op een diepte van 2 tot 4 meter.

Futen zijn  buiten de broedtijd ook te zien in kustwateren, zoals de Waddenzee. Daar kun je ze in de nazomer, tijdens de rui, in grote groepen aantreffen. In de winter zie je ook duizenden futen op de Noordzee. De fuut kan dus zowel in zoet als zout water leven.

Luister naar het geluid van de fuut en lees meer

 

Fuut in winterkleed
Fuut in winterkleed

Grote bonte specht

Grote bonte specht op de Nije Leegte
Grote bonte specht op de Nije Leegte

 

De grote bonte specht is de meest algemene specht van Nederland. Het is een schitterende zwart-witte vogel met een rode onderstaart. Ze leven en broeden overal waar bomen zijn, in bos, park of tuin. Ze zijn 23 cm lang en wegen 70-90 gram. Het mannetje heeft een rode vlek op het achterhoofd. Deze ontbreekt bij het vrouwtje. Jonge spechten hebben een rood petje.

Als ze vliegen zie je duidelijk de grote witte schoudervlekken en de voor spechten kenmerkende golvende vlucht.

Ze eten het hele jaar insecten en larven en 's winters veel zaden. Ook eten ze eieren en jongen van andere vogels. Ze peuteren naar insecten in spleten, zoeken onder de schors en hakken en beitelen in de boomstam met hun krachtige snavel. Spechten kunnen op die manier hakken, doordat er een soort schokdempers om de hersenen liggen. Hun tong is lang en kleverig en daarmee pakken ze hun voedsel.

Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat, het liefst in zachte houtsoorten, zoals berken. In de nestholte worden de 4-7 eieren gewoon op het hout gelegd. Ze hebben één legsel per jaar. Ieder jaar gebruiken ze een nieuwe nestplek, de oude holte wordt soms door andere vogels in gebruik genomen.

Zowel mannetje als vrouwtje roffelen op goed droge, dode takken met een korte snelle roffel om hun territorium en paarband te versterken. De roffel is kort, iets minder dan een seconde. Ze roffelen de hele dag, maar vooral van zonsopkomst tot drie uur erna. Het is van grote afstand te horen. De roffel is korter dan die van andere spechtensoorten.

De meest gehoorde roep is een luide scherpe 'tsjik!' Deze wordt zowel voor alarm als contact gebruikt. De opvallende roep klinkt het hele jaar.

Luister naar het geluid van de grote bonte specht en lees meer

 

Meerkoet

 

De meerkoet is een van de meest algemene watervogels. Zoet water met wat oevervegetatie is genoeg.

Ze zijn volledig donkergrijs gekleurd met een zwarte kop en een spitse, witte snavel en witte voorhoofdsplaat. Volwassen vogels hebben een rood oog. Ze hebben grote, grijsgroene voeten met brede gelobde tenen. Ze zijn ongeveer 38 cm lang en wegen 800-900 gram. Mannetjes en vrouwtjes verschillen nauwelijks. Het mannetje heeft over het algemeen een iets bredere voorhoofdsplaat.
Pasgeboren meerkoeten zien er uit als oude mannetjes met een kale paarse kruin, en oranjerode haren op hun gezicht.

Meerkoeten grazen op gras of zoeken hun eten in het water. Ze eten zaden, insecten, slakken en kikkervisjes, maar ook waterplanten. Door de grote hoeveelheid lucht in hun veren moeten ze moeite doen om onder water te komen. Ze maken een sprongetje bij het duiken en zetten zich met hun poten af. Kort daarop komen ze als een grote dobber weer naar boven.

Het nest wordt aan de waterkant gebouwd van riet en waterplanten, maar ook van drijvend afval zoals stukken papier of plastic. In een nest worden 5 tot 10 eieren gelegd, en ze kunnen wel twee tot drie legsels per jaar hebben.

Tijdens het broedseizoen verdedigen ze hun territorium fel tegen indringers. Ze vechten vaak, daarbij gebruiken ze hun voeten terwijl ze achterover in het water liggen.
Na het broedseizoen zie je meerkoeten in grote groepen bij elkaar op weilanden en in open water.

Meerkoeten hebben een uitgebreide hoeveelheid roepen, allemaal wat keffend of trompetterend (geluid van een autoclaxon).  Bij agressie en intimidatie hoor je een opvallend explosief PT!

Luister naar het geluid van de meerkoet en lees meer

Roodborst

De roodborst is een opvallende vogel en komt veel voor. Ze houden van bossen met loofbomen, parken en tuinen. Ze zijn 14 cm lang, 16-22 gram zwaar. Mannetje en vrouwtje zien er gelijk uit. Ze zijn bruin met een oranjerode borst en gezicht en een lichte onderbuik. Jonge vogels zijn lichtbruin gevlekt. Ze hebben een dunne, zwarte snavel, een groot zwart oog en de poten zijn vrij lang en heel dun.

Roodborsten zoeken vaak op een bijzondere manier naar voedsel. Ze zitten stil, laag boven de grond en duiken dan naar hun prooi. Ze eten insecten, spinnetjes en andere kleine diertjes, aangevuld met bessen en zaden. Ze broeden van april tot juli op of laag boven de grond in een boom, muur of in dichte klimplanten. Het is een slordig nest van grassen en bladeren, waarin 5-7 eieren worden gelegd. Ze hebben vaak twee legsels per jaar.

De roodborst hoor je meestal vanaf een lage plek in bomen of struiken en is dan vaak goed zichtbaar. Belangrijke kenmerken zijn:

  • Zang: Allerlei snelle nootjes afgewisseld met hoge uithalen en scherpe dalingen. Een grillige structuur, steeds anders. De strofes duren 1,5 - 2,5 seconden, met iets langere tussenpauze van 3 - 4 seconden; De zang wordt vaak omschreven als snel en virtuoos, maar ook weemoedig, melancholisch, als een watervalletje.
  • De alarmroep is een scherp klikkend tik, tik-ikik. Het is iets minder hard ratelend dan die van de winterkoning.

Roodborsten zingen het hele jaar, ze beginnen 's ochtends te zingen als het nog donker is. Een bijzonderheid van de roodborst is dat ook de vrouwtjes zingen, vooral in de herfst. Na de broedperiode leven mannetje en vrouwtje apart,  ieder met een eigen territorium.

Luister naar het geluid van de roodborst en lees meer

Vink

 

De vink is een zeer algemene broedvogel is Nederland. Ze leven in bossen, boomrijke tuinen en parken, echt overal waar voldoende groen is.

Het mannetje heeft in broedkleed een mooi blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een mus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Die zijn in vlucht ook goed herkenbaar. Daarmee kun je ook het best een vinkenvrouwtje van een mus onderscheiden.

De vink broedt tussen midden maart en midden juli. Ze leggen 3 tot 5 eieren en broeden 10-14 dagen. Het nest is goed verborgen tegen een tak of in een diepe struik. Na het uitvliegen blijven ouders en jongen nog 20-35 dagen bij elkaar.

Vinken eten vooral zaad. Dat kun je goed zien aan de stevige korte en spitse snavel. Ze eten naast zaden ook zachte plantendelen, zoals bladknoppen. In het broedseizoen schakelen ze over op het eten van insecten. Deze leveren de jongen de noodzakelijke eiwitten.

In het najaar scharrelen ze in grote groepen op de grond onder beuken op zoek naar beukennootjes, en in tuinen doen ze zich tegoed aan zaadjes die door andere vogels worden gemorst. Op de Hoornsedijk zie je ze in de winter op de zwarte elzen samen met sijsjes en putters. Daar eten ze de zaadjes uit de elzenproppen.

De zang is aflopend met aan het einde de bekende 'vinkenslag'. De vinkenslag kent vele dialecten!

Luister naar het geluid van de vink en lees meer

Winterkoning

 

De winterkoning is een zeer algemene vogel, die het hele jaar in Nederland aanwezig is. Hij is overal waar voldoende dekking is van heggen, struiken en lage onderbegroeiing.

Het is een kleine vogel, 9-10 cm lang, 8-13 gram zwaar. Mannetje en vrouwtje zien er gelijk uit, warmbruin van kleur, met een lichte wenkbrauwstreep. Opvallend is het rechtopstaande korte staartje.

De winterkoning vliegt met snelle vleugelslagen, laag boven de grond van struik naar struik, en is zeer beweeglijk.

Hun spitse snavel is heel geschikt voor het eten van kleine insecten, rupsen, spinnetjes, larven en zaadjes. Ze zoeken hun voedsel  in de lage begroeiing en  uit spleetjes in bijvoorbeeld schors.

Het mannetje bouwt verschillende nesten. Ze zien eruit als een bolletje van mos, gras en bladeren met een zij-ingang. Het vrouwtje kiest een nestje uit waarin ze 5 tot 7 eitjes legt. Ze hebben meestal twee legsels per jaar.

De winterkoning hoor je meestal vanuit het struikgewas of vanaf de top van een lage struik. Een belangrijk kenmerk is HARD!

  • Zang met melodieuze rollers en trillers. Vaste opbouw in strofes van 4-7 seconden, die steeds worden herhaald. Het eindigt met een harde noot. Tussen de strofes zit een lange pauze.
  • De alarmroep begint met een tikkend 'tiktik' en gaat over in een harde ratel 'trrrrrrrr'. Het wordt wel vergeleken met een aflopend wekkertje.

De zang is vrijwel het hele jaar te horen, met het hoogtepunt in de lente.

Luister naar het geluid van de winterkoning en lees meer  

Bomen

In dit deel staat informatie over een aantal veel voorkomende bomen aan de Hoornsedijk. Het gaat over het uiterlijk van de boom, over de bloei, over de boom als waardplant, over ziektes en leuke weetjes.

Lees over de Berk, Els, Eik, Wilg, Dood hout, en de Doorsnee van een stam .

Berk

De berk doet het goed op het noordelijk halfrond, hij is uiterst winterhard en lichtminnend. Het is een pionierssoort, die als eerste groeit op ontgonnen terreinen. Hij groeit graag in drassige gebieden met een zure, vochtige bodem. Daarom zie je hem veel langs de Hoornsedijk. Men onderscheidt de ruwe berk (Betula pendula) met neerhangende kale twijgen, ook wel 'zilverberk' genoemd en de zachte berk (Betula pubescens), met opgaande takken en donzige beharing op de jonge loten. Kenmerkend voor de ruwe berk zijn de ruitvormige vlekken en het in horizontale banden afbladderen van de bast op de stam. De nieuwe bast is soms wit, rood of zoals bij de meeste soorten bruin.

De boom wordt tot 25 meter hoog. De oudere stambasis vertoont over het algemeen barsten. De bladeren worden 3-7 cm lang. Ze zijn eirond tot ruitvormig, spits en kaal, met een dubbelgezaagde rand.

 

Berken in bloei

 

De berk heeft zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloeiwijze heeft gele, hangende, 2-4 cm lange rupsvormige katjes, die al voor de winter aanwezig zijn. De vrouwelijke bloeiwijzen staan rechtop en zijn met knopschubben omgeven. Verspreiding van het stuifmeel doet de wind. De vruchten zijn kleine dubbelgevleugelde nootjes, die met duizenden tegelijk verschijnen en een snelle verspreiding garanderen.

De berk kan tot 300 liter water per dag oppompen. De sapstromen komen eind winter op gang tot eind voorjaar. Als de berk dan wordt gesnoeid, kan deze fors gaan bloeden. Daarom kan dit het beste in de zomer/herfst worden gedaan. Door aan de zuidwestkant van de stam een wigvormige insnijding te maken en daaronder een blikje te bevestigen, kan berkensap (zoet, drinkbaar) worden getapt.

Berken leven in symbiose met bodemschimmels, zoals de vliegenzwam. Deze zijn lang niet altijd bovengronds zichtbaar. Vanwege deze - voor de volwassen berk essentiële - symbiose moeten berken met een grote kluit verplant worden. Alleen tot drie jaar oude bomen kunnen nog zonder kluit worden verplant.

 

Ziekten

Heksenbezem
Heksenbezem

Berken kunnen aangetast worden door bladroest, dat gele vlekjes op de bladeren en vroegtijdige bladval veroorzaakt. De berkenzwam komt alleen op berken voor. Een andere schimmel groeit in de schors en zet de aangetaste (ruwe) berk aan tot een woekering van veel twijgen/zijtakjes tot soms dikke takkenbossen, die op vogelnesten lijken. In de volksmond heten ze heksenbezems.

De berkenwants zuigt uit de zaden sappen op, en ook de larven leven van plantensappen. Grote groepen kan je al op afstand ruiken. De berk is waardplant voor de berkengalmot, een nachtvlinder.

 

Leuke weetjes

De buitenste laag van berkenschors vernieuwt en valt af in dunne repen. Deze laag heeft een groot weerstandsvermogen tegen bederf. Het is licht, waterafstotend en zeer duurzaam. Deze eigenschappen zijn gunstig voor de productie van kano's, fineer, meubels, modelvliegtuigjes, schoenen en dakbedekking. Ook als het nat is, is het als vuurstarter te gebruiken. In de prehistorie (48.000 jaar geleden), werd uit de schors al berkenpek, een lijmsoort gemaakt. De Saami (nomadisch volk uit Lapland) gebruikten de schors voor jassen en beenbekleding. In Scandinavië wordt de berk in het voorjaar ‘de Vrouwe van het woud’ genoemd, door de lange hangende katjes en fris lichtgroen loof. Het is de voorbode van de nieuwe lente.

Klik hier voor een determinatievideo van de ruwe berk of van de zachte berk

Els

Een boom die je heel veel ziet op de Hoornsedijk is de zwarte els. De zwarte els is gemakkelijk te herkennen aan de katjes en de proppen. Het is een boom of struik uit de Berkenfamilie. De plant groeit op alle gronden, maar verkiest nattere plaatsen zoals waterkanten. Vandaar dat je ze langs het Hoornsediep en Paterswoldsemeer, veel tegen komt.

Hij wordt vaak aangeplant om slechte grond te verbeteren. Dit omdat hij in symbiose leeft met de stikstofbindende wortelbacterie. Ook voorkomt hij erosie van rivieroevers.

 

Elzen in de bloei

De zwarte els is eenslachtig en eenhuizig, d.w.z. hij heeft zowel mannelijke als vrouwelijke bloeiwijzen (eenslachtig) op dezelfde boom (eenhuizig). Hun bloeiwijzen worden katjes genoemd. De mannelijke katjes zijn langwerpig en hangen. Ze bloeien geel in het vroege voorjaar voordat het blad aan de boom zit. Het stuifmeel wordt verspreid door de wind.

De vrouwelijke katjes zijn eivormig tot langwerpig-eivormig en staan min of meer rechtop. Er zitten meestal een paar vrouwelijke bloempropjes bijeen. Bij de bloei in het vroege voorjaar worden ze prachtig donkerrood.

Na de bevruchting groeien de vrouwelijke katjes uit tot groene, ribbelige kegeltjes. Deze rijpen in de herfst tot de zogenoemde elzenproppen (kegels zonder zaad), die nog wel een jaar aan de boom kunnen blijven zitten. Aan de zwarte els zijn tot wel drie generaties vrouwelijke katjes te ontdekken. Eerst de opvallende sterk verhoute zwarte katjes van vorig jaar waaruit de zaden zich verspreid hebben. Dan de onrijpe groene katjes van dit jaar en tenslotte de kleine vrouwelijke katjes voor volgend jaar.

Voor sijsjes zijn de proppen in de winter een belangrijk voedsel. Ze zijn dan ook vaak in de elzen te vinden.

De zaadjes zijn plat en hebben kleine vleugeltjes. De buitenste laag bevat veel lucht. Daardoor waaien de zaden gemakkelijk met de wind mee. Het is de bedoeling van de boom dat de zaadjes op het water terecht komen en door de vele lucht die ze bevatten blijven ze drijven en gaan met de stroom mee. Waar ze weer aan land komen zullen ze gaan ontkiemen. Zo kunnen er in natte gebieden overal elzen komen.

Ronde gaten, worden vaak veroorzaakt door de vraat van een, voor deze boom typische, keversoort: het elzenhaantje. Het elzenhaantje is een vaste bewoner van veel elzen.

Klik hier voor een determinatievideo van de zwarte els

Elzenhaantjes. Bron: Wikimedia Commons
Elzenhaantjes. Bron: Wikimedia Commons

Eik

Bron: www.pixabay.com bernswaelz
Bron: www.pixabay.com bernswaelz

De eik is een van de oudste bomen op aarde. In Nederland komt de zomereik het meeste voor. De eik hoort bij de napjesdragerfamilie (de vrouwelijke bloemen krijgen een houtig omhulsel, het napje). Hij groeit graag op vochtige, voedselrijke grond, is lichtminnend en kan wel 40 meter en 500 jaar worden. De stam vertakt zich vrij laag in zware takken. Hij heeft een penwortel (trekt bliksem aan) en wortelt ondiep op plekken met een  hoge grondwaterstand. Daardoor kan hij makkelijk door de wind worden ontworteld. De ontstane kluiten en gaten zijn een goede plaats voor bosplanten en varens. Ook het oude hout is een plek voor zwammen en schimmels.

Hij wordt wel de Koning van de bomen genoemd; knoestig, krachtig, ruwe schors, grillige vorm. De beuk wordt wel de Koningin genoemd met haar gladde bast en sierlijke vorm en vormt een brede boomkroon, waaronder het schaduwrijk is. Vanwege lichtconcurrentie overleeft een eik het niet naast een beuk. Een eikel kan onder het bladerdak van een beuk niet uitgroeien. Voor zijn voortbestaan helpen dieren als gaai en eekhoorn, die eikels verplaatsen. Ze begraven wintervoorraden eikels. Deze voorraad is de ideale plaats voor eikels om te ontkiemen. Jonge eiken gedijen goed met stikstofvreters, zoals brandnetels en braamstruiken in de buurt. De eik zit vol zuren en zijn daarom goed bestand tegen schimmels en bacteriën.

 

De eik in bloei

De zomereik heeft mannelijke en vrouwelijke bloei aan één boom, heeft gelobde bladeren, de eikels langgesteeld in paren. Hij loopt in mei uit, met mannelijke geelgroene hangende katjes en vrouwelijke bolvormige bruine bloeiwijzen, 2 tot 5 bijeen aan takuiteinden op lange stelen.

In een mastjaar dragen bomen en planten veel meer vruchten dan gemiddeld. Dit komt eens in de vier jaar (laatste in 2015) ook bij eiken voor.

 

Ziekten

De eik kent een rijk insectenleven. Er zijn wel 40 soorten insecten die gallen veroorzaken. Een plantengal is een woekering van een plant, die ontstaat door de eitjes van een galwesp, galmug, gewone vijgenwesp, vlieg, bladluis of galmijt. Elke gal heeft een specifieke vorm en dient als behuizing en voedsel voor de larve. De eikengalwesp legt op de onderkant van eikenbladeren haar eitjes. De eik kapselt deze in tot 3 cm grote gele tot rode galappels. De bastaardsatijnvlinder legt in augustus haar eitjes op het blad boven in de boom. De larven eten enkele weken van het groen en maken dan een gemeenschappelijk nest van spindraden in de takken. Hierin overwinteren de larven. Als de eik weer blad krijgt, vreten zij zich vol totdat ze volgroeid zijn. Dit kan een behoorlijke aanslag betekenen op de boom. Hij overleeft dit door in juli alle slapende knoppen te laten uitkomen.

Het vliegend hert, een grote kever, legt graag haar eitjes in dode eiken. Sinds deze weer in het bos blijven liggen is de stand van deze kever weer gegroeid.

Truffels en cantharellen leven in symbiose met het wortelstelsel van de eik. Ze geven elkaar essentiële voedingsstoffen en mineralen. Eikenhout wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. Het is sterk en hard, maar toch redelijk makkelijk te bewerken.

 

Klik hier voor de determininatievideo van de eik

 

Ontkiemende eikel. Bron: www.pixabay.com / congerdesign
Ontkiemende eikel. Bron: www.pixabay.com / congerdesign

Wilg

 

Wilgen komen veel voor langs sloten en plassen. Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel. Daarom zijn ze ook te vinden aan de Hoornsedijk.

Wilgen worden vaak geknot en hebben zo een bijzondere ecologische waarde. Er leven heel veel planten en dieren in, op en aan knotwilgen.

Doordat een knotwilg is afgezaagd, begint het zichtbare dode kernhout langzaam te rotten. Dit is geen probleem voor de knotwilg. Wel kunnen hierin, door de wind of vogels zaadjes terechtkomen en daardoor zie je soms andere planten in een knotwilg groeien.

 

Wilgen in bloei

Mannelijke katjes
Mannelijke katjes

Vroeg in het voorjaar, als alles nog kaal is, lopen wilgenkatjes al uit. Die katjes bieden insecten zowel stuifmeel als honing. Daarom horen bloeiende wilgen tot de eerste plekken waar zoemende bijen en hommels te vinden zijn. Wilgen zijn tweehuizig. Dat wil zeggen dat mannelijke en vrouwelijke katjes zich aan verschillende bomen bevinden. De mannelijke katjes worden helder geel door veel meeldraden. Na de bloei verdorren deze katjes.

De vrouwelijke katjes worden veelal grijsgroen door de vele stampers. Na de bloei groeien deze katjes in een maand of twee uit tot borstelige “worstjes”. Deze splijten open en er komt pluis tevoorschijn met onderaan een klein zaadje. Op zonnige junidagen kan de lucht vol hangen met wegzwevende wilgenpluis: “zomersneeuw”.

 

Ziekte de Wilgenhoutrups

De wilgenhoutrups leeft in en van wilgenhout. Je ziet dan flinke gaten van 1 a 2 cm groot onder aan de stam. Door het vreten van een uitgebreid gangenstelsel worden de takken en stam van de wilg ernstig verzwakt. De rupsen kunnen wel 10 cm lang en 1 cm dik worden.

 

Klik hier voor een determinatievideo van de schietwilg

Dood hout

Draden honingzwam op dode boomstam
Draden honingzwam op dode boomstam

Een boomstam die afsterft of dood is, zit vaak vol leven en zorgt voor een grote biodiversiteit. Vogels maken hun holen erin en vinden voedsel als insecten en maden onder de loszittende schors. Marters, muizen en vleermuizen gebruiken de holen om in te schuilen of nestelen. Insecten verstoppen zich graag onder de schors en in het verrottende hout. Het is er vochtig, koel, en de schors biedt bescherming. Padden, kikkers, salamanders schuilen onder vochtig dood hout.

Vele soorten geleedpotigen (zoals insecten, spinnen, kreeftjes, pissebedden) zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van dood hout, net als vele soorten paddenstoelen en mossen. Al dit leven zorgt ervoor dat de boom uiteindelijk compleet verteert. Op die manier levert de boom waardevolle humus.

Daarom laten natuurbeheerders steeds vaker de dode bomen liggen, in plaats van ze op te ruimen. De bomen worden alleen nog geruimd bij gevaar voor de openbare weg of burgers.

 

Judasoor op vlier
Judasoor op vlier

Het is niet altijd aan de buitenkant te zien dat een oudere boom afsterft. Om te begrijpen hoe de verrotting gaat, is het nodig iets te weten van de normale bouw van een boomstam. Iedere boomstam bevat dezelfde onderdelen, maar bij iedere boomsoort zien de onderdelen er verschillend uit. Bij een levende boom zie je alleen de buitenkant, de schors. Maar bij een omgevallen boom kun je vaak alle onderdelen herkennen.

Wil je meer weten over de onderdelen van de stam en de functie? Lees dan hier verder.

Als er door beschadigingen schimmels, parasieten, zuurstof en water bij de stam komen, kan de boom verzwakken en af gaan sterven. Houtrot ontstaat door zwammen. Die zwammen verraden hun aanwezigheid onder andere door het vormen van vruchtlichamen of paddenstoelen. Zwammen in en op een boom of in de wortels zorgen ervoor dat het hout zijn sterkte verliest. De steunfunctie van de stam wordt kleiner en de stam kan op den duur de kroon niet meer dragen.

Als de stam overeind staat zie je vaak niks van het verrotte hout. Als de boom is omgevallen of omgezaagd kan je de verrotting zien. Soms is de boom al helemaal hol en is het kernhout vergaan.

Trilzwam op dood hout
Trilzwam op dood hout

 

 

 

Doorsnee van een stam

Schors. Aan de buitenkant van de boom zit de schors. De schors beschermt de boom tegen uitdrogen, aanvallen van dieren, en tegen ziektes. Omdat de schors zelf uit dode stof bestaat gaat deze vaak scheuren en schilferen naarmate de boom dikker wordt.

 

Bast. Onder de schors zit de bast. In die bast lopen de bastvaten. Door die vaten wordt het voedsel uit de bladeren over de hele boom verdeeld. Via de bast gaan de suikers die de bladeren door fotosynthese hebben gemaakt als sap naar de wortels afgevoerd. Aan de buitenkant van de bast sterven continu cellen af en gaan dan over in schors.

 

Cambium. Onder de bast zit een dun laagje wat het cambium wordt genoemd. Dit is het deel van de boom waarin de breedtegroei plaatsvindt door continue celdeling. Vanuit dit laagje groeit de boom elke zomer weer een stukje dikker.

 

Spinthout. Onder het cambium ligt het spinthout met de houtvaten. Water met voedingsstoffen, dat de boom uit de grond opneemt, worden door deze houtvaten naar boven, naar de bladeren gevoerd. De oudste cellen in het spinthout sterven op den duur af en gaan dan over in kernhout. Spinthout is gevoelig voor schimmels en houtworm.

 

Kernhout. In het midden van de stam zit het kernhout, dat is het oudste hout van de boom. Het is meestal donkerder dan het spinthout eromheen. Het kernhout heeft een steunfunctie voor de boom. In tegenstelling tot het spinthout is kernhout dood en heeft het geen transportvaten.

 

Groeiringen. In ons klimaat groeit het hout in het voorjaar en de zomer sneller dan in najaar en winter. Hierdoor ontstaan de groeiringen of jaarringen. Vaak zie je verschil in kleur tussen het begin en eind van de jaarring. Snelgroeiende bomen hebben brede jaarringen en langzaam groeiende bomen hebben smalle jaarringen.

 

Houtstralen. De houtstralen zorgen ervoor dat water en voedingstoffen overal in de stam zelf terecht komen.

Planten

In dit deel staat informatie over drie veel voorkomende planten rond de Hoornsedijk die in het voorjaar als een van de eerste bloeien. Het zijn Fluitenkruid, Paardenbloem en Speenkruid. En ook over het Riet, de oeverplant die op veel plaatsen langs het water te zien is.

Fluitenkruid

Bron: www.pixabay.com /hans
Bron: www.pixabay.com /hans

 

Bermen vol uitbundig bloeiende fluitenkruid, wie kent het niet. Je loopt erlangs en ruikt het frisse voorjaar.

Het fluitenkruid is een zeer algemeen voorkomende plant, die bloeit als de eerste voorjaarbloeiers over hun hoogtepunt heen zijn. Fluitenkruid kun je herkennen aan de kleine witte bloemetjes. Deze zijn 3-4 mm breed en hebben vijf kroonbladen. De bloemetjes staan gegroepeerd in schermpjes. Deze schermpjes vormen met elkaar een groot samengesteld scherm. De plant is het eerste bloeiende familielid uit de schermbloemenfamilie.

Fluitenkruid komt voor in vochtige graslanden, bermen, in randen tegen struweel en in bossen met een vochtige bodem.

Fluitenkruid is een pioniersplant die razendsnel groeit wanneer de bodem ergens open ligt en het zo geen last heeft van al bestaande begroeiing. Het kan dan massaal  beslag leggen op het terrein.

Fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat je van de holle stengel een fluitje kunt maken.

Een oude bijnaam van de plant is 'Hollands kant'. Dit verwijst naar de witte bloeiende kanten die weilanden, polders en wegen omzomen.
De Groningse naam is 'Keesbloem' wat kaasbloem betekent. Deze naam heeft te maken met de uitgesproken geur, die niet bij iedereen in de smaak valt.

Klik hier voor een determinatievideo

 

 

Paardenbloem

 

De paardenbloem is een soort uit de Composietenfamilie. In deze familie zijn de bloemen heel klein en staan ze dicht bij elkaar in één bloemhoofdje. Het lijkt dus alsof de paardenbloem één bloem is, maar hij bestaat uit heel veel bloempjes. Ieder geel 'lintje' is een aparte bloem, een lintbloem.

Ieder pluisje van een uitgebloeide paardenbloem is een vruchtje van zo'n lintbloem. De kale bloembodem die overblijft lijkt op een kussentje, en aan de gaatjes kun je zien hoeveel lintbloemetjes erop hebben gestaan.

Paardenbloemen zijn eetbaar. De jonge blaadjes worden verkocht als molsla. Molsla wordt ook gekweekt. Dit gebeurt door de jonge bladscheutjes, die in het voorjaar uit uitgroeien, bedekt te houden. Zo ontstaat er geen, of weinig, bladgroen. Vroeger werd in molshopen naar deze 'gebleekte' paardenbloembladeren gezocht, vandaar de naam molsla.

De paardenbloem is een waardplant voor diverse insecten en bijen. Vlinders en  nachtvlinders met mooie namen als huismoeder, grasbeertje, roomvlek, gekraagde grasuil en spinneruil leggen er hun eitjes op.  De rupsen van deze vlinders doen zich te goed aan de bladeren.

Ook andere insecten, zoals kevers en wespen, leggen eitjes in de bloem, blad, stengel of wortel. Er kunnen gallen ontstaan en de larven gebruiken de plant als voedsel.

Op paardenbloemen kunnen verschillende roestzwammen voorkomen. Schimmels kunnen de bladeren vervormen, vlekjes en zwellingen geven en de groei belemmeren.

De paardenbloem is in het noorden bekend als hondenbloem of hondstong. In andere delen van het land wordt hij ook wel pisbloem of beddenpisser genoemd. Dit slaat op het kennelijk urine-afdrijvend effect van de plant wanneer de bladeren gegeten worden.

Klik hier voor een determinatievideo

 

 

 

Riet

 

Riet is de grootste en bekendste grassoort van Nederland. Het komt voor aan randen van stilstaande en langzaam stromende wateren, aan rivieroevers, in diepe moerassen en op vochtige akkers. En zo ook aan de Hoornsedijk. Het is een belangrijke plant in allerlei begroeiingen en van grote waarde voor diverse diersoorten.

Riet kan tot vier meter hoog worden en heeft opvallend lange wortelstokken, tot tien meter lang. Riet kan onder water zuurstof opnemen door speciale openingen en luchtkanalen in de plant. Wie de plant van heel dichtbij bekijkt vindt in de bladoksels geen vliezig velletje, zoals bij de meeste grassoorten, maar een bundeltje haren. Dit is een goed determinatiekenmerk van riet. Riet bloeit van juli tot en met oktober.

Een aantal vogelsoorten is in meer of mindere mate aan riet gebonden. Zoals de bruine kiekendief, die laag schommelend boven het riet zijn maaltje bij elkaar zoekt of de kleine karekiet en de rietgors, die je  vanuit het riet hoort. Riet is ook van belang voor meerdere soorten kevers, spinnen en vlinders die speciaal in en bij riet voorkomen. Vlinders en motten die riet als waardplant gebruiken zijn bijvoorbeeld de rietmot, rietvink, rietluipaard, rietmoordenaar en bleke rietuil. Ook meerdere soorten vissen en otters hebben belang bij rustige rietvelden en rietkragen.

Een bekende gal aan het riet wordt veroorzaakt door de grote rietsigaargalhalmvlieg (Lipara lucens). Deze vlieg is iets kleiner, maar veel logger dan de kamervlieg. De larve leeft in een aanzwelling van de stengeltop, die daardoor niet uitgroeit, maar een houtig geheel wordt met de vorm van een sigaar. Hierin ligt de larvegalkamer. Iedere gal bevat slechts één larve, die er in verpopt en waaruit in mei of juni de vlieg tevoorschijn komt. Zie de foto onder aan de pagina.

Het bekendste gebruiksdoel van riet door de mens is dakbedekking. Verder wordt riet gebruikt in rietmatten, als afdekmateriaal, in schuttingen en als oeverbescherming in kanalen en vaarten.

Leuk weetje: als riet in de winter te kort wordt afgesneden, verdrinkt de plant. Hij loopt dan namelijk vol met water.

Klik hier voor een determinatievideo

 

Gal van de grote rietsigaargalhalmvlieg

 

 

 

Speenkruid

 

Bloeiend speenkruid is een algemene en opvallende aankondiging van de lente. Langs de Hoornsedijk zie je ze massaal, bijvoorbeeld op de ruige plekken waar vroeger de boerderijen hebben gestaan. Het groeit op vochtige, voedselrijke grond. Op schaduwrijke plekken onder bomen groeit het speenkruid voordat er blad aan de bomen zit.

De bloem is mooi geel van kleur en heeft de bouw van een boterbloem. Speenkruid heeft als een van de weinige bloemen niet een vast aantal kroonbladen. Het aantal kroonbladen varieert van 7 tot 12. De bladeren zijn glanzend groen, hartvormig. Doordat het voedselknolletjes aan de wortels heeft, kan de plant al vroeg in het voorjaar bladeren en bloemen maken.

Jonge planten zijn rijk aan vitamine C, maar in de loop van de lente wordt de smaak scherp en nemen de giftige stoffen toe. Eet ze dus alleen in het voorjaar.

De wortelknolletjes lijken op een speen of tepel. De knolletjes zouden helpen tegen speen (ander woord voor aambeien). De knolletjes lijken ook wel op de teelballen van een haan of kater. In Friesland zegt met Hoaneklootjes, en in Noord-Holland Kattenklootjes.

Speenkruid heeft zijn eigen begeleidende zwammen. Aan het eind van de lente zie je vaak door roest aangetaste bladeren. Roestzwammen veroorzaken gele zwellingen en er komen oranje of bruine sporen uit voort. Andere parasieten tussen het speenkruid zijn knolkelkjes en bekerzwammetjes. Deze voorjaarspaddenstoelen onttrekken voedingsstoffen uit de wortels van het speenkruid.

 

Klik hier voor een determinatievideo

 

 

 

Bezienswaardigheden

Hier vindt u meer informatie over 't Sluisje (bij stoppunt 4), Molen de Helper (bij stoppunt 5) en de Stadsmarkering (bij stoppunt 3).

't Sluisje

 

De sluis verbindt het Paterswoldsemeer met het Hoornsediep en zo met het Noord-Willemskanaal. Voordat de schutsluis en ophaalbrug (de Nijveensterkolk) in 1927 aan de Hoornsedijk werden aangelegd, werden de boten met een botenkraan over de Hoornsedijk getild.

In mei 1926 werd de N.V. 'De Sluis Paterswoldse Meer' opgericht en deze startte in augustus 1926 met de bouw ervan. In het eerste jaar werden 839 boten geschut. Op den duur was de vennootschap financieel onmachtig om naar behoren de sluis en toebehoren te onderhouden. In 1963 kocht het Meerschap Paterswolde de aandelen 'De Sluis' om de algemene verwaarlozing van de sluiswerken te voorkomen. In september 1970 kwamen de bezittingen van de N.V. in handen van de overheid.

Er maken nu ongeveer 2000 boten per jaar gebruik van de sluis. Het waterpeil van het Noord-Willemskanaal staat ongeveer 1,5 m hoger dan die in het Paterswoldsemeer.

De brug en sluis werden voor lange tijd nog handmatig bediend door de sluiswachter, mevrouw Bekkering. Op haar leeftijd van 87 jaar was dat een zeer zware inspanning. In 2014 heeft het Meerschap de ophaalbrug en de sluis, die nu Nijveensterkolk heet, laten restaureren. De brug en de sluis worden sinds die tijd automatisch bediend.

Brug en sluis zijn sinds 1999 rijksmonument.

 

 

 

Molen De Helper

 

De Helper is een poldermolen op de oostelijke oever van het Paterswoldsemeer aan het Molenpad.

Een poldermolen is een windmolen die water van een lager niveau naar een hoger niveau verzet. De molen wordt gebruikt als opleidingsmolen voor molenaars in opleiding en is op vrijwillige basis in bedrijf.

De molen is per fiets of te voet vanaf de Hoornsedijk via het Molenpad te bereiken.  Op een bankje aan dat pad langs het meer is het bij mooi weer bijzonder aangenaam vertoeven.

De molen is in 1863 gebouwd door molenbouwer P. Medendorp uit Zuidlaren voor de bemaling van de polder Helpman, ten zuiden van de stad Groningen. De molen raakte in de jaren zestig van de vorige eeuw definitief buiten gebruik en raakte in verval. De molen werd vanwege uitbreiding van de stad Groningen en de aanleg van de A28 in 1969 op zijn oorspronkelijke plek afgebroken en in 1971 bij het Paterswoldsemeer weer opgebouwd. Bijzonder daarbij is dat ruim 100 jaar later aan de kleinzoon J.D. Medendorp de verplaatsing en de herbouw gegund werd. De bemaling is nu in een circuit aangelegd voor watercirculatie van de sloten in de Helpermolen Polder met  het Paterswoldsemeer.

Klik hier voor meer informatie over De Helper.

 

 

 

Stadsmarkering Gate Tower Clio

 

Vlakbij de oudste toegangsweg vanuit het zuiden tot de stad Groningen staat de elektriciteitsmast met daarop zeven metalen ‘vlammen’, die de cyclus van de week vormen. Op de eerste dag van de week wordt een vlam aangelicht en elke dag komt er een bij. Op de mast licht ’s avonds om twintig minuten voor elf het getal 10.40 op. Dit is een verwijzing naar het jaar 1040 waarin de stad Groningen voor het eerst in een akte genoemd wordt. De ontwerper Kurt Forster heeft gekozen voor een historische benadering en dat was ook de bedoeling. Aan deze stadsmarkering is de naam van Clio, de muze der geschiedenis, verbonden.

De vlamvormen refereren aan de gasbodemschat van Groningen. De plaatsing van de stadsmarkering op een eiland in het water weerspiegelt het typisch Nederlandse contrast tussen aarde en water. Het verwijst naar de strijd die de mensen in het Groninger vlakke land voerden tegen overstromingen door de zee, in een tijd dat er nog geen dijken waren.

Rijdend over de A28 is de 43 meter hoge mast al van verre zichtbaar. Voor de talloze forensen die dagelijks deze ‘stadspoort’ passeren, worden ruimte en tijd gemarkeerd. Men rijdt de stad binnen, men rijdt de stad uit – en al weer bijna is er een dag voorbij.

De stadsmarkering is in 1990 gerealiseerd, in het kader van het 950 jarig bestaan van Groningen.
Het werk maakt deel uit van het project Stadsmarkeringen, The Books of Groningen, marking the city bounderies.

 

Bron: https://www.kunstpuntgroningen.nl/kunst-op-straat/stadsmarkering-s01-gate-tower-clio-2/

Geschiedenis

Het gebied van deze expeditie heeft een interessante geschiedenis. Meer weten?

Lees hier meer over de geschiedenis van de Hoornsedijk, het Hoornsediep, het Paterswoldsemeer en Hoornsemeer.

Hoornsedijk

Detail van de 'kaart van Groningen en Ommelanden' door F. Beckeringh 1781
Detail van de 'kaart van Groningen en Ommelanden' door F. Beckeringh 1781

“Onze” Hoornsedijk is het dijkje dat westelijk langs het Hoornsediep ligt. De naam Hoornsche Dijk schijnt voor het eerst in 1580 te zijn voorgekomen. Maar de dijk zelf bestond al eeuwen daarvoor.

De Hoornsedijk was vroeger langer dan nu. Voordat het Noord-Willemskanaal en de Van Ketwich Verschuurlaan en -brug er waren, liep de dijk een paar honderd meter rechtdoor om  met een bocht naar links uit te komen bij de Paterswoldseweg. Aan beide uiteinden van de Hoornsedijk werd destijds tol geheven. Tot 1930 was de dijk in de winter onbegaanbaar. In 1933 werd de dijk verhard in het kader van de werkverschaffing.

Naamgeving

Hoorn of horn verwijst naar een in het water uitstekend stuk land of een hoek bij een dijk. De Hoornsedijk komt lange tijd op deze plek uit. Ergens in de 15e eeuw wordt ‘up den Horn’ door de nonnen van het Asser klooster Maria in Campis een klein vrouwenklooster gesticht, aan de rand van een veenontginningsgebied. Het klooster lag ongeveer bij wat tegenwoordig Damsport heet, in de huidige wijk Hoornse Meer. Het klooster Maria ten Hoorn raakt niet welvarend en wordt rond 1580 alweer gesloten. Wel ontstaat hieruit het buurtschap Hooren of Den Hoorn. Corpus of ‘lichaam’ staat voor land dat een klooster in gebruik had. De tegenwoordige stadswijk Corpus den Hoorn dankt hier haar naam aan.

Bewoning

De bewoning, aan de aanvankelijk onverharde dijk, vindt z’n oorsprong hoofdzakelijk in de veenwinning uit het moerasgebied Neerwold (het huidige Paterswoldsemeer). Van de toen gebouwde vervenershuizen zijn er, zei het gerenoveerd en uitgebreid, nog een aantal aanwezig en bewoond. Tegen het einde van de vervening werd de blik geworpen op agrarische doeleinden en kwamen er veel boerenbehuizingen. In de loop der tijd zijn er bijna 20 kleinere en grotere veehouderijbedrijven aan de dijk ontstaan, waarvan er nog enkele staan, maar nog slechts één melkveehouderij als inkomstenbron heeft.

Het Meerschap heeft veel van de boerderijen opgekocht. De meeste zijn vanwege hun slechte staat afgebroken. De plekken waar boerderijen hebben gestaan, kun je herkennen aan de groepjes bomen en ruige begroeiing. In het vroege voorjaar zie je er vaak nog sneeuwklokjes bloeien.

De Wup

Twee turfoverslagplaatsen langs de Hoornsedijk staan als historische bebouwing op de beleidskaart. Hier stonden arbeidershuisjes die in eigendom waren bij de families Trip en Warmolts uit Groningen of bij Friese veenbazen. Vanuit het veengebied van Neerwolde werd de turf per praam via wijken (afwateringskanaaltjes) naar de overslaglocaties langs de Hoornsedijk aangevoerd. De turf werd door middel van een lange hefboom (wip of wup) aan de andere kant van de dijk in tjalken geladen die in het Hoornsediep lagen aangemeerd. Vervolgens kon de turf via het Hoornsediep naar de stad Groningen vervoerd worden.

Bronnen:  verharding Hoornsedijk , Harener weekblad: geschiedenis Hoornsedijk deel 1 en 2 (bron niet meer digitaal beschikbaar)

 

 

Hoornsediep

Uit: 'Landschapsbiografie van de Drentsche AA' ± 1820
Uit: 'Landschapsbiografie van de Drentsche AA' ± 1820

Dit kaartje is wat richting (N-Z) betreft gekanteld. Het Hoornsche Diep is hier de benedenloop van de Drentsche AA.

Het Hoornsche Diep kwam via de Hoge der A en Lager der A in de stad Groningen uit in het Reitdiep. Eigenlijk zijn de Aa’s en het Reitdiep de benedenloop van het Hoornsediep. Verder was het Hoornsediep via het Helperdiep verbonden met het Winschoterdiep. Het Helperdiep was onderdeel van de vroegere Helperlinie, een vestingwal, die de stad Groningen moest beschermen tegen aanvallen vanuit het zuiden. Het Hoornsche Diep was toen ook de grens tussen de provincies Groningen (oosten) en Drenthe (westen). Er waren vaak problemen tussen de provinciën, over wie voor het onderhoud moest betalen.

Bij de Punt was een oversteekplaats en daar werd door de stad Groningen tol geheven. Om deze reden werd het Hoornsche Diep ook wel Punterdiep genoemd. Het tolhuis staat er nu nog steeds.

Ook staat op bovenstaande kaart het huidige Paterwoldsemeer als ‘uitgeveend land’.

Met de aanleg van het Noord-Willemskanaal van 1857-‘61 zijn grote delen van het Hoornsediep en de Drentse Aa vergraven, ook het stuk dat langs de huidige Grunobuurt loopt werd verder gekanaliseerd. Omdat het kanaal in het midden op het plaatje ongeveer het tracé van het oude Hoornsche Diep volgt, werd dit gedeelte vroeger nog vaak met het Hoornsche Diep aangeduid.

Verder naar het zuiden lopen Hoornsche Diep en Noord-Willemskanaal weer uit elkaar. Men ging er vanuit dat het Noord-Willemskanaal de beide provincies voorspoed zou brengen. Deze verwachtingen zijn nooit uitgekomen. Tegenwoordig neemt in de zomer vooral de pleziervaart bezit van het kanaal. Op de dode tak van het Hoornsediep liggen de vrachtvaarders van toen, als vrolijk geschilderde woonschepen, roerloos aan de wal.

Over land wordt in 1862 een nieuwe kortere verbinding tussen Groningen, Eelde en Paterswolde aangelegd. Het eerste deel van het traject vanaf de stad, de Eelder(straat)weg, loopt deels over de oude Hoornsedijk. Pas in 1928 wordt de Eelderstraatweg hernoemd als de Paterswoldseweg. In het begin wordt de weg voornamelijk gebruikt voor agrarisch verkeer. Maar al spoedig wordt het een belangrijke in- en uitvalsweg voor de stad, inclusief lijndiensten per koets en vanaf 1896 per paardentram.

 

 

 

Paterswoldsemeer

 

Tot halverwege de 18e eeuw heette het huidige Paterswoldsemeer Neerwold en was het een zompig veenmoeras. Deze laagte stamt uit dezelfde tijd als het gebied De Onlanden, toen Noord-Nederland nog vaak werd overspoeld door de zee. De Hondsrug voerde regenwater naar het Neerwold en de Drentse Aa zeewater uit de Lauwerszee. Met het zeewater werd zeeklei meegevoerd, waarmee de veengrond zich vermengde. Deze kleigronden stagneerden de afvoer van het water, waardoor uiteindelijk het laagveenmoeras ontstond. Het vormde een natuurlijke barrière tussen Drenthe en de stad Groningen.

Het gebied is tussen 1200 en 1300 n.Chr. bewoond geweest. Dit blijkt uit de gevonden ‘heemsteden’ of ‘veenterpen’, hoogten met een kleiachtige toplaag. Er was toen sprake van een klimaat met minder neerslag en hogere temperaturen.

Rond 1740 werd begonnen met het naar boven halen van het veen: het vervenen, baggelen of turfwinnen van het gebied. Het meer is dus uitgeveend land. De turfwinning door de veenarbeiders startte in de zuidoosthoek ('t Ol Veen’) van het meer door Friezen uit Oostermeer en Rottevalle. Een vervener van het eerste uur was Berend Sytses Nijdam. Deze naam is lange tijd een van de meest voorkomende families aan de Hoornsedijk geweest. De Friezen hadden veel ervaring met het winnen van turf. Later gingen ook welgestelde Groningers vervenen. Friese veenarbeiders werden met lagere belastingen naar Groningen gelokt. Rond 1830 nam de turfwinning af door concurrentie van de grote veenkoloniën in Oost-Groningen en Drenthe en omdat de turf van het Paterswoldse veen van mindere kwaliteit was. Er zat  te veel klei en leem in, wat een slechte verbranding gaf.

Na de turfwinning kreeg het Paterswoldsemeer een recreatieve bestemming, voor het hele noorden. Bootjes huurde men bij de verveners rond het meer. Die ontdekten dat er aan de nieuwe toeristen meer viel te verdienen dan aan het verveningswerk. Later bouwde men zeilboten. Deze ondernemingen ontwikkelden zich tot de watersportbedrijven van Visser en Helder. Stimulans waren destijds goede, nieuwe toegangswegen en algemene middelen van vervoer als de paardentram, dagtoerisme met koets en vanaf 1929 ook met autobussen. Het Familiehotel en het hotel de Twee Provinciën vestigden zich nabij het meer. De laatste was een trekker bij het grote publiek met een bijzondere speeltuin, met attracties als doolhof, kettingbrug, schelpengrot, volière en vanaf de jaren dertig een bak met waterscooters en een paviljoen met vuurtorentje aan het meer. Het vuurtorentje staat er nog stees. Disneyland avant la lettre.

Ondernemers als Scholten (industrieel) en Niemeijer (tabaksfabrikant) hebben grote invloed gehad op de ontwikkeling van de watersport rond het Paterswoldsemeer. In 1907 zorgden ze voor de aanleg van de Meerweg, in 1908 voor opening van de Paalkoepel, en ze richtten een aantal zeilverenigingen op. Al snel waren er zoveel zondagse bezoekers dat de Paalkoepel te klein werd. Op initiatief van Scholten werd toen een echte buitensociëteit gebouwd, ‘het clubhuis’ van de twee zeilverenigingen.

In het meer werd in de zuidoosthoek, waar de afgravingen ooit begonnen waren, vanaf het grasland gezwommen. De zwemmers zagen er door veen gekleurd uit. Vanaf 1921 tot in de jaren 70 was er een echt zwembad aan de westzijde met kleedhokjes en badmeesters. De badhokjes van het ‘jaren 30 zwembad’ werden omgebouwd tot zomerhuisjes. Kijk hier voor een leuk filmpje over de recreatie

 

Meer informatie over de geschiedenis van het Paterswoldsemeer

 

Meer informatie over de veenterpen

 

 

 

Hoornsemeer

Hoornsemeer met links de Hoornseplas
Hoornsemeer met links de Hoornseplas

Tussen 1973 en 1982 is het Paterswoldsemeer aan de noordzijde uitgebreid met het huidige Hoornsemeer. Het Hoornsemeer begint ongeveer ter hoogte van molen De Helper en 't Sluisje. Voor 1973 lag hier de Eelderwolderpolder, een veenweidegebied, alleen geschikt voor het weiden van vee.

Door deze uitbreiding werd een groot recreatiegebied voor de stad Groningen gecreëerd. Het zand dat onder de veenlaag zat kon goed gebruikt worden voor de aanleg van de A7 en de wijk Corpus den Hoorn.

Bronnen

Over het excursiegebied: De Hoornsedijk

 

Geschiedenis Hoornsedijk, Hoornsediep en Paterswoldsemeer

 

Bezienswaardigheden: Rijksmonumenten en kunst

 

Waargenomen soorten flora en fauna

Planten

  • www.floravannederland.nl
  • www.waarneming.nl
  • www.vlinderstichting.nl
  • www.wikipedia.nl
  • Nederlandse oecologische FLORA. Wilde planten en hun relaties. E. J. Weeda, R. Westra, Ch. Westra, T. Westra, 1985;
  • Riet: pagina 18 nieuwsbrief nr. 3 december 2006. De Drents – Groningse Onlanden door Roelof Blaauw, Staatsbosbeheer;
  • Flora van Nederland 1909-1911, H. Heukels, blz. 480, deel 1;
  • Het blad Vlinders aug. 1991;

Bomen

Vogels

 

Foto's tenzij anders vermeld: Frans Kromme

  • Het arrangement WIKI Expeditie 'De Hoornsedijk in de lente' - 2022 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-03-05 11:36:14
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Een zelfstandig uit te voeren activiteit, met routekaart, achtergrondinformatie en opdrachten.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Team IVN Frans, Edda, Denise en Zwaan. (z.d.).

    WIKI Expeditie 'De Hoornsedijk in de lente'

    https://maken.wikiwijs.nl/122661/WIKI_Expeditie__De_Hoornsedijk_in_de_lente_