De tekstsoort
|
Betoog, beschouwing, artikel, verslag, uitgewerkte opdracht, notulen, brief
|
Het doel van een tekst
|
Waarom schrijf je?
Om te informeren, overtuigen, adviseren, reflecteren, amuseren, reflecteren (ook creatief)
|
De tekststructuur
|
De structuur (volgorde) van de tekst: inleiding, kern, slot
|
Het schrijfplan (algemeen)
|
SCHRIJFPLAN (brief, artikel, verslag, enz)
Inleiding:
>Aanleiding (wat was de aanleiding van schrijven?)
>Schrijfdoel (reden van schrijven, wat wil je bereiken met de tekst?)
>Opbouw tekst (vertel in 1 zin wat er verder in de tekst besproken wordt
Kern:
Je verhaal in kernwoorden en verdeling in alinea’s
(Tip: als je de tekst gaat schrijven nav de kernwoorden maak dan gebruik van signaal- en verbindingswoorden om de verbanden weer te geven tussen alinea’s en zinnen.)
Slot:
Afsluiting
>Samenvatting, conclusie -> terugkomen op je schrijfdoel)
>Eindzin
|
Het argumentatieschema
|
SCHRIJFPLAN BETOOG
Alinea 1 Inleiding:
>Aanleiding (waarom schrijf je?)
>Stelling of onderwerp à je wilt lezers overtuigen van jouw gelijk
>Situatie schets (Wat is er aan de hand?)
>Jouw mening (eens, oneens of beide)
>Opbouw betoog
Kern:
Alinea 2 Voorargument 1 + uitleg/voorbeelden
Alinea 3 Voorargument 2 + uitleg/voorbeelden
Alinea 4 Tegenargument 1 + uitleg+weerlegging
Alinea 5 Slot:
Samenvatting en eindconclusie, je komt terug op je doel in alinea 1.
|
Het feit
|
Controleerbaar
|
De mening
|
Niet controleerbaar
|
Objectief
|
Een feit
|
Subjectief
|
Een mening
|
Het beargumenteren
|
Met redenen de mening onderbouwen
|
Het argument
|
De reden waarom je iets vind
|
De drogreden
|
Valse argumenten – onjuiste argumentatie
Voorbeelden:
>Cirkelredenering – standpunt wordt steeds herhaald (Een computer is een nuttig apparaat, want je hebt er veel aan.)
>Generalisatie - De schrijver baseert zijn standpunt op een of enkele ervaringen. (Fransen drinken elke dag wijn.)
>Misbruik van autoriteit
>Aanval op de persoon
|
De onderbouwing
|
Je onderbouwt de mening met argumenten.
|
Kritiek geven
|
|
De stelling
|
Een uitspraak of bewering over een onderwerp: Een kind moet in een rookvrije omgeving op kunnen groeien.’
|
Het standpunt
|
In een stelling wordt een uitspraak of bewering over een onderwerp gedaan. Met een standpunt geef je je mening over die stelling. ... En om een standpunt hard te maken zal een schrijver komen met een aantal argumenten (= de argumentatie) om je te overtuigen.
|
De bron
|
Waar haal je je informatie vandaan (bron: boek, internet, krant, tv, social media)
|
Het bronnenonderzoek
|
Wat zeggen deskundigen en het nieuws over jouw stelling/onderwerp? Raadpleeg verschillende informatiebronnen.
|
De deskundigen
|
Zij die onderzoek hebben gedaan
|
De betrouwbaarheid
|
Betrouwbare informatie bestaat uit feiten. Je kunt controleren waar de informatie vandaan komt. Als de informatie van een deskundige afkomstig is, vergroot dat de betrouwbaarheid. Ook is het belangrijk dat de informatie actueel is. Verouderde info is vaak niet meer begtrouwbaar.
|
Formele (zakelijke) teksten
|
Dit zijn zakelijke officiële teksten (brief, betoog). Informeel is een babbeltje met of berichtje naar de vrienden of familie.
|
Het betoog
|
In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk. Hij doet dat door duidelijk zijn mening of standpunt te geven. Ingezonden brieven in de krant zijn vaak betogen.
|
De beschouwing
|
In een beschouwing probeert de schrijver je aan het denken te zetten over een bepaalde kwestie: een onopgeloste vraag rond het onderwerp van de tekst. Om dat te bereiken belicht hij in zijn tekst de verschillende kanten van de kwestie.
|
De beeldspraak
|
Figuurlijk taalgebruik
|
Spreekwoorden en uitdrukkingen (beeldspraak)
|
Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. Met een kluitje in het riet gestuurd.
|
De metafoor (beeldspraak)
|
Als een huwelijk in een scheiding uitloopt, is hiervan een bekende metafoor: het schip strand.
|
De vergelijking (beeldspraak)
|
Voorbeeld: Lachen als een boer die kiespijn heeft.
|
Stijlfiguren
|
Als je een stijlfiguur gebruikt, leg je de nadruk op een zin of woord door iets op een ongewone manier te zeggen. Je kunt stijlfiguren gebruiken om je tekst aantrekkelijker te maken voor de lezer. Hyperbool understatement, opsomming, climax, retosrische vraag, eufemisme, spot, woordspeling, tegenstelling paradox
|
De hyperbool (stijfiguur)
|
Sterkte overdrijving
Twee tellen wachten
|
De understatement (stijfiguur)
|
Sterke afzwakking
Tim gaf toe dat zijn twee bij twee kamer geen balzaal was
|
De opsomming (stijlfiguur)
|
Opeenvolging van begrippen die even belangrijk zijn.
Ik neem mee in mijn koffier: een tandenborstel, kam en bikini.
|
De climax/anti-climax (opsomming)
|
Een opsomming waarin de betekenis steeds sterker/zwakker wordt.
|
De retorische vraag (stijlfiguur)
|
Dit is een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Eigenlijk is het meer een mededeling in de vorm van een vraag: Ben je nou helemaal gek geworden? Wie wil er nu niet gelukkig worden?
|
Het eufemisme (stijfiguur)
|
Dit gebruik je om iets wat hard, onaangenaam of beschamend is op een verzachtende manier uit de drukken. Onze oude hond is vredig ingeslapen. (doodgegaan) Op dit moment ben ik werkzoekend. (werkloos)
|
De spot (stijlfiguur)
|
Bij spot maak je iets belachelijk. Je doet dit vaak door het tegenovergestelde te zeggen van wat je bedoelt. Spot kan heel onschuldig zijn, maar ook heel kwetsend.
Drie soorten spot IRONIE, SARCASME en CYNISME
|
De ironie (stijlfiguur spot)
|
Milde vorm van spot, waarbij de schrijver meestal sympathie heeft voor hetgeen hij bespot
Lekker weertje vandaag, of niet? (terwijl het hard regent)
|
Het sarcasme (stijlfiguur spot)
|
Een hardere en grovere vorm van spot dan ironie, waarbij de schrijver meestal geen sympathie heeft voor hetgeen hij gespot: De gestrande treinreiziger vroeg de conducteur of de vertragingen misschien te wijten waren aan de dreigende motregen.
|
Het cynisme (stijlfiguur spot)
|
Een bittere en vaak kwetsende vorm van spot die voortkomt uit teleurstelling, twijfel of wantrouwen: Gelukkig zoekt de gemeente nog vuilnismannen,”zei de docent tegen de ongemotiveerde student.”
|
De woordspeling (stijlfiguur)
|
Je speelt met klank of betekenis van het woord. Laat je niet kisten zei de begrafenisondernemer. De psychiater wil niet gestoord worden.
|
De tegenstelling (stijlfiguur)
|
Bij een tekenstelling worden twee woorden tegenover elkaar gezet om het verschil in betekennis te benadrukken. Het was een prachtig feest voor groot en klein. De hardloper lag van het begin tot het einde aan kop.
|
De paradox (stijlfiguur)
|
Een schijnbare tegenstellling.
Schrijven is de kunst van het schrappen. Veel rijke mensen zijn arm.
|
De stijlfout
|
Stijlfouten maken het soms moeilijk om een zin of tekst te begrijpen. Een stijlfout kan de betekenis van een zin veranderen, of voor onduidelijkheid zorgen doordat de zin niet goed loopt. Foutieve samentrekking, foutieve inversie, incongruentie, contaminatie, pleonasme, tautologie, dubbele ontkenning
|
De foutieve samentrekking (stijlfout)
|
Soms kun je woorden of hele zinsdelen weglaten, om te voorkomen dat je ze onnodig herhaalt. Je noemt dat ‘samentrekken’: 1) Patrick en zijn ouders zijn naar een dorp verhuisd en Patrick en zijn ouders hebben het daar naar hun zin. 2) Patrick en zijn ouders zijn naar een dorp verhuisd en hebben het daar naar hun zin.
Foutieve samentrekking: Hij tekende het formulier en ook nog een paar poppetjes (=samengetrokken zinsdelen hebben niet dezelfde betekenis)
|
De foutieve inversie (stijlfout)
|
Bij een foutieve inversie staan het ondewerp en persoonsvorm van een hoofdzin in de verkeerde volgorde:
Goed: Ik lees de zin, maar ik zie de fout niet.
Fout: Ik lees de zin, maar zie ik de fout niet.
|
De incongruentie(stijlfout)
|
Woorden die bij elkaar horen moeten gelijk aan elkaar zijn
Goed: Het huis dat daar staat.
Fout: het huis die daar staat.
Goed: Het meisje loopt op straat.
Fout: het meisje lopen op straat.
|
De contaminatie (stijlfout)
|
Is het door elkaar halen van woorden of uitdrukkingen die ongeveer hetzelfde betekenen:
Fout: Opnoteren (opschrijven + noteren)
Fout: Volgens mijn mening (volgens mij + naar mijn mening)
|
Het pleonasme (stijlfout)
|
Voegt iets toe aan een woord, terwijl het overbodig is: brandend vuur, bevroren ijs, ronde cirkel, dood lijk
|
De tautologie (stijlfout)
|
Twee woorden of begrippen in een zin die vrijwel hetzelfde betekenen of uitdrukken: gratis en voor niets, nooit ofte nimmer, bepakt en bezakt
|
De dubbele ontkenning
|
Bij een dubbele ontkenning zegt je twee keer dat iets niet zo is, Hierdoor zeg je eigenlijk het tegenovergestelde: ik eet nooit geen koekjes. Fatima kon nergens niet de juiste winkel vinden.
|
Het signaalwoord
|
A Opsomming/volgorde
Ten eerste, ten tweede, ten slotte, daarna, vervolgens, ook
|
|
B Tegenstelling
Maar, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant, anderzijds
|
|
C Tijd
Eerst, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vervolgens
|
|
D Oorzaak - gevolg
Doordat, daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
|
|
E Toelichting of voorbeeld
Bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou, kijk eens
|
|
F Voorwaarde
Als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij, mits
|
|
G Reden of argument
Daarom, omdat, want, derhalve, immers, aangezien
|
|
H Doel – middel
Met de bedoeling, opdat, zodat ,daarvoor, waarvoor
|
|
I Samenvatting
Kortom, met andere woorden
|
|
J Conclusie
Dus, concluderend, kortom, hieruit volgt
|