Hoofdstuk 5: Chili

Hoofdstuk 5: Chili

Welkom

Wat gaan we doen dit hoofdstuk?

Fijn dat het je gelukt is om hier te komen! Dit hoofdstuk gaan we werken via wikiwijs, dit is een platform wat jullie nog niet eerder hebben gebruikt. Via dit platform kun je de informatie uit de lessen, extra uitleg, verdieping, oefenopdrachten en nog veel meer vinden. En om het hoofdstuk af te sluiten maken we een eindopdracht (SO) en krijgen jullie natuurlijk een toets (REP).

In dit hoofdstuk behandelen we het land Chili. Chili is een land in Zuid-Amerika. Het land grenst aan Argentinie, Bolivia, Peru en aan de Grote Oceaan. Chili is maarliefst 4.000 kilometerlang en is daarmee een van de meest uitgestrekte landen ter wereld. Chili is dus enorm lang, maar in de breedte is het maar 170 km breed. Dat is ongeveer evenver als van Texel tot Rotterdam.

In Chili krijgen ze naast de regulieren schoolvakken ook het vak: omgaan met rampen. Dat is niet voor niets, want Chili wordt regelmatig getroffen door zware aardbevingen en vulkaanuitbarstingen. Dat komt omdat Chili naast een convergente plaatgrens ligt.

Nu heb ik een korte introductie geven over Chili en een aantal onderwerpen die we zullen behandelen dit hoofdstuk. Kies een van de onderwerpen en noteer hieronder wat jij daar al vanaf weet.

 

Leerdoelen:

  • Aan het eind van dit hoofdstuk weet je welke soort plaatbewegingen er zijn en welke verschijnselen hierbij horen.
  • Aan het eind van het hoofdstuk kan je op de kaart van Chili aanwijzen waar welke verschijnselen voorkomen. 
  • Aan het eind van dit hoofdstuk kan je subductie tekenen.
  • Aan het eind van dit hoofdstuk ken je de verschillende soorten vulkanen en hun kenmerken. 
  • Aan het eind van dit hoofdstuk kun je El Nino in je eigen woorden uitleggen aan een ander.
  • Aan het eind van het hoofdstuk weet je welke klimaten er voorkomen in Chili.

Hoe werkt Wikiwijs?

Zoals je net gelezen hebt maken we tijdens dit hoofdstuk gebruik van Wikiwijs. Maar hoe werkt het?

Links in het scherm zie je kopjes met de paragraven, test jezelf, extra oefening, begrippen en de eindopdracht. Als je op deze kopjes klikt zie je subkopjes met de informatie, check en aan de slag. Per paragraaf kijgen jullie een les met informatie, deze informatie kan je terug vinden onder het kopje van de bijbehorende paragraaf. Met een check of je het begrepen hebt en extra oefenmateriaal. Tijdens de lessen zal ik aangeven waar we gebleven zijn en wat ik van jullie verwacht, om samen tot een goed resultaat te komen.

Deze Wikiwijs is als ondersteuning van de methode, vegeet dus zeker niet ook het boek te lezen en de opdrachten van De Geo te maken.

Planning

Les:

Voorbereiding:

Huiswerk:

1: §3.1 Chili beeft

Lezen §3.1

Maken opgaven online werkboek §3.1.

Doorlopen van de Wikiwijs.

Maken check en aan de slag (Wikiwijs).

2: §3.2 Chili brand

Lezen §3.2

Maken opgaven online werkboek §3.2.

Doorlopen van de Wikiwijs.

Maken check en aan de slag (Wikiwijs).

3: Opdracht & huiswerk

Lezen eindopdracht in de Wikiwijs

Maken opdracht A of B

4: §3.3 Klimaat

Lezen §3.3

Maken opgaven online werkboek §3.3.

Doorlopen van de Wikiwijs.

Maken check en aan de slag (Wikiwijs).

Werken aan de eindopdracht.

5: §3.4 Chili in beeld

Lezen §3.4

Maken opgaven online werkboek §3.4.

Doorlopen van de Wikiwijs.

Maken check en aan de slag (Wikiwijs).

Werken aan de eindopdracht.

4: Opdracht & huiswerk

Lezen eindopdracht in de Wikiwijs

Maken opdracht C of D

5: Samengevat

   

6: Test jezelf!

Maken test jezelf in de Wikiwijs en eventueel de extra oefening

 

7: Vragenuur

   

8: Repetitie H3

Leren §3.1, §3.2, §3.3, §3.4, het basisboek en de PowerPoint. Vergeet de begrippen niet!

 


 

§ 3.1 Chili beeft

Plaatbewegingen

Er zijn drie verschillende soorten plaatbewegingen, dit zijn convergentie, divergentie en transform. Het westen van Chili ligt langs een convergente plaatgrens, hier duikt de Nazca (oceanische plaat) weg onder de Zuid-Amerikaanse plaat (continentale plaat) (Brinke & De Jong, 2015). In het zuiden van Chili vinden we ook nog een transforme plaatgrens. Maar wat houden deze plaatgrenzen eigenlijk in? En welke verschijnselen komen daar voor? Dat lees je onder dit kopje.

 

Convergente zones

Bij een convergente plaatgrens bewegen twee platen naar elkaar toe. Dit kan een oceanische plaat en een continentale plaat zijn of het kunnen twee continentale platen zijn.
Als er twee continentale platen naar elkaar toe bewegen vormt er een plooingsgebergte, dat komt omdat beide platen even zwaar zijn tegen elkaar aan drukken, op deze manier ontstaan er pollien in de aardkorst (Brinke & De Jong, 2015). Het kost miljoenen jaren om zo'n gebergte te vormen. In het filmpje hieronder wordt dat duidelijk uitgelegd.

Convergente zone: gebergtevorming

Als er een oceanische plaat en een continentale plaat naar elkaar toe bewegen vindt er subductie plaats. Dat betekend dat de zware oceanische plaat onder de lichte oceanische plaat wegduikt. De snelheid waarmee dit gebeurt, ligt rond de 8 tot 10 centimeter per jaar (Brinke & De Jong, 2015). Dit gaat niet geleidelijk met een paar centimeter per maand, maar met horten en stoten. Omdat dit gepaard gaat met enorme krachten kan dit hevige aardbevingen veroorzaken. Ook ontstaan er vanaf 100 tot 200 kilometer vanaf de plaatgrens vulkanen (Brinke & De Jong, 2015). In het filmpje hieronder wordt dit nog een keer duidelijk uitgelegd.

Convergente zone: subductie

 

Divergente zones

Bij een divergente plaatgrens bewegen er twee platen van elkaar af. Dit gebeurd vaak op zee, bij twee continentale platen een voorbeeld is het midden van de Atlantische oceaan. Omdat deze twee platen uit elkaar bewegen komt er magma aan het oppervlak, wat weer stolt. Er ontstaan hier vulkanen en er komen aarbevingen voor, deze zijn veel zwakker dan bij andere plaatgrenzen. Op land komen ook divergente plaatgrenzen voor, hier ontstaat een breukgebergte. In het filmpje hieronder wordt dat nog een keer duidelijk uitgelegd.

Divergente zones

 

Transforme zones

Bij een transforme plaatgrens bewegen de platen langs elkaar. Omdat platen bewegen met horten en stoten wordt ook hier spanning opgebouwd tussen de platen. Als deze spanning vrij komt vindt er een aardbeving plaats. Transforme plaatgrenzen zijn het zeldzaamst, ze komen maar op een paar plekken voor.

Aardbevingen

Je merkt het misschien zelf niet, maar er vinden dagelijks wel duizende aardbevingen plaats. De ene aardbeving is zwaarder dan de ander, dit meten we via de schaal van Richter. De meetschaal meet de energie die vrijkomt bij een aardbeving, dit wordt uitgedrukt in een getal tussen de 0 en 12 (Brinke & De Jong, 2015). Waarbij 12 op de schaal van richter de sterkste aardbeving is. Seismologen analyseren de trillingen en registreren deze.

 

Hoe ontstaat een aardbeving?

Als er twee platen langs elkaar bewegen ontstaat er spanning. Dat kom omdat platen niet soepel langs elkaar bewegen, maar ze geven weestand en houden elkaar tegen (Brinke & De Jong, 2015). Als de spanning dan los schiet vindt er een aardbeving plaats. Het hypocentrum is de plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint. Het epicentrum is het punt waar de aardbeving aan de oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum.

 

Aardbevingen in Chili

In Chili vinden er meer aardebingen plaats dan op andere plekken op de aarde. Dat komt omdat Chili op een plaatgrens ligt. Sinds 1960 zijn er in Chili meer dan 12 aardbevingen geregistreerd die een kracht van 7 of hoger hadden op de schaal van Richter (Brinke & De Jong, 2015). Na een aardbeving vindt altijd een serie naschokken plaats. Dit zijn aardbevingen die uren, dagen of zelfs weken later plaatsvinden in hetzelfde gebied. Deze naschokken zijn het gevolg van het ontladen van de spanning op andere plekken langs de breuk of in nabijgelegen breuken.

Tsunami's

Wat is een tsunami?

Een tsunami is een vloedgolf veroorzaakt door een krachtige aardbeving onder zee.

 

Hoe ontstaat een tsunami?

Een tsunami ontstaat als er in zeer korte tijd een grote hoeveelheid water zich vertikaal verplaatst. Dit gebeurt bijvoorbeeld als er een aardbeving in de korst onder de oceaan plaatsvindt, en als die aardbeving een vertikale bodembeweging veroorzaakt (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, z.d.). Dat betekent dat er geen tsunami kan ontstaan bij een transforme plaatbeweging.

Het Andesgebergte

Chili ligt aan de langste subductiezone ter wereld, dit zorgt niet alleen voor aardbevingen en vulkanen maar het heeft er ook voor gezorgd dat het Andes gebergte ontstaan is (Brinke & De Jong, 2015). Heel diep onder de Zuid-Amerikaanse plaat smelt de wegduikende Nazcaplaat (subductie). Het magma dat daarbij gevormd word, stijgt op en vormt een reeks van vulkanen.

 

Maar hoe is het Andes gebergte dan ontstaan?

Door de druk van het opstijgende magma worden de horizontale gesteentelagen erboven opzij en omhoog gedrukt (Brinke & De Jong, 2015). Ze komen dan scheef te liggen en worden geplooid, zo ontstaat een plooiingsgebergte bij een convergente plaatbeweging.

Er onstaat bij deze subductiezone niet alleen een plooiinggebergte maar ook een trog. Dat komt doordat de oceaanbodem wordt gedwongen naar beneden te buigen (Brinke & De Jong, 2015). Deze trog ligt aan de westkust van Chili en wordt de Peru-Chilitrog genoemd. Deze trog is 150 km breed en gemiddeld 5.000 m diep, het diepste punt is zelfs 8.066 m (Brinke & De Jong, 2015).

Check!

Kies rechts onder in het scherm op welke manier je de begrippen uit deze paragraaf wilt oefenen. En ga hiermee aan de slag tot je de begrippen goed beheerst.

Aan de slag

Om de stof uit §3.1 te verwerken gaan jullie samen een woordweb maken. Dat kan je doen door woorden of plaatjes toe te voegen. Als je een ander idee hebt om het woordweb compleet te maken mag dit natuurlijk ook. Voeg niet alles in een keer toe maar laat ook ruimte over voor andere leerlingen uit jou klas ;)

§ 3.2 Chili brandt

Ontstaan van vulkanen

In Chili vinden we enorm veel vulkanen en staat met meer dan 1500 vulkanen op de zesde plek van de lijst van landen met de meeste vulkanen wereldwijd (CreatingStories, 2020). Net als aarbevingen en het Andesgebergte zijn vulkanen hier het gevolg van subductie (Brinke & De Jong, 2015).

De convectiestroom in de aardmantel kan de oceaanbodem wel 600 tot 700 km naar beneden trekken (Brinke & De Jong, 2015). Heel diep in de mantel begint de oceanische korst te smelten. Dit magma stijgt op en breekt met een enorme kracht door de aardkorst, dit is een uitbarsting (MrChadd, z.d.). Als gevolg van de uitbarsting stolt het magma in de vulkaanopening/krater. De druk in de vulkaan neemt toe en de vulkaan barst uiteindelijk weer uit.

In het filmpje hieronder wordt het ontstaan van vulkanen bij de verschillende plaatbewegingen uitgelegd.

Hoe ontstaan vulkanen?

Soorten vulkanen

Stratovulkaan

De vulkanan die bij subductie ontstaan zijn stratovulkanen. Het magma bestaat uit een combinatie van het basalt van de oceanische plaat en het graniet van de contnentale plaat, hierdoor is het taai en stroperig (Brinke & De Jong, 2015). Dit magma stolt in de kraterpijp en raakt verstopt. Hierdoor wordt de druk in de kraterpijp enorm, bij een explosieve uitbarsting komt deze druk vrij. Stratovulkanen zijn opgebouwd uit afwisselende lagen en vulkanisch as, omdat de lava snel stolt zijn de hellingen vaak steil. Je kunt ze dus herkennen aan:

- Een explosieve uitbarsting

- Ze zijn hoog met steile hellingen

- Hun kegelvorm

 

Schildvulkaan

De vulkanen die bij hotspots zoals bij Hawai ontstaan noemen we schildvulkanen. Een hotspot is de enige plek op aarde waar vulkanisme plaatsvindt dat niet gerelateerd is aan plaatbewegingen. Een hotspot ontstaat wanneer een mantelpluim het aardoppervlak bereikt en de aardkorst openscheurd. Het magma dat hier naar boven komt is erg vloeibaar en kan ver weg stromen voordat het stolt. Laag na laag wordt op deze manier een grote vulkaan met flauwe hellingen opgebouwd (Brinke & De Jong, 2015). Zo'n vulkaan noemen we een schildvulkaan, de uitbarstingen zijn effusief. Je kunt ze dus herkennen aan:

- Een effusieve uitbarsting

- Ze zijn laag met flauwe hellingen

- Hun schildvorm

 

 

Spleetvulkaan

Een spleetvulkaan ontstaat bij een divergente plaatbeweging, dat zien we bijvoorbeeld in IJsland. Er drijven twee platen uit elkaar, hierdoor ontstaat er een spleet. Magma komt hier makkelijk aan het oppervlak en stroomt bij deze spleet naar buiten, er ontstaat dan een spleetvulkaan (Burgers, z.d.-b). De meeste divergente plaatgrenzen vinden we onder het wateroppervlak. Spleetvulkanen onder water worden oceaanruggen genoemd. De enige plek waar we spleetvulkanen boven het oppervlak vinden is in IJsland, daarom worden het ook wel IJslandse vulkanen genoemd (Burgers, z.d.-b).

 

Caldeiravulkaan

Een caldeiravulkaan is een oude vulkaan die is ingezakt na het leegraken van de magmakamer na een eruptie (Stichting Paleontica, z.d.). De caldeira kan zich vullen met water of er kan een nieuwe kraterpijp ontstaan (Examenoverzicht.nl, z.d.). 

De gesteentekringloop

In de kennisclip hieronder leer je meer over de gesteentecyclus: 

 

Check!

Start de onderstaande opdracht en klik op de juiste ontbrekende woorden om de lege vlakken te vullen. 

Aan de slag

Om de stof van §3.2 te verwerken maken jullie een opdracht. Gebruik voor deze opdracht het liefst een atlas, maar heb je deze niet in de buurt mag je Google gebruiken. Wat ga je doen? Je zoekt een vulkaan, deze markeer je op de onderstaande kaart. Daarna zoek je uit wat voor soort vulkaan het is, doe dit aan de hand van de kenmerken die je in de paragraaf geleerd hebt. Zoek en plaatje en voeg deze samen met de uitwerking toe aan jou markering op de kaart. De vulkaan mag overal op aarde zijn en hoeft dus niet in Chili te liggen. 

Gemaakt met Padlet

§ 3.3 Klimaat

Klimaten

Chili is ongeveer 4500 km lang en hiermee het langste land ter wereld (Brinke & De Jong, 2015). Omdat Chili zo lang is vinden we hier veel klimaten. In het noorden vinden we een woestijnklimaat. Als we dan richting het zuiden vinden we een steppeklimaat, rond de hoofdstad Santiago een mediterraan klimaat, nog zuidelijker een zeeklimaat en in de Andes vinden we een hooggebergte klimaat. Hieronder zijn de verschillende klimaten uitgewerkt.

 

Woestijnklimaat (oranje)

Wat opvalt aan de temperatuur in een woestijnklimaat is het grote verschil tussen de temperatuur overdag en in de nacht. Overdag is het namelijk erg warm vergeleken met de nacht. Dat komt omdat we in het woestijnklimaat weinig vegetatie vinden. De reden dat er weinig vegetatie voorkomt is door het tekort aan neerslag. Je kunt het woestijnklimaat dus herkennen aan:

- Grote temperatuursverschillen

- Een neerslag tekort

- Weinig vegetatie

 

Steppeklimaat (roze)

De temperatuur in een steppeklimaat is vrij warm, gemiddeld boven de 18 graden Celsius. Er valt per jaar tussen de 250 en 500mm neerslag, het is er dus droog. Omdat er niet zo veel neerslag valt kunnen er geen bomen groeien, wel vinden we er struiken en grassen. Je kunt het steppeklimaat dus herkennen aan:

- Een redelijk hoge temperatuur

- Weinig neerslag

- Struien en grassen

 

Mediterraan klimaat (geel)

De zomers in het mediterraan klimaat zijn warm en droog in tegenstelling tot de milde winters met neerslag. Omdat het er in de zomer droog is en er in de winters neerslag valt vinden we hier speciale vegetatie. De planten hebben taaie bladeren die weinig water afgeven, voorbeelden hiervan zijn palm- en olijfbomen. Je kunt het mediteraan klimaat dus herkennen aan:

- Droge, warme zomers

- Milde, natte winters

- Aangepaste vegetatie als palm- of olijfbomen

 

Zeeklimaat (groen)

De temperatuur in het zeeklimaat is zomers warm en in de winters komt de temperatuur onder de 18 graden Celsius. Het zeeklimaat staat onder invloed van een nabijgelegen zee of oceaan, hierdoor zien we het hele jaar neerslag. We zien dus geen droge periode. Qua vegetatie vinden we in het zeeklimaat loofbomen als eiken of beuken. Je kunt het zeeklimaat dus herkennen aan:

- Warme zomers en milde winters

- Geen droge periode (altijd neerslag)

- Loofbos

 

Hooggebergte klimaat (blauw)

De temperatuur in het hooggeberteklimaat ligt altijd onder de 0 graden Celsius. Het is er dus altijd enorm koud, als je daar grond vindt is deze altijd bevroren. Er valt het hele jaar door neerslag in de vorm van hagel of sneeuw. Net onder de sneeuwgrens zien we vooral veel kale rotsen en stenen (hier is dus geen bodem) en de enige vegetatie die je hier kan vinden zijn mossen. Je kunt het hooggebergte klimaat dus herkennen aan:

- Een lage temperatuur

- Veel neerslag

- Bijna geen vegetatie 

Stuwingsregen

Stuwingsregens ontstaan bij bergen. In Chili brengt de vochtige aanlandige wind stuwingsregens aan de westkant van het Andesgebergte.

Een wolk met neerslag moet dan over de berg heen. De wolk moet dus omhoog, omdat het steeds kouder wordt hoe hoger je gaat koelt de wolk dus af. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten. Het gevolg hiervan is dat er neerslag valt vaak in de vorm van regen. De kant van de berg waar de neerslag valt wordt de loefzijde genoemd.
Wanneer de wolk over de berg is bevat het geen neerslag meer. Deze kant van de berg is erg droog, omdat er geen neerslag meer valt en wordt de lijzijde genoemd. Een ezelsbruggetje is dat de vegetatie aan deze kant van de berg lijd omdat ze geen neerslag krijgen. Deze kant van de berg ligt in de regenschaduw.

El Nino

El Nino is een verschijnsel dat we zien aan de westkust van Chili. Het is een lastig onderwerp dat in het filmpje hieronder duidelijk wordt uitgelegd. Kijk het filmpje gerust een aantal keer als het na de eerste keer nog niet helemaal duidelijk is.

El Nino

 

El Nino heeft voor Chili ernstige gevolgen. Door de opwarming van het zeewater vindt er meer verdamping plaats. Dit zorgt weer voor meer neerslag en kan leiden tot massabewegingen als overstromingen, aardverschuivingen en modderstromen. Ook mislukken oogsten en wordt er veel minder vis gevangen.

Check!

Kies de juiste kenmerken bij het klimaat, door op de juiste kenmerken te klikken. 

Aan de slag

Teken de situatie van stuwingsregen en voeg hier de begrippen condensatie, loefzijde en lijzijde aan toe. Maak hier een foto van en voeg deze toe, door rechts onder op het plusje te klikken.

Gemaakt met Padlet

§ 3.4 Chili in beeld

Export

Chili is de op drie na grootste landbouwexporteur in Zuid-Amerika, met een jaarlijkse export van ongeveer 19 miljard dollar (Van de Vooren, 2020). De belangrijkste export producten zijn:

  • Koper
  • Fruit
  • Noten
  • Vis
  • Cellulose
  • Papier
  • Wijn

In Atacama ligt de Escondidamijn, dit is de grootste kopermijn ter wereld. Met vrachtvagens zo groot als huizen wordt het erts non-stop uit de mijn gehaald (Brinke & De Jong, 2015). Koper is dat ook het belangrijkste exportproduct van Chili. 

Een ander belangrijk exportproduct uit de lijst hierboven is wijn. In Chili vinden we namelijk meer dan 100.000 hectare aan wijnbouwgrond, ik het mediterrane klimaat gebied. Dit klimaat is namelijk erg geschikt voor de wijnbouw.  

Verstedelijking

De bevolking van Chili is ongelijk verdeeld over het land, dat komt door de verschillende klimaten en de leefbaarheid hiervan. Het mediterrane klimaat is in Chili het best leefbaar, daarom ligt hier ook de hoofdstad Santiago. 

In het noordoosten van Santiago vinden we het zakencentrum Sanhattan, dit is een samentrekking van de woorden Santiago en Manhatten. In dit zakencentrum vestigen zich kantoren, banken, hotels en restaurants. 

De steden in Chili werken als een magneet op het platteland. Het is zelfs zo erg dat nog maar 10% van de Chilenen op het platteland woont. Dat betekend dat de urbanisatiegraad dus 90% is, dat is het percentage Chilenen dat in de stad woont.

Bevolking

De bevolking van Chili bestaat uit ongeveer 19 miljoen mensen. De Chileens bevolking bestaat uit verschillende bevolkingsgroepen. De grootste zijn: mestiezen, inheemse volken of blanken (Brinke & De Jong, 2015).

Hiernaast zie je de bevolkingsdiagram in Chili. Deze heeft een urn vorm. Hieruit kun je opmaken dat het geboortecijfer daalt. Je ziet een kleine bol bij de bevolking tussen de 25-29 jaar oud, dat betekent dat er waarschijnlijk 25-29 jaar terug een babyboom was.

 

 

Politiek

In Chili zien we tegenwoordig verschillende politieke partijen, dit noemen we ook wel een coalitieland. Dat betekend dat het bij de verkiezingen niet voorkomt dat een partij de macht heeft het is dus noodzakelijk voor politieke partijen om samen te werken binnen coalitieregeringen. Maar nog niet zo heel lang geleden was dat allemaal anders. 

Salvador Allende was een politicus van Belgische afkomst, hij kwam in 1970 aan de macht en wilde de economie uit het slop trekken door een herverdeling van groot grondbezit. Dit leidde tot een strijd om de macht. Hij overleed in 1973 tijdens een staatsgreep.

Zijn opvolger was Augusto Pinochet, hij nam de macht tijdens de staatsgreep in 1973. Hij was een dicatator. Dat betekent dat hij alle macht had binnen het land, hij werd gesteund door het leger en voerde een terreur bewind. Als je je tegen hem uitsprak had je een groot probleem. Er belandde namelijk tienduizenden tegenstanders in gevangenissen waar ze werden gemarteld. Ook vielen er duizende doden. Omdat het er in Chili zo heftig aan toe ging vluchtten veel Chilenen naar het buitenland. Pas nadat Pinochet werd afgezet in 1988 werd het rustiger in Chili. 

Check!

Kies rechts onder in het scherm op welke manier je de begrippen uit deze paragraaf wilt oefenen. En ga hiermee aan de slag tot je de begrippen goed beheerst.

Aan de slag

In de eerste drie paragraven hebben we het gehad over fysische geografie, dat is de geografie die zich bezighoudt met de bestudering van de fysische of natuurkundige processen die het landschap vormen en hebben gevormd. Maar in §3.4 ging het over de sociale geografie, dat is de sociale wetenschap die maatschappelijke verschijnselen in heden en verleden bestudeert vanuit een ruimtelijke invalshoek.

Voor het verwerken van de informatie van de laatste paragraaf maken jullie samen een tijdlijn. Hierop mag je gebeurtenissen die te maken hebben met de sociale geografie (bevolking, politiek, economische ontwikkeling, enz.) toevoegen. Let op dat je jou gebeurtenis wel op de juiste plek in de tijdlijn zet, zet daarom de datum en een korte uitleg van jou gebeurtenis op de tijdlijn. Wees zo creatief mogelijk!

 

Gemaakt met Padlet

Samengevat

We gaan samen met de klas een samenvatting maken, maar hoe gaan we dit doen?

 

De leerlingen wiens naam begint met de letter A,B,C,D,E,F of G vatten §3.1 samen.

De leerlingen wiens naam begint met de letter H,I,J,K,L of M vatten §3.2 samen.

De leerlingen wiens naam begint met de letter N,O,P,Q of R vatten §3.3 samen.

De leerlingen wiens naam begint met de letter S,T,U,V,W,X,Y of Z  vatten §3.4 samen.

 

Iedereen maakt dus zelf een samenvatting van een paragraaf. Ben je klaar dan voeg je deze toe aan de Padlet hieronder. Uiteindelijk kun je hier dus verschillende samenvattingen per paragraaf vinden, en deze gebruiken om te leren voor de toets. Je voegt iets toe door rechts onder op het plusje te drukken.

 

Gemaakt met Padlet

Test jezelf!

Maak de test jezelf om er achter te komen of je de stof al goed begrijpt. In deze test jezelf zijn voornamelijk meerkeuze vragen gesteld op de toets zal dit niet zo zijn.
Als je meer dan 25 punten gehaald hebt, heb je het goed gedaan! Heb je minder dan 25 punten dan moet je nog even hard aan de slag. Kijk naar welke onderdelen je nog niet bergijpt, zoek deze terug in de Wikiwijs of in je boek. Lukt het niet of heb je extra uitleg nodig? Dan kan je mij natuurlijk altijd om hulp vragen of even een mailtje sturen ;) 

Eind opdracht

In plaats van een SO hebben we gekozen voor het maken van twee grote opdrachten. Opdracht A hoort bij §3.1, opdracht B hoort bij §3.2, opdracht C hoort bij §3.3 en opdracht D hoort bij §3.4. Op die manier oefen/leer je alvast twee paragrafen, en ben je dus bezig met de voorbereiding van je toets. Voor het eerste deel kan je kiezen tussen opdracht A en B en voor het tweede deel kan je kiezen tussen opdracht C en D.

Je maakt de opdrachten individueel en krijgt voor deze twee opdrachten dus een cijfer die meetelt als een SO. Je levert de opdrachten in via It's Learning, de datum volgt nog.

Je levert deze opdracht in in de vorm van een dossier. Maak via word een dossier die voldoet aan de eisen van een verslag:

  • Voorblad
  • Inhoudsopgave
  • Gekozen opdrachten
  • Evaluatie
  • Logboek
  • Lettertype Calibri 11 (met uitzondering van koppen)

A: Kaart van Chili

Eindopdracht A sluit aan bij §3.1: Chili beeft. In deze paragraaf hebben we het gehad over plaatgrenzen, vulkanen, aardbevingen en gebergtes. In deze eindopdracht maak je een kaart van Chili waarop de plaatgrenzen, vulkanen, gebergtes, belangrijke steden en als je die kunt vinden een seismisch gat wordt weergegeven.

Maar hoe maak je een kaart?
Je gaat de kaart tekenen, dit doe je door de omtrek van Chili te tekenen (dit mag op A4 of A3 formaat). Vervolgens geef je de kaart een naam, bepaal je de schaal, maak je een legenda en voeg je een noordpijl toe.

Daarna zoek je op internet of in de Atlas op welke plaatgrenzen we bij Chili zien, waar de vulkanen, gebergtes en belangrijke steden liggen. Voeg zo veel mogelijk belangrijke informatie toe aan de kaart. Creativiteit wordt gewaardeerd!

Als je voor deze opdracht gekozen hebt maak je hiervan een foto en voeg je deze toe aan je dossier.

B: Vulkanen onderzoek

Eindopdracht B sluit aan bij §3.2: Chili brandt. In deze paragraaf hebben we geleerd hoe vulkanen ontstaan, welke soorten vulkanen er zijn en hoe de gesteentekringloop precies in elkaar zit. Voor deze opdracht maak je een klein verslag over een zelfgekozen vulkaan. Een uitgebereide versie van de opdracht die je gemaakt hebt bij §3.2. Dit verslag is minimaal 1 A4.

Wat moet er in dit verslag staan?
Je kiest een vulkaan, dit mag overal zijn. Je schrijft een alinea over waar de vulkaan vandaan komt, hoe de vulkaan ontstaan is, over de plaatgrenzen in de buurt, wat voor soort vulkaan het is en hoe je daar achter gekomen bent (door bijvoorbeeld de kenmerken van verschillende vulkanen te vergelijken). Waar op aarde we zulke vulkanen nog meer zien. Ook voeg plaatjes toe van de vulkaan en de locatie. Creativiteit wordt gewaardeerd :)

Voeg dit verslag toe aan je dossier.

 

C: Vakantie naar Chili

Eindopdracht C sluit aan bij §3.3: Klimaat. In deze paragraaf heb je geleerd dat er in Chili veel klimaten voorkomen omdat Chili zo uitgestrekt is. Je plant voor deze opdracht een vakantie door Chili, waarbij je minstens drie klimaten ziet. Je zoekt dus een vlucht en drie steden in drie verschillende klimaten. Je regelt vervoer, een overnachtingsplaats, activiteiten en beschrijft het klimaat bij de verschillende steden. Dit voeg je allemaal samen tot een verslag, poster, PowerPoint, Sway of iets anders. Je mag dus zelf bepalen hoe je je vakantie vormgeeft.

Deze opdracht voeg je toe aan je dossier.

D: Economische ontwikkeling van Chili

Eindopdracht D sluit aan bij §3.4: Chili in beeld. In paragraaf vier heb je de sociale kant van Chili leren kennen. Je hebt onder andere wat geleerd over de economische ontwikkeling.

Is alleen in Chili de ontwikkeling hard gegaan of zie je dit ook gebeuren in andere Latijns-Amerikaanse landen? Je gaat zelf onderzoeken of er verschillen bestaan in ontwikkeling tussen de landen. Je vergelijkt dus de ontwikkeling van verschillende landen in Latijns-Amerika, de overeenkomsten en verschillen moeten in kaart gebracht worden. De manier van inleveren mag zelf bedacht worden, PowerPoint, Sway, Poster of een verslag het mag allemaal (minimaal 1 A4). Je kunt bij deze opdracht Keuzemenu C uit de methode gebruiken.

Deze opdracht voeg je toe aan je dossier.

Evaluatie

Begrippen

Begrippenlijst

Aanlandige wind:
Wind vanuit zee. Heet ook zeewind.

Aardas:
Denkbeeldige as waar de aarde omheen draait.

Aardbeving:
Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten

Aardkern:
Het binnenste, zeer hete deel van de aardbol (de binnenkern en de buitenkern).

Aardmantel:
Deel in het binnenste van de aardbol tussen de aardkorst en de binnenkern.

Afzetmarkt:
Het aantal klaten dat producten wil kopen.

Afzettingsgesteente:
Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat door wind, water of ijs is neergelegd.

Archipel:
Eilandengroep

Basalt:
Stollingsgesteente dat ontstaat bij snelle afkoeling van lava bij een vulkaanuitbarsting

Boomgrens:
Grens tussen gebieden waar nog wel en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10 graden Celsius in de zomer).

Breedteligging:
De afstand van een plaats tot de evenaar.

Breuk:
Barst of scheur in de aardkorst.

Bruto nationaal product (bnp):
Totale productie van goederen en diensten in een land in een jaar, uitgedrukt in geld.

Caldeiravulkaan:
Vulkaan met een zeer grote krater die is ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer.

Continentale plaat:
Plaat die bestaat uit een groot landoppervlak.

Convectiestroom:
Stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde.

Convergentie:
Het naar elkaar toe drijven van platen.

Cultureel kenmerk:
Kenmerk van de cultuur (kunst, taal, godsdienst en geschiedenis).

Dagbouw:
Vorm van mijnbouw: winning van delfstoffen die (vlak) aan de oppervlakte liggen.

Demografisch kenmerk:
Kenmerk van de omvang, groei en veranderingen van de bevolking.

Dictator:
Alleenheerster.

Divergentie:
Het uit elkaar drijven van platen.

Diversificatie:
Het minder eenzijdig maken van de economie.

Economisch kenmerk:
Kenmerk dat gaat over de manier waarop mensen geld verdienen.

Effusieve uitbarsting:
Rustige vulkaanuitbarsting.

El Nino:
Het verschijnsel dat het zeewater in het midden en het oosten van de Grote Oceaan extra sterk opwarmt.

Epicentrum:
Het punt waar de aardbeving aan de oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum.

Eruptie:
Vulkaanuitbarsting

Explosieve uitbarsting:
Heftige vulkaanuitbarsting

Export:
Levering van producten en diensten aan een ander land. Heet ook uitvoer.

Exportproduct:
Product dat naar een ander land wordt uitgevoerd.

Geboortecijfer:
Het aantal geboorten per duizend inwoners per jaar.

Gesteentekringloop:
Proces waarbij gesteenten door geologische processen (verwering, erosie, sedimentatie, gesteentevorming) telkens wordenafgebroken en omgevormd.

Global shift:
Het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld van het gebied rond de Atlantische Oceaan naar het gebied rond de Grote Oceaan.

Graniet:
Stollingsgesteente dat ontstaat bij langzame afkoeling van lava bij een vulkaanuitbarsting.

Hogedrukgebied:
Gebied met een teveel aan lucht. Heet ook maximum.

Hooggebergte:
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.

Hooggebergteklimaat:
Klimaat in het hooggebergte met temperaturen altijd onder nul.

Hoogtegordel:
Plantengroeizone in een gebergte

Hotspot:
De plaats aan het aardoppervlak waar een mantelpluim door de aardkorst is gebroken.

Hypocentrum:
Plaats diep in de aardkorst waar de aarbeving begint.

Importsubstitutie:
Producten die werden geimporteerd, worden vervangen door zelf geproduceerde producten.

Keerkring:
De breedtecirkel van 23,5 graad N.B. en 23,5 graden Z.B.;grens van de tropen.

Klimaat:
Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar.

Koopkracht:
Het aantal goederen of diensten dat je van je geld kunt kopen.

Kraterpijp:
Gang die de magmakamer van een vulkaan met de krater verbindt.

Krottenwijk:
Wijk waar de bewoners zeld illegaal (=onwettig) woningen hebben gebouwd.

Lava:
Magma dat door de aardkorst naar buiten is gestroomd.

Lijzijde:
De kant van de berg die uit de wind ligt; er valt weinig regen.

Loefzijde:
De windkant van een gebergte met veel neerslag.

Luchtstreek:
Temperatuurzone op aarde: tropen, gematige zone en poolstreken.

Magma:
Heet, vloeibaar gesteente binnen in de aarde.

Mantelpluim:
Opstijgend magma vanuit een vaste plek in de aardmantel.

Mediterraan klimaat:
Klimaat met warme en droge zomers en milde winters met neerslag. Heet ook Middellandse Zeeklimaat.

Metamorf gesteente:
Gesteente dat onder hoge druk of temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen.

Naschok:
Aardbeving die uren, dagen of zelfs weken na een eerdere aardbeving in hetzelfde gebied plaatsvindt.

Natuurlijke bevolkingsgroei:
Bevolkingsgroei of -afname door het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen.

Oceanische plaat:
Plaat die bestaat uit een groot zeeoppervlak (oceaan).

Plaat:
Stuk van de aardkorst. Heet ook schol.

Plooiingsgebergte:
Gebergte dat is ontstaan door buiging van de aardkorst.

Politiek kenmerk:
Kenmerk waarbij wetten en regels van belang zijn.

Pyroclastische stroom:
Hete gassen die bij een vulkaanuitbarsting met grote snelheid de helling afdalen.

Regenschaduw:
De lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt.

Relief:
Hoogteverschillen in het landschap.

Schaal van richter:
Schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven.

Schachtbouw:
Winning van delfstoffen in de ondergrond via stelsels van horizontale en verticale gangen.

Schildvulkaan:
Lage, brede vulkaan met flauwe hellingen.

Seismisch gat:
Een gebied waar al lang geen zware aardbeving is voorgekomen vergeleken met de omringende gebieden.

Seismoloog:
Wetenschapper die zich bezighoudt met het bestuderen van aardbevingen.

Sterftecijfer:
Het aantal sterfgevallen per duizend inwoners per jaar.

Stollingsgesteente:
Gesteente dat is ontstaan door de afkoeling van lava of magma.

Stratovulkaan:
Vulkaan met steile hellingen die is opgebouwd uit lagen lava en pyroclastisch materiaal.

Stuwingsregen:
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte.

Subductie:
Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat.

Subtropisch maximum:
Hogedrukgebied (maximum) rond 30 graden breedte.

Temperatuurfactor:
Factor die invloed heeft op de temperatuur in een gebied.

Trog:
Diepe kloof onder in de zee, ontstaan door subductie van een oceanische plaat.

Tsunami:
Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt, veroorzaakt door een zeebeving.

Urbanisatiegraad:
Het percentage stedelingen in een land.

Urbanisatietempo:
De snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt.

Waterdamp:
Verdampt water (gasvormig) in de lucht.

Zeeklimaat:
Klimaat met matigende invloed van de zee op de temperatuur (de zomers koeler, de winters zachter) en het hele jaar neerslag.

Zeestroom:
Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit een richting waait.

Oefenen met begrippen

Bronnen

Brinke, T. W. B., & De Jong, C. (2015). De Geo 3 havo/vwo Lesboek (9de editie). Amersfoort, Nederland: ThiemeMeulenhoff bv.

Burgers, S. (z.d.-a). Platentektoniek. Geraadpleegd op 6 december 2021, van http://www.vulkanisme.nl/begrippenlijst/platentektoniek.php

Burgers, S. (z.d.-b). Soorten vulkanen. Geraadpleegd op 11 januari 2022, van http://www.vulkanisme.nl/over-ons.php

CreatingStories. (2020, 10 november). Vulkanen van Chili, de meeste bekende | Vakantie Chili. Geraadpleegd op 11 januari 2022, van https://creatingstories.nl/inspiratie/chili/bezienswaardigheden/meest-bekende-vulkanen-van-chili/

Examenoverzicht.nl. (z.d.). Vulkanisme: Wat Moet je Weten? (Uitleg). Geraadpleegd op 12 januari 2022, van https://www.examenoverzicht.nl/aardrijkskunde/vulkanisme

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (z.d.). KNMI - Tsunami. Geraadpleegd op 4 januari 2022, van https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/uitleg/tsunami

MrChadd. (z.d.). Vulkanen: hoe ontstaan ze? - Mr. Chadd Academy. Geraadpleegd op 11 januari 2022, van https://www.mrchadd.nl/academy/vakken/aardrijkskunde/hoe-ontstaat-vulkanen

Stichting Paleontica. (z.d.). Paleontica - Caldera. Geraadpleegd op 12 januari 2022, van https://www.paleontica.org/glossary/578/Caldera

  • Het arrangement Hoofdstuk 5: Chili is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Fleur Poel
    Laatst gewijzigd
    2022-04-13 14:34:57
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Aardrijkskunde, 3 atheneum, De Geo
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    Convergente zone: gebergtevorming
    https://www.youtube.com/watch?v=acMGmkrsGjQ
    Video
    Convergente zone: subductie
    https://www.youtube.com/watch?v=ud7VTHfjH4s&t=56s
    Video
    Divergente zones
    https://www.youtube.com/watch?v=RA14QGUSAcM&t=37s
    Video
    Hoe ontstaan vulkanen?
    https://www.youtube.com/watch?v=N677VAmFOP4
    Video
    El Nino
    https://www.youtube.com/watch?v=Fjb-v2jx6ho
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.