Dementie Vz-Ig

Dementie Vz-Ig

Inleiding

Dit is een wikiwijs lesprogramma over het onderwerp dementie. De leerdoelen zijn:

 

  1. Je kan minimaal twee vormen van dementie benoemen

  2. Je kan uitleggen welke 4 fasen er binnen dementie zijn.

  3. Je kan drie methodieken benoemen die ingezet kunnen worden bij mensen met dementie.

  4. Je kan drie mogelijke oorzaken benoemen van onbegrepen gedrag bij mensen met dementie.

Dementie

 

Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen (een syndroom), waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes. De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer. Daarnaast komen vasculaire dementie, frontotemporale dementie en Lewy body dementie veel voor.

Alzheimer:

Meest voorkomende vorm van dementie.

Hersenschade: ophopingen eiwit amyloïde-bèta en kluwens eiwit tau: krimp van hersenen.

Belangrijkste symptoom: vergeetachtigheid.

Vasculaire dementie:

Gevolg van schade aan bloedvaten in hersenen.

Symptomen: Traagheid, verminderde uitvoerende functies (plannen en organiseren).

Lewy-body dementie

Nauw gerelateerd aan ziekte van Parkinson.

Gevolg van insluitingen eiwit in hersencellen hersenschors, lichaampjes van Lewy.

Symptomen: visuele hallucinaties, parkinsonisme, fluctuaties, veelal problemen met aandacht, ruimtelijk functioneren en uitvoerende functies.

Frontotemporale dementie

Meestal op relatief jonge leeftijd (voor 65ste).

Gedragsveranderingen zoals ontnemingen, verminderd inlevingsvermogen, apathie, initiatiefverlies.

Verschillende types hersenschade kunnen oorzaak zijn, voorkeur voorste deel hersenen.

 

Bij dementie verloopt de prikkelverwerking niet meer goed :

zie link :https://www.youtube.com/watch?v=MF9MiO0q9q0

Dementerenden kunnen impulsen niet bedwingen

•Aantasting in de grote hersenen

•Geen rem (dementerenden kunnen boeren laten, eten pakken van buurman)

•Geen controle over emoties > huilen en kwaadheid

•Dementerende kan een bui niet zomaar veranderen

 

Wat is belangrijk?

•zeven zintuigen: ogen, oren, neus, mond, tast, positiezintuig (je voelt waar je been is zonder het te zien)en bewegingszintuig (waar ben je in de ruimte)

•Ouder wordende mens: functie zintuigen wordt minder; je ziet slechter, hoort slechter

•Bij dementie gaat verwerking van prikkels (informatie die binnen komt via zintuigen)vaak niet meer goed meer.

•Observeren : bij de ene persoon komen er te veel prikkels binnen, bv geluid: zorg voor rustige omgeving, bij een andere dementerende komen er te weinig prikkels binnen : geluid harder

 

Stadia van dementie

Stadia dementie

Vier fasen van ik-beleving

Bij dementie zijn vier ontwikkelingsstadia in de leef- en gedachtewereld te onderscheiden.  Zij worden de vier fasen van ik-beleving genoemd. De belevingsgerichte benadering sluit daar op aan.

Goed om te weten, is dat deze fasen geleidelijk in elkaar overlopen en dat de verschijnselen kunnen verschillen per persoon en levenswijze. Hieronder worden ze van het eerste tot het laatste stadium beschreven.

Het bedreigde ik - cognitieve fase

In deze fase voelt u zich door uw geheugen en verstoorde denken bedreigd in uw bestaan. Het wordt steeds lastiger om de regie in handen te houden, maar u probeert de schijn op te houden. U kunt fel reageren en anderen wantrouwen of beschuldigen. Het is goed te zien dat u gespannen bent. U hebt behoefte aan oriëntatiepunten, zoals een stoel, wandelstok of kledingstuk, en aan vaste routine. Veranderingen en nieuwe situaties, bezigheden en contacten gaat u uit de weg. U probeert zo min mogelijk met uw tekorten te worden geconfronteerd. U praat graag over het verleden, maar liever niet over recente gebeurtenissen. U vindt het vervelend als mensen u daar naar vragen. Ook aanraking en intimiteit kunt u als onprettig ervaren. Voor de mensen in uw omgeving is het belangrijk om dat te respecteren. Zij moeten u de ruimte geven om uw gevoelens te uiten. Ook doen zij er goed aan om u te behoeden voor vergissingen en missers. En maakt u die wel, dan is het plezierig wanneer zij dat met wat gevoel voor humor rechtzetten. Gevoelens van angst en spanning moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het is belangrijk dat men u stimuleert om alles te doen wat u nog zelf kunt doen.

Het verdwaalde ik - emotionele fase

Dit is de fase waarin de desoriëntatie in tijd, plaats en persoon toeneemt. U weet steeds minder goed wie en waar u bent en u maakt een zoekende indruk. Uw schouders hangen naar voren, u staart doelloos voor zich uit en u dwaalt wat rond. Uw gezicht en lichaam zien er ontspannen uit.  Er kan sprake zijn van incontinentie, maar dat merkt u niet. Uw emoties worden ingegeven door primaire behoeften zoals liefde, eten en intimiteit. Daar geeft u ongeremd uiting aan. U spreekt langzaam, vaag en met weinig woorden. U springt van heden naar verleden en haalt gebeurtenissen en mensen van kort geleden en vroeger door elkaar. Uw concentratievermogen en geheugen nemen af en u geeft steeds meer de voorkeur aan eenvoudige activiteiten. Ook uw gehoor en zicht kunnen minder worden.

Wat betekent dit voor uw familieleden en verzorgenden? Zij doen er goed aan om u een vaste routine en vertrouwde activiteiten aan te bieden.  Dat geeft houvast. Om de communicatie op gang te brengen, zitten zij op dezelfde hoogte als u, maken zij oogcontact en raken zij u zachtjes aan. Zij praten langzaam, duidelijk, op een geruststellende toon en met een iets luidere stem. Ook gebruiken zij eenvoudige woorden en korte zinnen en veranderen niet plotseling van onderwerp. Bekende dingen wijzen zij even aan. Hun gebaren en gezichtsuitdrukkingen zijn duidelijk. Verder is het goed dat zij uw naam en die van zichzelf noemen als zij bij u komen. Vragen als ‘weet je nog wie ik ben’ stellen zij niet. Verzorgenden en familieleden moeten er steeds voor zorgen dat u hen begrijpt en wachten tot u antwoordt. Reageert u niet, dan herhalen zij de zin. Reageert u dan nog steeds niet, dan kiezen zij voor een andere, eenvoudiger formulering, zodat u niet onnodig gespannen raakt. Complimentjes en aanmoedigingen vindt u prettig.

Het verborgen ik - psychomotore fase

In deze fase bent u zich niet meer bewust van wie u bent en u maakt weinig tot geen contact met uw omgeving. Alle besef van tijd, plaats en persoon is verdwenen. U gebruikt uw stem nog wel, maar u bent moeilijk te verstaan. In het begin beweegt u zich nog schuifelend voort, maar na verloop van tijd raakt u aangewezen op een rolstoel. Telkens herhalende bewegingen en geluiden verraden iets van uw behoeften en emoties. Vaak gaat het om basisbehoeften als warmte, kou, rust, prettige prikkels, honger of pijn. Ook uw gezichtsuitdrukking en lichaamshouding geven signalen af van hoe u zich voelt. Het is aan de mensen in uw omgeving om goed naar u te kijken en te achterhalen wat u wilt of juist niet wilt. Zij moeten regelmatig kort contact met u maken; zelf doet u dat niet meer. Het gebruik van uw naam of koosnaam werkt vaak goed. Ook wordt u geprikkeld door lieve woordjes, zachte aanrakingen, het proeven of ruiken van lekkere dingen, mooie of vrolijke muziek of iets in handen om mee te prutsen. Zodra u zich ontspannen en opgewekt voelt, kunt u zomaar ineens heldere dingen zeggen of liedjes meezingen. Het is maar net of uw omgeving dat op de juiste wijze stimuleert. Veel mensen, drukte, lawaai, plotselinge geluiden, fel licht en dergelijke maken u erg onrustig. Muziek is juist heel belangrijk. Liedjes uit uw kindertijd maken prettige herinneringen bij u los.

Het verzonken ik - zintuiglijke ervaring

In dit laatste stadium van dementie lukt het niet of nauwelijks nog om contact met u te krijgen. Uw ‘ik’ lijkt te zijn verdwenen. Soms is er heel even een soort contact. Uw ogen zijn ontspannen, kijken niet meer rond en kunnen soms samentrekken. U leeft nu helemaal vanuit uw primaire behoeften en toont geen emoties meer. Elk contact moet erop gericht zijn om aangename gewaarwordingen teweeg te brengen: een prettige stem en liefhebbende toon, fijne muziek en aangename zintuiglijke prikkels zoals geuren en warmte.

Begeleidingsmethodieken

Warme zorg

Het begrip 'warme zorg' komt vooral uit de ouderenzorg. Het doel van warme zorg is een sfeer te scheppen waarin gedesoriënteerde oude mensen zich veilig voelen waardoor angsten en onzekerheden verminderen of verdwijnen. De theoretische uitgangspunten van deze benadering zijn gebaseerd op de gehechtheidtheorie.


'Warme zorg' is geschikt voor demente oude mensen met procesverschijnselen die variëren van licht tot zeer ernstig. Dit betekent dat 'warme zorg' toepasbaar is bij elke vorm van dementie. Bij warme zorg staat niet zozeer de hoedanigheid van de therapie, maar de aard van de zorg centraal; namelijk een veilig en warm leefklimaat binnen de afdeling. Daardoor is warme zorg een 24-uurs benadering.

Met betrekking tot de inhoud van de methodiek bestaan een aantal aandachtspunten:

  • Nabijheid.

Voor de dementerende is het van belang dat de hulpverlener weinig afstand neemt en niet bang is voor lichamelijk contact, zoals een knuffel. Tevens is het van belang dat de hulpverlener mee kan gaan in de wereld van de dementerende en wezenlijke interesse toont.

  • Herkenbaarheid.

De omgeving van de dementerende dient vertrouwd en rustgevend te zijn,meubels die de bewoners van huis uit gewend zijn, zoals een fauteuils, kleedjes, kastjes, een vaste vloerbedekking, zachte muziek, de verzorgenden dragen geen uniform dragen maar eigen kleding. Tenslotte is het, ter bevordering van een band tussen hulpverlener en patiënt, van belang dat er kleine zorgteams zijn rond een vaste groep bewoners.

  • Huislijkheid.

Zo weinig mogelijk ge- en verboden of regels, mogelijkheid voor huisdieren, een herkenbare dagindeling. Een voorbeeld is het gezamenlijk ontbijt ''s ochtends in de huiskamer aan tafel, waarbij de patiënt de gelegenheid krijgt zijn boterhammen zelf klaar te maken. Bij activiteiten is het van belang dat de bewoner de ruimte krijgt om zijn eigen tempo te bepalen.

  • Vrijheid.

Voor mobiele bewoners is het van belang dat ze vrijheid ervaren door te kunnen rondlopen, zo min mogelijk gesloten deuren. Zomers is een tuin om in te zitten en in te lopen geschikt. Geen dwangmiddelen zoals verplicht zitten of zitten in een Zweedse band of een ander fixatie middel.

  • Familie.

Vanwege de band speelt de familie een belangrijke rol bij het contact van de dementerende met de werkelijkheid. Er is dan ook alle ruimte voor contact tussen dementerende en familie en er zijn geen vaste bezoektijden. Voor de familie is het van belang dat er gelegenheid is om mee te helpen bij de verzorging, dat een familielid mee kan eten en als het gewenst is kan blijven slapen. Voor de familie is gelegenheid om mee te helpen met de verzorging, ook kan een familie lid blijven eten.

Vergelijking met Gentle Teaching

Er zijn veel overeenkomsten tussen warme zorg zoals dat hier beschreven is en Gentle Teaching. Er zijn echter wel een paar verschillen die goed zijn te onderscheiden.

 

Warme zorg is gericht op de persoon als 'ontvangende' partij. Gentle Teaching richt zich meer op de wederkerigheid in de relatie en op het ontwikkelen van een verbinding in de relatie. In het warme zorgmoment wordt nadrukkelijk geprobeerd ook de ander dit moment en de aanwezigheid van de hulpverlener actief te laten ervaren. Als dit bij dementerende ouderen al nadrukkelijk wordt ingezet voor ze in het stadium komen dat de gangbare communicatievormen voor de persoon hun betekenis verloren hebben, kan het ertoe bijdragen dat ook in die fase van de dementie de persoon nog steeds de verbinding met de hulpverlener ervaart omdat deze op gevoelsniveau verankerd is. De aanwezigheid van de hulpverlener kan daardoor op diep belevingsniveau de rust en warmte geven die met de aanwezigheid geassocieerd wordt.

 

Realiteits Oriëntatie Training (ROT)/ROB

Doel: dementeringsproces vertragen door verwarde personen te stimuleren en activeren om het verloren contact met de werkelijkheid terug te vinden.

Doelgroep: mensen met verschijnselen in eerste stadium dementie

Praktisch:

-regelmatig geven van informatie over plaats, gebeurtenissen, tijd

-bekrachtigen van adequaat gedrag

Validation

Validation Therapie: het herkennen en bevestigen van de vragen en gevoelens van de psychogeriatrische ouderen. Ontwikkeld door Naomi Feil.

Validation Therapie combineert een theorie over het verschijnsel dementie met praktische aanwijzingen voor de omgang met de mensen. Validation is daarmee een praktijktheorie, die verder gaat dan het beschrijven van voorbeelden. Validation is niet nieuw in de zin van een totale omwenteling in de omgang met dementerende ouderen. Integendeel. Iedereen die serieus met dementerende ouderen omgaat ontdekt op een gegeven moment dat die oudere in zijn eigen werkelijkheid leeft en dat het geen zin heeft om hem of haar op onze werkelijkheid te oriënteren. Validation gaat er vanuit dat dementerende mensen niet perse meer teruggehaald moeten worden naar onze werkelijkheid. Dit verklaart waarschijnlijk voor een groot deel het enthousiasme (en dus de enorme belangstelling van hulpverleners) voor deze validerende benadering. Iedereen heeft immers wel eens ervaren dat het corrigeren van dementerende ouderen (= op de werkelijkheid oriënteren) in veel situaties weerstand en onrust oproept.


Dementie, een proces van geestelijke achteruitgang, is een ingrijpende verlieservaring, zowel voor de oudere persoon in kwestie als voor diens omgeving. Bij dit proces staan inprentingsstoornissen voorop die een gedesoriënteerdheid tot gevolg kan hebben. Er ontstaan geheugenproblemen. De beleving van de eigen persoonlijkheid - zijnde een mens met een verleden, heden en toekomst - raakt verstoord. Door de gestoorde inprenting "maakt" de dementerende oudere geen nieuw hier-en-nu terwijl er ook problemen gaan ontstaan met de organisatie en constructie van herinneringen (het verleden). Daarnaast valt, in het geval van een dementie-syndroom, een achteruitgang van de kwaliteit van het vermogen tot denken en oordelen waar te nemen. Het bewustzijn is echter intact. Een en ander leidt ertoe dat "tijd" steeds minder een structurerende rol heeft en dat herinneringen uit de verschillende levensfasen door elkaar heen naar boven komen en op een voor de zorgverleners niet logische manier in een nieuw verband worden geplaatst.

Vier stadia
De Validation Therapy onderscheidt binnen het proces van dementering een viertal stadia.

  • Het eerste stadium is het stadium van "Lichte verwardheid" (Disorientation).
    Hiermee wordt niet bedoeld de desoriëntatie in tijd, plaats én persoon. Het proces van dementeren begint met gaten in het heden en verleden (inprentings- en geheugenstoornissen) waarbij tijd nog zijn structurerend karakter bezit. Ook zijn er problemen met het ordenen van de waarnemingen en met het vermogen tot oordelen. Voor de mensen die in dit eerste stadium van geestelijke achteruitgang zitten, heeft oriënteren op de werkelijkheid wel degelijk zin.
  • Pas in een latere fase, het tweede stadium "Verwardheid in tijd" (Time Confusion), verliest de tijd zijn structurerende functie en komt de oudere in een tijdloze algemeenheid terecht. Verleden en heden lopen door elkaar. De oudere praat meer over zijn herinneringen en leeft meer in een eigen werkelijkheid.
  • Als de dementerende in het derde stadium van "Voortdurende beweging" komt, zijn de verbale vermogens langzaam aan het verdwijnen. De persoon is steeds minder ontvankelijk voor prikkels uit de omgeving. Deze mensen houden van bewegingen en ritmische herhalingen.
  • In het vierde stadium van "Vegeteren", dringt de omgeving nauwelijks meer door. De ogen zijn gesloten. Er is wel een reactie op aanraking en deze ouderen zijn zeer gevoelig voor warmte en koestering.

Validation is  meer dan meegaan met de belevingswereld van de dementerende oudere, het is meer dan het bevestigen dat die wereld wel degelijk een realiteit is. Validation wil ook zeggen dat de zorgverlener op zoek is naar de redenen waarom iemand zich zo gedraagt of uit. Dit geschiedt door te observeren, te luisteren, waar te nemen en vragen te stellen.
Zie film

 

Reminiscentie

Reminiscentie bestaat uit interventies om herinneringen aan verwerkte ervaringen op te roepen en vorm te geven. Geschikt voor eerste stadium dementie.

Onderstaande omschrijvingen geven een beeld waarom het gaat:

  • Verschijnsel, dat herinneringen oproept aan iets overeenkomstigs uit het verleden (Van Dale)

 

Terugdenken, het op een min of meer levendige en gevoelsgeladen wijze ophalen van en/of verwijlen bij herinneringen aan gebeurtenissen uit het verleden (Prof. Alfons Marcoen, Universiteit van Leuven).

Het belang van reminiscentie voor ouderen met dementie

Ouderen met dementie kunnen in het eerste stadium van hun ziekte nog redelijk tot goed vertellen over vroeger. Reminiscentie doet dus een beroep op wat die oudere nog kan. Dit is voor mensen die voortdurend geconfronteerd worden met afnemende capaciteiten, een verademing. Reminiscentie is voor ouderen met dementie de enige manier om hun identiteit te bewaren en zich te presenteren zoals zij zichzelf zien. Voor ouderen die hun oriëntatie in het heden kwijt zijn, kan de oriëntatie in het verleden zorgen voor meer grip op het leven.

Belevingsgerichte zorg

Wat is het?

Een beleving is de manier waarop iemand iets ervaart, dit kan zowel positief als negatief zijn. Bij een belevingsgerichte aanpak staat de beleving van iemand centraal en wordt vaak geprobeerd om een negatieve beleving om te zetten naar een positieve beleving.

Bij belevingsgerichte zorg staat vooral de beleving van de cliënt centraal. De zorg houdt in dat geval rekening met de individuele behoefte, waarbij een negatieve ervaring, bijvoorbeeld tijdens een zorgmoment dat stress geeft, zoveel mogelijk omgezet wordt in een positieve beleving.

Doel:

Belevingsgerichte zorg wordt afgestemd op de individuele behoefte van de cliënt, verbetert de sociale contacten en laat het onbegrepen gedrag afnemen. Door middel van de juiste bejegening en benadering, al dan niet in combinatie met technologie, kan middels belevingsgerichte zorg de kwaliteit van leven van de cliënt bevorderd worden of gelijkwaardig blijven.

Toepassen:

Belevingsgerichte zorg is vaak een combinatie van verschillende benaderingsmethoden in de zorg waarbij je bewust contact probeert te maken met de cliënt. Dit zal voor iedere cliënt anders zijn, afhankelijk van de vorm, soort en ernst van de ziekte of beperking. Bij dementie spreekt men bijvoorbeeld over diverse fases waarin de benaderingsmethodes verschillen per fase.

 

De Brein Omgeving Methodiek.

De Brein Omgeving Methodiek™  is zowel een observatie als meetinstrument waarmee  de omgeving van mensen met dementie in kaart  wordt gebracht. Deze wetenschappelijke methodiek is door dr. Anneke van der Plaats ontwikkeld. Het  is interdisciplinair ontworpen en  toepasbaar in alle situaties en voor alle soorten hersenaandoeningen (psychogeriatrie, verstandelijke gehandicaptenzorg, gerontopsychiatrie).

Belangrijke volgorde

De Brein Omgeving Methodiek (BOM™) kent een belangrijke volgorde. Eerst wordt de fysieke omgeving (het gebouw, de inrichting e.d.) in kaart gebracht. Ook wordt het gedrag van bewoners gedurende belangrijke momenten van de dag  geobserveerd. Vervolgens worden de werkprocessen (broodmaaltijd en daarna de warme maaltijd  geobserveerd, aangepast en geoefend.  Medewerkers leren ook hoe zij met het ritme van de dag aangename, eenvoudige en gevarieerde activiteiten kunnen aanbieden. Deze worden afgewisseld met momenten van rust.

Medewerkers zijn de regisseurs van de dag. Hierdoor verdwijnt al een deel van de stress en daarmee het onbegrepen gedrag. Als gevolg van de veranderingen ontstaat er meer  tijd voor de medewerkers om aangename activiteiten met de bewoners/gasten te doen.

Brein Omgeving Coach

BreinCollectief leidt daarvoor ‘Brein Omgeving Coaches’ op. Zij spelen een cruciale rol bij het borgen van de methodiek in de organisatie.

De situatie verandert zodanig dat de mens(en) met een hersenaandoening vooral doelgerichte, gunstige prikkels krijgen. Dit stelt hen in staat als vanzelf de dagelijkse gang van zaken intuïtief te beleven en overeenkomstig adequaat gedrag te vertonen. Met andere woorden: begrijpelijk gedrag.

Deze aanpak vindt zowel in de zorginstelling plaats, als in de thuissituatie, dagbehandeling en dagopvang.

Interventies op basis van Brein Omgeving Methode (BOM™)  worden toegepast  in deze volgorde:

  • de fysieke omgeving:
    architectuur, de bouw en inrichting van het gebouw, de huiskamers, de sanitaire ruimtes, de gangen,
    beleefplekken, licht, geluid en de buitenruimte e.d;
  • de werkprocessen:
    de manier waarop de zorg en hulp wordt georganiseerd (o.a. de broodmaaltijd, de warme maaltijd) en de bejegening;
  • dag- en tijdsbesteding hoe dagstructuur en zingeving wordt geboden. En de interactie van – en met mensen met dementie en collega’s.

https://www.youtube.com/watch?time_continue=30&v=jDtZiC5Gkh0&feature=emb_logo

 

 

Snoezelen

Snoezelen is een vorm van zintuigactivering voor mensen met dementie in een sfeervolle omgeving. Tijdens het snoezelen worden de zintuigen van de betrokkene selectief geprikkeld met behulp van verschillende middelen en materialen.
De hoofddoelstelling van het snoezelen is het welzijn van de betrokkene te bevorderen. Naarmate de dementie vordert gaat de persoon met dementie zich steeds verder terugtrekken in zijn eigen wereldje. Ze kunnen zelf steeds moeilijker contact maken met de buitenwereld en ook de buitenwereld heeft meer moeite om hen te bereiken. Maar de zintuigen en het gevoel zijn nog wel intact; dit zijn ook de vlakken waar snoezelen op inspeelt en waarmee contact wordt gemaakt. Een persoon met dementie in een later stadium functioneert op het sensomotorische niveau. Men kan hem bereiken in zijn innerlijke wereld via de zintuigen en lichamelijke aanrakingen.
Met verschillende materialen kunnen verschillende zintuigen gedoseerd gestimuleerd worden. De emoties die tijdens het snoezelen bij de betrokkene opkomen, laat men zo tot uiting komen. In een vergevorderd stadium van dementie, kan de betrokkene met dementie vaak zijn emoties en pijn niet meer uiten, snoezelen kan ervoor zorgen dat het wel lukt. Hierdoor kunnen angst en onrust sterk afnemen en kunnen betrokkenen beter ontspannen en tot rust komen. Er kan gebruikt worden gemaakt van allerlei materialen die prettig aanvoelen, er zijn hier ook veel materialen voor ontwikkeld. Alle zintuigen kunnen geprikkeld worden door middel van geuren, aanraking, muziek, warmte, smaken en licht. Het is belangrijk dat er niet teveel prikkels worden aangeboden en dat er goed wordt gelet op de reactie van de betrokkene. Het is erg afhankelijk van de persoon en de fase waarin deze verkeert, welke middelen en materialen het beste aansluiten bij de behoefte en wat de prettigste ervaring geeft.

 

 

Dementie en onbegrepen gedrag

Wat is probleemgedrag of onbegrepen gedrag?

Onder probleemgedrag, ofwel 'onbegrepen gedrag', verstaan we alle gedrag van de cliënt dat door deze cliënt en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar wordt ervaren. Veel probleemgedrag is afhankelijk van de situatie, de persoonlijkheidskenmerken van de cliënt zelf en de mensen om hem of haar heen. Interventies zullen vaak gericht zijn op het aanpassen of veranderen van de omgeving of op het vergroten van de draagkracht van de mantelzorger of het verzorgend team.

Vormen

Bij probleemgedrag wordt een onderscheid gemaakt tussen excessief gedrag en gedragstekorten. Bij excessief gedrag wordt een probleem ervaren doordat het gedrag te vaak, te langdurig of te hevig optreedt, zoals bijvoorbeeld geagiteerd gedrag. Bij gedragstekorten vormt juist de afwezigheid van gedrag het probleem zoals apathisch gedrag. Vaak wordt bij probleemgedrag al snel gedacht aan fysieke of verbale agressie. Andere voorbeelden zijn:

  • Weglopen of dwalen
  • Steeds schreeuwen of roepen
  • Teruggetrokken gedrag vertonen
  • Angst
  • Onrust
  • Beschuldigen
  • Seksuele ongeremdheid

Oorzaken

Probleemgedrag kun je vergelijken met koorts. Het is een manier om aan te geven dat er sprake is van een ander probleem. Net zoals koorts aangeeft dat er iets met het lichaam aan de hand is. Probleemgedrag is soms voor de cliënt de enige manier om zich te uiten.

Koorts kun je behandelen met bijvoorbeeld paracetamol. Maar daarnaast moet je ook onderzoeken waar de koorts vandaan komt. Als een cliënt met probleemgedrag een direct gevaar vormt voor zichzelf of voor anderen, zul je ook het symptoom moeten bestrijden. Bijvoorbeeld door iemand tijdelijk apart te zetten. Maar net als bij koorts moet je verder zoeken: waar komt dit gedrag vandaan? Wat is er aan de hand? Een cliënt kan pijn hebben, maar niet in staat zijn dat aan te geven. Of een cliënt verveelt zich enorm zonder dat iemand dat doorheeft. Er kan ook sprake zijn van een psychiatrische stoornis, enzovoort. De aanpak van probleemgedrag moet dus gericht zijn op het onderliggende probleem en dat verschilt per cliënt.

Meerdere factoren

Probleemgedrag wordt bijna altijd veroorzaakt door meerdere factoren tegelijkertijd. Menselijk gedrag ontstaat door een ingewikkelde interactie van biologische, psychologische en sociale en fysieke omgevingsfactoren. Daarom is dé oorzaak van probleemgedrag meestal niet aan te wijzen en is er meestal niet één oplossing.

Context

Probleemgedrag is contextgebonden. Dat wil zeggen: gedrag dat problematisch is in een bepaalde context, hoeft dat elders niet te zijn. In een thuissituatie kan zwerfgedrag problematisch zijn, maar in een instelling hoeft dat niet het geval te zijn, als iemand vrij en veilig naar buiten kan en binnen voldoende ruimte heeft.   

Probleemgedrag of onbegrepen gedrag?

In de nieuwe richtlijn Probleemgedrag bij mensen met dementie (januari 2018) is bewust gekozen voor de term ‘probleemgedrag’ en niet voor ‘onbegrepen gedrag’, ‘moeilijk te begrijpen gedrag’ of ‘moeilijk te hanteren gedrag’. De samenstellers van deze richtlijn lichten toe: ‘Probleem (Latijn: problema = opgave) geeft goed aan dat we voor een opgave staan’. Het betekent overigens niet dat het probleem in de persoon met dementie gezocht moet worden. Met een methodische aanpak van probleemgedrag zoek je juist naar de onderliggende factoren, die evengoed in de omgeving kunnen liggen. Zorg voor Beter volgt met de themanaam Probleemgedrag de keuze van de samenstellers van deze richtlijn.

Factoren voor het ontstaan van probleemgedrag

Er zijn verschillende factoren of signalen die (kunnen) wijzen op de oorzaak van probleemgedrag. Deze factoren moeten in kaart gebracht worden om een goede probleemanalyse te kunnen maken.
Plaatjeprobleemgedrag.png

LICHAMELIJKE FACTOREN EN MEDICIJNGEBRUIK

  • Om na te gaan of lichamelijke factoren of medicijngebruik de oorzaak is van het gedrag, breng dan bijvoorbeeld het volgende in kaart:
  • Neemt de cliënt medicijnen, die het gedrag kunnen beïnvloeden zoals pijnstillers, benzodiazepinen.
  • Zijn er veranderingen in de lichamelijke toestand van de cliënt die wijzen op infectieziekten, cardiovasculaire aandoeningen, metabole stoornissen, epilepsie.
  • Overmatig gebruik van koffie, alcohol, nicotine, drugs of de onthouding daarvan.
  • Veranderd bewustzijnsniveau.
  • Verandering in cognitieve functies.
  • Verandering van zintuigfuncties.
  • Verandering in dagelijkse activiteiten en mobiliteit.
  • Verandering in eet- en drinkgedrag, moeite met kauwen of slikken.
  • Verandering in de toiletgang (mictie en defecatie).
  • Het hebben van pijn of toename van pijn.
  • Veranderd slaappatroon.

PSYCHISCHE FACTOREN

Is een psychische stoornis de oorzaak van probleemgedrag? Let dan bijvoorbeeld op:

  • Bij de cliënt bekende diagnosen bijvoorbeeld een depressie of angstststoornis
  • Aanwijzingen voor een psychische stoornis in de levensgeschiedenis van de cliënt.
  • Aanwijzing hiervoor in het huidig functioneren van de cliënt.
  • Persoonlijke factoren
  • Zijn persoonlijke factoren wellicht de oorzaak van het probleemgedrag? Let dan bijvoorbeeld op:
  • Relevante levensloopinformatie die het gedrag kan verklaren of begrijpelijk kan maken.
  • Copingstrategie van de cliënt.
  • Of er voldoende rekening wordt gehouden met de levensstijl van de cliënt. Of dat de cliënt daarop heeft moeten inleveren.
  • De stemming van de cliënt.
  • Reacties van de cliënt op lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid.
  • Angst voor controleverlies.

OMGEVINGSFACTOREN

Omgevingsfactoren kunnen aanleiding geven tot probleemgedrag, denk bijvoorbeeld aan:

  • Zijn er teveel of te weinig prikkels? Denk aan geluid, licht.
  • Hoe reageren medewerkers en cliënten op elkaar (bejegening)?
  • Hoe is de tolerantie van de medewerkers ten aanzien van het gedrag van de cliënt?
  • Is er voldoende aandacht voor de autonomie, wordt de cliënt met respect bejegend?
  • Is sprake van een voldoende en zinvolle dagbesteding of is er sprake van verveling?
  • Interactie medebewoners - cliënt.
  • Interactie familie - cliënt.
  • Is de omgeving herkenbaar en veilig voor de cliënt?
  • Heeft de cliënt gelegenheid om zich terug te trekken?
  • Is er voldoende bewegingsvrijheid en privacy voor de cliënt?

Pijn

Een van de lichamelijke factoren waardoor probleemgedrag kan ontstaan is pijn. Uit onderzoek is gebleken dat pijn bij mensen met dementie vaak niet wordt herkend. De pijnbeleving bij mensen met dementie is vaak verstoord en het is moeilijk om te achterhalen of iemand pijn heeft. Een lichte prikkel, zoals een strak zittend kledingstuk, kan al een bron van irritatie zijn. Iemand weet niet goed meer waar de prikkel vandaan komt en hoe het opgelost kan worden. De prikkel verandert in pijn, en die is echt. Zolang de prikkel blijft bestaan, neemt de pijn toe. Hierdoor kan iemand boos worden, of chagrijnig, onrustig, somber of bang. En als niemand weet wat er aan de hand is, kan het gedrag problematisch worden. Pijn herkennen is dus belangrijk. Het kan ontstaan door een pijnlijke aandoening of ziekte, zoals artrose, reuma, (bot)breuken, spierpijn, gebitsproblemen, wonden of ontstekingen. Maar de oorzaak kan ook liggen in prikkels als

  • Strak zittende kleding zoals ondergoed of een broekband;
  • Knellende sloffen of schoenen;
  • Strakke haarbanden, -spelden of -knipjes;
  • Nodig naar het toilet moeten;
  • Slecht zittend gebit, gaatjes, ontstekingen;
  • Verandering in medicijngebruik (afbouwen pijnmedicatie);
  • Weersverandering (reuma, artrose);
  • Wonden en ontstekingen (oren);
  • Operatie;
  • Dikke voeten, ingegroeide teennagels, likdoorns, eelt.


Er zijn verschillende hulpmiddelen om pijn bij mensen met dementie in kaart te brengen, bijvoorbeeld

PACSLAC-D

De Pain Assessment Checklist for Seniors with Severe Dementia (PACSLAC-D) bestaat uit 24 items. De items zijn geclusterd in drie categorieën: gelaat, verzet/afweer en sociaal/emotioneel. Als een item aanwezig is tijdens de observatie, dan wordt deze gescoord. Een score van 4 of hoger duidt mogelijk op pijn. Zie de PACSLAC-D (pdf)

PAIC 15

De ‘Pain Assessment in Impaired Cognition’, kortweg: PAIC 15 (vrij vertaald: pijnbeoordeling bij mensen met cognitieve problemen) helpt je bij het herkennen van vijftien signalen van pijn, verdeeld over drie categorieën: gezichtsuitdrukkingen, lichaamsbewegingen en stemgeluiden. Download de PAIC 15-vragenlijst (pdf). Lees meer over wetenschappelijke onderbouwing van PAIC 15

15 signalen van pijn bij dementie

Bron: Zorg voor beter

Casus

Meneer Jansen is 85 jaar en woont op een psychogeriatrische afdeling. Meneer heeft de ziekte van Alzheimer en  vertoont de laatste tijd geagiteerd en prikkelbaar gedrag. Dit gedrag doet zich gedurende de hele dag voor en is zeer wisselend. Meneer kan opeens heel boos zijn en het andere moment is hij erg verdrietig. De zorgmedewerkers hebben al van alles geprobeerd, maar kunnen geen verklaring voor het gedrag vinden. Een aantal weken later blijkt dat Meneer Jansen een ontstoken tand heeft.

Casus onbegrepen gedrag:

Zie voor meer informatie op site van zorg voor beter:

https://www.zorgvoorbeter.nl/nieuws/methodieken-onbegrepen-gedrag-dementie

Opdrachten

Opdracht 1.

Ga bij een zorgvrager met dementie na wat de oorzaak van dementie bij deze persoon is(zie zorgplan). Beschrijf of je de kenmerken  (Alzheimer, frontotemporale dementie, vasculaire dementie, et cetera)herkent bij deze persoon. Geef voorbeelden.

Beschrijf tevens in welk stadium van dementie(bedreigde ik, verdwaalde ik, verborgen ik en verzonken ik) de zorgvrager zich bevindt en motiveer dit.

 

Opdracht 2.

Beschrijf voor dezelfde zorgvrager welke begeledingsmethodiek gebruikt wordt en geef voorbeelden hoe dit er in de praktijk uit ziet.

Is een andere begeleidingsmethodiek ook mogelijk , kies er zelf een en beredeneer of deze begeleidingsmethodiek wel/niet passend zou zijn.

 

Lever de twee opdrachten in.

Succes!

Bronnen

Bronnen.

Alzheimer Nederland(z.d.). Wat is dementie.? Geraadpleegd op 29 maart 2020,

van https://www.alzheimer-nederland.nl/dementie

Modernedementiezorg.nl(z.d.). Snoezelen of zintuigactivering. Geraadpleegd op 29 maart 2020 van https://modernedementiezorg.nl/onderzoeksrubriek.php?id=17

Zorg voor beter(z.d.). Dementie. Geraadpleegd op 29 maart 2020, van https://www.zorgvoorbeter.nl/nieuws/methodieken-onbegrepen-gedrag-dementie

 

  • Het arrangement Dementie Vz-Ig is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jolanda van der Meer Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In deze wikiwijs een korte uitleg over dementie, begeleidingsmethodieken en onbegrepen gedrag bij dementie gevolgd door opdrachten.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    van der Meer, Jolanda. (2021).

    Dementie DV - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/182522/Dementie_DV___kopie_1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.