Project Natuurkunde

Project Natuurkunde

Project natuurkunde

 

Dit is een  module in de reeks projecten, ontworpen en vorm gegeven door de docenten van de Ronerborg.

In deze module ga je leren wat natuurkunde is en welke verschijnselen natuurkundige verschijnselen zijn. Ook ga je leren werken met formules en ga je een vaste methode gebruiken om antwoord te geven op natuurkundige sommen. Natuurkunde is ook proefjes doen om te kunnen aantonen dat bepaalde veronderstellingen waar zijn of om uit te vinden hoe iets werkt.

 

Leerdoelen:

  1. Ik weet wat natuurkunde is en wanneer iets tot de natuurkunde behoort.
  2. Ik weet wanneer verschijnselen natuurkundig zijn en kan hier voorbeelden van noemen.
  3. Ik weet wat de BINAS is en hoe ik de BINAS kan gebruiken voor natuurkunde.
  4. Ik weet wat een grootheid is en wat een eenheid is.
  5. Ik weet wat de grootheden, eenheden en hun symbolen uit de tabel van opdr. 4 zijn.
  6. Ik kan rekenen met voorvoegsels.
  7. Ik weet hoe ik de formules voor het uitrekenen van rendement, snelheid, dichtheid en energie moet gebruiken.
  8. Ik kan volgens het GGORIA model een natuurkundig vraagstuk oplossen.
  9. Ik kan door voorgeschreven proeven te doen natuurkundige gegevens verzamelen en verwerken.

1. Wat is natuurkunde?

Natuurkunde of fysica is een wetenschap die algemene eigenschappen van materie, straling en energie onderzoekt. Zoals kracht, evenwicht en beweging, fasen en faseovergangen, straling, warmte, licht, geluid, magnetisme en elektriciteit. Een kenmerk van een natuurlijk verschijnsel is dat de stoffen niet veranderen.

 

Zo kan je met natuurkunde stoffen proberen te scheiden in. Zo kun je bijvoorbeeld met behulp van een filter de groene kleurstof uit een spinazieblad halen.

 

Ook kan je met natuurkundige formules allerlei dingen berekenen. Bijvoorbeeld als je de afstand weet die een fietser afgelegd heeft en de tijd die hij erover gedaan heeft kan je uitrekenen wat zijn gemiddelde snelheid is geweest.

 

Je kan bijvoorbeeld ook uitrekenen hoe veel elektriciteit je nodig hebt om een lampje te laten branden. Of je kan uitrekenen hoeveel weerstand een elektrisch apparaat geeft en bij hoeveel stroom het kapot gaat.

 

Krachten, beweging, warmte en warmteoverdracht, geluid en andere natuurkundige verschijnselen kunnen vaak worden verklaard aan de hand van natuurkundige wetten. Ooit is er een wetenschapper geweest die een verband ontdekt en onderzocht heeft en daar een conclusie uit getrokken. Daardoor weten we nu hoe zwaartekracht werkt en hoe we de valversnelling kunnen berekenen. Hoe we elektriciteit kunnen meten en regelen en hoe het bijvoorbeeld kan dat een voorwerp blijft drijven of dat het zinkt.

 

Bovenstaande zijn voorbeelden van natuurkundige wetten en zijn er maar een paar. Hieronder staat een linkje waarin nog meer natuurkundige wetten staan.

 

Natuurkundewetten

Opdracht 1 Wat is natuurkunde?

Schrijf de antwoorden in je schrift.

 

1a. Wat is een ander woord voor natuurkunde?

 

1b. Wat is een kenmerk van een natuurkundig verschijnsel?

 

1c. Zoek 3 namen op van belangrijke natuurkundige wetenschappers van vroeger en beschrijf wat ze hebben ontdekt of uitgevonden. Gebruik het linkje natuurkunde wetten.

 

1d. Zoek 3 belangrijke natuurkundewetten op. Beschrijf ook waar ze over gaan. Gebruik het linkje natuurkunde wetten.

 

1e. Neem de tabel over en kies welke vak bij de omschrijving hoort en zet een kruisje in het goede vak. Denk eraan: schrijven doe je met pen en tekenen met potlood en liniaal.

 

natuur

kunde

schei

kunde

bio

logie

Röntgenstraling voor het maken van een röntgenfoto

 

 

 

Een gebroken bot

 

 

 

Haar wat omhoog staat door statische elektriciteit

 

 

 

De verbranding van benzine in een motor

 

 

 

De snelheid van de auto

 

 

 

het groeien van een baby in de buik

 

 

 

Het oplossen van suiker in de thee

 

 

 

Een schok krijgen van het schrikdraad

 

 

 

De kracht van water wat van een waterval af stroomt

 

 

 

De bastonen in de muziek

 

 

 

Het koken van water

 

 

 

Het koken van een ei

 

 

 

 

 

 

2. Wat hoort allemaal bij natuurkunde?

Zoals je al hebt kunnen lezen en oefenen zijn er verschillende natuurkunde wetten. Om deze wetten te kunnen gebruiken heb je daarvoor gegevens nodig. Bijvoorbeeld om gemiddelde snelheid uit te kunnen rekenen. Denk aan grootheden en eenheden. Die begrippen zeggen je vast wel iets! Maar ook andere begrippen die je wellicht bekend voorkomen.

 

Hieronder staan een aantal voorbeelden van natuurkunde wetten met daarbij de bijbehorende gegevens.

 

 

 

Grootheid: snelheid           Eenheid: m/s of km/h

Grootheid: afstand             Eenheid: meter

Grootheid: tijd                    Eenheid: seconde

Snelheid = afstand / tijd

 

 

 

 

geluidsgolven
geluidsgolven

 

 

 

Grootheid: geluidssterkte     Eenheid: decibel (dB)

Grootheid: frequentie           Eenheid: Hertz (Hz)

 

 

 

 

 

Fases:

gasvormig - vloeibaar - vast

 

Fase overgangen:

smelten - stollen

condenseren - verdampen

sublimeren - rijpen

 

elektriciteit

kinetische energie

stralingsenergie

warmte

zwaarte-energie

chemische energie

 

wit licht

lenzen, bolle lens/holle lens

rood, oranje, geel, groen, blauw, violet

infra rood / ultra violet

 

 

 

Grootheid: Spanning (U)   Eenheid: Volt (V)

Grootheid: Stroomsterkte (I)  Eenheid: Ampère (A)

Grootheid: Vermogen (P)   Eenheid: Watt

Grootheid: Weerstand     Eenheid: Ohm (Ω)

 

 

 

Grootheid: dichtheid (ρ )   Eenheid: g/cm3

Grootheid: massa (m)    Eenheid: gram

Grootheid: Volume (V)    Eenheid: cm3 of Liter

 

 

 

 

 

 

 

Rendement = nuttige energie / totale energie * 100%

Rendement = Eaf / Eop * 100%

Grootheid: Energie    Eenheid: Joule of kW/h

 

 

 

 

 

 

 

 

Grootheid: Luchtdruk   Eenheid: Pascal of Bar

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit zijn slechts een aantal van alle natuurkundige zaken. Er zijn er nog veel meer.

Opdracht 2. Natuurkundige begrippen.

Zoek de antwoorden op en schrijf ze in je schrift. Gebruik internet/google 

 

2a. Wat is een vector?

 

 

2b. Wat geef je weer in hertz en wat geef je weer in decibel?

 

 

2c. Wat is een faseovergang van stoffen?

 

 

2d. Schrijf 6 vormen van energie op.

 

 

2e. In welke kleuren valt wit licht uiteen als het door een prisma straalt?

 

 

2f. Hoe noem je een beweging of stroming van elektronen?

 

 

2g. Wat is de dichtheid van water?

 

 

2h. Bij omzetting van energie komt er behalve de gewenste vorm van energie vaak ook nog een andere vorm van energie vrij. Welke vorm is dat?

 

 

2i. Wat is de belangrijkste energieleverancier van stralingsenergie aan de wereld?

 

 

2j. Hoe noemen we de luchtstroom die van een hoge drukgebied naar een lagedruk gebied gaat?

 

 

2k. Wat is de gemiddelde luchtdruk op aarde?

 

 

2l. Waarom zie je bij onweer eerst de flits en hoor je een paar tellen later pas de donder?

 

 

 

 

 

3. De BINAS

Klik het linkje hierboven aan om in de Binas te komen.

 

De BINAS is opgedeeld in verschillende secties met een eigen kleur, die je helpen om snel te vinden wat je zoekt.

  • Roze: Algemeen
  • Blauw: Natuurkunde
  • Bruin: Wiskunde
  • Rood: Scheikunde
  • Groen: Biologie

Voor natuurkunde heb je (meestal) het blauwe gedeelte nodig.

 

Iets opzoeken in BINAS

Door vaak iets op te zoeken leer je op een gegeven moment waar je de belangrijkste gegevens kunt vinden in BINAS. Daarnaast is ook belangrijk om een stappenplan in je hoofd te hebben als je niet weet waar iets staat:

 

  1. Gaat het over het omrekenen van eenheden: Kijk in tabel 1 t/m 5.
  2. Gaat het over een eigenschap van een bepaalde stof: Kijk in tabel 15 t/m 17.
  3. In alle andere gevallen kun je op woorden zoeken in het register achter in de Binas.

 

De tabellen worden in de Binas aangeduid als registernummers met daarbij een titel.

 

Formules

Ook alle formules die je bij natuurkunde nodig hebt vind je in de BINAS (tabel 7 t/m 12). Maar vertrouw hier niet te veel op. Aan een formule heb je niet zoveel als je niet weet wat het precies betekent en in welke situatie je de formule mag toepassen. Bovendien zou het veel te veel tijd kosten als je elke formule in BINAS zou moeten opzoeken tijdens een toets of examen. Het is veel beter als je de formules gewoon kent doordat je ze vaak gebruikt hebt bij het maken van oefenopgaven.

Opdracht 3. de BINAS

We gaan nu oefenen hoe je met een Binas moet werken. Vraag je docent om een papieren versie van de Binas en zoek de volgende dingen op in de Binas.

Schrijf de antwoorden in je schrift en noteer achter het antwoord het registernummer (tabel) en de titel van het register waar je het gevonden hebt.

 

3a. De eenheid van radioactiviteit.

 

 

3b. De afgeronde waarde van pi.

 

 

3c. De dichtheid bij kamertemperatuur van goud.

 

 

3d. Het symbool van een diode. (die wordt gebruikt in elektrische schakelingen)

 

 

3e. De formule van elektrische weerstand.

 

 

3f. De terugkaatsingswet van licht.

 

 

3g. Het kookpunt van de vloeistof zwavelzuur.

 

 

3h. De verbrandingswarmte van propaan.

 

 

3i. Maximale blootstelling aan een geluidssterkte van 100 dB.

 

 

3j. Het veiligheidspictogram voor oogbescherming verplicht.

 

 

3k. De luchtdruk in hPa op 5 km hoogte.

 

 

3l. Welke grootheid geef je aan in ohm  Ω

 

 

 

 

4. Grootheden en eenheden.

Om te kunnen aangeven wat we willen meten zijn er grootheden. Een grootheid is iets dat we kunnen meten. Bijvoorbeeld tijd, afstand, massa, kracht, vermogen, enz.

 

Om grootheden te kunnen uitdrukken gebruiken we eenheden. Een eenheid is dus iets waarin je een grootheid kan uitdrukken. Bijvoorbeeld seconde, meter, kilogram, Newton, Watt, enz.

 

Elke grootheid heeft zijn eigen eenheid of eenheden.

 

Grootheden en eenheden hebben elk hun eigen symbool. Soms is dit symbool een afkorting van het woord. Zoals km voor kilometer of h voor uur. (het Engelse hour) Soms is het een tekentje die iedereen in de natuurkunde herkent. Zoals Ω voor Ohm, de eenheid van elektrische weerstand of ρ wat rho betekent en de grootheid dichtheid is.

 

In de Binas kan je verschillende grootheden en de bijbehorende eenheden vinden. Toch is het zinvol om de belangrijkste grootheden en eenheden uit je hoofd te leren. Het kost op een proefwerk of examen gewoon te veel tijd om dat allemaal op te zoeken. Door veel te oefenen met de grootheden, eenheden en formules ga je ze goed kennen en zijn ze gemakkelijk te gebruiken.

 

Maak opdracht 4, de tabel met grootheden, symbolen, eenheden en symbolen en leer deze goed!

Opdracht 4. Grootheden/eenheden tabel

Neem de tabel over in je schrift. Vul de ontbrekende gegevens in. Gebruik de BINAS. 

Denk eraan: schrijven doe je met pen en tekenen met potlood en liniaal.

 

 

grootheid

symbool

Eenheid

symbool

1

 

tijd

 

 

 

2

 

 

 

 

 

meter

 

3

 

 

 

F

 

 

 

4

 

massa

 

 

 

5

 

 

 

 

ampère

 

6

 

 

 

U

 

 

7

 

elektrische weerstand

 

 

 

8

 

 

 

 

 

m/s

9

 

 

 

E

 

 

 

10

 

vermogen

 

 

 

11

 

 

 

ρ  (rho)

 

 

12

 

volume

 

 

 

13

 

 

 

 

hertz

 

14

 

geluidssterkte

 

 

 

15

 

 

 

 

 

Ah

 

 

 

5. Voorvoegsels.

Getallen kunnen heel snel te groot of te klein worden om goed mee te kunnen werken. In het metrieke stelsel maken we daarom gebruik van voorvoegsels.

 

Wat betekenen die voorvoegsels?

milli = duizendste

centi = honderdste

deci = tiende

deca = tien

hecto = honderd

kilo = duizend

 

Omrekenen.

Hoe ga je van het ene naar het andere voorvoegsel?

 

 

Dit omrekenen moet je goed oefenen, dan kan je het heel snel toepassen.

 

Wat je verder nog moet weten:

Als je stappen maakt in vierkante2 dan vermenigvuldig of deel je met 100

Als je stappen maakt in kubieke3 dan vermenigvuldig of deel  je met 1000

 

Ook handig om te weten:

1 ml = 1 cm3

1 liter = 1 dm3

1000 liter = 1 m3

 

van sec naar h = : 3600

van h naar sec = x 3600

van min naar h = : 60
van h naar min= x 60

van sec naar min = : 60

van min naar sec = x 60

van m/s naar km/h x 3,6

van km/h naar m/s : 3,6

 

Opdracht 5 rekenen met voorvoegsels.

Maak de drempeltoets 'rekenen met voorvoegsels' tot je hiervoor geslaagd bent.

Je mag een rekenmachine gebruiken en de informatie in je project Natuurkunde.

Klik op het linkje hieronder:

 

Drempeltoets rekenen met voorvoegsels.

 

Als de link niet werkt, ga dan naar Its Learning. Onder bronnen, project natuurkunde, vind je de drempeltoets rekenen met voorvoegsels.

6. Formules.

In de natuurkunde werken we veel met formules. Ook formules kan je vinden in de Binas, maar vaak kost het te veel tijd om op te zoeken, en wat heb je aan een formule als je niet weet wat je ermee kan doen.

 

Voor we naar formules gaan kijken eerst een paar opmerkingen.

  • In de natuurkunde wordt een .  ook wel als vermenigvuldigingsteken gebruikt.

In plaats van l x b x h wordt dus ook wel l . b . h geschreven. In de binas kom je dit regelmatig tegen.

  • Schrijf achter je eindantwoord altijd een eenheid! Dan weet iedereen waar je het over hebt.

 

We gaan met een aantal formules aan de slag.

 

Gemiddelde snelheid.

Als je wil weten hoe snel een voorwerp van A naar B is gegaan kan je de gemiddelde snelheid uitrekenen. Het is een gemiddelde snelheid, omdat het voorwerp niet constant even snel gaat. Het kan bijvoorbeeld moeten starten vanuit stilstand, of onderweg iets tegen komen waardoor het even snelheid moet minderen of juist even sneller gaat.

De grootheid die we willen weten is dus de gemiddelde snelheid (v). De eenheid waarin deze wordt uitgedrukt is meter per seconde (m/s) of kilometer per uur (km/h)

Om dit te berekenen hebben we twee gegevens nodig.

De afstand of afgelegde weg(s). Uitgedrukt in meter (m) of kilometer (km)

De tijd (t). De verstreken tijd tussen het begin en het einde. Uitgedrukt in seconden (s) of uren (h van het Engelse woord hour)

De formule om de gemiddelde snelheid uit te rekenen is:

v = s / t

In woorden staat hier: Snelheid is afgelegde weg gedeeld door tijd.

Als je een antwoord in m/s hebt en je wil hier graag km/h van maken, dan vermenigvuldig je het antwoord met 3,6

Snelheid in m/s x 3,6 = km/h

Als je een antwoord hebt in km/h en je wil hier graag m/s van maken, dan deel je het antwoord door 3,6

Snelheid in km/h / 3,6 = m/s

 

Rendement

Als je energie omzet gaat er altijd energie verloren aan een bijeffect. Zo komt bij de omzetting van elektrische energie naar stralingsenergie niet alleen licht (straling) vrij, maar ook warmte.

Een LED lamp levert meer licht dan warmte. Bij een gloeilamp gaat er veel energie verloren doordat er ongewenst veel warmte vrij komt en maar weinig licht.

We kunnen uitrekenen hoe veel procent van de energie besteed is aan hetgeen we willen hebben. Hoe minder energie naar de ongewenste bijeffecten gaat, hoe hoger de gewenste opbrengst dus het rendement is. Rendement drukken we uit in procent ( % )

De energie drukken we uit in Joule (J)

De totale energie voor de omzetting (Eop )   en de nuttige energie na de omzetting (Eaf)   drukken we uit in Joule.

De formule voor het uitrekenen van rendement is:

Rendement  =   Eaf  /  Eop  x 100%

In woorden staat hier:

Rendement = nuttige energie na de omzetting / totale energie voor de omzetting . 100 %

 

Energie

Je kan uitrekenen hoe veel energie een elektrisch apparaat verbruikt.

We kunnen dit uitrekenen in J en in kWh.

De eenheid van vermogen (P) is Watt (W). Watt is een verkorte schrijfwijze voor Joule per seconde. 1 W = 1 J/s

Om het verbruik van elektrische energie te kunnen weergeven wordt ook wel kWh gebruikt. Dit staat voor kiloWatt per uur.

Om Energie uit te kunnen rekenen hebben we twee gegevens nodig.

Het vermogen, P, uitgedrukt in Watt of kiloWatt.

En de tijd t, uitgedrukt in seconden (sec) of uren (h)

De formule om Energie uit te rekenen is:

E = P x t

In woorden staat hier: Energie is vermogen keer tijd.

Wil je een antwoord in Joule, dan gebruik je de eenheden Watt en seconde.

Wil je een antwoord in kWh, dan gebruik je de eenheden kiloWatt en uur.

 

Dichtheid

Hoe zwaar een voorwerp is hangt af van de afmetingen van dat voorwerp. Ook de stof waarvan een blokje gemaakt is heeft invloed op de massa.

De massa van 1 cm3 van de stof heet de dichtheid.

In de natuurkunde wordt dichtheid aangegeven met de Griekse letter ρ (spreek uit als Rho)

Om de dichtheid te kunnen berekenen hebben we twee gegevens nodig:

De massa m in gram of kilogram.

Het volume in cm3.

De massa kan je bepalen door het voorwerp op een weegschaal te leggen.

Het volume (V) van een rechthoekig voorwerp kan je meten.

Als  je de lengte x breedte x hoogte doet, dan heb je het volume. (in cm3 of m3)

Bij een niet rechthoekig voorwerp kan je de dompelmethode gebruiken. Je dompelt het voorwerp onder in water en kijkt hoe veel ml het water stijgt. 1 ml = 1 cm3

 

Hier is het volume dus 20 cm3
Hier is het volume dus 20 cm3

De formule om dichtheid uit te rekenen is:

ρ = m / V

In woorden staat hier: dichtheid (Rho) is massa gedeeld door volume.

Opdracht 6, werken met formules.

Beantwoord de volgende vragen en schrijf de uitwerking in je schrift. Gebruik de Binas.

 

6a. Zoek de formules op om de volgende natuurkundige grootheden te kunnen berekenen.

 

  • Dichtheid
  • Druk
  • Vermogen van elektriciteit
  • Vermogen (energie)
  • Weerstand
  • Kracht

 

6b. Je wil de druk (p) uitrekenen. Je weet dat de kracht (F)  250 Newton is en de oppervlakte (A)  40 m2

Wat is de druk? Schrijf je berekening erbij en een eenheid achter je antwoord.

 

6c. Je wil de kracht (F) uitrekenen. Je weet dat de versnelling (a) 5 m/s2 is en

de massa 65 kg.

Wat is de kracht? Schrijf je berekening erbij en een eenheid achter je antwoord.

 

6d. Je wil de weerstand uitrekenen. Je weet dat de elektrische stroom 15 ampère is en de elektrische spanning 24 volt.

Wat is de weerstand? Schrijf je berekening erbij en een eenheid achter je antwoord.

 

 

 

 

7. Een vraagstuk oplossen aan de hand van GGORIA.

Om op een goede natuurkundige manier een vraagstuk op te lossen gebruiken we het GGORIA model. Elk vraagstuk los je op aan de hand van dit model! Je schrijft het altijd helemaal uit!

 

Gevraagd

Gegeven

Oplossing     -       Regel

                             Invullen

                             Antwoord

 

Gevraagd:  Hier schrijf je welke grootheid je gaat berekenen.

 

Gegeven: Hier schrijf je de gegevens die je in de opgave gevonden hebt op. Indien nodig reken je ze ook gelijk om naar de eenheid die je nodig hebt.

 

Oplossing:    -       Regel: Hier schrijf je de formule die je gaat gebruiken.

 

                             Invullen: Je vult de gegevens (in cijfers) die je hebt in de formule in.

 

                            Antwoord: Je schrijft hier je antwoord op met een eenheid om aan te geven waar het over gaat. Eventueel reken je het antwoord om naar wat er gevraagd wordt.

 

Schrijf altijd alles helemaal uit en wordt daar niet lui in!

 

Voorbeeld:

Ryan is bijna te laat voor school. Hij springt op zijn fiets en fietst de 2 kilometer die hij moet fietsen naar school in 4 minuten. Hierdoor is hij nog net op tijd! Wat was zijn gemiddelde snelheid?

 

Gevraagd:       gemiddelde snelheid

 

Gegeven:         afstand (s) = 2 km = 2000 m.

                         tijd (t) = 4 minuten = 240 s.

                                 

Oplossing:      Regel: v = s / t

                         Invullen: v = 2000 / 240

                         Antwoord: v = 8,33 m/s   x 3,6 = 30 km/h

Opdracht 7. GGORIA oefenvragen.

Gebruik voor het oplossen van de vraagstukken de formules die besproken zijn in basisstof 6. Schrijf de antwoorden in je schrift. Schrijf elke opgave helemaal uit.

 

7a. Een hardloper loopt 10 km in 3 kwartier. Om een goed hardloopschema te kunnen maken wil de hardloper zijn gemiddelde snelheid per uur weten.

Vul het GGORIA in en reken waar nodig de gegevens om:

 

Gevraagd:

 

Gegeven:       afgelegde weg (s)=                km      =                   m.

                       tijd (t)=                                   kwartier =                             sec.

 

oplossing:      Regel:

 

                       Invullen:

 

                       Antwoord:

 

 

7b. Een blokje ijzer weegt 39,35 g

Het blokje ijzer heeft een volume is 5 cm3

Wat is de dichtheid van dit blokje ijzer?

 

Vul het GGORIA in en reken waar nodig de gegevens om:

 

Gevraagd:

 

Gegeven:       

                                 

 

Oplossing:     Regel:

 

                       Invullen:

 

                       Antwoord:

 

 

 

7c. De bovenstaande waterkoker staat per dag een half uur aan. Hoe veel verbruikt de waterkoker per dag aan energie?

 

Vul het GGORIA in en reken waar nodig de gegevens om:

 

Gevraagd:

 

Gegeven:       

                                 

Oplossing:      Regel:

 

                         Invullen:

 

                         Antwoord:

 

 

Hieronder nog een heel aantal vraagstukken. Los ze op met GGORIA.

 

LET OP!!! Schrijf het allemaal helemaal uit! Denk aan omrekenen van grootheden en eenheden waar nodig.

 

7d. Stukje schuimrubber van 7 cm breed, 14 cm lang en 7 cm hoog.

Het stukje weegt 17,15 gram.

Wat is de dichtheid?

 

7e. Het circuit van Zandvoort is 4,3 km.

De snelste rondetijd 1.24 min.

Wat is de gemiddelde snelheid in km/h?

 

7f. Wat is de dichtheid van deze steen?

7g. De trajectcontrole meet de snelheid van een auto.

Dit doet hij door 2 keer te meten. Op punt A en punt B.

De afstand tussen punt A en punt B is 500 meter

De auto doet 25 sec. over dat stuk.

 

De maximale toegestane snelheid daar is 80 km/h.

Krijgt de automobilist een boete?

 

7h. Een wielrenner rijdt een wegparcours van 4,2 km. Hij doet hier 6,3 minuten over. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?

 

7i. Ryan rent door de school, hij is bijna te laat. De afstand tussen de garderobe en het lokaal is 135 meter. Hij doet hier 34 seconden over. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?

8. Natuurkundige practica.

Bij de natuurkunde moet je gegevens verzamelen over iets wat je wil uitrekenen of een stelling of hypothese die je wil onderzoeken. Het verzamelen van die gegevens doe je door proeven te doen.

Vaak heb je meerdere meetgegevens nodig om tot een gemiddelde te komen. Daardoor kan het noodzakelijk zijn om je proef verschillende keren te herhalen onder zo veel mogelijk dezelfde condities. Je kan je voorstellen als je de gemiddelde snelheid van fietsers over een bepaald traject wilt berekenen, dat de metingen heel anders worden bij storm en tegenwind, dan bij mooi windstil weer.

Je kan de gegevens die je verzameld het beste in een tabel zetten. Dan weet je precies wat je gedaan hebt en hoe vaak.

Let bij het doen van proeven altijd op de volgende zaken:

  • Veiligheid. Alles wat je doet moet wel veilig zijn voor jou en anderen om je heen.
  • Weet wat je gaat doen en voor de proef zo nauwkeurig mogelijk uit.
  • Schrijf je verkregen gegevens netjes en overzichtelijk op.
  • Werk je gegevens netjes uit om het resultaat van je proef goed weer te geven.

 

Opdracht 8. Natuurkundige practica

8a.

- Zet buiten een vlakke, rechte baan uit van 60 meter.

- Verzin 4 verschillende manieren om de baan over te gaan. Denk bijvoorbeeld aan: wandelend, rennend, met een fiets, achteruit lopend, enz.

- maak hiervan een tabel.

 

Voorbeeld:

Achteruit lopend                   Tijd in seconden

naam :

1

2

3

4

gemiddelde tijd

leerling 1

 

 

 

 

 

leerling 2

 

 

 

 

 

leerling 3

 

 

 

 

 

leerling 4

 

 

 

 

 

 

- Neem van elke poging de tijd op met een stopwatch en noteer deze in de tabel.

- Zoek contact met 3 klasgenoten die op dezelfde manier over de 60 m. baan gegaan zijn en schrijf hun gemiddelde tijd ook in de tabel.

- Bereken van elke leerling de gemiddelde snelheid met die manier van verplaatsen. In m/s en in km/h

- Herhaal dit met een andere manier van verplaatsen. Tot je 2 verschillende manieren hebt gedaan.

- Welke manier was het snelst?  Hoeveel km/h ging je dan?

 

8b.

- Bereken van minimaal 5 voorwerpen de dichtheid. Gebruik hiervoor voorwerpen uit de bakken.

- Maak een tabel waarin je de massa, het volume en de dichtheid van elk voorwerp schrijft.

- Geef van elk voorwerp aan of je denkt dat het drijft of dat het zinkt in een bak met water. Gebruik hiervoor de gegevens die je verzameld hebt in je tabel.

- Test van elk voorwerp of je gelijk hebt door het in een bak met water te doen. Had je geen gelijk? Ga dan na waarom je geen gelijk hebt.

- Let op 1g/cm3 is het zelfde als 1 ml.

 

 

 

Antwoorden Natuurkunde

Opdracht 1 Wat is natuurkunde?

1a. Wat is een ander woord voor natuurkunde?

fysica

 

1b. Wat is een kenmerk van een natuurkundig verschijnsel?

Natuurkunde houdt zich bezig met processen waarbij de stoffen niet veranderen.

 

1c. Zoek 3 namen op van belangrijke natuurkundige wetenschappers van vroeger en beschrijf wat ze hebben ontdekt of uitgevonden.

https://newscientist.nl/nieuws/de-grootste-natuurkundige-2/

 

1d. Zoek 3 belangrijke natuurkundewetten op. Beschrijf ook waar ze over gaan.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Natuurkundige_wet

 

1e. Zet een kruisje onder het goede vak.

 

natuur

kunde

schei

kunde

bio

logie

Röntgenstraling voor het maken van een röntgenfoto

x

 

 

Een gebroken bot

 

 

x

Haar wat omhoog staat door statische elektriciteit

x

 

 

De verbranding van benzine in een motor

 

x

 

De snelheid van de auto

x

 

 

het groeien van een baby in de buik

 

 

x

Het oplossen van suiker in de thee

x

 

 

Een schok krijgen van het schrikdraad

x

 

 

De kracht van water wat van een waterval af stroomt

x

 

 

De bastonen in de muziek

x

 

 

Het koken van water

x

 

 

Het koken van een ei

 

x

 

 

Opdracht 2. Natuurkundige begrippen.

2a. Wat is een vector?

Een lijnstuk/pijl die een kracht aangeeft.

 

2b. Wat geef je weer in hertz en wat geef je weer in decibel?

Hertz = frequentie of toonhoogte               decibel = geluidssterkte

 

2c. Wat is een faseovergang van stoffen?

Waarbij een stof over gaat in een andere fase, bijvoorbeeld water wat van ijs (vast) naar vloeibaar gaat heet smelten.

 

2d. Schrijf 6 vormen van energie op.

 

Chemische energie

Elektrische energie

Zwaarte energie

Bewegingsenergie

Stralingsenergie

Warmte energie

 

 

2e. In welke kleuren valt wit licht uiteen als het door een prisma straalt?

Rood, oranje, geel, groen, blauw, violet

 

2f. Hoe noem je een beweging of stroming van elektronen?

elektriciteit

 

2g. Wat is de dichtheid van water?

1 g/cm3

 

2h. Bij omzetting van energie komt er behalve de gewenste vorm van energie vaak ook nog een andere vorm van energie vrij. Welke vorm is dat?

Warmte energie

 

2i. Wat is de belangrijkste energieleverancier van stralingsenergie aan de wereld?

De zon

 

2j. Hoe noemen we de luchtstroom die van een hoge drukgebied naar een lagedruk gebied gaat?

wind

 

2k. Wat is de gemiddelde luchtdruk op aarde?

De gemiddelde atmosferische druk is 1013 hPa = 1,013 bar = 1 atmosfeer.

 

2l. Waarom zie je bij onweer eerst de flits en hoor je een paar tellen later pas de donder?

De verplaatsingssnelheid van licht is ongeveer 300.000 km/s en van geluid is 343 m/s of 1234,8 km/h. Geluid is dus veel langzamer.

Opdracht 3. de BINAS

Zoek de volgende dingen op in de binas. Noteer achter het antwoord het registernummer of schemanummer en de titel van het register/schema waar je het gevonden hebt.

 

3a. De eenheid van radioactiviteit.

Bequerel, schema 6 Enkele grootheden.

 

3b. De afgeronde waarde van pi.

3,14     schema 1, veel gebruikte waarden.

 

3c. De dichtheid bij kamertemperatuur van goud.

19,30 g/cm3      schema 15, gegevens van enkele vaste stoffen.

 

3d. Het symbool van een diode. (die wordt gebruikt in elektrische schakelingen)

schema 14, elektrotechnische symbolen

 

3e. De formule van elektrische weerstand.

R = U / I          schema 12, elektriciteit

 

3f. De terugkaatsingswet van licht.

     i =      t        schema 11, licht en beeld

 

3g. Het kookpunt van de vloeistof zwavelzuur.

603 K              schema 16, gegevens van enkele vloeistoffen

 

3h. De verbrandingswarmte van propaan.

0,43 J/g          schema 17, gegevens van enkele gassen en dampen

 

3i. Maximale blootstelling aan een geluidssterkte van 100 dB.

2 uur               schema 30, maximale blootstellingsduur

 

3j. Het veiligheidspictogram voor oogbescherming verplicht.

schema 31, veiligheidspictogrammen

3k. De luchtdruk in hPa op 5 km hoogte.

560 hPa          schema 26, luchtdruk en hoogte

 

3l. Welke grootheid geef je aan in ohm  Ω

Elektrische weerstand   schema 6, enkele grootheden

Opdracht 4. Grootheden/eenheden tabel

Opdracht 5 rekenen met voorvoegsels.

Je bent geslaagd voor de drempeltoets!

Opdracht 6, werken met formules.

6a. Zoek de formules op om de volgende natuurkundige grootheden te kunnen berekenen.

 

  • Dichtheid

ρ = m / V

  • Druk

p = F / A

  • Vermogen van elektriciteit

P = U x I

  • Vermogen (energie)

P = E / t

  • Weerstand

R = U / I

  • Kracht

F = m x a

 

6b. Je wil de druk (p) uitrekenen. Je weet dat de kracht (F)  250 Newton is en de oppervlakte (A)  40 m2

Wat is de druk? Schrijf je berekening erbij en een eenheid achter je antwoord.

p = F / A          p = 250 / 40                p = 6,25 N/m2

 

6c. Je wil de kracht (F) uitrekenen. Je weet dat de versnelling (a) 5 m/s2 is en

de massa 65 kg.

Wat is de kracht? Schrijf je berekening erbij en een eenheid achter je antwoord.

F = m x a        F = 65 x 5                   F = 325 N

 

6d. Je wil de weerstand uitrekenen. Je weet dat de elektrische stroom 15 ampère is en de elektrische spanning 24 volt.

Wat is de weerstand? Schrijf je berekening erbij en een eenheid achter je antwoord.

R = U / I                      R = 24 / 15                  R = 1,6 Ω

 

 

 

Opdracht 7. GGORIA oefenvragen.

7a. Een hardloper loopt 10 km in 3 kwartier. Om een goed hardloopschema te kunnen maken wil de hardloper zijn gemiddelde snelheid per uur weten.

Vul het GGORIA in en reken waar nodig de gegevens om:

 

Gevraagd: gemiddelde snelheid

 

Gegeven:        afgelegde weg (s) =  10   km      =  10 000     m.

                       tijd (t)=           3    kwartier =     2700    sec.

 

oplossing:      Regel: v = s / t

 

                       Invullen: v = 10 000 / 2700

 

                       Antwoord: v = 3,7 m/s  x 3,6 = 13,3 km/h

 

 

7b. Een blokje ijzer weegt 39,35 g

Het blokje ijzer heeft een volume van 5 cm3

Wat is de dichtheid van dit blokje ijzer?

 

Vul het GGORIA in en reken waar nodig de gegevens om:

 

Gevraagd: dichtheid

 

Gegeven:        massa = 39,35 g

                       volume = 5 cm3        

 

Oplossing:      Regel: ρ = m / V

 

                       Invullen: ρ = 39,35 / 5

 

                       Antwoord: ρ = 7,87 g/cm3

 

 

 

7c. Deze waterkoker staat per dag een half uur aan. Hoe veel verbruikt de waterkoker per dag aan energie?

Vul het GGORIA in en reken waar nodig de gegevens om:

 

Gevraagd: Energie

 

Gegeven:  P = 2200 W  = 2,2 kW      

                 t = 0,5 h                

 

Oplossing:      Regel: E = P x t

 

                         Invullen: E = 2,2 x 0,5

 

                         Antwoord: E = 1,1 kWh per dag

 

Nog een heel aantal vraagstukken. Los ze op met GGORIA.

LET OP!!! Schrijf het allemaal helemaal uit! Denk aan omrekenen van grootheden en eenheden waar nodig.

 

7d. Stukje schuimrubber van 7 cm breed, 14 cm lang en 7 cm hoog.

Het stukje weegt 17,15 gram.

Wat is de dichtheid?

 

Gevraagd: dichtheid

 

Gegeven:        massa = 17,15 g

                       volume = 7 x 14 x 7 = 686 cm3        

 

Oplossing:      Regel: ρ = m / V

 

                       Invullen: ρ = 17,15 / 686

 

                       Antwoord: ρ = 0,025 g/cm3

 

7e. Het circuit van Zandvoort is 4,3 km.

De snelste rondetijd 1.24 min.

Wat is de gemiddelde snelheid in km/h?

 

Gevraagd: gemiddelde snelheid

 

Gegeven:        afgelegde weg (s) =  4,3   km      =  4300     m.

                       tijd (t)=           1.24 m = 84 s

 

oplossing:      Regel: v = s / t

 

                       Invullen: v = 4300 / 84

 

                       Antwoord: v = 51,19 m/s  x 3,6 = 184,28 km/h

 

 

7f. Wat is de dichtheid van deze steen?

Gevraagd: dichtheid

 

Gegeven:        massa = 32 g

                       volume = 20 ml = 20 cm3      

 

Oplossing:      Regel: ρ = m / V

 

                       Invullen: ρ = 32 / 20

 

                       Antwoord: ρ = 1,6 g/cm3

 

7g. De trajectcontrole meet de snelheid van een auto.

Dit doet hij door 2 keer te meten. Op punt A en punt B.

De afstand tussen punt A en punt B is 500 meter

De auto doet 25 sec. over dat stuk.

De maximale toegestane snelheid daar is 80 km/h.

Krijgt de automobilist een boete?

 

Gevraagd: gemiddelde snelheid

 

Gegeven:        afgelegde weg (s) =  500     m.

                       tijd (t)=           25 s

 

oplossing:      Regel: v = s / t

 

                       Invullen: v = 500 / 25

 

                       Antwoord: v = 20 m/s  x 3,6 = 72 km/h

De automobilist rijdt langzamer dan 80 km/h dus krijgt geen boete

 

7h. Een wielrenner rijdt een wegparcours van 4,2 km. Hij doet hier 6,3 minuten over. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?

 

Gevraagd: gemiddelde snelheid

 

Gegeven:        afgelegde weg (s) =  4,2   km      =  4200     m.

                       tijd (t)=           6,3 min = 378 s

 

oplossing:      Regel: v = s / t

 

                       Invullen: v = 4200 / 378

 

                       Antwoord: v = 11,11 m/s  x 3,6 = 40 km/h

 

7i. Ryan rent door de school, hij is bijna te laat. De afstand tussen de garderobe en het lokaal is 135 meter. Hij doet hier 34 seconde over. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?

 

Gevraagd: gemiddelde snelheid

 

Gegeven:        afgelegde weg (s) =  135 m.

                        tijd (t)=    34  s

 

oplossing:      Regel: v = s / t

 

                       Invullen: v = 135 / 34

 

                       Antwoord: v = 3,97 m/s  x 3,6 = 14 km/h

 

 

 

Opdracht 8. Natuurkundige practica

 

Werk je tabellen netjes uit!

Reken de gemiddelden uit.

Geef antwoord op de gestelde vragen.

Laat je tabellen en de uitkomst van je proeven zien aan de docent.

Drempeltoets

 

Heb je het project Natuurkunde gelezen, alle opdrachten gemaakt en nagekeken? Al je vragen gesteld aan de docent?

 

Maak dan de drempeltoets project natuurkunde klas 2 en probeer daarvoor te slagen. Klik op het linkje hieronder:

 

Drempeltoets project natuurkunde klas 2

 

Als het linkje niet werkt ga dan naar de taak in its learning en vervolgens naar bronnen en project natuurkunde.

 

Gezakt??? Geen probleem, doe je het nog een keer.

Gebruik kladpapier, de BINAS en een rekenmachine.

 

Succes en veel plezier!

Digitale BINAS