HV1D Nectar Hoofdstuk 2 Bewegen; paragraaf 2 Botten bewegen

HV1D Nectar Hoofdstuk 2 Bewegen; paragraaf 2 Botten bewegen

Startpagina

Beste leerlingen van HV1D,

Zoals jullie weten zijn de lessen wegens het ('tijdelijk') sluiten van de school deze week online, zo ook de lessen biologie. Ik heb ervoor gekozen om jullie zelfstandig aan de lesstof te gaan laten werken, omdat ik uit ervaring weet dat leerlingen zich vaak met andere dingen op de computer bezighouden, wanneer de leerkracht aan het uitleggen is. [Zo ben ik zelf trouwens ook hoor.]

 

Voordat je begint aan de les van 24 november:

- maak de oefeningen onder het kopje 'Weet je nog?'

Weet je nog?

Woensdag 24 november

Deze les (24 november) gaat over: 'hoe de samenstelling van het skelet door de jaren heen verandert' en 'hoe beenderen (botten) aan elkaar vastzitten, ofwel met elkaar verbonden zijn'. Hieronder zien jullie de opbouw voor deze les. Werk de verschillende kopjes één voor één af.

Lesopbouw:

- terugblik vorige lessen

- huiswerk 2.1 nakijken

- leerdoelen

- uitleg: verbening (ingesproken PowerPoint presentatie)

- vragen (horende bij uitleg: verbening)

- uitleg: beenverbindingen (ingesproken PowerPoint presentatie)

- vragen (horende bij uitleg: beenverbindingen)

- zelfstandig werken ( opdrachten maken in het werkboek)

- afsluiting (huiswerk en vooruitblik)

Terugblik

Vul onder elke afbeelding de naam in van het/de ingekleurde been(deren). [Klik rechtsbovenin de hoek van de online oefening op het witte rechthoek met vier rode pijlen om het scherm groter te maken]

Klik op een onderdeel van de wervelkolom en kies de bijbehorende naam/beschrijving. Klik rechtsbovenin de hoek van de online oefening op het witte rechthoek met vier rode pijlen om het scherm groter te maken]

Combineer het botonderdeel met de bijbehorende beschrijving.[Klik rechtsbovenin de hoek van de online oefening op het witte rechthoek met vier rode pijlen om het scherm groter te maken]

Combineer de kenmerken met het bijbehorende weefsel. [Klik rechtsbovenin de hoek van de online oefening op het witte rechthoek met vier rode pijlen om het scherm groter te maken]

Sleep de afbeelding van het bot naar de kolom met de bijbehorende vorm.

Leerdoelen

Aan het einde van deze les:

KENNEN:

verbening - groeischijven - beenverbinding - vergroeiing - naadverbinding - kraakbeenverbinding - gewricht

KUNNEN:

- de verandering in samenstelling van het skelet door de jaren heen beschrijven

- vier beenverbindingen benoemen en hun bewegelijkheid beschrijven

Huiswerk 2.1 nakijken

Pak een andere kleur pen/potlood als waar je de opdrachten mee gemaakt hebt.

Kijk de opdrachten na en verbeter eventueel je antwoord.

*(het kan zijn dat de nummers van de opdrachten niet kloppen, ik heb namelijk een inkijkexemplaar van nectar gebruikt, maar de vragen zouden wel overeen moeten komen)

Uitleg: verbening

Bekijk de video. Onder de video staat eventueel de tekst die bij de video is ingesproken.

Vroeg in de zwangerschap bestaan de botten van een ongeboren baby bijna volledig uit kraakbeenweefsel. Na de geboorte beginnen kraakbeencellen in beencellen te veranderen. Dit noem je verbening. Hierdoor wordt het buigzame skelet van baby’s (wat baby’s zo lenig maakt, maar voorkomt dat zij kunnen staan) steviger, waardoor zij uiteindelijk wel kunnen staan.

Deze verbening gaat door tot je ongeveer 15 tot 20 jaar bent. Eerst vrij snel en daarna wat langzamer. Dat verloop van verbening kun je weergeven in een lijndiagram. Op de verticale y-as komt de hoeveelheid weefsel in procenten, en op de horizontale x-as de leeftijd in jaren.

Bij pasgeborene bestaat het skelet voor bijna 100% uit kraakbeenweefsel. De groene lijn geeft daarom kraakbeenweefsel aan. Naarmate een baby ouder wordt, neemt de hoeveelheid kraakbeenweefsel af en neemt de hoeveelheid beenweefsel toe, omdat kraakbeencellen in beencellen veranderen. Dat zie je in de lijndiagram terug als een dalende groene lijn en een stijgende blauwe lijn.

Op een gegeven moment veranderen de hoeveelheid kraakbeenweefsel en beenweefsel niet meer. De lijnen blijven vlak. De leeftijd die bij dat moment hoort, is ongeveer 15 tot 20 jaar. Merk op dat het skelet vanaf dat moment nog steeds uit een beetje kraakbeenweefsel bestaat, want de groene lijn blijft boven 0%.

In je kinderjaren bestaat het grootste deel van je skelet al uit beenweefsel. Alleen in de uiteinden van je pijpbeenderen zit dan nog een laagje kraakbeenweefsel wat nog moet verbenen. Deze kraakbeenlaagjes in de uiteinden van pijpbeenderen noem je groeischijven. De kraakbeencellen in je groeischijven delen zich voortdurend, waardoor nieuw kraakbeenweefsel ontstaat en de kraakbeenlaag dikker wordt, waardoor het pijpbeen langer wordt. De kraakbeencellen in de nieuwe kraakbeenlaag veranderen vervolgens in beencellen.

Rond je 15de tot 20ste levensjaar zijn de kraakbeencellen in je groeischijf uitgedeeld en verbenen ze. Je groeischijven zijn dan zogezegd gesloten en jij bent uitgegroeid. Je botten kunnen niet meer langer worden, want er zijn geen delende kraakbeencellen meer.

Vragen

Uitleg: beenverbindingen

Bekijk de video. Onder de video staat eventueel de tekst die bij de video is ingesproken.

Door de manier waarop beenderen aan elkaar vast zitten ofwel met elkaar verbonden zijn, hebben zij een bepaalde rangschikking die een stevig skelet vormt in plaats van een hoopje losse botten.

Beenderen kunnen op vier manieren met elkaar verbonden zijn, namelijk door een vergroeiing, door een naadverbinding, door een kraakbeenverbinding of door een gewricht.

Deze verbindingen verschillen van elkaar in bewegelijkheid.

Een vergroeiing, waarbij een of meer beenderen samen één bot zijn geworden, is niet bewegelijk. Een voorbeeld van een vergroeiing is het heiligbeen, waarbij vijf wervels samen één bot zijn geworden.

Een naadverbinding vind je bijvoorbeeld tussen de schedelbeenderen. Deze platte botten kunnen niet ten opzichte van elkaar bewegen, een naadverbinding is dus niet bewegelijk.

Eerder heb je geleerd dat kraakbeenweefsel zacht en soepel is. Een kraakbeenverbinding is daarom een beetje bewegelijk. Een voorbeeld van een kraakbeenverbinding vind je tussen de wervels van de wervelkolom.

De meest bewegelijke beenverbinding is een gewricht. Voorbeelden van gewrichten zijn; het schoudergewricht, het ellebooggewricht, het polsgewricht, het heupgewricht, het kniegewricht en het enkelgewricht.

Vragen

Zelfstandig werken

Zet een lekker muziekje op en ga aan de slag met:

- lezen: 2.2 tot 'Hoe werkt een gewricht' op p. 40 van je tekstboek

- maken: opdrachten 1 t/m 6 van 2.2 op p. 66 in je werkboek

Afsluiting

Huiswerk voor 25 november:

- geen huiswerk

Vooruitblik:

25 november > studiedag?

?1 december? > 2de deel 2.2 (bouw van gewrichten, soorten gewrichten)

Donderdag 25 november

Deze les (25 november) gaat over: wat de algemene bouw van een gewricht is en welke soorten gewrichten er zijn. Hieronder zien jullie de opbouw voor deze les. Werk de verschillende kopjes één voor één af.

Lesopbouw:

- terugblik vorige lessen

- leerdoelen

- uitleg: gewricht (bouw)

- vragen (horende bij uitleg: gewricht (bouw))

- uitleg: soorten gewrichten

- vragen (horende bij uitleg: soorten gewrichten)

- zelfstandig werken (opdrachten maken in het werkboek)

- afsluiting (huiswerk en vooruitblik)

Terugblik

Leerdoelen

Aan het einde van deze les:

KENNEN:

gewricht - gewrichtsknobbel - gewrichtskapsel - gewrichtssmeer - gewrichtsbanden - kogelgewricht - scharniergewricht - rolgewricht - zadelgewricht - eivormig gewricht

KUNNEN:

- de onderdelen van een gewricht benoemen

- de werking van een gewricht beschrijven

- vijf soorten gewrichten benoemen en hun beweegrichting beschrijven

Uitleg: gewricht (bouw)

De uiteinden van de twee botten die samen een gewricht vormen hebben elk een bepaalde vorm. Het ene bot heeft een bol uiteinde en het andere bot een hol uiteinde. Het bolle uiteinde noem je de gewrichtskop of knobbel en het holle uiteinde de gewrichtskom.

Zowel de gewrichtskop als de kom zijn bedekt met een laagje kraakbeen. Deze beschermen het onderliggende bot tegen slijtage en zorgen ervoor dat de botten soepel ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.

De ruimte tussen de twee kraakbeenlagen noem je de gewrichtsspleet. Deze is gevuld met gewrichtssmeer die ook helpt bij soepel bewegen.

Gewrichtssmeer wordt gemaakt door een taai vlies rondom de botuiteinden die de botuiteinden bij elkaar houdt. Dit vlies noem je het gewrichtskapsel.

Sommige gewrichten hebben over het gewrichtskapsel heen nog gewrichtsbanden. Voorbeelden van gewrichten met gewrichtsbanden zijn het kniegewricht en het enkelgewricht.

Het kniegewricht is een bijzonder gewricht. Naast gewrichtsbanden, heeft het kniegewricht namelijk ook nog zogenoemde kruisbanden en een kraakbeenschijf tussen de twee botten die het gewricht vormen. De kruisbanden zorgen ervoor dat het dijbeen niet te ver naar voren of naar achteren kan bewegen ten opzichte van het scheenbeen. De kraakbeenschijf tussen het dijbeen en het scheenbeen noem je een meniscus. Deze kan door een verkeerde beweging van het kniegewricht scheuren. Je hebt dan een zogenoemde voetbalknie, omdat een gescheurde meniscus vaak bij voetballers voorkomt.

Vragen

Uitleg: soorten gewrichten

Gewrichten zijn de meest voorkomende beenverbindingen in het lichaam. Niet alle gewrichten zijn hetzelfde. Sommige gewrichten kunnen de botten maar in één richting bewegen, terwijl anderen de botten in meerdere richtingen kunnen bewegen.

Zo kun je gewrichten onderverdelen in onder andere kogelgewrichten, scharniergewrichten, rolgewrichten, zadelgewrichten en eivormige gewrichten.

Een kogelgewricht kan een bot vrijwel in elke richting heen en weer bewegen. Voorbeelden van kogelgewrichten zijn je schoudergewricht en je heupgewricht.

Door het kogelgewricht in je schouder kun je je arm omhoog en omlaag, naar voor en naar achter en opzij bewegen.

Een scharniergewricht kan een bot maar in één richting heen en weer bewegen, net zoals een scharnier een deur maar in één richting open en dicht kan bewegen.

Scharniergewrichten vind je bijvoorbeeld in je elleboog, vingers, knie en tenen. Deze lichaamsdelen kun je alleen maar buigen en strekken.

Een rolgewricht komt enkel en alleen voor in je onderarm. Bij dit gewricht rolt het spaakbeen over de ellepijp.

In je duim vind je een zadelgewricht. Dit gewricht kan een bot in twee richtingen heen en weer bewegen. Je kunt je duim bijvoorbeeld heen en weer bewegen en naar voor en naar achter.

Een eivormig gewricht is vergelijkbaar met een kogelgewricht, alleen kan een kogelgewricht een bot in meer richtingen heen en weer bewegen dan een eivormig gewricht kan. Voorbeelden van een eivormig gewricht vind je in de knokkels van je hand.

Zelfstandig werken

Zet een lekker muziekje op en ga aan de slag met:

- lezen: 2.2 vanaf 'Hoe werkt een gewricht' op p. 40 t/m 42 van je tekstboek

- maken: opdrachten 7 t/m 14 van 2.2 op p. 67 t/m 69 in je werkboek

Afsluiting

Huiswerk voor 1 december:

- lezen 2.2 in je tekstboek (p. 40 t/m 42)

- maken opdr. 1 t/m 14 in je werkboek (p. 66 t/m 69)

Vooruitblik:

1 december > (toetsbespreking H1), herhalen 2.1 en 2.2, opdrachten nakijken

  • Het arrangement HV1D Nectar Hoofdstuk 2 Bewegen; paragraaf 2 Botten bewegen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    J.A. Hectors
    Laatst gewijzigd
    2021-11-24 11:09:54
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    https://youtu.be/XIv_GNqMbdg
    https://youtu.be/XIv_GNqMbdg
    Video
    https://youtu.be/ip5prOeUx00
    https://youtu.be/ip5prOeUx00
    Video
    https://youtu.be/aBhyG2uQqoY
    https://youtu.be/aBhyG2uQqoY
    Video
    https://youtu.be/202VJ9G2rHY
    https://youtu.be/202VJ9G2rHY
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.