SE1 - Rechtsstaat - Havo

SE1 - Rechtsstaat - Havo

Infographic

Introductie

Leerdoelen

Leerdoelen rechtsstaat:

1. De leerling kan uitleggen wat een rechtsstaat is en welke 4 kenmerken een rechtsstaat heeft.

2. De leerling kan benoemen wat het verschil is tussen een rechtsstaat en een politiestaat of totalitaire staat.

3. De leerling kan benoemen wat het belang is van grondrechten en een grondwet in een rechtsstaat.

4. De leerling kan uitleggen wat het legaliteitsbeginsel is en welke uitzonderingen hierop zijn.

5. De leerling kan uitleggen welke 3 machten er in Nederland zijn en kan tevens het belang noemen van de scheiding van de 3 machten.

6. De leerling kan uitleggen wat het belang is van onafhankelijke rechtspraak en welke soorten rechtspraak in Nederland onderscheiden worden.

 

Belangrijke informatie:

  • Je mag overleggen, maar de opdrachten moeten individueel gemaakt worden en individueel ingeleverd worden.
  • Plaats de opdrachten samen in één bestand. Dit bestand moet PDF-formaat zijn.

Introtekst rechtsstaat

Lezen

Wat is een rechtsstaat?

Of je in Nederland nu Jort de Vries, Osman Bakkali, Mark Rutte of Willem-Alexander van Oranje-Nassau heet, je moet je aan de wet houden. Iedereen in Nederland heeft dezelfde rechten en plichten.
Vaak zonder dat we het door hebben leven we in vrijheid in Nederland, en kun je in Nederland - binnen de grenzen van de wet – zeggen en doen wat je wilt. Daarom is Nederland een rechtsstaat.

De rechtsstaat zie je op sommige manieren duidelijk terug: bijvoorbeeld wanneer je geflitst wordt wanneer je te hard rijdt en hiervoor een boete krijgt. Soms is de rechtsstaat ook minder zichtbaar aanwezig, maar niet minder belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan de vrijheid om je mening te geven of aan de plicht om belasting te betalen. In een rechtsstaat moeten niet alleen burgers zich aan de wetten en regels houden, maar ook de overheid. Toch zie je dat ook in Nederland de rechtsstaat niet altijd optimaal functioneert. Denk bijvoorbeeld aan de toeslagenaffaire, waarin de Nederlandse overheid discriminerend tegen burgers te werk ging.
Soms blijkt ook dat er lastige dilemma’s ten grondslag liggen aan onze rechtsstaat. Grondrechten kunnen met elkaar botsen. Om ons bewust te worden van wat onze Nederlandse rechtsstaat inhoudt en hoe rechtvaardig deze is bestuderen wij dit onderwerp bij maatschappijleer.

1. De rechtsstaat

1a. Onderzoek

Maak een woordweb rondom het thema rechtsstaat.

 

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

 

 

1b. Lezen

Zoals je in de introductie dus hebt kunnen lezen is Nederland een rechtsstaat. Een rechtsstaat is een staat (land) waarin burgers grondrechten hebben die ze bescherming bieden tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid, en die ze bescherming biedt tegen medeburgers.

In Nederland moeten dus niet alleen alle burgers zich aan de wet houden, maar ook de overheid. Het begrip rechtsstaat leggen we uit aan de hand van vier kenmerken. Namelijk:

  1. Grondrechten vastgelegd in de grondwet
  2. Legaliteitsbeginsel
  3. Scheiding der machten
  4. Onafhankelijke rechtsspraak

Ieder jaar brengt de Verenigde Naties het ‘World happiness report’ uit. Hierin wordt onderzocht welke mensen de gelukkigste mensen ter wereld zijn. Opvallend aan deze lijst is dat er veel landen bovenin de lijst te vinden zijn die een goed ontwikkelde rechtsstaat hebben, waaronder Nederland. Onderaan de lijst staan veel landen waar geen rechtsstaat is. De overheid kan daar vaak zelf bepalen wat ze doen. Burgers worden zonder dat daar regels aan verbonden zijn zomaar gecontroleerd door de politie. Als ze volgens de overheid iets fout doen kunnen ze worden opgepakt en vastgezet. Een staat waar de (geheime) politie en overheid zoveel mogelijk controle op zijn burgers uitvoert noemen we een politiestaat. Wanneer je in een politiestaat leeft en je je bemoeit met onrecht of de regels die staat heeft bedacht kan je dus zomaar opgepakt worden en vastgezet zonder dat je daarvoor een eerlijke rechtszaak krijgt, willekeur dus. Het Turkije van Erdogan is een duidelijk voorbeeld van een politiestaat.


Nog één stap verder is een totalitaire staat. De overheid in een totalitaire staat heeft de volledige controle op alles wat zijn burgers doen, burgers hebben geen rechten zoals privacy of vrijheid van meningsuiting en kunnen zomaar verdwijnen. Een bekend voorbeeld hiervan is Noord-Korea van Kim Jong-Un.
Naast rechtsstaten, politiestaten en totalitaire staten heb je ook nog zogenoemde ‘failed states’ oftewel mislukte staten. Dit zijn landen waar het de overheid niet lukt om macht uit te oefenen over het hele land, deze landen verkeren vaak in een burgeroorlog. In deze landen is (in sommige gebieden) niemand zijn leven zeker en is geweld vaak een dagelijkse realiteit. Somalië is een voorbeeld van zo’n failed state.

 

Wij gaan in dit hoofdstuk vooral kijken naar hoe de Nederlandse rechtsstaat eruit ziet en hoe wij in Nederland beschermd worden tegen willekeur van de overheid.

1c. Verwerking

Opdracht: Preventief fouilleren in Amsterdam.

Lees dit verhaal van NOS Stories over preventief fouilleren in Amsterdam.

 

Beantwoord onderstaande vragen:

  1. Wat is preventief fouilleren?
  2. Waarom moet men preventief fouilleren?
  3. Welke twee waarden botsen er met elkaar als het gaat om het preventief fouilleren in een rechtsstaat? Leg uit waarom deze waarden met elkaar botsen.  
    (Tip: zoek op internet een lijst met waarden om het gemakkelijker te maken).
  4. Schrijf in ongeveer 100 woorden op of en waarom jij preventief fouilleren wel of niet bij een rechtsstaat vindt horen. Gebruik hierbij ook de term politiestaat of totalitaire staat.

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

2. De grondwet en grondrechten

2a. Onderzoek

Opdracht: Tien geboden in mijn (ei)land.

Bij deze opdracht mag je samenwerken met 1 of 2 klasgenoten. 

 

Stel: Jullie worden opeens de leider van een nieuwe kolonie, een heel klein eilandje in de Indische Oceaan. Je woont hier met 250 diverse mensen die je niet kent: man, vrouw, jong, oud, Nederlands maar ook veel mensen uit andere landen. Jullie moeten de eerste wet van het land schrijven. Een soort nieuwe grondwet. Wat zijn de 10 eerste afspraken (rechten of wetten) waar jullie mee zouden beginnen?

 

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

 

2b. Lezen

De meeste landen op de wereld hebben een grondwet. In Nederland hebben we ook een grondwet, dit is de ‘basiswet’ van ons land. Alle fundamentele rechten en plichten van burgers, overheid en functionarissen (van Koning tot minister-president) zijn hierin vastgelegd.
Het eerste ontwerp van onze huidige grondwet stamt uit 1814. De Franse bezetting onder leiding van Napoleon was beëindigd en dus moest er in Nederland een nieuw bestuur opgezet worden en dus een nieuwe grondwet. In deze grondwet was de macht van de Koning nog erg groot en de macht van de Staten-Generaal (Eerste Kamer en Tweede Kamer) was minimaal, via allerlei wegen kon de Koning de Staten-Generaal buitenspel zetten.
In 1848 – onder leiding van Johan Rudolph Thorbecke werd de belangrijkste grondwetswijziging doorgevoerd en werd de macht van de Koning ingeperkt en juist de macht van de vanaf dan gekozen Staten-Generaal uitgebreid. Op grote lijnen is onze grondwet nog steeds dezelfde grondwet als in 1848, ondanks dat de tijden natuurlijk enorm veranderd zijn.

 

In de grondwet worden verschillende fundamentele zaken geregeld. Zo is de macht van de overheid begrenst en worden de vrijheden van burgers gegarandeerd, een duidelijk voorbeeld van een rechtsstaat. Ook de fundamentele rechten van burgers zijn vastgelegd in de grondwet, deze zijn onderverdeeld in klassieke grondrechten en sociale grondrechten (hierover later meer). Als laatste wordt er van alle ‘overheidsorganen’ bepaald wie welke macht heeft. Over de verdeling van de macht leer je meer in het gedeelte van de quest over machtenscheiding.

Zoals eerder gezegd zijn de grondrechten in Nederland verdeeld in klassieke en sociale grondrechten. Klassieke grondrechten gaan bijvoorbeeld over het recht op gelijke behandeling, het recht om te gaan en staan waar je wil (binnen de grenzen van de wet) of het recht op lichamelijke integriteit (niemand mag je zomaar aanraken als jij dat niet wil).
Al deze klassieke grondrechten zijn niet zoveel waard wanneer wij als burgers geen sociale grondrechten hebben. Want wat is je vrijheid waard als jij geen eten hebt, of een woning. Sociale grondrechten verplichten de overheid dan ook om voor allerlei zaken te zorgen zoals; woonruimte, onderwijs, werk, sociale zekerheid en  volksgezondheid.

Onze grondwet is dus het beginpunt van onze samenleving en de belangrijke 'ruggengraat' van de Nederlandse rechtsstaat.

2c. Verwerking

1. Opdracht: zoek op in de grondwet.

In hoofdstuk 1 van de grondwet staan 23 grondrechten. Sommige van deze grondrechten zijn meteen duidelijk, maar andere artikelen zijn juist weer wat lastiger te begrijpen of uit te leggen.

Hieronder staan 6 grondwetsartikelen waarvan jij in je eigen woorden moet opschrijven wat ermee wordt bedoeld. Gebruik de grondwet (zoek via Google) om deze wetsartikelen op te zoeken.

Artikel 1, 6, 7, 11, 15 en 21.

 

Kies naast deze 6 grondwetsartikelen zelf ook nog 2 artikelen die jij belangrijk vindt en waarvan je uitlegt wat deze betekenen en waarom jij ze belangrijk vindt.

Artikel …

Waarom vind je deze belangrijk?

Artikel …

Waarom vind je deze belangrijk?


2. Beantwoord onderstaande vragen:

  1. Vanwege welk grondwetsartikel kan de Nederlandse overheid haar burgers nooit dwingen om een vaccinatie te nemen tegen bijvoorbeeld corona? Gebruik hiervoor grondwetsartikel 1 t/m 23.

Lees het artikel: YouTube verwijdert video’s Lange Frans (de Volkskrant).

In oktober 2020 besloot YouTube om de video’s van het kanaal van Lange Frans te verwijderen.

  1. Wat is de reden dat YouTube deze video’s verwijderde?
  2. Welk grondrecht werd hiermee geschonden? Noem het grondwetsartikel en leg het uit.
  3. Betoog: Vind jij dat YouTube in mag grijpen op zijn platform in een geval zoals dat van Lange Frans. Denk vanuit het kader van de rechtsstaat waarover je geleerd hebt.
  • Geef minimaal 1 argument voor.
  • Geef minimaal 1 argument tegen.
  • Geef aan wat jij hiervan vindt.

3. Opdracht: grondrechten en het verleden.

Maak een fotocollage waarin je aan de hand van 5 historische gebeurtenissen 5 verschillende grondrechten belicht. Gebruik een foto of plaatje (oudere gebeurtenissen zijn geen foto’s van). Het hoeven geen Nederlandse historische gebeurtenissen te zijn.

Eisen aan de opdracht:

  1. Schrijf op welke historische gebeurtenis de foto/het plaatje van is.
  2. Schrijf het juiste grondwetsartikel erbij.
  3. Leg uit waarom deze gebeurtenis past bij dit grondwetsartikel.
  4. Leg uit waarom jij juist voor deze foto hebt gekozen.

Bijvoorbeeld:

1: De kruisiging van Jezus Christus. Artikel 11: Iedere Nederlander heeft recht op onaantastbaarheid van zijn/haar lichaam.

 

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

3. Legaliteitsbeginsel

3a. Onderzoek

Beantwoord onderstaande vragen:

  1. Zoek artikel 16 uit de grondwet op en geef aan wat het betekent.
  2. Bedenk nu een situatie die binnen school plaats zou vinden als artikel 16 niet zou bestaan of nageleefd. Je schrijft dus een scenario alsof school de Nederlandse samenleving is.

 

 

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

3b. Lezen

Je hebt als het goed is zojuist een situatie beschreven waarin je nagedacht hebt over het legaliteitsbeginsel. Het scenario wat je bij opdracht 2 hebt beschreven is waarschijnlijk een vreemde en vooral onrechtvaardige situatie. Het legaliteitsbeginsel (leges=wetten) is 1 van de 4 kenmerken van de rechtsstaat die dit soort onrechtvaardige situaties moet voorkomen.

Het legaliteitsbeginsel bestaat eigenlijk uit 2 delen:

  1. Elk handelen van de overheid moet een basis hebben in de wet.
  2. (De meeste) wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast.


Dat elk handelen van de overheid een wettige basis moet hebben klinkt logisch, maar is op veel plekken anders. Zo worden in landen waar geen rechtsstaat is vaak mensen opgepakt zonder dat daar een wettelijke basis voor is. Deze mensen zijn lastig voor de machthebbers doordat ze bijvoorbeeld video’s plaatsen op social media waarin ze kritiek uiten op machthebbers. In Nederland kan je een kritische video over Mark Rutte plaatsen, maar omdat wij in de wet vastgelegde vrijheid van meningsuiting hebben is het toch niet mogelijk voor Mark Rutte om deze video’s te laten verwijderen of deze mensen op te pakken. De burgers zijn dus beschermd door de wet. Een ander voorbeeld is dat bij het heffen van belastingen altijd een wettelijke grond moet zijn. De overheid kan dus niet wanneer zij geld nodig heeft ineens een belasting bedenken en deze gaan innen.

Ook het tweede deel van het legaliteitsbeginsel klinkt aannemelijk. Wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast. Dit is eigenlijk de strekking van artikel 16 van de grondwet. Als jij vandaag iets doet wat morgen bij wet strafbaar wordt gesteld kan je daarvoor niet veroordeeld worden. Strafbaar gedrag wordt door de wet bepaald en de rechter toetst het gedrag aan de wet die op het moment van het gedrag geldt.

Deze twee onderdelen van het legaliteitsbeginsel zorgen voor vertrouwen in de overheid en rechtszekerheid. Rechtszekerheid betekent eigenlijk dat wij als burgers erop kunnen vertrouwen dat burgers en overheid de wetten naleven.
De rechtszekerheid wordt verder versterkt door de kwaliteit van de wetten. In Nederland moeten wetten vanzelfsprekend aan een heleboel eisen voldoen. Namelijk:

  • Wetten moeten algemeen zijn en voor iedereen gelden;
  • Wetten moeten openbaar en begrijpelijk zijn (zodat iedereen de wet kan kennen);
  • Wetten mogen geen onmogelijke eisen stellen waaraan burgers niet kunnen voldoen;
  • Wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast (dan zouden namelijk burgers hun vertrouwen in het recht verliezen);
  • Wetten mogen niet tegenstrijdig zijn (dat 2 wetten iets anders zeggen over 1 situatie);
  • Wetten mogen niet te vaak veranderd worden, want dit tast de rechtszekerheid aan;
  • De toepassing van wetten moet redelijk zijn, hiermee wordt bedoeld dat je bijvoorbeeld geen gevangenisstraf kan krijgen voor door rood rijden, dit is onredelijk.

 

Uitzonderingen

Op het legaliteitsbeginsel zijn een aantal uitzonderingen. Het zwaarste middel wat overheden kunnen inzetten is de noodtoestand. Als de overheid de noodtoestand uitroept hoeft het zich niet aan de wet te houden. De noodtoestand is in het leven geroepen om in zeer ernstige situaties, bijvoorbeeld bij natuurramen of oorlog, slagvaardig en buiten de wet om te kunnen handelen. In dictaturen wordt de noodtoestand vaak misbruikt om zo buiten de wet om te kunnen handelen en bijvoorbeeld tegenstanders op te pakken. Een andere mildere vorm is de noodverordening. Gemeenten kunnen inwoners bijvoorbeeld verbieden om naar een bepaalde plek toe te gaan. Dit wordt gebruikt wanneer een burgemeester een onveilige situatie verwacht op een bepaalde plek, denk bijvoorbeeld aan voetbalrellen. Ook tijdens de beginperiode van de coronacrisis zijn veel noodverordeningen gebruikt om de maatregelen legaal in te laten gaan.
Bij zo’n noodtoestand of noodverordening worden fundamentele grondrechten buitenspel geplaatst zoals bijvoorbeeld vrijheid van beweging of vrijheid van demonstratie. Er moet dus een goede reden zijn om dit in te zetten voor een gezaghebber.

Veroordeling van Anton Mussert
de leider van de NSB in WOII.

Ook in de Tweede Wereldoorlog werkte dit anders. Voor veel
van de oorlogsmisdaden die toen gepleegd werden (zoals de Jodenvervolging) waren geen specifieke wetten, toch zijn de daders veroordeeld. Het legaliteitsbeginsel werd niet gehandhaafd, omdat het in deze zaak om het schenden van fundamentele mensenrechten ging.

3c. Verwerking

Opdracht: legaliteitsbeginsel en WOII

Lees het volgende artikel via deze link.

1. Zoek op wat het Neurenberg tribunaal is en wat zij deden?

2. In het artikel is te lezen dat Thierry Baudet het niet eens is met het oprichten van het Neurenberg Tribunaal. Dit heeft te maken met het legaliteitsbeginsel.

Leg uit wat Thierry Baudet hiermee bedoeld.

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

4. Scheiding der machten

4a. Onderzoek

‘’Power corrupts and absolute power corrupts absolutely’’

Bovenstaande uitspraak is gedaan door historicus Lord John Dalberg-Acton en geeft eigenlijk aan waarom het belangrijk is om macht te scheiden.

  1. Leg in 50 woorden uit wat Lord Acton bedoelde met deze uitspraak. (Tip: zoek eerst de Nederlandse vertaling op).
  2. Wat is het probleem van teveel macht bij 1 persoon of bij 1 groep mensen?

 

 

 

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

4b. Lezen

In Nederland leven wij in een democratische rechtsstaat. Dit betekent (simpel gezegd) dat onze leiders gekozen zijn door het volk en dat iedereen zich in Nederland aan de wet moet houden. Aan de andere kant heb je dictaturen als Noord-Korea of Syrië waar een kleine groep mensen heel veel macht heeft en het volk niks te zeggen heeft. In zo’n dictatuur is de macht dus geconcentreerd bij 1 persoon of bij een kleine groep. Deze mensen kiezen dan vaak in hun eigen voordeel en niet in het voordeel van het volk. In een democratie werkt dat anders. De macht is in Nederland verdeeld. Deze verdeling zorgt ervoor dat er geen kleine groep mensen voor zichzelf kan kiezen, maar dat de keuzes worden genomen in het algemeen belang.

De scheiding der machten ofwel de trias politica is bedacht door de Franse filosoof Montesquieu. Zijn idee was heel belangrijk voor de rechtsstaat. Hij vond dat de vrijheid van inwoners centraal moest staan in een rechtsstaat. Daarnaast zag hij dat personen of organisaties met veel macht vaak die macht misbruikten. Daarom kwam hij met het idee die macht te verdelen over verschillende personen of organisaties, waardoor het machtsmisbruik ook af zou nemen.  
De trias politica verdeelt eigenlijk de macht rondom wetten. Zo worden de wetten gemaakt door één groep (het Parlement), dit is de wetgevende macht. Daarnaast is er een uitvoerende macht deze moet de wetten uitvoeren (dit doen de ministers). De uitvoerende macht mag alleen de wetten uitvoeren die door de  wetgevende macht zijn goedgekeurd. De wetgevende macht (het Parlement) moet ook controleren of de uitvoerende macht (de Regering) zijn werk goed doet. Als laatste is er de rechterlijke macht. Deze controleert of iedereen zich aan de wet houdt en kan indien nodig straffen uitdelen aan mensen die dat niet doen. De rechterlijke macht controleert ook of de wetgevende en uitvoerende macht zich aan de wetten houden.
Door de macht over deze 3 schijven te verdelen kan niet één iemand een wet bedenken, deze ook uitvoeren en zichzelf en anderen controleren of ze zich aan de wetten houden. De macht is dus verdeeld.

In de Nederlandse praktijk gaat het niet zozeer om een scheiding van macht, maar meer om een spreiding van macht. De macht is niet strikt gescheiden, maar verspreidt over verschillende groepen.

Wetgevende macht: de wetgevende macht bestaat in Nederland uit het Parlement; de Eerste en Tweede Kamer, zij moeten de wetten goedkeuren. Zonder dat het Parlement heeft ingestemd met de wetten kunnen deze er dus niet komen. Echter kunnen in het Nederlandse systeem ook ministers (de Regering) wetsvoorstellen (ideeën voor wetten) doen. In de praktijk komen de meeste wetsvoorstellen van ministers en niet van het Parlement.

Casus: de Tweede Kamer ziet dat er veel ongelukken gebeuren in het verkeer met fietsers die op hun telefoon zitten tijdens het fietsen. De minister van verkeer en waterstaat doet een wetsvoorstel waarin hij het bedienen van een telefoon op de fiets wil verbieden en bestraffen met een boete. De Tweede Kamer en Eerste Kamer vinden het een goed idee en stemmen hiermee in.  

 

Uitvoerende macht: de uitvoerende macht in Nederland is de Regering (officieel de Koning + ministers). De ministers moeten zorgen dat hun ministeries de wetten uitvoeren. Om ze hierbij te helpen hebben zij een staatssecretaris en ambtenaren. Ambtenaren voeren het werk uit, maar ministers zijn verantwoordelijk.

Casus: de minister van verkeer en waterstaat en de minister van justitie gaan aan de slag met het in werking stellen van de nieuwe wet. Zo gaat de minister van verkeer en waterstaat een campagne opstarten over de nieuwe wet (zodat burgers er vanaf weten). De minister van justitie zorgt dat de nieuwe wet gehandhaafd wordt door de politie.

 

Rechterlijke macht: de rechterlijke macht in Nederland bestaat uit de rechters en het Openbaar Ministerie. De rechters mogen niet meebeslissen over de wetgeving, maar mogen alleen recht spreken met behulp van bestaande wetten, verdragen, gewoonten en eerdere rechterlijke uitspraken (dit noem je jurisprudentie). In een rechtsstaat kan een rechter ook een uitspraak doen die nadelig is voor de overheid. Het Openbaar Ministerie (OM) vervolgt verdachten van een strafbaar feit. Het OM valt onder de minister van justitie die dus ook een rol heeft in de uitvoerende en de wetgevende macht. De minister bepaalt de koers die het OM moet varen, dus heeft hij ook in de rechterlijke macht een klein beetje invloed.

Casus: de politie heeft een persoon die op de fiets zat een boete gegeven, omdat hij zijn telefoon gebruikte, aldus de politie. De verdachte geeft aan dat hij stilstond met zijn telefoon in zijn hand en stapt naar de rechter, omdat hij het niet eens is met de boete.
De rechter bekijkt argumenten van beide partijen en bepaalt op basis van de wet en op basis van eerdere vergelijkbare gevallen (jurisprudentie) of hij de verdachte vrijspreekt of dat hij de straf laat staan (of een andere passende straf bedenkt).


In bovenstaande drie stappen zie je hoe in Nederland een idee voor een wet een wet wordt, waarna de wet wordt uitgevoerd, en uiteindelijk rechters bepalen wat strafbaar is en wat niet. De macht is hier dus duidelijk niet bij één groep, maar gespreid tussen drie machten.

 

4c. Verwerking

Kijk de onderstaande video van Zondag met Lubach:

 

Beantwoord onderstaande vragen:

  1. Leg uit waarom het ZSM botst met de scheiding der machten. 
  2. Waarom wordt er door de overheid toch gekozen voor snelrecht?
  3. Leg uit waarom jij vindt dat snelrecht wel of niet een plaats zou moeten hebben in ons systeem?
  4. Er wordt ook wel gesproken van een Vierde en Vijfde macht. Zoek op welke twee ‘groepen’ hiermee bedoeld worden en leg uit hoe de macht van deze 2 groepen werkt.

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

5. Onafhankelijke rechtsspraak

5b. Lezen

Het laatste en vierde kenmerk van een rechtsstaat is onafhankelijke rechtspraak. Onafhankelijk betekent vrij of zelfstandig. De rechter komt dus los van invloed van buitenaf tot een oordeel over een bepaalde zaak. Wij kijken hier naar soorten

In landen waar geen rechtsstaat is zie je vaak dat de machten door elkaar heen lopen. Zo heeft de leider van het land (in Nederland is dit dus de uitvoerende macht) ook inspraak in rechtszaken. In Noord-Korea heeft Kim Jong-Un als leider van het land de macht om gerechtelijke uitspraken te beïnvloeden. Daarnaast kan Kim Jong-Un ervoor kiezen om rechters te ontslaan wanneer ze uitspraken doen die hem niet bevallen.

In een rechtsstaat zoals Nederland komen rechters, zoals eerder gezegd, op een onafhankelijke en onpartijdige manier aan hun oordeel. Ze laten zich niet beïnvloeden door één van de andere twee machten. Hiervoor zijn een aantal voorwaarden belangrijk, namelijk:

  1. Rechters kunnen niet ontslagen worden, omdat de regering (uitvoerende macht) het niet eens is met gerechtelijke uitspraken. In de grondwet staat daarom dat rechters in Nederland voor het leven benoemd worden. Dit is heel belangrijk om de macht van de regering te beperken.
  2. Rechters moeten rechtspreken op basis van wetten, verdragen en jurisprudentie. Rechters gaan niet af op persoonlijke overtuigingen.
  3. Rechters mogen niet zomaar allerlei bijbanen of andere functies bekleden. Hier zijn strikte richtlijnen voor, omdat sommige functies de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een rechter in gevaar kunnen brengen. Dit zou ook het vertrouwen in de rechtspraak kunnen beïnvloeden terwijl dit juist heel belangrijk is. Rechters zijn ook verplicht om al hun andere functies openbaar te maken. 

 

Het kan voorkomen dat een burger of de staat het oneens is met een uitspraak. In zo’n geval wordt natuurlijk ook de rechter gecontroleerd, zodat hij zijn macht niet misbruikt. Wanneer je het niet eens bent met de uitspraak van de rechter kan je in hoger beroep. In hoger beroep doet het Gerechtshof de rechtszaak helemaal opnieuw. Een laatste stap is na een hoger beroep in cassatie gaan bij de Hoge Raad. De Hoge Raad kijkt dan alleen of er fouten zijn gemaakt of dat de wet verkeerd is geïnterpreteerd. Ze gaan dus niet de rechtszaak opnieuw behandelen zoals bij een hoger beroep.   

 

In de onderzoeksopdracht heb je gekeken naar welke associaties jij hebt met rechtspraak. Vaak denken we vooral aan strafrecht. Bijvoorbeeld wanneer iemand een diefstal heeft gepleegd, hiervoor opgepakt wordt en voor de rechter moet verschijnen. Echter zijn er veel meer soorten rechtspraak, waar wij allemaal direct of indirect mee te maken hebben. Hieronder bespreken we welke verschillende vormen van rechtspraak er zijn. 

De bekendste vorm van rechtspraak is het strafrecht. Dit is de rechtspraak die gebruikt wordt wanneer iemand de wet heeft overtreden. De strafrechter gaat kijken of er genoeg bewijs is tegen de verdachte en of hij ook daadwerkelijk schuldig kan worden bevonden aan het feit waarvan hij verdacht wordt.

Civiel recht is een tweede vorm van rechtspraak. Civiel is een ander woord voor burgerlijk, dit recht gaat dus ook over conflicten tussen burgers onderling of organisaties (die niet onder de overheid vallen) onderling of tussen burgers en organisaties.

Het bestuursrecht is de derde vorm van rechtspraak die we in Nederland kennen. De bestuursrechter behandelt zaken die tussen burger en overheid spelen of organisaties en de overheid.

 

5c. Verwerking

  1. Je hebt net geleerd dat er 3 soorten rechtspraak zijn. Bedenk bij alle 3 de vormen van rechtspraak een voorbeeld hoe jij hiermee te maken zou kunnen krijgen als leerling en burger.
    TIP: let goed op het verschil tussen civiel recht en strafrecht.

Lees het artikel: Advies aan Hoge Raad: horeca heeft recht op huurkorting (NOS.nl).

  1. Over welke vorm van rechtspraak gaat dit artikel van de NOS?
  2. Waarom is de bestuursrechter essentieel voor de trias politica?

 

Zet deze opdracht in een bestand samen met de andere opdrachten. Dit lever je uiteindelijk in in PDF-formaat.

 

6. Samenvatten

Om je goed voor te kunnen bereiden op de toets is het aan te raden om een samenvatting te maken. Om je te helpen met het maken van een samenvatting staat hier een lijst met zaken die je moet kennen en kunnen.

Opdracht: bestudeer onderstaande leerdoelen goed. Maak aan de hand van de onderstaande leerdoelen een samenvatting die jou helpt bij het voorbereiden op de toets.

 

1. De leerling kan uitleggen wat een rechtsstaat is en welke 4 kenmerken een rechtsstaat heeft.

2. De leerling kan benoemen wat het verschil is tussen een rechtsstaat, een politiestaat en een totalitaire staat.

3. De leerling kan benoemen wat het belang is van grondrechten en een grondwet in een rechtsstaat.

4. De leerling kan enkele voorbeelden geven van grondrechten die staan beschreven in de grondwet.

5. De leerling weet het verschil tussen klassieke grondrechten en sociale grondrechten.

6. De leerling kan uitleggen wat het legaliteitsbeginsel is en welke uitzonderingen hierop zijn.

7. De leerling kan uitleggen welke 3 machten er in Nederland zijn en kan uitleggen waarom het van belang is dat deze drie machten gescheiden zijn.

8. De leerling weet wie de 3 machten vertegenwoordigen in het Nederlandse systeem. 

9. De leerling kan uitleggen wat het belang is van onafhankelijke rechtspraak

10. De leerling kan de soorten rechtspraak in Nederland benoemen en aan de hand van voorbeelden de soort rechtspraak herkennen en benoemen.

11. De leerling kan het verschil benoemen tussen een kantonrechter, politierechter en meervoudige kamer.

 

Begrippen die je moet kennen: 

  • Rechtsstaat
  • Totalitaire staat
  • Politiestaat
  • Failed state
  • Grondwet
  • Grondrechten
  • Klassieke grondrechten
  • Sociale grondrechten
  • Legaliteitsbeginsel
  • Rechtszekerheid
  • Noodtoestand
  • Noodverordening
  • Trias politica
  • Hoger beroep
  • In cassatie gaan
  • Jurisprudentie
  • Strafrecht
  • Civiel recht
  • Bestuursrecht
  • Het arrangement SE1 - Rechtsstaat - Havo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2023-11-07 10:05:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit onderdeel is een havo-examenonderdeel over de eindterm rechtsstaat.
    Leerinhoud en doelen
    Burgerschapsvorming;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Herbert Vissers eXplore. (2022).

    SE1 - Rechtsstaat - Vwo

    https://maken.wikiwijs.nl/180589/SE1___Rechtsstaat___Vwo