In Nederland leven wij in een democratische rechtsstaat. Dit betekent (simpel gezegd) dat onze leiders gekozen zijn door het volk en dat iedereen zich in Nederland aan de wet moet houden. Aan de andere kant heb je dictaturen als Noord-Korea of Syrië waar een kleine groep mensen heel veel macht heeft en het volk niks te zeggen heeft. In zo’n dictatuur is de macht dus geconcentreerd bij 1 persoon of bij een kleine groep. Deze mensen kiezen dan vaak in hun eigen voordeel en niet in het voordeel van het volk. In een democratie werkt dat anders. De macht is in Nederland verdeeld. Deze verdeling zorgt ervoor dat er geen kleine groep mensen voor zichzelf kan kiezen, maar dat de keuzes worden genomen in het algemeen belang.
De scheiding der machten ofwel de trias politica is bedacht door de Franse filosoof Montesquieu. Zijn idee was heel belangrijk voor de rechtsstaat. Hij vond dat de vrijheid van inwoners centraal moest staan in een rechtsstaat. Daarnaast zag hij dat personen of organisaties met veel macht vaak die macht misbruikten. Daarom kwam hij met het idee die macht te verdelen over verschillende personen of organisaties, waardoor het machtsmisbruik ook af zou nemen.
De trias politica verdeelt eigenlijk de macht rondom wetten. Zo worden de wetten gemaakt door één groep (het Parlement), dit is de wetgevende macht. Daarnaast is er een uitvoerende macht deze moet de wetten uitvoeren (dit doen de ministers). De uitvoerende macht mag alleen de wetten uitvoeren die door de wetgevende macht zijn goedgekeurd. De wetgevende macht (het Parlement) moet ook controleren of de uitvoerende macht (de Regering) zijn werk goed doet. Als laatste is er de rechterlijke macht. Deze controleert of iedereen zich aan de wet houdt en kan indien nodig straffen uitdelen aan mensen die dat niet doen. De rechterlijke macht controleert ook of de wetgevende en uitvoerende macht zich aan de wetten houden.
Door de macht over deze 3 schijven te verdelen kan niet één iemand een wet bedenken, deze ook uitvoeren en zichzelf en anderen controleren of ze zich aan de wetten houden. De macht is dus verdeeld.
In de Nederlandse praktijk gaat het niet zozeer om een scheiding van macht, maar meer om een spreiding van macht. De macht is niet strikt gescheiden, maar verspreidt over verschillende groepen.
Wetgevende macht: de wetgevende macht bestaat in Nederland uit het Parlement; de Eerste en Tweede Kamer, zij moeten de wetten goedkeuren. Zonder dat het Parlement heeft ingestemd met de wetten kunnen deze er dus niet komen. Echter kunnen in het Nederlandse systeem ook ministers (de Regering) wetsvoorstellen (ideeën voor wetten) doen. In de praktijk komen de meeste wetsvoorstellen van ministers en niet van het Parlement.
Casus: de Tweede Kamer ziet dat er veel ongelukken gebeuren in het verkeer met fietsers die op hun telefoon zitten tijdens het fietsen. De minister van verkeer en waterstaat doet een wetsvoorstel waarin hij het bedienen van een telefoon op de fiets wil verbieden en bestraffen met een boete. De Tweede Kamer en Eerste Kamer vinden het een goed idee en stemmen hiermee in. |
Uitvoerende macht: de uitvoerende macht in Nederland is de Regering (officieel de Koning + ministers). De ministers moeten zorgen dat hun ministeries de wetten uitvoeren. Om ze hierbij te helpen hebben zij een staatssecretaris en ambtenaren. Ambtenaren voeren het werk uit, maar ministers zijn verantwoordelijk.
Casus: de minister van verkeer en waterstaat en de minister van justitie gaan aan de slag met het in werking stellen van de nieuwe wet. Zo gaat de minister van verkeer en waterstaat een campagne opstarten over de nieuwe wet (zodat burgers er vanaf weten). De minister van justitie zorgt dat de nieuwe wet gehandhaafd wordt door de politie. |
Rechterlijke macht: de rechterlijke macht in Nederland bestaat uit de rechters en het Openbaar Ministerie. De rechters mogen niet meebeslissen over de wetgeving, maar mogen alleen recht spreken met behulp van bestaande wetten, verdragen, gewoonten en eerdere rechterlijke uitspraken (dit noem je jurisprudentie). In een rechtsstaat kan een rechter ook een uitspraak doen die nadelig is voor de overheid. Het Openbaar Ministerie (OM) vervolgt verdachten van een strafbaar feit. Het OM valt onder de minister van justitie die dus ook een rol heeft in de uitvoerende en de wetgevende macht. De minister bepaalt de koers die het OM moet varen, dus heeft hij ook in de rechterlijke macht een klein beetje invloed.
Casus: de politie heeft een persoon die op de fiets zat een boete gegeven, omdat hij zijn telefoon gebruikte, aldus de politie. De verdachte geeft aan dat hij stilstond met zijn telefoon in zijn hand en stapt naar de rechter, omdat hij het niet eens is met de boete. |
In bovenstaande drie stappen zie je hoe in Nederland een idee voor een wet een wet wordt, waarna de wet wordt uitgevoerd, en uiteindelijk rechters bepalen wat strafbaar is en wat niet. De macht is hier dus duidelijk niet bij één groep, maar gespreid tussen drie machten.