3b. Lezen

Je hebt als het goed is zojuist een situatie beschreven waarin je nagedacht hebt over het legaliteitsbeginsel. Het scenario wat je bij opdracht 2 hebt beschreven is waarschijnlijk een vreemde en vooral onrechtvaardige situatie. Het legaliteitsbeginsel (leges=wetten) is 1 van de 4 kenmerken van de rechtsstaat die dit soort onrechtvaardige situaties moet voorkomen.

Het legaliteitsbeginsel bestaat eigenlijk uit 2 delen:

  1. Elk handelen van de overheid moet een basis hebben in de wet.
  2. (De meeste) wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast.


Dat elk handelen van de overheid een wettige basis moet hebben klinkt logisch, maar is op veel plekken anders. Zo worden in landen waar geen rechtsstaat is vaak mensen opgepakt zonder dat daar een wettelijke basis voor is. Deze mensen zijn lastig voor de machthebbers doordat ze bijvoorbeeld video’s plaatsen op social media waarin ze kritiek uiten op machthebbers. In Nederland kan je een kritische video over Mark Rutte plaatsen, maar omdat wij in de wet vastgelegde vrijheid van meningsuiting hebben is het toch niet mogelijk voor Mark Rutte om deze video’s te laten verwijderen of deze mensen op te pakken. De burgers zijn dus beschermd door de wet. Een ander voorbeeld is dat bij het heffen van belastingen altijd een wettelijke grond moet zijn. De overheid kan dus niet wanneer zij geld nodig heeft ineens een belasting bedenken en deze gaan innen.

Ook het tweede deel van het legaliteitsbeginsel klinkt aannemelijk. Wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast. Dit is eigenlijk de strekking van artikel 16 van de grondwet. Als jij vandaag iets doet wat morgen bij wet strafbaar wordt gesteld kan je daarvoor niet veroordeeld worden. Strafbaar gedrag wordt door de wet bepaald en de rechter toetst het gedrag aan de wet die op het moment van het gedrag geldt.

Deze twee onderdelen van het legaliteitsbeginsel zorgen voor vertrouwen in de overheid en rechtszekerheid. Rechtszekerheid betekent eigenlijk dat wij als burgers erop kunnen vertrouwen dat burgers en overheid de wetten naleven.
De rechtszekerheid wordt verder versterkt door de kwaliteit van de wetten. In Nederland moeten wetten vanzelfsprekend aan een heleboel eisen voldoen. Namelijk:

 

Uitzonderingen

Op het legaliteitsbeginsel zijn een aantal uitzonderingen. Het zwaarste middel wat overheden kunnen inzetten is de noodtoestand. Als de overheid de noodtoestand uitroept hoeft het zich niet aan de wet te houden. De noodtoestand is in het leven geroepen om in zeer ernstige situaties, bijvoorbeeld bij natuurramen of oorlog, slagvaardig en buiten de wet om te kunnen handelen. In dictaturen wordt de noodtoestand vaak misbruikt om zo buiten de wet om te kunnen handelen en bijvoorbeeld tegenstanders op te pakken. Een andere mildere vorm is de noodverordening. Gemeenten kunnen inwoners bijvoorbeeld verbieden om naar een bepaalde plek toe te gaan. Dit wordt gebruikt wanneer een burgemeester een onveilige situatie verwacht op een bepaalde plek, denk bijvoorbeeld aan voetbalrellen. Ook tijdens de beginperiode van de coronacrisis zijn veel noodverordeningen gebruikt om de maatregelen legaal in te laten gaan.
Bij zo’n noodtoestand of noodverordening worden fundamentele grondrechten buitenspel geplaatst zoals bijvoorbeeld vrijheid van beweging of vrijheid van demonstratie. Er moet dus een goede reden zijn om dit in te zetten voor een gezaghebber.

Veroordeling van Anton Mussert
de leider van de NSB in WOII.

Ook in de Tweede Wereldoorlog werkte dit anders. Voor veel
van de oorlogsmisdaden die toen gepleegd werden (zoals de Jodenvervolging) waren geen specifieke wetten, toch zijn de daders veroordeeld. Het legaliteitsbeginsel werd niet gehandhaafd, omdat het in deze zaak om het schenden van fundamentele mensenrechten ging.