Links in het schermmenu zie je een hoofdmenu. Hier kan je stapsgewijs, dus onder naar boven, doorheen door er op te klikken. Wanner je dit doet zie je de opdracht/theorie die bij dit stukje hoort.
Theorie
Hoofdstuk 1 Bedrijfskolom
Totaal van vraag en aanbod, behoeften en wensen van klanten vormen de vraag.
2. Producenten, handelaren en klanten
3. Concrete markt: er is een zichtbare ontmoetingsplaats, waar beide partijen (producenten/handelaren en klanten) aanwezig zijn
4. Abstracte markt: er is geen concrete, zichtbare ontmoetingsplaats.
5. Een producent is een persoon, organisatie of bedrijf dat producten of diensten levert.
6. Een klant is de afnemer van een goed of dienst van een leverancier. Een betaling wordt wel verwacht.
7. Consument.
8. Ruilhandel/ directe handel.
9. Geld.
10. De weg die een product aflegt van oer-producent tot de consument.
11.Elk schakel heeft een ander functie zoals verzamelen, produceren of distribueren van goederen en bijbehorende diensten. Elk schakel voegt waarde toe aan een product en zorgt ervoor dat er een toegewerkt wordt tot een eindproduct.
12. Nee de consument behoort niet toe tot de bedrijfskolom. Een consument is geen bedrijf, die is de uiteindelijk gebruiker/verbruiker van het goed/dienst.
13. Hij produceert half of eindfabrikaten.
14. Oer-producent.
15. Door integratie wordt de bedrijfskolom korter.
16. Door differentiatie wordt de bedrijfskolom langer.
17 a. Parallellisatie, Specialisatie
b. Parallellisatie: Assortiment aan goederen/diensten wordt binnen een schakel uitgebreid.
Specialisatie: Er wordt gericht op 1of paar assortimentsgroepen, de rest wordt afgestoten.
18. Distributie
Hoofdstuk 2 klant typen en retentiemarketing
1. Een klant is de afnemer van een goed of dienst van een leverancier. Een betaling wordt wel verwacht.
2. Klanten zijn de afnemers voor een onderneming, de wensen en behoeften van klanten vormen samen de vraag dus ook de aanbod van producenten en zij zorgen ervoor dat er winst gemaakt kan worden.
Behoeften: alles wat je nodig hebt en waar je je ook bewust van bent
5. Primaire behoeften: alles wat je nodig hebt om te overleven zoals water, zuurstof, kleding, onderdak etc.
Secundaire behoeften: Alle sociale behoeften, zoals onderwijs, sport en cultuur. Veranderd met de beschavingsgraad
6. Goederen worden geleverd in winkels of door een bezorgservice. Het zijn tastbare producten. Diensten kunnen in verschillende vormen geleverd worden en zijn niet tastbaar, zoals onderwijs, verzorging etc.
7. a. Complementaire goederen: Goederen die elkaar aanvullen en die samen gebruikt kunnen worden.
b. Substitutie goederen: Goederen die elkaar kunnen vervangen
8. Consumentengedrag is de beschrijving van hoe mensen kopen, wat ze kopen, waar ze kopen, wanneer ze kopen en waarom ze kopen. 9. Communicatiegedrag: 1e Fase van consumentengedrag, voorafgaande aan een aankoop, waarin de consument informatie zoekt, verwerkt en misschien zelfs doorgeeft. Informatiegedrag, oriëntatiegedrag gaat vooraf aan een aankoop. Aankoopgedrag: 2e Fase van consumentengedrag waarin de consument overgaat tot de feitelijke aankoop van producten. Onder aankoopgedrag hoort daarom ook: het gedrag op weg naar de plaats van aankoop en de frequentie van de aankopen.... Gebruiksgedrag: Alle handelingen van een consument samenhangend met het gebruik of verbruik van een product. Heeft betrekking op het gebruiken of verbruiken van producten. De consument draagt zijn horloge bijvoorbeeld nogal opzichtig of juist verborgen onder kleding.
1. Een klant is de afnemer van een goed of dienst van een leverancier. Een betaling wordt wel verwacht.
2. Klanten zijn de afnemers voor een onderneming, de wensen en behoeften van klanten vormen samen de vraag dus ook de aanbod van producenten en zij zorgen ervoor dat er winst gemaakt kan worden.
Behoeften: alles wat je nodig hebt en waar je je ook bewust van bent
5. Primaire behoeften: alles wat je nodig hebt om te overleven zoals water, zuurstof, kleding, onderdak etc.
Secundaire behoeften: Alle sociale behoeften, zoals onderwijs, sport en cultuur. Veranderd met de beschavingsgraad
6. Goederen worden geleverd in winkels of door een bezorgservice. Het zijn tastbare producten. Diensten kunnen in verschillende vormen geleverd worden en zijn niet tastbaar, zoals onderwijs, verzorging etc.
7. a. Complementaire goederen: Goederen die elkaar aanvullen en die samen gebruikt kunnen worden.
b. Substitutie goederen: Goederen die elkaar kunnen vervangen
8. Consumentengedrag is de beschrijving van hoe mensen kopen, wat ze kopen, waar ze kopen, wanneer ze kopen en waarom ze kopen.
9. Communicatiegedrag: 1e Fase van consumentengedrag, voorafgaande aan een aankoop, waarin de consument informatie zoekt, verwerkt en misschien zelfs doorgeeft. Informatiegedrag, oriëntatiegedrag gaat vooraf aan een aankoop.
Aankoopgedrag: 2e Fase van consumentengedrag waarin de consument overgaat tot de feitelijke aankoop van producten. Onder aankoopgedrag hoort daarom ook: het gedrag op weg naar de plaats van aankoop en de frequentie van de aankopen....
Gebruiksgedrag: Alle handelingen van een consument samenhangend met het gebruik of verbruik van een product. Heeft betrekking op het gebruiken of verbruiken van producten. De consument draagt zijn horloge bijvoorbeeld nogal opzichtig of juist verborgen onder kleding.
Hoofdstuk 3 Doelgroep
1. Alle activiteiten die erop gericht zijn om in de wensen en behoeften van een doelgroep te voorzien.
2. Een deel van de markt, dat wordt gevormd door een groep consumenten met een aantal gemeenschappelijke kenmerken waar een ondernemer de marketingactiviteiten op richt.
3. Zo kan een ondernemer een duidelijk marketingstrategie opstellen en een juiste invulling geven aan de marketingmix. Hierdoor spreekt hij met zijn producten/diensten de mensen aan die hij wilt aanspreken.
4.- demografische kenmerken
- geografische kenmerken
- socio-economische kenmerken
- psychologische en culturele kenmerken.
5. Een keten is een onderneming met meerdere filialen die een zelfde winkelformule hebben.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
1. Onderzoek om informatie te verkrijgen over je klanten. Wat zijn de behoeften etc.
2. 1e Desk research
2e Field research
3. Onderzoek achter je bureau. Er wordt tijdens de onderzoek gebruik gemaakt van internet, boeken of (wetenschappelijke) artikelen.
4. Secundaire gegevens, omdat je gebruik maak bestaande informatie
5. Niet alles wat je op internet vind is even betrouwbaar.
6. de informatie is soms verouderd en je weet niet
altijd of de informatie betrouwbaar is.
7. Een medium waar je informatie kunt vinden, zoals internet.
8. Een medium met juiste informatie, die je kunt vertrouwen en gebruiken.
9. Omdat je tijdens deskresearch erachter komt wat er al aan informatie bekent is, zo hoef je dat niet meer nog een keer te onderzoeken. Daarna ga je aan de slag met fieldresearch zodat je zelf nieuwe dingen kunt onderzoeken.
10. Veld onderzoek
11. Nieuwe gegevens, informatie die je meer inzicht verschaffen over je klanten.
12. 1. Observatie: Observatie betekent waarnemen. Je kijkt hoe mensen een product kopen
of gebruiken of hoe een product wordt weggegooid.. Observeren kan stiekem
gebeuren.
2. Experiment: In een experiment probeer je verschillende variabelen uit om te kijken
wat het beste werkt. Het experiment gebeurd in een gecontroleerde omgeving.
3. Enquête: Een lijst met vragen die beantwoord moet worden door de responsegroep.
13. Non-response treed op wanneer de responsegroep( de groep die je wilt enquêteren) de enquête niet invullen.
- Goede/gerichte vragen stellen
- Korte vragenlijst
- Heldere vragen
14. Online- Schriftelijk-telefonisch
Hoofdstuk 5 Concurrentie analyse
1.Een ander onderneming met vergelijkbare producten die zicht richt op dezelfde doelgroep.
2. Directe concurrenten hebben hetzelfde kernassortiment en richten zich op dezelfde doelgroep.
Indirecte concurrenten hebben een deel van hetzelfde assortiment.
3. Directe concurrent Bart Smit bv Intertoys.
4. Ze hebben hetzelfde kernassortiment en richten zich op dezelfde doelgroep.
5. Ouders met jonge kinderen tot 10/12 jaar, hebben gemiddeld tot hoog inkomen.
6. Bv. Blokker
7. Blokker heeft ook speelgoed in het assortiment en vaak gaan vrouwen met een gezin daar spullen halen
8. Vrouwen tussen de 25-45 jaar, met een gezin/kinderen en een gemiddeld inkomen.
Het arrangement Marketing is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
meryem tekkurt
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-10-11 17:13:25
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.