Schoolbiologie

Schoolbiologie

Start jaar 1

Grensoverschrijdend Biologieonderwijs

 

In dit document wil ik graag mijn visie beschrijven op het biologie onderwijs wereldwijd. Ik heb zelf al wat ervaring in het internationale biologie onderwijs. Tijdens mijn bachelor studie heb ik stage gelopen op het platteland van Oeganda en onlangs heb ik nog 4 jaar gewerkt op een Internationale middelbare school in de hoofdstad van Oeganda, Kampala. Door die ervaringen heb ik een visie ontwikkeld. Het is immers zo dat wanneer je een buitenstaander bent geworden, van bijvoorbeeld het Nederlandse onderwijs, je meer in staat bent om terug te kijken met een bepaalde ‘helicopterview’. Zo ben ik bepaalde zaken van het Nederlandse biologie onderwijs gaan waarderen maar heb ik ook gezien hoe het beter kan.

Mijn ervaringen in het onderwijs zijn divers. Ik ben begonnen met het lesgeven op een Nederlandse middelbare school in Amersfoort. Daar heb ik bijna 5 jaar gewerkt in de onderbouw. Naast biologie gaf ik daar ook het vak NaSk. Daaropvolgend ben ik voor 4 jaar gaan werken in Oeganda. Daar heb ik ook bovenbouw biologie gegeven aan internationale studenten. Mijn liefde voor bovenbouw biologie is daar nogal aangewakkerd. Na 4 jaar kwam ik terug naar Nederland en heb 2 kleine aanstellingen (0.5 fte x 2) gekregen op 2 verschillende scholen. Een hbo en een internationale school. Op beide scholen lesgeven is zeer intensief, uiteindelijk heb ik gekozen om het HBO verder te gaan. Daar geef ik biologie aan pabo studenten.

Allereerst onderscheid Biologie zich van andere vakken doordat het een mix is van een Alpha en een Beta-vak. Ik bedoel daar mee te zeggen: het is kennis opdoen die ook toegepast moet worden. Dus in een gemiddelde biologietoets zijn weinig kennisvragen terwijl er wel veel tekst geleerd moet worden. Die toepassing is voor veel leerlingen erg lastig. Bij wiskunde verwachten ze niet exact dezelfde vraag als die ze in de les hebben besproken. Maar dit doen ze vaak wel bij Biologie. Daarnaast zijn de plaatjes een belangrijk onderdeel van de leerstof. Veel leerlingen zijn gewend om de plaatjes automatisch over te slaan. En je komt ook vaak tegen dat leerlingen een prachtige samenvatting maken van de tekst, deze erg goed leren en daarna niet begrijpen waarom ze voor deze toets zijn gezakt. Allemaal onderdelen waarom Biologie echt een ander vak is dan de andere vakken (Çimer, 2012).

Daarnaast hebben we met levend materiaal te maken in de les. Of iets dat heeft geleefd. Zoals we altijd zeggen: als je geen levend/of dood materiaal in de klas hebt dan geef je een filosofieles en geen biologieles. Biologie heeft toekomst. Nogal logische uit een mond van een biologie-docent. Maar we leven in een veranderende wereld van klimaatverandering, stijgende zeespiegel en daling van biodiversiteit. Juist omdat in het nieuws zulke extreme voorbeelden van eerder genoemde termen voor het voetlicht worden gebracht verwachten leerlingen en studenten duiding van hun docent.

Als biologieonderwijs toekomst heeft dan is het simpelweg ook belangrijk. Biologie is de leer van het leven, kortom als er geen leven meer mogelijk is dan zijn alle andere onderwerpen op deze planeet nogal irrelevant geworden. Naast dat biologie belangrijk is voor het voortbestaan van de mensheid is het ook belangrijk om een gelukkig leven te leiden. Gelukkig leven kan men vinden het zorgdragen voor je lichaam; zowel mentaal als fysiek. Bij fysiek moet men denken aan een gezond voedselpatroon en sporten. Mentaal is het vinden van rust. Just tijdens het recreëren in de natuur kan men niet zelden rust vinden. Oftewel, mentale gezondheid.

Onderwijs Internationaal

Om te kijken naar welke rol het biologie onderwijs speelt zijn er 3 willekeurige landen uitgezocht; Engeland, Noorwegen en Spanje. In sommige gevallen is Biologie wat breder opgevat en daarbij ook science meegenomen. Dit omdat in diverse landen eerst science wordt gegeven en dat wordt later opgesplitst naar aparte vakken: Physics, Chemistry en Biology.

In Engeland wordt sterk de nadruk gelegd om levens te veranderen en vooruitgang te bewerkstelligen. Daarnaast het ontwikkelen van een kritische benadering van wetenschap in het algemeen. Maar ook hoe de opgedane kennis moet worden toegepast in het dagelijks leven. Leerlingen moeten weten wat betrouwbare informatie is en welk onderzoek wel betrouwbaar is en welk onderzoek niet. Maar bovenal moet een nieuwsgierigheid worden opgewekt naar de wereld om de studenten heen, hoe kennis wetenschap wordt en hoe deze wetenschap relevant kan worden voor het dagelijks leven. De reikwijdte en de aard van een dergelijke studie moeten breed, coherent, praktisch en bevredigend zijn, en daarbij studenten aanmoedigen om geïnspireerd, gemotiveerd en uitgedaagd te worden door het onderwerp en de resultaten ervan. De reikwijdte en de aard van een biologie bestuderen moeten breed, coherent, praktisch en bevredigend zijn, en daarbij leerlingen aanmoedigen om geïnspireerd, gemotiveerd en uitgedaagd te worden door het vak en de resultaten ervan (Gov.uk, 2019).

Kortom, heel veel mooie woorden voor het vak biologie. Leerlingen moeten allemaal examen doen voor het vak biologie tijdens hun GCSE examens. Die valt aan het eindje van hun ‘middle school’. Bij goed gevolg kunnen ze voor een vakkenpakket kiezen en kiezen uit 2 niveaus: AS of A level.

Noorwegen kiest voor een holistische benadering van het vak science. Naast de bekende vakken als scheikunde, natuurkunde en biologie is er ook geowetenschappen toegevoegd aan science. Het holistische uit zich in het gegeven dat wij mensen een belangrijk onderdeel vormen van de biologie. Hoe de mensheid bijdraagt aan het afbreken en beschermen van het leven om ons heen. Met daarin een zeer belangrijke rol hoe de natuur te beschermen voor aankomende generaties. Nog meer dan in England wordt veel nadruk gelegd op experimenten. Alle natuur wetten en theorieën moeten onderbouwd worden met iets visueels in de breedste zin van het woord. Daarnaast ligt er veel nadruk op het onderdeel evolutie. Dit moet in alle jaren worden onderwezen. Naast evolutie en beschermen van de fragiele natuur is er ook een verantwoordelijkheid voor het eigen lichaam. Effecten van gedrag op het eigen lichaam worden breed uitgemeten. Wat uiteindelijk ook weer leidt tot veel nadruk op seksualiteit en hoe daarmee om te gaan. Leerlingen gaan in Noorwegen naar grade 1 als ze 6  jaar worden. En moeten verplicht hun tijd volmaken tot grade 10, dus tot hun 16de levensjaar. Daarna kunnen ze doorleren tot grade 13 om zichzelf zo voor te bereiden tot hoger wetenschappelijk onderwijs. Biologie zit in het vakkenpakket van iedereen. Al ligt de nadruk in Noorwegen wel vooral op de vakken: Wiskunde, Engels en Noors. De laatste jaren is wel een kentering zichtbaar dat er meer nadruk komt op het vak science. Leerlingen die zich voorbereiden voor de Universiteit hebben logischerwijs de mogelijkheid om voor het vak Biologie te kiezen (Torgeir Onstad, 2019).

Leerlingen in Spanje zijn verplicht om naar school te gaan van hun 6de tot hun 16de levensjaar. Pas in grade 7 wordt werk gemaakt van science, het wordt dan een belangrijk onderdeel van het vakkenpakket. Biologie is onderdeel van science en als het even kan wordt science aangeboden in een mix met andere vakken. Pas in grade 10 kunnen leerlingen kiezen voor biologie maar dan gaat dit wel altijd gepaard met het vak Aardrijkskunde. Er is ook een optie om het pakket Natuurkunde & Scheikunde te kiezen. Leerlingen bereiden zich na grade 10 voor op de universiteit. In grade 7 tot grade 10 wordt veel nadruk gelegd op het toepassen van wetenschappelijke concepten, methodes en voorschriften om wetenschappelijk gedrag, waarden en gewoonten eigen te maken. In grade 7 wordt aandacht gegeven van science in het dagelijks leven, dit lijkt later minder aandacht te krijgen. In grade 8 staat materie en energie centraal, biologie is in dit jaar dus geen belangrijk onderdeel, enkel een klein stukje over ecosystemen. In grade 9 krijgt biologie meer aandacht, dan staat gezondheid en omgevingsfactoren op het menselijk lichaam centraal. Kortom, er lijkt dus minder aandacht te zijn voor de doorlopende leerlijn op de middelbare school in Spanje. Onderwerpen komen langs in blokken en worden daarna ook direct afgesloten (Crespo, Montalvo, Miguel, & González, 2019).

Een manier om biologie te vergelijken tussen landen wereldwijd is het mogelijk om naar de scores van de Internationale Biology Olympiad (IBO) te kijken. Dit is een bijeenkomst waar de beste studenten van over de hele wereld naar toe komen om de meest moeilijke biologie vragen op te lossen. Dit is ooit begonnen als een Oost-Europees event maar later uitgegroeid tot meer dan 70 landen. De druk op de studenten is heel verschillend, sommige leerlingen doen mee voor de eer en anderen kunnen scholarships verdienen en krijgen daarmee direct toegang tot een universiteit. Dit gebeurd vooral in Aziatische landen.
Het is dan ook geen verassing dat China, Zuid-Korea, Taiwan, Thailand en Singapore allemaal in de top-10 staan van de meeste medailles. Ook Rusland, United States en wat Oost-Europese landen doen het vrij goed.

Om leerlingen mee te laten doen moet het niveau van biologie onderwijs een bepaald basisniveau hebben. Er moet natuurlijk uit een redelijke poule worden gevist om daaruit uiteindelijk de beste leerlingen te halen. Kortom, er doen al bijna 80 landen mee aan de IBO. En dit nummer wordt elk jaar groter. We kunnen dus voorzichtig concluderen dat het vak als geheel steeds populairder wordt wereldwijd onder middelbare school leerlingen (Office of the International Biology Olympiad, 2021).

Maar naast de IBO zijn er twee schoolsystemen die wereldwijd erg populair zijn en die veel kinderen volgen; International Baccalaureate (IB) en Cambridge. Er moet aan erg veel eisen voldaan worden om de naam van dit systeem voor de school te mogen gebruiken. Dat betekent dat er nog erg veel scholen zijn die wel het systeem volgen maar zichzelf nog geen IB of Cambridge school mogen noemen. Er zijn 5400 scholen die IB geven (International Baccalaureate Organization, 2021) en meer dan 10.000 Cambridge scholen wereldwijd (Cambridge University Press & Assessment, 2021).

Zowel in het IB systeem als het Cambridge systeem heeft biologie een belangrijke rol. Het is een vak wat vanaf een jaar of 13 als individueel vak wordt gegeven en het is dan ook verplicht om dit te volgen tot het examen rond de 16de leeftijd. Nadien is het mogelijk om jezelf als student voor te bereiden voor de universiteit. Dat is nog zo’n 2 a 3 jaar.

Kortom, miljoenen leerlingen volgen wereldwijd deze 2 populaire onderwijsstromingen. Beide stromingen zien biologie als een zeer belangrijk onderdeel van het curriculum.

Pedagogische uitgangspunten

Een pedagoog (of docent) is in staat om een ondersteunend en stimulerend leerklimaat neer ze zetten voor zijn leerlingen. Tijdens het contact met de leerlingen is de pedagoog in staat om zijn handelen af te stemmen op de ontwikkeling en hoe zij leren. Op deze manier draagt de pedagoog bij aan hun ontwikkeling naar een burger voor de burgermaatschappij die verantwoordelijk zijn keuzes kan maken. Maar als er op deze weg van ontwikkelingen tegenvallers voordoen is de pedagoog ook in staat om hulp elders op te roepen. Mogelijke uitdagingen voor de pedagoog zijn hoe hij/zij moet omgaan met sociaal-culturele achtergronden die verschillend zijn ten opzichte van zijn of haar eigen achtergrond. Tegelijkertijd zijn er ook een aantal vaardigheden die een pedagoog onder de knie moet hebben: verwachtingsmanagement, zelfvertrouwen stimuleren, motiveren, gedragsproblemen of stoornissen ontdekken. In dit alles moet alles kortgesloten worden met thuisfront. Dit moet op een uiterst professioneel basis waarin de persoonlijke grenzen van de pedagoog goed worden bewaakt.

Maar boven dit alles staat de zelfkritische houding die een professioneel pedagoog ten alle tijden moet inzetten. De pedagoog moet blijven leren en ontwikkelen. Door mijn ervaring in het buitenland en hier in Nederland kan ik zeggen dat de pedagogische uitgangspunten in grote lijnen niet verschillen. Er zullen alleen wat accentverschillen zijn, maar die zijn er ook tussen scholen in Nederland.  

Didactische uitgangspunten

Een didacticus is in staat om de kennis op die manier aan te bieden dat leerlingen het kunnen leren en onthouden voor de lange termijn. Dit kan in de vorm van leerplannen of leertrajecten. Dit begint door het huidige niveau van een groep leerlingen in kaart te hebben. Dan wordt er een link gemaakt tussen dit niveau, de leerdoelen en de verschillende methodieken. Als het didactische plan helder is kan er begonnen worden met de uitvoering van het onderwijs. Tijdens dit proces is de didacticus in staat tot analyse door middel van toetsing, zowel summatief als formatief om zeker te weten of de leerdoelen wel behaald gaan worden. Daar moet uitgebreid op gereflecteerd en geanalyseerd kunnen worden. Dit ter ontwikkeling van het eigen lesgeven. Natuurlijk moet hierbij ook de tijdgeest qua onderwijs goed in de gaten worden gehouden op het gebied van leer- en onderwijstheorieën. Daarnaast is de didacticus ook een meester in het aanbieden van een gevarieerd aanbod, denk daarbij aan diverse leermaterialen en leermiddelen, diverse manier van toetsen en evalueren. Een kernwoord hierin is differentiëren. Een belangrijk woord binnen een les die wordt gegeven op een hoog niveau. Op dit alles moet de docent kunnen reflecteren, dat kan door grondig naar zichzelf te kijken maar ook door feedback te vragen bij collega’s of leerlingen. Uit deze reflectie kan kennis opgedaan worden die weer gebruikt kan worden bij pedagogisch-didactische evaluaties binnen de school. Dit leidt dan weer tot onderwijsontwikkeling.

Organisatorische uitgangspunten

Organisatorisch zijn als docent is een belangrijke voorwaarde om een succesvolle docent te zijn. Dat begint bij de docent zelf en vloeit daarna automatisch over naar zijn studenten of leerlingen. Studenten moeten weten waar we aan toe zijn en wat van hen verwacht wordt. Dit komt tot uiting met de excursies buiten school maar het is minstens nog wel zo belangrijk binnen de school. Denk daarbij aan het organiseren van de opdrachten en practica. En levend materiaal binnen de les krijgen. Randvoorwaarden (planning van opdrachten en toetsmomenten bijvoorbeeld) voor de studenten moet heel belangrijk zijn om het maximale uit de studenten te kunnen halen. Maar ook als een les verkeerd dreigt te gaan moet een docent kunnen improviseren om uiteindelijk de prioriteiten helder te krijgen.

Samenwerken binnen en buiten de school

Samenwerking binnen en buiten de school is van groot belang voor je biologie les. Binnen de school is voordehand liggend; zonder samenwerking is het uitvoeren van je werkzaamheden vrijwel onmogelijk. Buiten de school is moeilijker, maar direct ook veel interessanter. In het verleden heb ik samengewerkt met slachthuizen, natuurcentra, biologen van andere scholen, buitengebieden en vee- en dierenartsen. Maar ook dokteren met verschillende expertises over het menselijk lichaam. Dit is allemaal erg belangrijk om het niveau van je lessen naar een hoger plan te trekken. Diversiteit in de lessen vinden leerlingen belangrijk, en tegelijkertijd helpen deze experts jou ook verder als docent.

Zoals eerder betoogd moet elke biologie les voorzien worden van materiaal van buitenaf. Juist met goede contacten maak je dit voor jezelf als docent vele malen gemakkelijker.

Ten laatste wil ik zeer goed op de hoogte blijven van wat er speelt op biologieonderwijs op lokaal en wereldwijd niveau. Door mijn ervaring heb ik oud-collega’s wereldwijd met wie ik nog veel contact onderhoud. Ook voor deze opdracht heb ik contact gezocht met mijn oud colleges uit Kampala. Daardoor blijf je automatisch op de hoogte van ontwikkelingen. In het verleden heb ik ook cursussen/trainingen gevolgd bij Cambridge om het examenprogramma op een goede manier te geven. Dit soort trainingen hoop ik te blijven doen.

Daarnaast volg ik ook goed het nieuws en laat mij graag informeren over de nieuwste updates over het biologieonderwijs.

 

 

Literatuur

Cambridge University Press & Assessment. (2021). Find a Cambridge school. Retrieved from Cambridge Assessment International Education: https://www.cambridgeinternational.org/why-choose-us/find-a-cambridge-school/

Çimer, A. (2012). What makes biology learning difficult and effective: Students’ views. Karadeniz Technical University, Trabzon, Turkey.

Crespo, F. J., Montalvo, J. M., Miguel, L. S., & González, J. L. (2019). Overview of Education System Spain. Retrieved from Timss and Pirls International Study Centre: http://timssandpirls.bc.edu/timss2015/encyclopedia/countries/spain/

Gov.uk. (2019). Biology, Chemistry and Physics GCSE subject content. Department of Education.

International Baccalaureate Organization. (2021). Facts and figures. Retrieved from International Baccalaureate: https://www.ibo.org/about-the-ib/facts-and-figures/

Office of the International Biology Olympiad. (2021). IBO. Retrieved from Members of IBO: https://www.ibo-info.org/en/countries-members-pending-members.html

Torgeir Onstad, H. K. (2019). Overview of Education System Norway. Retrieved from Timss & Pirls International Study Centre : http://timssandpirls.bc.edu/timss2015/encyclopedia/countries/norway/

 

 

Biologieles in Oeganda
Biologieles in Oeganda
Practica
Practica
Experimenten
Experimenten
Practica 2
Practica 2
Practica 3
Practica 3

Preconcepten

Preconcepten wegnemen rondom Chlorofyl

Preconcepten zijn een groot probleem in het onderwijs. Leerlingen komen een les in met verkeerde vooronderstellingen. In de praktijk blijkt het zeer lastig om dit als docent weg te nemen. Vooral biologieonderwijs lijkt een prima vak te zijn voor veel pre-concepten. Er zijn er zoveel dat er zelfs een kennisbank voor bestaat van het Ruud de Moor Centrum.

Wij hebben gekozen voor het preconcept: "Leerlingen denken dat Chlorofyl bladgroen bevat“. Maar waar komt dit preconcept nu precies vandaan? In veel populaire literatuur worden de woorden chloroplast, chlorofyl, bladgroen en bladgroenkorrel als synoniemen gebruikt. Leerlingen nemen dit gebruik over. ‘Bladgroen’ als woord wijst naar een kleur (groen). Leerlingen weten dat chlorofyl groen is dus is het voor hen een logische redenering dat chlorofyl bladgroen moet bevatten.

Preconcepten zelf worden vaak gekarakteriseerd door een ‘methodologie van zekerheid’, dus dat je al iets zeker weet en daarom hoef je niet meer te gaan twijfelen aan je kennis. Je hoeft niet meer te kijken naar alternatieven en je kiest voor snelle antwoorden op moeilijke vragen (Kamp, 2000). Een advies vanuit de literatuur is om de gemaakte hypothesen te controleren/weerleggen door middel van experimenten. Leerlingen zien het een en ander voor zich gebeuren. Dit proces neemt preconceptie weg voor de lange termijn (Gil-Pérez, 1990).

Daarom hebben wij gekozen voor een microscooppracticum. De leerlingen gaan groene en rode paprika bekijken onder de microscoop. Ze zien dan dat de bladgroenkorrels in beide paprika’s hetzelfde zijn, met enkel de kleur als afwijking. Kortom, dat er dus ook rode bladgroenkorrels bestaan.

Hiermee komen we tot ons advies voor biologiedocenten: Dus praat in de onderbouw les niet over bladgroen maar over bladkleur! Alleen door zelf als docent voortdurend de vaktaal correct te gebruiken is het mogelijk het gebruik van verkeerde synoniemen bij leerlingen te voorkomen: Chloroplast, Chlorofyl, Chromoplasten, Leukoplasten, Fotosynthetische pigmenten en Bladgroen en Bladgroenkorrel.

 

Kamp, M. J. A. (2000). Centrale concepten in het curriculum: Het voorbeeld homeostase in het curriculum biologie van de bovenbouw vwo. Nijmegen: Katholieke universiteit.

Gil-Pérez, D & Carrascosa, J (1990) What to do about science "misconceptions Science Education, 74(5), 531-540

 

PTA

PWS (scriptie)

PWS (scriptie)

Aangezien ik op een pabo werk heb ik de vrijheid genomen om de PWS-opdracht om te zetten naar een scriptieopdracht. Ondanks dat ik coördinator ben van de scripties die geschreven worden voor Natuurwetenschap heb ik toch besloten om verder te gaan met deze opdracht. Dit coördinatorschap heb ik pas sinds begin dit schooljaar, en heb nog een groot gemis aan ervaring, kennis en vaardigheden.

Vanaf nu zal ik ook het woord PWS niet meer gebruiken, maar ik ga het woord ‘scriptie’ gebruiken.

  1. Wanneer wordt de scriptie gedaan?

Scripties worden geschreven aan het eind van een schoolcarrière op het hbo. Voor veel hbo-studies is dit aan het eind van het vierde jaar. Zo is dit ook op de pabo het geval. Aangezien veel studenten in het verleden studievertraging opliepen, op onze onderwijsinstelling, door hun scriptie is er besloten om al eerder met het scriptie-traject te beginnen. We starten met de voorlichting aan het begin van de 4e periode. Het doel is dan om de eerste aanzet, hoofd- en deelvragen, inleiding en literatuurlijst voor de zomervakantie in te leveren. Hiervoor krijgen de studenten al een klein gedeelte van hun studiepunten. In werkelijkheid zijn er maar weinig studenten die het lukt om de studiepunten voor de zomervakantie te krijgen.

Toch vinden wij het heel belangrijk om de scriptie wel als een belangrijk onderdeel van het afstuderen te beschouwen. Zoals Pluymaekers (2019) betoogd in de Trouw; studenten leren omgaan met complexiteit, tegenslag en onvoorspelbaarheid. We maken daarmee onze studenten dus toekomstbestendig.  

Onze pabo studenten kiezen in het derde jaar voor een keuzevak, met twee modules in het derde jaar en nog een module in het vierde jaar. De scriptie is altijd verbonden aan dit keuzevak.

  1. Wie begeleidt dit?

Er is altijd maar een docent die Natuurwetenschappen geeft. Hij/zij wordt bijgestaan door de vakgroep om de studenten te begeleiden. Er zijn gemiddeld 25 studenten die Natuurwetenschappen volgen, ze mogen de scriptie met z’n tweeën maken, dus we komen doorgaans uit op 12 a 13 groepjes die begeleid moeten worden.

De coördinator schuift de gemaakte groepjes door naar de docenten. Studenten mogen ook hun voorkeur aangeven. Daarnaast krijgen de studenten ook altijd een tweede begeleider toegewezen. Deze is vooral voor het meelezen en extra controle. Deze heeft geen rol in de begeleiding.

  1. Hoe vindt de begeleiding plaats?

Zodra de studenten een begeleider toegewezen krijgen (en dus ook weten over welk onderwerp ze het willen gaan doen) zoeken ze zelf contact met hun begeleider. Ze maken een afspraak voor een startgesprek. Tijdens dit gesprek wordt er gekeken naar de motivatie en de reden van hun gekozen onderwerp. Als de begeleider ook overtuigd is van de noodzaak van dit onderwerp starten de studenten met het zoeken van literatuur en  proberen daarmee hoofd- en deelvragen op te stellen.

Zodra de hoofd- en deelvragen zijn opgesteld geeft de begeleider een feedbackronde. Zodra de begeleider enthousiast is gaat de tweede begeleider kijken naar het startdocument. Als beide begeleiders enthousiast zijn uploaden de studenten hun werk op GradeWork. Ze krijgen hun eerste studiepunten.

Daarna begint het echte schrijven van de scriptie. Er is een optioneel nog de mogelijkheid om tussendoor opnieuw feedback te vragen van de begeleider. Als de volledige scriptie klaar is wordt deze naar de tweede begeleider gestuurd. Zodra hij/zij ook enthousiast is, uploaden de studenten hun volledige scriptie op GradeWork. De eerste begeleider kijkt alles zeer nauwkeurig na en komt met een voorstel voor een cijfer en gaat daarmee naar de tweede begeleider.

Er wordt een moment afgesproken met de studenten en de begeleiders. De studenten geven een presentatie van ongeveer 10 minuten, de begeleiders hebben ruimte om vragen te stellen. Daarna gaan de begeleiders samen door het voorstel en komen ze samen tot een eindcijfer. Deze wordt opgesteld aan de hand van een rubric.

  1. Welke externe partijen zijn er te gebruiken? (geef kort een overzichtje weer van de domeinen en een bedrijf of andere instelling die daarbij past, zie overzichtje hiernaast)

De studenten maken erg veel gebruik van externe partijen. Ik kan geen overzicht geven van de domeinen aangezien dit specifiek geldt voor het vak biologie op de havo of vwo.

Pabo studenten krijgen erg veel vrijheid om een scriptieonderwerp te kiezen. Als er maar een link is met natuurwetenschap en techniek. De lijst met externe partijen zou ongelooflijk lang en uitgebreid kunnen worden.

Met externe bedrijven moet ik denken aan organisaties die kunnen helpen in het vinden van literatuur. De studenten doen een literatuurstudie als scriptie.

Maar ook maatschappelijke organisaties zoals Rutgers etc. Diverse technische universiteiten hebben ook mogelijkheden tot het verkrijgen van betrouwbare literatuur. Een museum als het Boerhaave kan onze studenten op weg helpen.

  1. Hoe wordt het eindproduct beoordeeld en wat vind je daarvan?

Het eindproduct wordt beoordeeld aan de hand van een rubric (zie bijlage 1). Deze rubric werkt over het algemeen erg goed. Toch zijn er een aantal opmerkingen te plaatsen, vooral als het gaat over SMART formuleren van de beoordelingscriteria.

Onderdeel 2 Betoog: ‘adequate benadering van de bronnen’ Dit kan heel erg veel betekenen. Totaal niet duidelijk wat hiermee bedoelt wordt. Advies zou zijn om dit te verbeteren en helderder op te schrijven. Ook  ‘Duidelijke beantwoording’, wat is duidelijk? En wat is niet duidelijk? Dit kan scherper.

Onderdeel 3 Spiegeling: ‘Navolgbare beantwoording deelvragen’. Wat is navolgbaar? En als iets navolgbaar is, is het dan ook direct goed?

Onderdeel 4 Inhoud en vorm: ‘adequate lay-out’ Dit kan echt alles betekenen. Totaal onduidelijk hoe dit nagekeken moet worden. Dit beter voor onze studenten.

Behalve het SMART formuleren van diverse onderdelen ziet het beoordelingsformulier er verder goed uit. De verdeling tussen Inleiding, betoog en conclusie is respectievelijk 20p, 30p en 30p. Totaal dus 80p. De laatste 20p zijn te verdienen met het uiterlijk en vorm van het eindproduct. Ik kan prima achter de overwegingen staan om de punten op deze manier toe te passen. Ik zou geen betere verdeling weten.

Dit formulier is ook voorgelegd aan de studenten. Wij kregen als feedback dat 20p voor de inleiding wel wat weinig is. Aangezien hier doorgaans heel veel uren in gaan zitten. 30p voor Conclusie wordt dan weer als vrij veel ervaren. Binnen de vakgroep wordt onderkent, volgend jaar hopen we misschien een kleine puntenverandering toe te passen.  

  1. Is er internationalisering mogelijk?

Internationalisering is zeker mogelijk. Al wordt er door de school geen handvatten aan gegeven. Studenten moet dit zelf initiëren en het voorstel voordoor voorleggen bij hun begeleiders. In de praktijk komt dit daarom zelden voor. Mede omdat studenten mogelijkheden hebben voor internationale stages met bijbehorende opdrachten. En zij moeten ook een link maken met Nederlands onderwijs (toekomstig werkveld), dat zien veel studenten ook als een obstakel.

  1. Overige dingen die je zijn opgevallen of ontdekt hebt.

Engels

“Voor hbo-onderzoek wordt een richtlijn gehanteerd, dat 10 à 20% van de literatuur anderstalig is. Probeer hierbij ook aan te sluiten.”

Binnen het hbo is gangbare om ook ‘anderstalige’ literatuur te gebruiken. In de praktijk komt dit vaak neer op het Engels. Bovenstaande zin komt uit het instructieboek voor het schrijven van een scriptie. De zin “probeer hier ook bij aan te sluiten” is erg vaag en kan verwijderd worden. Het moet een verplichting en voorwaarde worden.

Scriptieprijzen

Daarnaast bestaat er, voor zover ik weet, geen cultuur binnen onze onderwijsinstelling om goede scripties op te sturen voor een scriptieprijs. Tijdens het maken van deze opdracht kwam ik online diverse voorbeelden tegen van studenten die prijzen hebben gewonnen met hun pabo-scriptie. En daarbij werd ook duidelijk hoe ongelooflijk motiverend dit heeft gewerkt (Schepers, 2018). In de toekomst wil ik graag scripties in gaan sturen voor scriptie-prijzen.    

De onderwijstoptalentprijs wordt georganiseerd door de NationaleOnderwijsWeek. Voor midden juli 2022 moet de aanmelding binnen zijn. Elke pabo mag 1 student per jaar afvaardigen. Meer info voor het aanmelden: https://www.nationaleonderwijsweek.nl/artikel/organisatie-nationale-onderwijstalenten

Scribbr heeft een mooi overzicht gemaakt van alle scriptieprijzen die er zijn. Ze zijn gerangschikt per onderwerp. Zolang het maar een hbo of wo scriptie is mag deze worden ingestuurd. Per organisatie zijn de voorwaarden weer anders. Het zijn meestal bedrijven die dit evenement organiseren en sponsoren. https://www.scribbr.nl/scriptie-tips/overzicht-scriptieprijzen/

Verder zijn er geen scriptieprijzen te winnen voor enkel pabostudenten. Er zijn enkele hbo’s die dit zelf organiseren. Binnen de academische pabo is er wel een scriptiprijs per 2016. Maar daar komen wij niet voor in aanmerking.

Bibliografie

Pluymaekers, M. (2019, Juni 13). De scriptie heeft een functie voor hbo’ers, niet afschaffen dus. Opgehaald van trouw.nl: https://www.trouw.nl/opinie/de-scriptie-heeft-een-functie-voor-hbo-ers-niet-afschaffen-dus~b40cd39c/

Schepers, C. (2018, Oktober 15). Groesjenjka’s scriptie kreeg een 10+ én de Onderwijstoptalentprijs. Opgehaald van hvana.nl: https://hvana.nl/lees/7296/groesjenjkas-scriptie-kreeg-een-10-en-de-onderwijstoptalentprijs

 

Bijlage 1

 

 

  • Het arrangement Schoolbiologie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Henk-Jan Ebbers
    Laatst gewijzigd
    2021-11-27 11:40:49
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Opdrachten voor het vak Schoolbiologie
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.