Spelling vmbo

Spelling vmbo

Spelling

Om in het Nederlands goede zinnen te schrijven, moet je de spellingsregels beheersen. In vijf hoofdstukken leren we de belangrijkste regels. Vervolgens moet je veel oefenen om er goed in te  worden. Iedereen kan goed leren spellen.

Op beterspellen.nl kun je iedere dag 4 opgaven maken. Bij het nakijken legt de site uit waarom je het woord op deze manier moet spellen. Maak een account en stel je niveau in op:
1F als je in klas 1 of 2 zit en
2F als je in klas 3 of 4 zit.

 

Hoofdstuk 1

Hoofdletters

Het gebruik van hoofdletters

In klas 1 hebben we al twee regels geleerd:

Regel 1: Een zin begint altijd met een hoofdletter.

Er zijn 2 uitzonderingen op deze regel:
1. Als het eerste woord van de zin afgekort wordt met een apostrof, zoals 't en 's.
   Dan schrijf je het eerstvolgende woord met een hoofdletter: 't Bleef regenen. 's Morgens ga ik hardlopen.
2. Als de zin met een cijfer of ander teken begint.
   Dan schrijf je helemaal geen hoofdletter: 49 procent van de leerlingen maakt graag huiswerk.

Regel 2: namen schrijf je met een hoofdletter.

Amy Schaap, Andreas College, Katwijk, Zuid-Holland, de Noordzee, de Rijn, Jupiter, restaurant Het Spinnewiel, de Alpen, de Blokker, de Efteling, enz.

Toevoeging: Bij persoonsnamen krijgt het tussenvoegsel (van, van der, in ‘t) een hoofdletter als er geen naam of voorletter aan voorafgaat.

Jan de Vries, de heer De Vries, Emma Jansen-de Vries


Nieuwe regels:

Regel 3: namen van officiële feestdagen en historische gebeurtenissen

Pasen, Kerstmis, Suikerfeest, Tweede Wereldoorlog, de Slag bij Heiligerlee

Uitzondering op de regel:
Als het woord in een samenstelling of afleiding wordt gebruikt: paasdagen, paaseieren, kerst, oudejaarsavond

Regel 4: personen en zaken die als heilig worden beschouwd

God, Allah, het Koninkrijk Gods, de Almachtige, de Bijbel, Mariabeeld
Als je God of Allah aanspreekt, is U ook met een hoofdletter.

Regel 5: namen van specifieke bevolkingsgroepen en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlander, Amerikaan, Palestijn, Jood, Inca, Mayacultuur, Vikingschip

Let op: Een aanhanger van het joodse geloof is een jood. In de godsdienstige betekenis schrijf je jood dus met een kleine letter (net als o.a. christen, hindoe en moslim).
Goed gespeld is: Niet iedere Jood is een jood en niet iedere Arabier is een moslim.

Regel 6: namen van talen en dialecten en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlands, Engels, Fries, Vlaams, Duitssprekend, Franstalig
Ook de bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een hoofdletter: een Engels woordenboek, een Gronings dialect.

 

Afkortingen:

Is het een afkorting van een woord dat je met kleine letters schrijft, dan is de afkorting ook met kleine letters.
cd, wc, s.v.p., vwo, horeca, cao, d.m.v., z.o.z., enz.

Is de afkorting van een woord of van woorden die je met hoofdletters schrijft of is het een naam, dan schrijf je hem met hoofdletters. Ook de namen van een wet schrijf je met hoofdletters.
Benelux, CDA, AZ, LUMC, HEMA,
AOW, WAO

Oefeningen

Hoofdstuk 2

Los of aan elkaar

Samenstellingen worden in het Nederlands zo veel mogelijk aaneengeschreven.
pennenzak, eerstehulppost, schoolgebouw, eenrichtingsweg, donkerrood, reuzegroot, Antwerpsesteenweg.

Getallen beneden de 100 worden aaneengeschreven

  Drieëndertig, vijfentwintig

Veelvouden van 100 en duizend aan elkaar

  Driehonderd, Vierduizend zevenhonderd

Lees verder op https://taalhelden.org/bericht/hoe-schrijf-je-getallen-letters

 

Oefeningen:

1. CambiumNed

2. Schrijf je dit aan elkaar?

3. Wat is de juiste spelling?

4. Gatentekst

5. Maak samenstellingen

6. Schrijf de getallen voluit.

 

7. Deze oefening maak je in je schrift:

SCHRIJF AL OF NIET AANEEN

Voor oplossingen klik op volgende.

  1. Die Rode Kruis post zorgt voor de eerste hulp verlening
  2. Heb je al eens deel genomen aan het snel wandelen
  3. Ik had heel wat materiaal over; ik heb er over gedacht er aan mijn vriend te geven, maar wat heeft die er aan?
  4. Ik breng er mee voor jou, jij kunt er mee werken.
  5. We hebben hem ten minste vijf maal ontmoet, maar hij is ons telkens voorbij gelopen; zo’n voor de gek houderij kun je toch alles behalve beleefd noemen.
  6. Zo ten minste denken wij er over.
  7. Zij reisden in een eerste klas coupé.
  8. Hij wil er eens een dagje tussen uit.
  9. Die gummi slang ligt bij het aluminium raam.
  10. Er is wat met zijn rechter arm: zijn rechter voorarm zit in het gips.
  11. Is dat de Streuvels laan?
  12. Op die advertentie kregen ze 2632 (voluit) sollicitaties.
  13. Hij weet altijd alles behalve wat hem gevraagd wordt.
  14. Na het auto ongeval was hij verlamd.
  15. Kun je dat proces verbaal nog te niet doen?
  16. Te laat komen past niet, te laat komers zijn onbeleefd.
  17. De in bedrijf stelling moet wachten tot volgend jaar.
  18. Het KMI voorspelt voor morgen een hoge druk gebied en matige noord oosten wind.
  19. Wat is de maximum snelheid op de Franse autowegen?
  20. Hij heeft een standje gekregen van zijn oud leraar, van daar zijn hoog rode kleur.
  21. Eerst naar het post gebouw en van daar rijden we naar huis.
  22. Kun jij zo iets goed keuren?
  23. Ze kwamen te gelijker tijd aan.
  24. Er waren 4.356.532 (voluit) ingeschreven kiezers, waarvan slechts 2/3 hun stem
  25. uitbrachten.
  26. De inbreker werd op heter daad betrapt.
  27. Het atoom tijdperk is al lang bezig.
  28. Is hij al weer gevallen?
  29. Ik weet niet of dat hen zal tevreden stellen.
  30. Kent u een negentiende eeuwse schrijver?
  31. Hij ontsnapte ter nauwernood aan de verdrinkingsdood.
  32. Voor de eerste klassers is het geen voetbal training vandaag.
  33. Waarom toch altijd er om heen draaien?
  34. Ze keerden in aller ijl terug.
  35. Die firma zal 693 (voluit) mensen te werk stellen.

Oplossing oefening 7

  1. Die Rode-Kruispost zorgt voor de eerstehulpverlening
  2. Heb je al eens deelgenomen aan het snelwandelen
  3. Ik had heel wat materiaal over; ik heb erover gedacht er aan mijn vriend te geven, maar wat heeft die er aan?
  4. Ik breng er mee voor jou, jij kunt ermee werken.
  5. We hebben hem tenminste vijfmaal ontmoet, maar hij is ons telkens voorbijgelopen; zo’n voordegek- houderij kun je toch allesbehalve beleefd noemen.
  6. Zo tenminste denken wij erover.
  7. Zij reisden in een eersteklascoupé.
  8. Hij wil er eens een dagje tussenuit.
  9. Die gummislang ligt bij het aluminium raam.
  10. Er is wat met zijn rechterarm: zijn rechter voorarm zit in het gips.
  11. Is dat de Streuvelslaan?
  12. Op die advertentie kregen ze 2632 (voluit) tweeduizend zeshonderd tweeëndertig
  13. sollicitaties.
  14. Hij weet altijd alles behalve wat hem gevraagd wordt.
  15. Na het auto-ongeval was hij verlamd.
  16. Kun je dat proces-verbaal nog tenietdoen?
  17. Te laat komen past niet, telaatkomers zijn onbeleefd.
  18. De inbedrijfstelling moet wachten tot volgend jaar.
  19. Het KMI voorspelt voor morgen een hogedrukgebied en matige noordoostenwind.
  20. Wat is de maximumsnelheid op de Franse autowegen?
  21. Hij heeft een standje gekregen van zijn oud-leraar, vandaar zijn hoogrode kleur.
  22. Eerst naar het postgebouw en van daar rijden we naar huis.
  23. Kun jij zo iets goedkeuren?
  24. Ze kwamen tegelijkertijd aan.
  25. Er waren 4.356.532 7 woorden (voluit) ingeschreven kiezers, waarvan slechts 2/3 2 woorden hun stem uitbrachten.
  26. De inbreker werd op heterdaad betrapt.
  27. Het atoomtijdperk is al lang bezig.
  28. Is hij alweer gevallen?
  29. Ik weet niet of dat hen zal tevredenstellen.
  30. Kent u een negentiende-eeuwse schrijver?
  31. Hij ontsnapte ternauwernood aan de verdrinkingsdood.
  32. Voor de eersteklassers is het geen voetbaltraining vandaag.
  33. Waarom toch altijd eromheen draaien?
  34. Ze keerden in allerijl terug.
  35. Die firma zal 693 2 woorden (voluit) mensen tewerkstellen.

Samengestelde werkwoorden

Sommige samengestelde werkwoorden kun je splitsen. Ze zijn te scheiden in twee woorden.
Samengestelde werkwoorden kunnen scheidbaar of onscheidbaar zijn.

Scheidbare samengestelde werkwoorden

Scheidbare samengestelde werkwoorden zijn werkwoorden als:
ingrijpen, opnemen, instappen, opschrijven, ...

Onscheidbare samengestelde werkwoorden

Onscheidbare samengestelde werkwoorden zijn werkwoorden als:
achtervolgen, ondervragen, mislukken, overleven, ...

Een splitsbaar werkwoord schrijf je aan elkaar als de delen van het werkwoord in dezelfde volgorde staan al het hele werkwoord.
Bijvoorbeeld: Mijn klok heeft nooit achtergelopen. Jouw klok liep achter.

Oefeningen

Oefening 5: scheidbaar werkwoord of niet
Oefening 6: Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Hoofdstuk 3

Tussenletters

Woorden aaneenschrijven

Een samenstelling is een woord dat uit twee of drie woorden bestaat. Deze woorden moet je in het Nederlands gewoon aan elkaar vast schrijven.

Bijvoorbeeld:

  • bovenbouw + leerling = bovenbouwleerling
  • rode wijn + glazen = rodewijnglazen (niet: rode wijnglazen)
  • lange afstand + loper = langeafstandloper (niet: lange afstandloper)
  • water + leiding = waterleiding
  • leiding + water = leidingwater

De tussen -s
In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken. Dus: moederskindje en scheepskok. Als het tweede gedeelte van de samenstelling met een -s begint, dan kun je het niet horen. Plaats dan een ander woord waarbij je het wel kan horen. Hoor je nu een -s, dan krijgt je samenstelling een tussen -s.

Bijvoorbeeld: Stationsstraat. In het woord stationsplein hoor je een tussen -s. Daarom worden alle samenstellingen met station- geschreven met een tussen -s. Stationsplein, stationsstraat, stationschef, etc.

De tussen -e of -en
De tussen -en wordt geschreven wanneer het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.
Het is dus: kippenei, want het meervoud van kip is alleen kippen.

Als het meervoud eindigt op -s of kan eindigt op zowel -s als -en, dan schrijven we alleen de tussenletter -e. Het is dus aspergeteler en groentesoep, want het meervoud van asperge is asperges en het meervoud van groente kan zowel groenten als groentes zijn.

Uitzonderingen
Sommige woorden houden een -e als tussenletter:

1. Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak: zonneklep of maneschijn

2. In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: boordevol, apetrots en beregoed.

3. Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud: rijstepap en roggebrood.

4. Woorden die historisch gezien wel een samenstelling zijn, maar die niet meer als zodanig worden herkend (we noemen dit versteende samenstellingen: kattebelletje en elleboog).

5. Het eerste deel van het woord is een zelfstandig woord met een meervoud eindigend op -s: aspergekweker, etagewoning.

6. Het eerste deel van het woord is een bijvoeglijk naamwoord: hogeschool, blindedarm.

 

Oefening 1: CambiumNed
Oefening 2: Tussenletter -e of -en
Oefening 3: Tussen -s
Oefening 4: meerkeuzevragen
Oefening 5: aan elkaar of los?
Oefening 6: Tussenletters -s, -e of -en

 

Hoofdstuk 4

Meervoud -en

Meervoud met -en

De meeste zelfstandige naamwoorden hebben in het meervoud -en

stoel - stoelen       ► boek - boeken
► bord - borden        ► schrift - schriften

Als een woord een korte klank heeft en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud twee medeklinkers

tas - tassen           ► pen - pennen
► les - lessen            ► zus - zussen

 

Als het woord eindigt op twee medeklinkers, komt er alleen -en achter, verder verandert er niets

 

► wond – wonden      ► bank – banken


Er zijn enkele uitzonderingen

► dag - dagen                  ► dak - daken
► weg - wegen                 ► slot - sloten

 

Als een woord een lange klank heeft (twee dezelfde klinkers) en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud één klinker, en één medeklinker

 

naam - namen              ► been - benen
► potlood - potloden          ►baan - banen

Woorden die in het enkelvoud op een f eindigen, krijgen in het meervoud meestal een v, woorden die op een s eindigen krijgen meestal een z

 

► brief – brieven               ► muis – muizen

Oefening A
Om te beginnen

Meervoud -s

Meervoud -s

Veel zelfstandige naamwoorden hebben in het meervoud –s

Woorden die eindigen op, -e, -em, -el, -er, -en en -ie, krijgen in het meervoud –s

►meisje - meisjes                     ► productie - producties
► meter - meters                     ► kabel - kabels
► computer - computers          ► jongen - jongens

 

Woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u, en -y, krijgen in het meervoud ’s

auto - auto's                         ► oma - oma's
► taxi  taxi's                             ► menu - menu's
► baby - baby's                         ► lama - lama's

Als het woord eindigt op a, i, o, u dan komt er 's. Let op: de y hoort erbij, maar de e doet niet mee. Dus     na een y krijg je ook 's, maar eindigt je woord op een e, dan komt de s eraan vast!

 

Als het woord eindigt op twee of meer klinkers, dan schrijf je de s eraan vast.

 

► cowboy - cowboys                 ► cadeau - cadeaus

Oefening B
Welke vorm is goed?

Oefening C
Kies de juiste vorm

 

Trappen van vergelijking

Er zijn drie trappen van vergelijking:

  • de stellende trap,
  • de vergrotende trap en
  • de overtreffende trap.

Drie trappen van vergelijking

1. De stellende trap heeft geen uitgang: lief, mooi, diep…
2. De vergrotende trap krijgt er -er bij: liever, mooier, dieper
3. De overtreffende trap krijgt er -st bij: liefst, mooist, diepst
klein klein - kleiner - kleinst
Trappen van vergelijking
rijk
rijker
rijkst

jong
jonger
jongst

groot
groter
grootst

snel
sneller
snelst

 

Uitzonderingen

Bijvoeglijke naamwoorden die op een r eindigen, krijgen in de vergrotende trap der:

eindigen op -r
377

zuur
zuurder
zuurst

raar
raarder
raarst

bizar
bizarder
bizarst

 

In enkele gevallen zijn er afwijkende vormen voor de vergrotende en de overtreffende trap:

goed
beter
best

graag
liever
liefst

kwaad
erger
ergst

weinig
minder
minst

 

Als de overtreffende trap een moeilijk uitspreekbaar woord zou opleveren, wordt meest voor het bijvoeglijk naamwoord geplaatst:

moe
moeier
meest moe

logisch
logischer
meest logisch

enthousiast
enthousiaster
meest enthousiast

roze
rozer
meest roze

 

Hoofdstuk 5

Werkwoordspelling

Persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd

Begin met het maken van deze oefening. Ken je de regels nog?


Ik drink nooit thee, jij drinkt soms thee en hij drinkt altijd thee.

 

 

Oefen nu met oefeningen op de volgende sites:

Oefensite 1

Oefensite 2

Gebiedende wijs

In een zin waar geen onderwerp, maar wel een bevel of opdracht staat, staat in de gebiedende wijs. De zin begint met een persoonsvorm, dit is de stam van het werkwoord.

Schop weg die bal!
Doe je jas uit!
Pak je tas!
Lees deze tekst!

 

Oefening 3

Voltooid deelwoord

Om een voltooid deelwoord goed te spellen, moet je net als bij een persoonsvorm in de verleden tijd onderscheid maken tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Weet je nog het verschil:
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd (loop - liep).
Zwakke werkwoorden blijven gelijk in klank in de verleden tijd (maak - maakte).

De regel voor het spellen van een zwak voltooid deelwoord is als volgt:

1. Je neemt het hele werkwoord, bijvoorbeeld raken

2. Je haalt er -en vanaf, rak

3. staat de laatste letter in kofschiptaxi? -k, JA
    dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t op het eind. geraakt

Nog een keer met het werkwoord keren

1. keren
2. ker
3.
staat de laatste letter in kofschiptaxi? r, NEE
   
dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -d op het eind. gekeerd

 

kofschiptaxi is een ezelsbruggetje. De medeklinkers in het woord geven aan of er een -t of een -d achter het voltooid deelwoord komt te staan. Let op: de klinkers tellen niet mee! Eindigt je woord op een klinker (roeien- roei) dan krijg je altijd een -d!

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord wordt ook wel eens gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Het is dan geen werkwoord meer, maar vergelijkbaar met woorden als 'lang', 'groen' en 'sterk': het zegt iets over het woord dat erna komt.

Stap voor stap gaan we een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord maken.

Stap 1: begin met het werkwoord dat je wil gaan gebruiken. Bijvoorbeeld verven; ik  verf de deur, de deur is nu geverfd.
Stap 2: neem het voltooid deelwoord van het werkwoord dat je hebt gekozen; verven - geverfd.
Stap 3: eindigt je voltooid deelwoord op een d of t, dan plaats je er een -e achter.
            eindigt je voltooid deelwoord op -en, dan laat je het zo staan.
           Bijvoorbeeld: gekerfd  ⇒ gekerfde: de gekerfde boom
           Bijvoorbeeld: geraakt ⇒ geraakte: de geraakte appel
           Bijvoorbeeld: gelopen ⇒ gelopen: de gelopen race

Nog een keer:

Als het voltooid deelwoord eindigt op d of t

  • Ik  leerde voor mijn repetitie.
  • Ik heb mijn repetitie geleerd.
  • De geleerde repetitie heb ik goed gemaakt. (bijvoeglijk gebruikt)
  • Ik maakte mijn fiets.
  • Ik heb mijn fiets gemaakt.
  • De gemaakte fiets rijdt weer als een zonnetje. (bijvoeglijk gebruikt)

In bepaalde gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een korte klank + d of + t:

  • Ik redde het dier.
  • Het dier is gered.
  • Het geredde dier loopt weer in het bos. (bijvoeglijk gebruikt)
  • De vloer verrotte helemaal.
  • De vloer is helemaal verrot.
  • De verrotte vloer kraakt gevaarlijk. (bijvoeglijk gebruikt)

In bovenstaande voorbeelden wordt de eindletter verdubbeld, omdat je het anders verkeerd uitspreekt.

 

  Schrijf een bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk. Dus als de uitspraak het toestaat, schrijf je maar
één -d of -t !

 

Oefening 7: Vul het bijvoeglijk naamwoord in
Oefening 8: Vul het bijvoeglijk naamwoord in

Als het voltooid deelwoord eindigt op 'en'

Sommige sterke werkwoorden hebben een voltooid deelwoord op 'en'.

  • Ik braad het gehakt.
  • Ik heb het gehakt gebraden.
  • Het gebraden gehakt smaakt heerlijk.
  • Ik begrijp de uitleg.
  • De uitleg is begrepen.
  • De begrepen uitleg hoef ik niet meer op te zoeken. (bijvoeglijk gebruikt)
  • Ik stoot mijn hoofd.
  • Ik heb mijn hoofd gestoten.
  • Het gestoten hoofd doet flink pijn. (bijvoeglijk gebruikt)

In de bovenstaande voorbeelden zie je dat het voltooid deelwoord zijn eindletter n behoudt.

Oefening 9
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier.

Onvoltooid deelwoord

Het onvoltooid deelwoord gebruik je voor handelingen die nog bezig zijn.
Het onvoltooid deelwoord is heel makkelijk te vormen: het is altijd hele werkwoord (infinitief) + d.

Gillend renden de meisjes het spookhuis uit.
Kees gaat rennend naar school.
Hij bereikte al schoppend het doel van de tegenstander.

Oefening 10: vul de zinnen aan met een onvoltooid deelwoord.

Werkwoordschema

Kijk een van de volgende filmpjes voor een herhaling van de uitleg werkwoordspelling.

 

Spellingstest
Met deze taaltest kun je te weten komen of jouw kennis van werkwoordspelling al op het gewenste vmbo-niveau is.

CambiumNed
Meer uitleg en oefeningen

Spellingsoefeningen
Verschillende oefeningen