Zorgen voor jezelf

Zorgen voor jezelf

Zorgen voor jezelf

Hoe uniek ben jij?

Iedereen is uniek!

Iedereen is uniek

 

Ik ben anders, anders dan de anderen.

Sommige zeggen dat ik gek ben,

Maar ik ben gewoon zo, zo anders.

Maar wat is er mis met anders te zijn.

De wereld zou toch ook niks zijn,

Als iedereen hetzelfde was.

 

Volgens mij is het goed,

Goed dat ik anders ben.

Want als ik dat niet was,

Zou ik mezelf niet zijn!

 

Ik ben anders, anders dan de anderen.

Sommige zeggen dat ik gek ben,

Maar ik weet dat de anderen ook anders zijn!

 

 

 

Op de foto hiernaast zie je een aantal tieners. Ze zijn allemaal even uniek. Ze zien er allemaal anders uit. De leerlingen in je klas zien er ook allemaal anders uit. Als je iemand ziet weet je meteen wie het is. Dat komt door zijn uiterlijke kenmerken. De een heeft lang haar, de ander weer kort. De een is blond, de ander heeft bruin haar. Dat zijn de uiterlijke kenmerken van een persoon. Ook aan andere dingen kun je iemand herkennen zoals een bril, een beugel, oorbellen en tattoos. Zoals jij is er maar één en daar mag je trots op zijn.

 

Veel van deze kenmerken krijg je mee van je ouders. Bij je geboorte zijn een aantal dingen al bepaald. Andere dingen kies jezelf. De lengte van je haar bijvoorbeeld. Hoe je je kleed. Je laat daarmee zien wie jij bent. Je laat je eigen smaak zien.

Iedereen is uniek, iedereen is anders dan een ander!

Bekijk het onderstaande filmpje en beantwoord daarna de volgende vragen over UNIEK zijn en een eigen mening hebben.

Eerste indruk

Iedereen is anders

Iedereen is anders

Opdracht Filmverslag:

Vertel in je eigen woorden waar bovenstaande film over ging. Hieronder de punten waar het filmverslag aan moet voldoen.

 

  1. Maak goede zinnen met hoofdletters.
  2. Beschrijf in ongeveer 200 woorden waar de film over gaat. Je maakt dus een samenvatting van de film. Denk aan:
    - De inleiding, het begin van de film.
    - De kern, het middenstuk van de film.
    - Het slot, hoe loopt het af.  
  3. Beschrijf in minimaal 5 zinnen wat je van deze korte film vind. 
    - Het meest belangrijke van het filmverslag is jouw eigen mening. Als je een film hebt gezien, dan heb je daar een mening over. Je vindt de film bijvoorbeeld leuk, spannend, saai of misschien wel aangrijpend. De mening die jij dus over een film hebt, is dus jouw mening en dus altijd goed.
    - Maar let op! Je moet ook kunnen aangeven waarom jij een bepaalde mening hebt over de film.
  4. Laat je tekst controleren
  5. Schrijf het filmverslag in Word. Let op! Sla je document op in je Onedrive ( Filmverslag- naam)

Haargel maken

Om er goed uit te zien moet je haar goed zitten. Veel mensen gebruiken daar gel voor.

In deze opdracht ga jezelf gel maken.

Klik op de onderstaande link om te weten wat je moet doen.

Hygiëne en puberteit

Puberteit

Puberteit

Tussen het 10e en 16e levensjaar kom je  in de puberteit. Behalve lichamelijke veranderingen (baard in de keel, menstruatie, schaamhaar), Ga je ook anders denken. Je gaat op zoek naar je eigen  identiteit en je zet je af tegen je ouders. Met vaak een hoop ruzie en problemen thuis als gevolg.

 

Dagelijkse hygiëne

In je puberteit verandert er veel aan je lichaam. Je gaat meer zweten en je huid wordt vetter. Je moet jezelf dan beter gaan verzorgen om te voorkomen dat je gaat stinken. Je huid houdt veel vuil en Bacteriën tegen. Je huid zelf produceert vet. Je moet dit regelmatig met water en zeep verwijderen. Om te voorkomen dat je onprettig ruikt kun je een deodorant gebruiken.

 

Gebruik een deodorant wel op de juiste manier anders ga je meer stinken.

•Je gebruikt een deodorant altijd op een schone huid, het voorkomt dat je zweet gaat ruiken.

•Als je het gebruikt nadat je erg hebt gezweet moet je eerst je huid wassen voordat je de deodorant gebruikt doe je dat niet dan blijft het frisse luchtje maar even, daarna ruik je nog vervelender.

•Veel deodoranten werken 24 uur, één keer per dag gebruiken is dus voldoende.

 

 

 

Bekijk het filmpje van Dokter Corrie en Lange Frans.

Jij wilt toch ook weten hoe dit zit?!

 

 

Je handen zijn je visite kaartje.

Met je handen kom je overal aan: geld, kleren. deurkrukken etc. Op die manier komen ook ziekteverwekkers aan je handen. Als je dan iets eet met je handen komen de ziekteverwekkers in je mond en kun je ziek worden. Daarom moet je regelmatig je handen wassen vooral voordat je eten klaar maakt en opeet. In het toilet zitten zeer veel ziekteverwekkers daarom moet je na een toilet bezoek extra goed je handen wassen.

Je nagels.

Aan de handen van mensen kun je vaak zien of iemand zichzelf goed verzorgt. Hou ze netjes en schoon dan voorkom je ook veel ophoping van Bacteriën onder je nagels.

 

 

Je voeten.

Je voeten zitten de hele dag opgesloten in je schoenen. Daar kun je behoorlijk zweten. Je kunt dan last hebben van zweetvoeten. Iedere dag goed je voeten wassen en afdrogen voorkomt vieze geurtjes en voetschimmel. Iedere dag schone sokken is ook belangrijk, het voorkomt dat andere mensen je ruiken. Het is belangrijk dat je schoenen draagt waar het vocht uit kan, die goed "ademen". Niet ademende schoenen zorgen ervoor dat je voeten vochtig blijven en dat ze gaan ruiken.

 

Jeugdpuistjes

Meisjes kunnen al rond hun achtste jaar last van puistjes krijgen, jongens meestal pas rond hun veertiende. Hormonen en erfelijke aanleg kunnen een rol spelen. Puistjes zijn meestal het ergst tussen je zestiende en negentiende jaar. Daarna ben je er meestal van af. Door je huid goed schoon te houden kun je erger voorkomen. Als het heel erg is kun je naar je huisarts gaan voor advies. Soms wordt je doorverwezen naar een specialist. Als je puistjes met je handen aanraakt kunnen ziekteverwekkers van je handen in het puistje komen en erge ontstekingen veroorzaken. Soms krijg je irritatie of puistjes van iets anders, dat niet te maken heeft met je hormoonverandering in je puberteit. Je kunt dan overgevoelig zijn voor bijvoorbeeld de zeep of crème die je gebruikt je huisarts kan je hier op laten testen.

 

Nagels verzorgen/lakken

Je gaat nu bezig met nagels verzorgen.

De jongens doen alleen werkblad nagels verzorgen.

De meisjes doen eerst het werkblad nagels verzorgen

Als je het leuk vindt mag je daarna het werkblad nagels lakken doen.

Klik op de onderstaande link voor de werkbladen.

Zweten

Waarom zweten we?

Bekijk het onderstaande filmpje en beantwoordt vervolgens de bij behorende vragen.

 

 

Waarom zweten we?

Opdracht kijkvragen:

Bekijk het filmpje en beantwoord de voldende vragen.

Afrondingsvragen

In dit hoofdstuk hebben we het over puberteit en hygiëne gehad. Beanwoord de volgende vragen om te kijken of je alles begrepen hebt.

 

Badzout maken

Je gaat badzout maken!!! Klik op de onderstaande link voor het practicum.

Maak daarna een praktijkverslag in Word:

Let op! Op slaan in je Onedrive onder (badzout- naam).

Je geeft antwoord op de volgende vragen.

a) Wat moest je doen. Beschrijf hier duidelijk wat je moest maken en hoe je het moest aanpakken

b) Wat moest je allemaal voorbereiden voordat je mocht beginnen. Beschrijf hier wat je moest doen voordat je kon beginnen met de opdracht.

c) Aan de slag. Hier beschrijf je duidelijk hoe je je product hebt gemaakt. Wat je allemaal moest doen tot dat het produkt klaar was.

d) Hoe ging het. Hier schrijf je hoe het ging. Deed ieder zijn taak of deden jullie de taken door elkaar. Had je de opdracht goed gelezen of ging er iets mis doordat je niet goed gelezen had. Hier beschrijf je ook wat je geleerd hebt van deze opdracht.

Zijn er dingen die echt niet goed gingen maar wat je wel beter had kunnen doen? Hoe pak je het de volgende keer aan?

Alleen maar schrijven het ging goed is dus niet voldoende.

Kleding

Kleding maakt de man/vrouw!

Kleding maakt de man/ vrouw!

De functie van kleding

  • het bedekt je lichaam ( als de vijgenbladeren bij Adam en Eva )
  • het beschermt je lichaam tegen zon, kou, water ( zonnehoed, winterjas, regenpak )
  • het versiert je lichaam ( bruidskleding, feestkleding, of gewoon: je normale plunje )

 

In het dagelijks leven vervult kleding echter nog een menigte aan andere functies.

Enkele voorbeelden:

 

 

Voorbeeld 1:

Een politieman draagt een uniform dat autoriteit en gezag uitdraagt (blauw is de kleur van betrouwbaarheid).

 

 

 

Voorbeeld 2:

Een brandweerman draagt kleding die niet brandbaar is (zodat hij een brandend huis in kan gaan zonder zelf meteen vlam te vatten).

 

 

 

Voorbeeld 3:

Een punker draagt veel zwart en versieringen van metaal (en maakt zo een statement).

 

 

 

 

 

Voorbeeld 4:

Een doelman draagt beschermende kleding (om niet te worden getroffen door de ballen die zijn territorium binnendringen).

 

 

Voorbeeld 5:

Vanwege je cultuur draag je bijvoorbeeld een hoofddoek, of een hoedje.

 

 

 

 

Stoffen

Stoffen

Er zijn verschillende soorten stoffen voor kleding.

Bijvoorbeeld wol, katoen, linnen, zijde, acryl, nylon en polyester

  • Ieder stof heeft zijn eigen eigenschappen.
  • Sommige stoffen nemen goed vocht op, andere minder.
  • Sommige stoffen zijn warmer dan andere stoffen,
  • Soms zijn mensen allergisch voor bepaalde stoffen.
  • Als je kleding koopt, hou je daar ook rekening mee.

Stoffen zijn een geheel van geweven garen( samen in elkaar gedraaide vezels).

Alle stoffen ontstaan uit negen basisvezels( kleine draadjes): katoen, linnen, zijde, viscose, polyester, polyamide, acryl en elastomeer.

 

Door verschillende weeftechnieken te gebruiken krijg je verschillende basisstoffen.

Eigenschappen

Wol

Katoen

Synthetisch

 

Sterkte

Niet zo sterk

Sterk

Heel sterk

Vocht opnemen

Goed

Zeer goed

Slecht

Warmte vasthouden

Zeer goed

Matig

Slecht

Brandbaarheid

Dooft snel

Dooft niet snel

Smelt snel weg

Lucht doorlaten

Goed

Goed

Slecht

Krimpen

Matig

Veel

Weinig

Kreuken

Matig

Veel

Weinig

Waarvan is kleding gemaakt?

Natuurlijke stoffen

Natuurlijk stoffen zijn gemaakt van plantaardige of dierlijke vezels.

Katoen: Een zachte stof die gemaakt wordt van een plantaardige vezel, afkomstig van de katoenplant. De meeste kledingstukken die bij ons in de winkels liggen, zijn van katoen. De stof is zo populair omdat hij als het ware ademt: hij neemt makkelijk vocht op.

 

Hoe wordt katoen gemaakt?

Zijde: Zijde wordt gemaakt van een dierlijke vezel, door de zijde rups. Zijde is een heel vloeiende, glanzende en luchtige stof. Het is een zeer sterke stof maar zweet kan blijvende vlekken creëren, ook alcohol (denk aan deodorant, haarlak en parfum) kunnen de stof schaden.

 

Hoe wordt zijde gemaakt?

Wol: Wol wordt gemaakt van de haren van dierenvacht, meestal van schapen. Het is vooral goed tegen de koude. Het is een warme, elastische en zachte stof. Het nadeel van wol is dat het makkelijk pluist en moeilijk wasbaar is.

 

Hoe wordt wol gemaakt?

Linnen is een natuurlijke stof die gemaakt wordt van vlas (een plantensoort). Het is een sterke, vormvaste stof die makkelijk te onderhouden is. Bovendien is linnen erg luchtig waardoor het een waar plezier is om te dragen. Het enige nadeel is dat linnen snel kreukt.

 

Vroeger maakte ze linnen zo.....

Synthetische stoffen

Kunstmatige stoffen worden gemaakt van vezels die niet in de natuur voorkomen. Die kunstmatige vezels ondergaan dan meestal nog eens een chemisch proces, waarna ze tot stof kunnen geweven worden. Synthetische stoffen zijn het makkelijkste in onderhoud.

 

Viscose: Viscose wordt gemaakt van houtcellulose en katoen, het is een plantaardige kunstmatige vezel.

 

Acryl: Acryl lijkt heel sterk op wol. De stof is zacht en volumineus en isoleert zeer goed. Acryl wordt gebruikt voor onder andere mutsen, sjaals, dekens en truien.

 

Polyester: Polyester is een lichte, gladde stof die zacht aanvoelt. Daarbovenop is het vormvast en duurzaam. Een nadeel is dan weer dat polyester statisch kan zijn en niet zo goed ademt.

 

Nylon: Nylon of polyamide is elastisch, waterafstotend, kreukt niet en is vormvast. De stof wordt vooral gebruikt voor badpakken, kousen en panty’s.

 

Elasthaan: Elasthaan is extreem elastisch en tegelijkertijd vormvast. Dat komt omdat elasthaan een stof is waarin zeer fijne draadjes rubber geweven zijn. De stof wordt dikwijls toegevoegd aan katoen om het geheel rekbaarder te maken.

Wat staat erop het etiket?

Als je kleding koopt, wil je weten wat je koopt.  Je kunt dat weten door de etiketten in de kleding te lezen. Er zitten verschillende soorten etiketten in je kleding.

  • Er is een etiket waar de maat op staat:   Maatetiket
  • Er is een etiket waar het merk op staat:  Merketiket
  • Een etiket waarop staat waarvan het kledingstuk is gemaakt: Grondstofetiket
  • Een etiket waarop staat hoe je de kleding moet wassen, drogen en  strijken: Onderhoudsetiket

Kleding komt uit allerlei landen.  Ook dat staat vaak op het etiket vermeld.                                     Er staat dan bijvoorbeeld: Made in Hongkong.

Etiketten moeten daarom in alle landen leesbaar zijn. Daarom staan er soms gegevens op in meerdere talen.

Op het was-etiket worden symbolen gebruikt. Dat zijn tekentjes, die voor iedereen te lezen zijn. De volgende vijf tekentjes komen op ieder was-etiket voor.

Je wast om het wasgoed schoon te krijgen. Maar met wassen vervuil je het milieu.

Het vuile sop komt terecht in het oppervlaktewater. Zo komen er ook stoffen terecht die daar niet thuishoren.

Vooral wasmiddelen kan een boosdoener zijn. Daarom kun je beter niet te veel wasmiddel gebruiken.

Verpakkingen van wasmiddelen zorgen voor afval. Zo hebben ook verpakkingen iets met het milieu te maken.  De ene verpakking is milieuvriendelijker dan de andere.

Informatie daarover kun je vinden op de verpakking.

Ook zijn er milieuvriendelijker wasmiddelen te koop in reformwinkels, maar ook in sommige supermarkten.

Wetens(w)aardigheden

 Als je een spijkerbroek binnenstebuiten wast en  binnenstebuiten droogt aan de waslijn, blijft de kleur langer mooi !!                                                       

                                                                                 

Kleding en milieu

De manier waarop kleding wordt gemaakt kan ook invloed hebben op het milieu. Bijvoorbeeld bij het maken van een katoenen-T-shirt. Katoen komt van de katoenplant. Om de katoenplant goed te laten groeien, worden er vaak  bestrijdingsmiddelen gebruikt. Katoen die op milieuvriendelijke wijze is gemaakt, kun je herkennen aan het EKO-symbool.

Ook het verven van de katoen kan op verschillende manieren. Als je natuurlijke kleurstoffen gebruikt, is dat beter voor het milieu.

Zuinig zijn op het milieu betekent ook zuinig omgaan met energie. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen op de was op te hangen. Dat kost minder energie dan het gebruik van een wasdroger.       Ook het wassen met een volle trommel spaart energie.

Wasmiddelen

Om te wassen heb je een wasmiddel nodig. Er zijn veel merken wasmiddelen.

 

Toch zijn er eigenlijk maar vier soorten wasmiddelen:

  •  
  • Wasmiddel voor de bonte was
  • Wasmiddel voor de witte was
  • Wasmiddel voor de fijne was

 

Voorwasmiddel bv Biotex gebruik je als de kleding extra vies is.

Je weekt de vlekken dan een beetje los voor je gaat wassen.

Je doet dit bijvoorbeeld als er bloed- of grasvlekken op de kleding zitten.

Tegenwoordig gebruikt men in plaats van een voorwasmiddel een vlekkenmiddel als Shout, Biotex, Vanish Oxi Action enz.

Deze vlekken middelen doe je op de vlek voordat je de kleding wast of je voegt het extra toe aan het wasmiddel.

 

In een wasmiddel voor de witte was zit bleekmiddel.

Het bleekmiddel zorgt ervoor dat de stof weer helder wit wordt.

Je gebruikt dit wasmiddel alleen bij witgoed.

 

Een wasmiddel voor de bonte was is speciaal geschikt voor de gekleurde was.

In dit wasmiddel zit daarom geen bleekmiddel.

Tegenwoordig zijn er ook speciale wasmiddelen voor zwarte kleding of spijkerkleding.

 

Er is ook fijn wasgoed.

Dat is wasgoed dat bestaat uit tere weefsels, bijvoorbeeld een lamswollen trui, zijden bloes.

Voor dit wasgoed gebruik je een wasmiddel voor de fijne was.

Het is belangrijk dat je de juiste hoeveelheid wasmiddel gebruikt. Je kunt op de verpakking lezen hoeveel wasmiddel je nodig hebt.

Voordat je gaat wassen, sorteer je de was. Want je kunt niet zomaar alles bij elkaar stoppen.

 

Op de volgde punten moet je letten:

  • De kleur van het wasgoed
  • De temperatuur waarop het wasgoed gewassen mag worden
  • Hoe vuil het wasgoed is
  • Van welke grondstof het wasgoed gemaakt is

Practicum opdrachten

Hieronder staan 2 opdrachten die je gaat uitvoeren met 1 of meer leerlingen. Lees de opdrachten goed door, zet alles klaar. Als je klaar bent ruim je alles weer netjes op. Denk erom dat je de opdracht eerst opslaat in je Onedrive onder naam opdracht- je naam.

Afrondingsvragen en opdrachten

In dit hoofdstuk hebben we verschillende stoffen besproken. Wat weet jij er inmiddels van? Beantwoord de volgende vragen.

Kleding

Elke dag kleed je je weer aan.

Elke dag denk je na over je kleding. ‘s Morgens bij het aankleden, sta je stil bij wat je die dag gaat doen.  Ga je naar een belangrijke afspraak, dan zorg je dat je er tiptop uitziet en zakelijk gekleed bent. Zorg je deze dag voor een baby of peuter, dan kies je voor kleurrijke, makkelijk zittende en goed wasbare kleding. Zo sluit je met je kleding aan op je dagprogramma.

 

Wist je dat…  hoe kleding zo mooi kreukelloos in de winkels komt…

Bekijk het filmpje.

Doen ze dat zo?

Kleding kiezen.

Als je kleding koopt heb je de keuze uit heel veel verschillende producten. Je hebt merkkleding die duur is maar indruk kan maken op andere mensen. Je hebt kleding die je koopt omdat je het gewoon mooi vind.

Het is moeilijk om de juiste kleding te kiezen. Niet alleen of iets je mooi staat speelt een rol. Ook wat anderen er van vinden is belangrijk. Andere mensen hebben invloed op jouw keuze, mensen zoals je ouders, vrienden en vriendinnen. In je puberteit is vooral de mening van je vrienden en vriendinnen belangrijk. Dragen bijvoorbeeld veel kinderen in je klas een spijkerbroek dan zou je niet snel een rok dragen.

 

 

In dit hoofdstuk hebben we het over kleding gehad. Beantwoord nu de volgende vragen.

Kleding ontwerpen

Vet cool!! Je eigen kleding ontwerpen! Je mag zelf weten hoe je eruit zou willen zien. Print de tekening van het model uit en laat je creativiteit zien!!! Als je klaar bent laat je je ontwerp zien aan je docent.