Onderzoek je eigen leefomgeving

Onderzoek je eigen leefomgeving

BEGIN HIER: Waarom een praktische opdracht over je leefomgeving?

Bekijk de video en lees de tekst.

Het is steeds makkelijker om contact te leggen met mensen aan de andere kant van de wereld.
Via TikTok, Instagram, Facebook en YouTube kunnen we zien wat mensen over de hele wereld aan het doen zijn.

Maar hoe goed ken je eigenlijk je eigen leefomgeving? Ben je eigenlijk wel bewust van wat er direct om je heen te vinden is en vooral wie er te vinden zijn?
Tijdens het hoofdstuk: Leefomgeving en deze Praktische Opdracht maak je kennis met je eigen leefomgeving zodat je zelf een realistisch beeld kan creëren van je eigen omgeving.

 

Je krijgt les over verschillende onderwerpen zoals:

-Woningkenmerken
-Bewonerskenmerken
-Veilige leefomgeving
-Sociale Cohesie
-Het buurtprofiel

De lessen die je hebt gehad kan je terugvinden onder het kopje: lessenserie stedelijke omgeving.
Omdat je deze kennis moet toepassen is het handig om deze lessen + je aantekeningen van toen nogmaals te bekijken. Zoals je kunt zien in de beoordelingsrubric zie je dat je punten kan halen voor het toepassen van de geleerde kennis uit de lessen.

 

Je kan nu beginnen met je Praktische Opdracht.

 

Veel plezier!

Start je praktische opdracht 'leefomgeving' hier.

Uitleg van de Praktische Opdracht 'Onderzoek je eigen leefomgeving'

Lessenserie stedelijke leefomgeving

Weet je nog? De lesinhoud over de stedelijke leefomgeving is de leidraad van je praktisch onderzoek. De kennis die je hebt opgedaan van de verschillende onderwerpen dien je nu toe te passen in deze opdracht. Laat dus zien dat je de onderwerpen goed begrijpt en kan toepassen.

Lesweek 1

Lesweek 1 Les 1

Uitleg stap 1 lesweek 1

Stap 1: Oriëntatie

1. Lees paragraaf 5.1. en 5.2. van je lesboek.
2. Kies een onderwerp zolang het maar sociaal geografisch en uit te voeren is in je eigen regio.
3. Beschrijf je onderwerp in een inleiding.

 

Stap 2: Inleiding schrijven:
1. Vertel duidelijk welk onderzoeksthema je hebt gekozen en waarom je hiervoor hebt gekozen.
Geef duidelijke argumenten ( niet: omdat het mij interessant lijkt) (actualiteit of je komt het vaak tegen)
2. Geef een omschrijving van waar tot waar je gebied reikt zodat de lezer exact weet waar je het onderzoek gaat uitvoeren.
3. Onder deze omschrijving komen kaarten van je gebied. Deze kaarten mag je met elk GIS programma maken(zie handige links). De kaarten laten alleen het gebied zien waar je onderzoek gaat doen.

Lever het in op Google classroom voor 17:00 vandaag:

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

 

Veel succes!

 

 

 

 

Lesweek 1 Les 2

Uitleg stap 3 lesweek 1 les 2

Over je onderwerp ga je een onderzoeksvraag opstellen die aardrijkskundig is: De hoofdvraag. Vervolgens stel je minimaal vier deelvragen op. Deze deelvragen gebruik je om de hoofdvraag uiteindelijk te beantwoorden. Formuleer de hoofdvraag en deelvragen zo exact mogelijk. Het moet uiteraard zo zijn dat je de vraag nog moet onderzoeken, de vraag kan je dus niet meteen beantwoorden zonder onderzoek te doen. Ook kun je een hoofdvraag niet met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden, het moet dus een open vraag zijn.

Als je hulp nodig hebt bij het opstellen van je hoofdvraag en deelvragen bekijk je de video bij handige links om extra ondersteuning te krijgen.

Lever het in op Google classroom voor 17:00 vandaag:

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

Lesweek 1 Les 3

Feedback moment:
Vandaag heb je via Classroom feedback ontvangen van je docent.

Wat ga je doen?
1. Bekijk de feedback van de docent.
2. Zorg dat je alle feedback begrijpt.
3. Verwerk de feedback en verbeter stap 1 t/m 3.

Lever het in op Google classroom voor 17:00 vandaag:

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

 

Succes!

Lesweek 2

Lesweek 2 Les 1

Feedback & Hypothese opstellen

​Wat ga je doen?


1. Je verwerkt eerst de feedback op Classroom​

2. Lees uit het word document 'Hypothese'​

3. Stel een Hypothese op​

4. Lever het in op classroom voor 17:00

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

Lesweek 2 les 2

Het Onderzoeksplan

Wat ga je doen?

1. Hypothese klaar?​

2.  Lees uit het word document 'Onderzoeksplan'​

3. Je maakt je 'onderzoeksplan'.​

4. Volgende lesdag voor 17:00 inleveren op Classroom

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

Lesweek 2 Les 3

GO NO/GO moment

Wat ga je doen?

1. Hypothese klaar?​

2.  Lees uit het word document 'Onderzoeksplan'​

3. Je maakt je 'onderzoeksplan'.​

4. Vandaag voor 17:00 inleveren op Classroom

 

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

Lesweek 3

Lesweek 3 Les 1

Geen les: je voert je onderzoeksplan uit en verzameld gegevens. 

 

Voor extra feedback of ondersteuning kan je altijd de docent benaderen.

Lesweek 3 Les 2

Geen les: je voert je onderzoeksplan uit en verzameld gegevens.

 

Voor extra feedback of ondersteuning kan je altijd de docent benaderen.

Lesweek 3 Les 3

Geen les: je voert je onderzoeksplan uit en verzameld gegevens.

 

Voor extra feedback of ondersteuning kan je altijd de docent benaderen.

 

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

Lesweek 4

Lesweek 4 Les 1

Resultaten verwerken

Wat ga je doen?

1. Kopieer al je gegevens in je verslag​ ( in bijlagen).

2.  Maak een samenvatting van al je gegevens​

3.  Maak al je gegevens duidelijk​

4. Geef omschrijvingen bij de gegevens ALLEEN als er uitzonderingen of opvallende zaken zijn. ​

4. Volgende lesdag voor 17:00 inleveren op Classroom

 

Lever het in op Google classroom voor 17:00 volgende lesdag.
https://classroom.google.com/c/MzQxODU0NzI2Nzc2?cjc=hhz6rew
 

 

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

Lesweek 4 Les 2

Conclusie in video maken

Wat ga je doen?

1. Maak een presentatie (PowerPoint of Google Slides)​

2. Neem je video op met de screencast van PowerPoint ( BEKIJK Rubric)​

3. Volgende lesdag voor 17:00 inleveren op Classroom​


Hoofdstukken in de video:​
1-Welke buurt(en) er zijn gekozen? (inclusief kaarten)​

2-Wat gaat de leerling de kijker leren over de buurt(en)/wijk(en)​

3-2 onderzoeksmethode minimaal 1 literatuur en 1 praktijk gepresenteerd.​

4-Feiten en cijfers over de buurten/wijken (minimaal 6 per buurt) ​

5-Conclusies + antwoord op hoofdvraag + deelvragen+ check hypothese met daarin:​
*De leerlingen vat in minimaal 100 woorden (gesproken) samen welke factoren meespelend zijn voor een veilige leefomgeving  of De leerling vat in minimaal 100 woorden (gesproken) samen welke factoren zorgen voor een sociale cohesie in hun buurt/wijk. ​
*Uitleg waarom het buurtprofiel wordt beïnvloed door woningkenmerken of bewonerskenmerken. ​

 

Hoe maak je een video?

1. Start PowerPoint op (de applicatie, NIET de online functie)​

2. Selecteer 'invoegen'  -> schermopname maken ​

3. Druk op 'opnemen' en begin met presenteren.​

4. Druk op 'stop' als je klaar bent.​

5. Rechtermuisknop 'video opslaan'

Lesweek 4 Les 3

Wat ga je doen?

1. Maak een presentatie (PowerPoint of Google Slides)​

2. Neem je video op met de screencast van PowerPoint ( BEKIJK Rubric)​

3. Vandaag inleveren voor 17:00 inleveren op Classroom​


Hoofdstukken in de video:​
1-Welke buurt(en) er zijn gekozen? (inclusief kaarten)​

2-Wat gaat de leerling de kijker leren over de buurt(en)/wijk(en)​

3-2 onderzoeksmethode minimaal 1 literatuur en 1 praktijk gepresenteerd.​

4-Feiten en cijfers over de buurten/wijken (minimaal 6 per buurt) ​

5-Conclusies + antwoord op hoofdvraag + deelvragen+ check hypothese met daarin:​
*De leerlingen vat in minimaal 100 woorden (gesproken) samen welke factoren meespelend zijn voor een veilige leefomgeving  of De leerling vat in minimaal 100 woorden (gesproken) samen welke factoren zorgen voor een sociale cohesie in hun buurt/wijk. ​
*Uitleg waarom het buurtprofiel wordt beïnvloed door woningkenmerken of bewonerskenmerken. ​

 

Hoe maak je een video?

1. Start PowerPoint op (de applicatie, NIET de online functie)​

2. Selecteer 'invoegen'  -> schermopname maken ​

3. Druk op 'opnemen' en begin met presenteren.​

4. Druk op 'stop' als je klaar bent.​

5. Rechtermuisknop 'video opslaan'

 

Lever het in op Google classroom voor 17:00.
https://classroom.google.com/c/MzQxODU0NzI2Nzc2?cjc=hhz6rew
 

Klassencode H4ak3: 54xl7ux

Klassencode: H4ak2: k7vhfnc

Succes!

​​

Lesweek 1 Groepsopdracht - Les 1

Uitleg Onderzoek je eigen leefomgeving Groepsopdracht

Lesweek 1 Groepsopdracht - Les 2

Als het goed is heb je het schema van de vraagstukbenadering af.

Op basis van dit schema ga je een ontwerp maken van een wijk/buurt waar de problemen zich afspelen in de directe leefomgeving. Je denkt na over hoe je de problemen gaat oplossen en je verwerkt deze oplossingen in een kaart die je gaat maken met GIS.  Het is toegestaan en geadviseerd om meer materialen te creëren die je ontwerp ondersteunen.

Lesweek 1 Groepsopdracht - Les 3

Als het goed is heb je het schema van de vraagstukbenadering af en al een les gewerkt aan je ontwerp.

Op basis van het schema ga je verder met het ontwerp maken van een wijk/buurt waar de problemen zich afspelen in de directe leefomgeving. Je denkt na over hoe je de problemen gaat oplossen en je verwerkt deze oplossingen in een kaart die je gaat maken met GIS.  Het is toegestaan en geadviseerd om meer materialen te creëren die je ontwerp ondersteunen. De volgende les ga je het ontwerp presenteren in marktvorm.

Lesweek 2 Groepsopdracht Marktvorm

 

Voorbereiding

1. Schuif 2 á 4 tafels aan elkaar  en leg je materialen zo representatief mogelijk weg.

2. Zorg dat je achter je tafel kan staan zodat je goed kan presenteren.

3. Bekijk nogmaals de beoordelingsrubric en zorg dat je alle onderdelen goed benoemd.

 

Uitvoering

1.  2 leerlingen per groep blijven staan bij de eigen presentatie en 1 leerling gaat de andere      presentaties bekijken.

2.  Als 1 leerling, 2 presentaties heeft gezien gaat de volgende leerling presentaties bekijken. (Iedereen presenteert en bekijkt dus presentaties).

3. De docent loopt ook rond en geeft elke groepje een beoordeling volgens de beoordelingsrubric.

 

Na de marktvorm.

1. Ruim alle materialen netjes op.

2. Zet de tafels terug hoe deze stonden

3. De docent heeft 10 werkdagen de tijd om de resultaten te verwerken.

 

 

Nog vragen? Vraag je docent.

 

Veel plezier!

De leerdoelen

Weten​
1.Je kan de drie belangrijkste woningkenmerken benoemen uit het hoofd. (Ouderdom, soort woning, huur/koop)​
2.Je kan na de praktische opdracht van 4 lessen  de bewonerskenmerken: leeftijd, samenstelling, etniciteit en levensfase uit het hoofd benoemen aan de docent. ​

Uitleggen​
3.Je kan na de praktische opdracht in 100 woorden samenvatten welke factoren meespelend zijn voor een veilige leefomgeving.​
4.Je kan na de praktische opdracht in 100 woorden samenvatten welke factoren meespelend zijn voor sociale cohesie.​
5.Je kan na de praktische opdracht aan een medeleerling uitleggen waarom het buurtprofiel beïnvloed wordt door de woningkenmerken: ouderdom, huur of koop, woningtype en door de bewonerskenmerken: leeftijd, samenstelling, etniciteit en levensfase ​

Toepassen​
6.Je kan na kan na de praktische opdracht aan een medeleerling uitleggen waarom deze bepaalde factoren meespelen voor sociale cohesie.​
7.Je kan na de praktische opdracht, gebieden afbakenen met Google Maps en gegevens van de databank CBS-statline analyseren van het buurtprofiel en deze vervolgens met PowerPoint of Google Slides presenteren aan de docent en medeleerlingen.​
8. Je kan na de praktische opdracht zelf onderzochte informatie uit eigen leefomgeving analyseren en deze presenteren in een zelfgemaakte video.  

Creëren ​
9. Je kan na de praktische opdracht in groepsverband een nieuwe wijk/buurt ontwerpen die het vraagstuk uit je vraagstuk benadering kan oplossen en je kan deze presenteren met behulp van GIS

 

Handige links

Handige links om Kaarten te maken in je inleiding:
Openstreetmap: https://www.openstreetmap.nl/
Google Maps: https://www.google.nl/maps/@51.821447,4.4297273,14z

 

Handige links om data van je omgeving vandaan te halen:

Het CBS: https://www.cbs.nl/

Statline:   https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/

Gegevens Hoeksche Waard: https://allecijfers.nl/gemeente/hoeksche-waard/

 

Handige link om hoofdvragen en deelvragen op te stellen:
https://www.youtube.com/watch?v=166JRAfIHn0

 

Video maken met PowerPoint:
https://www.youtube.com/watch?v=ij3jfcw23NY

Docentenhandleiding + Rubric

Op deze pagina is de docentenhandleiding te vinden. Deze mag door leerlingen ook worden ingezien om te bekijken wat de bedoeling per stap is buitenom de uitleg video's. 
Tevens is de beoordelingsrubric op deze pagina te vinden. Probeer deze punten in het verslag en de video te verwerken.  Als je hier nog vragen op opmerken over hebt kan je deze aan de docent stellen.

Oefenen met APA

Extra informatie APA + oefenopdrachten

Als je een werkstuk, presentatie of een boekverslag maakt, ga je op zoek naar informatie en zal je beslist ook gebruik maken van informatie, ideeën en afbeeldingen van allerlei andere mensen. Deze informatie haal je uit boeken, kranten, tijdschriften en websites. Dit zijn allemaal verschillende bronnen. Het is belangrijk dat je bij het gebruiken van deze bronnen opschrijft wat je gebruikt hebt, van wie en waar je het vandaan hebt gehaald. Doe dit vooral tijdens het maken van je werkstuk of presentatie en houd dit goed bij; achteraf zo’n bronnenlijst maken is heel lastig en kost veel tijd. Aan het eind van het (profiel)werkstuk of de presentatie moet je in een overzichtslijst laten zien wat je allemaal gebruikt hebt. Dit heet de bronvermelding, een alfabetische lijst (op achternaam van de auteurs) van al het door jou gebruikte materiaal, zodat de lezer (je docent) weet welke bronnen je hebt gebruikt en de lezer dit ook kan controleren. De manier van bronnen noteren zoals je dat hier leert, is gebaseerd op APA richtlijnen, de meest gebruikte manier in het hoger onderwijs. 

Je gaat een aantal bronvermeldingen van verschillende materialen zien. Lees dit zorgvuldig en pas deze informatie letterlijk zo toe in de opdrachten. Let op hoofdletters gebruik en punten. In het hbo en wo wordt het maken van een bronvermelding op dezelfde manier gedaan, dus is dit alvast een goede oefening. 

 

Basisregel bronvermelding van een boek
Achternaam auteur, voorletter(s) (Jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats uitgever: Uitgever.

Voorbeeld:
Speet, B. (2008). De tijd van steden en staten: 1000 – 1500. Zwolle: Waanders.

Tip: met ‘jaar van uitgave’ wordt bedoeld het jaar waarin het boek is uitgegeven dat jij gelezen hebt. Dit is niet altijd hetzelfde als ‘de oorspronkelijke druk’. Let hier goed op.

Opdracht 1:
voor Nederlands heb je de volgende boeken gelezen:
• De tweeling geschreven door Tessa de Loo en uitgegeven in 2006 door Wolters-Noordhoff uit Groningen.
• Het huis van de moskee geschreven door Kader Abdolah en uitgegeven in 2007 door de Geus uit Breda.
• De donkere kamer van Damocles geschreven door Willem Frederik Hermans en uitgegeven in 1970 door G. van Oorschot in Amsterdam.

Maak met deze gegevens de bronvermeldingen zoals hierboven beschreven is.

​1.
2.
3.

 

Basisregel bronvermelding van een artikel uit krant of tijdschrift
Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam van tijdschrift of krant, evt. nummer, paginanummer(s).

Voorbeelden:
Adolf, S. (1 maart 2008). Nederlandse design fleurt Madrid op. NRC Handelsblad, p. 9.
Crok, M. en M. Keulemans (2010). Klimaatverandering: de tussenstand. NWT natuurwetenschap & techniek, 4, p. 24 – 33.

Tip: bronnen zonder auteur worden alfabetisch op titel gezet en komen vooraan in de lijst. Dit komt soms voor bij tijdschriften en internetsites.

Opdracht 2: je hebt één krantenartikel en twee tijdschriftartikelen gebruikt voor je werkstuk:
• Trippen voor de wetenschap uit de Volkskrant van zaterdag 6 oktober 2012 op bladzijde V2 en V3. Het is geschreven door Toine Mudde.
• Laptop in de klas uit het tijdschrift Vives van 12 februari 2012, nr. 122. Het artikel is geschreven door Arjan van Bijnen en staat op bladzijde 16 en 17.
• Pitbulljournalisten uit het tijdschrift Boek nr. 3 jaargang 9 van mei 2012. Het artikel staat op bladzijde 28, 29, 30 en 31 en is geschreven door Jacqueline de Jong.

Maak met deze gegevens de bronvermeldingen zoals hierboven beschreven is.  

1.

2.

3.

 

Internetsite

Basisregel bronvermelding van een internetsite:
Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiejaar of update). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar, adres website (altijd alleen de actieve deeplink).

Voorbeelden:
Weijer, K. (2000). Geschiedenis van het gebruik van de Schiphol-Oostbaan. Geraadpleegd op 16 april 2010.    http://www.vliegoverlast.nl/archief/GeschiedenisGebruikSchipholOostbaan071200.html ? 

Zwaartekracht (2010). Geraadpleegd op 16 april 2010. http://nl.wikipedia.org/wiki/Zwaartekracht .

Tip: soms is het moeilijk om van internetsites de auteur te vinden; kijk op een site bijvoorbeeld bij Colofon of Over ons. Vind je echt niets, vermeld dan de verantwoordelijke organisatie en als ook dat onduidelijk is, zet dan de titel vooraan en het publicatiejaar er achter.

Tip: neem niet de homepage, maar de deeplink van de sites, die ‘pagina’ waar jij de informatie vandaan hebt gehaald en zorg dat de link actief is (direct aangeklikt kan worden).

 

 

Opdracht 3: je hebt drie internetsites gebruikt voor je werkstuk:

·  http://www.histopia.nl/schiphol.htm

·  http://wp.nlr.nl/2012/10/08/met-nlr-werk-voorziene-chinook-ch-47overgedragen-aan-defensie-helikopter-commando/

· http://www.scholieren.com/werkstuk/6868

Maak de bronvermeldingen voor deze internetsites volgens bovenstaande richtlijnen (basisregel bronvermelding van een internetsite).  

  1.  

 

Verwijzen in de tekst

Een parafrase is het in eigen woorden weergeven van andermans werk en wordt gevolgd door een verwijzing tussen haakjes met de achternaam van de auteur(s), het jaartal, en het paginanummer. De auteur kan ook in de lopende tekst genoemd worden.

Het noemen van het paginanummer is niet verplicht maar wordt wel aanbevolen als er naar een specifieke passage verwezen wordt.

Bij internetbronnen worden geen paginanummer(s) genoemd, met uitzondering van genummerde bestanden, zoals een rapport dat als pdf-bestand online is gezet. Bij achternamen worden tussenvoegsels als 'van de', 'de', etc. in de verwijzing in de tekst genoemd, het eerste woord met een hoofdletter. Zie ook: Tussenvoegsels. Achter 'p.' komt altijd een spatie.


Parafrase met de verwijzing tussen haakjes, 1 of 2 auteurs
Bij twee of meer auteurs/redacteurs staat voor de laatste naam het &-teken.

Voor het onderzoek wordt aangeraden eerst het probleem of de situatie te analyseren (Migchelbrink, 2006, p. 68).  

Het wordt aangeraden om voor het onderzoek eerst het probleem te analyseren (Migchelbrink, 2006) en daarna ...  

Er worden verschillende methoden voor het verzamelen van data beschreven (Van der Donk & Van Lanen, 2015, p. 132), waarvan ...  

Een dataverzameling maken kan op verschillende manieren (Van der Donk & Van Lanen, 2015).
  

Parafrase met de verwijzing tussen haakjes, 3 tot en met 5 auteurs
Bij drie of meer auteurs/redacteurs komt voor het &-teken een komma.

 

Eerste verwijzing
Mensen zijn zich niet altijd bewust van bepaalde vormen van gedrag, bijvoorbeeld discriminatie (Baarda, Kalmijn, & De Goede, 2015, p. 15) en ...  

Tweede verwijzing
Vergeleken met een vragenlijst over gedrag is het observeren van gedrag onpraktisch (Baarda et al., 2015, p. 16) en ... 

Samenvatting

Overige richtlijnen bronvermelding:

• Gebruik aanhalingstekens als je teksten letterlijk overneemt (dit heet citeren). Vermeld ook hierbij de bron in je bronnenlijst.
• De titel van een boek en internetartikel altijd cursief vermelden.
• Deel van een boek gebruikt? Vermeld de gebruikte pagina’s.
• Onderstreep het internetadres in je bronvermelding.
• Geen jaar vermeld? Gebruik z.j. (= zonder jaar)
• Geen schrijver bekend of waren er meer dan drie schrijvers? Gebruik dan het eerste woord van de titel (zonder lidwoord).
• Zet je lijst van bronvermeldingen in alfabetische volgorde van de auteur, waarbij de verschillende soorten bronnen door elkaar gebruikt worden.
• Geen auteur bekend? Vermeld de verantwoordelijke organisatie.
• Geen organisatie bekend? Zet de titel vooraan.

 

Opdracht 4:

je hebt nu 9 bronnen genoteerd. In je bronnenlijst moeten deze op alfabetische volgorde staan. Wat zou de volgorde worden van alle bronnen?