Hoe gaat het met de eenwording van Europa?
Bekijk de video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot hoe de eenwording van Europa tot stand is gekomen en hoe het er nu voorstaat.
Eenwording als antwoord op oorlog
Op 9 mei 1950 presenteerde Robert Schuman, de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, een ambitieus plan aan de pers:
'De wereldvrede kan alleen worden beschermd door een krachtontplooiing die evenredig is aan de gevaren die haar bedreigen. Door de gezamenlijke productie van de oorlogsindustrieën onder gezag te plaatsen van een nieuwe Hoge Autoriteit, wier beslissingen bindend zijn voor Frankrijk, Duitsland en de andere landen die zich aansluiten, legt dit voorstel de eerste concrete fundamenten voor een Europese federatie, die onontbeerlijk is voor het handhaven van de vrede.'
Van EGKS tot EU
In 1950 werd de Europese samenwerking een feit. De grondstoffen die van belang waren voor oorlogsvoering, kolen en staal, werden gemeenschappelijk beheerd. De basis voor deze naoorlogse Europese samenwerking was een ideologisch motief: men wilde zo nieuwe Europese oorlogen voorkomen.
Probleemstelling
Europese samenwerking?
Europese samenwerking na de Tweede Wereldoorlog had een duidelijk doel: het voorkomen van nieuwe oorlogen.
Tegenwoordig is het doel van Europese samenwerking voor veel mensen onduidelijk geworden. Dat bleek bijvoorbeeld in 2005 toen de bevolkingen van Nederland en van Frankrijk in referenda ‘Nee’ stemden tegen een Europese grondwet. Er zijn enthousiaste voorstanders maar ook felle tegenstanders van de EU.
Brexit
Op 23 juni 2016 werd er in Groot-Brittannië een referendum gehouden. De bevolking kon ervoor kiezen om binnen de Europese Unie te blijven, of die te verlaten. Men koos met een kleine meerderheid voor het verlaten van de EU. Sinds de oprichting van de EU is dat de eerste keer dat een land de EU verlaat. Op 31 januari 2020 was de Brexit een feit.
Eindproduct
Je eindproduct gaat over de toekomst van de EU. De keuze van het product staat vrij.
Je mag bijvoorbeeld een betoog schrijven, een presentatie geven of een debat organiseren. Daarin bespreek je de positieve en de negatieve aspecten van de verdere eenwording van Europa.
Hoofdvraag en deelvragen
Hoofdvraag:
Is de Europese eenwording gelukt of mislukt?
Deelvragen:
Wat waren de doelstellingen van Europese samenwerking na de Tweede Wereldoorlog?
Welke doelstellingen zijn gehaald?
Welke landen in Europa hebben de meeste macht?
Welke Nederlandse politieke partijen zijn voor en welke zijn tegen?
Welke argumenten pleiten voor en welke argumenten pleiten tegen Europa?
Hoe ziet de toekomst van Europese samenwerking eruit?
Eindtermen
Domein A: Historisch besef A4 Verandering en continuïteit
Je kunt in historische processen de samenhang tussen veranderingen en continuïteit beschrijven.
Je kunt de betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden aangeven.
Je kunt verschillende soorten historische veranderingen onderscheiden.
Je kunt door het onderscheiden van continuïteiten van langere en kortere duur onderkennen hoe elementen afkomstig uit verschillende tijdvakken zich gelijktijdig in één tijdvak kunnen manifesteren (de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige).
A7 Oordelen
Je kunt bij het geven van oordelen over het verleden rekening houden met:
het onderscheid tussen feiten en meningen.
tijd- en plaatsgebondenheid van interpretaties en oordelen afkomstig van personen uit het verleden en afkomstig van hedendaagse personen, onder wie jij zelf.
de rol van waardepatronen in heden en verleden.
het ondersteunen van uitspraken met behulp van argumenten.
Domein B: Oriëntatiekennis
Je kunt bij een kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken.
Je kunt uitleggen dat de betekenis die aan dit tijdvak wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.
In deze opdracht speelt het volgende kenmerkende aspect uit tijdvak 10 een rol:
de eenwording van Europa.
Onderstaande kernbegrippen worden toegelicht in de begrippenlijst.
wereldoorlog
bezetting
blokvorming
politiek
centralisatie
economie
wereldeconomie
burgerschap
grondrechten
democratisering
Activiteiten
Activiteiten
Stap
Activiteit
Oriëntatie
Wat weet je al over de eenwording van Europa? Je haalt je voorkennis op en maakt de instaptoets.
Stap 1
Je leest de informatie over de eenwording van Europa. Ook kijk je video's over dit onderwerp. Aan de hand van de Kennisbank en de video's beantwoord je een aantal vragen.
Stap 2
Je leest een tekst en maakt een gevolgenschema over het vrije verkeer tussen Polen en Nederland. Bespreek het ingevulde schema met een klasgenoot.
Stap 3
Je bespreekt met een klasgenoot of de EU nog groter moet groeier of juist kleiner moet worden. Je leest over kandidaat-lidstaten en over de eisen waaraan ze moeten voldoen om lid te worden van de EU. Je zoekt ook uit waarom onderhandelingen over EU-lidmaatschap niet altijd soepel verlopen.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de begrippen die passen bij de opdracht.
Eindproduct
Maken van het eindproduct naar keuze over de negatieve en positieve aspecten van de Europese eenwording.
Video's en bronnen
Hier vind je video's en bronnen die passen bij deze opdracht.
Examenvragen
Hier vind je een bij de opdracht passende examenvraag.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
De studiebelasting voor deze opdracht is ongeveer 6 SLU.
Oriëntatie
Wat weet je nog over de eenwording van Europa?
Je kunt je geheugen opfrissen met behulp van het volgende onderdeel uit de Kennisbank onderbouw.
Denk je dat jij nog voldoende kennis hebt? Maak dan eerst de toets.
Scoor je een voldoende? Dan hoef je de Kennisbank niet te lezen.
Scoor je onvoldoende? Dan moet je de Kennisbank alsnog bestuderen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vier vragen.
Europese wetgeving
Polen is lid van de Europese Unie. Volgens de Europese wetgeving heeft iedere inwoner van een land van de EU het recht om in een ander EU-land te gaan werken. Werkgevers in Nederland hoeven geen werkvergunning aan te vragen voor werknemers uit Polen. De Poolse werknemer moet wel op dezelfde manier behandeld worden als de burgers van het land zelf.
In de bouw, transportsector en land- en tuinbouw
In 2010 werkten naar schatting zo’n 100.000 Polen in Nederland. In 2019 waren dat er ruim 185.000. Zij werkten vooral in de bouw, in de transportsector en in de land- en tuinbouw.
Veel Polen hebben moeite met de Nederlandse taal, maar de bereidheid om de taal te leren is groot. Ruim 40% van de Polen heeft een taalcursus gevolgd. Een deel van de Polen is van plan in Nederland te blijven. Maar veel Polen zijn van plan om over enkele jaren terug naar Polen te gaan. Polen trekken graag op met andere Polen, maar ze vormen geen gesloten gemeenschap.
Meningen over Polen
Iedereen vindt wel iets van de Polen in Nederland. Sommigen Nederlanders zijn vol bewondering: ‘Alle Polen werken!’. Anderen hebben een minder positief beeld: ‘Al die Polen zijn dronkenlappen.’ Werkgevers in de land- en tuinbouw en in de transportsector zijn meestal erg blij met de komst van de Polen. Zij kunnen op die manier gemakkelijk goedkoop personeel vinden. Nederlanders die werken in deze sectoren zijn vaak minder blij: ‘Die Polen pikken onze banen in’.
Gevolgen in Polen
Nu veel Poolse werknemers een baan vinden in Nederland (en andere EU-landen) daalt de werkloosheid in Polen snel. Te snel: in Polen is er een tekort aan bouwvakkers. Dat tekort wordt opgevuld door werknemers uit bijvoorbeeld Bulgarije of Roemenië.
Verplaats je nu eerst in de positie van een Poolse werknemer die in Nederland werkt.
Vul in het schema de gevolgen voor hem/haar van de toetreding van Polen tot de EU.
Verplaats je vervolgens in de positie van een Nederlandse werknemer.
Wat zijn voor hem/haar de gevolgen? Noteer ze in het gevolgenschema.
De toetreding van Polen tot de EU heeft ook gevolgen voor sommige Nederlandse werkgevers.
Schrijf die gevolgen op in het gevolgenschema.
Schrijf tenslotte op wat de gevolgen zijn voor de Poolse economie.
Bespreek met een klasgenoot op welke manier je een conclusie kunt trekken uit dit gevolgenschema. De conclusies worden klassikaal besproken.
Stap 3: EU groter of kleiner?
De Europese Unie (EU) telt 27 lidstaten. Wat vind jij? Kies uit:
Het huidige aantal is niet te veel, er kunnen best meer landen bij.
Het huidige aantal is genoeg, niet meer en niet minder.
Het huidige aantal is te veel, er moeten landen uit.
Bespreek je keuze met klasgenoot. Zijn jullie het met elkaar eens? Beargumenteer je antwoord.
Kandidaat-lidstaten
In de afgelopen jaren zijn verschillende landen toegetreden tot de Europese Unie. Nederland vindt dat de EU niet onbeperkt kan uitbreiden. Nieuwe lidstaten moeten voldoen aan strikte richtlijnen. Zij moeten voldoen aan de drie voorwaarden volgens de Criteria van Kopenhagen.
Er zijn meerdere landen die bij de Europese Unie (EU) willen horen. Dit zijn kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten.
De onderhandelingen over het lidmaatschap duren meestal vele jaren.
Er zijn momenteel vijf kandidaat-lidstaten voor de EU: Turkije, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië en Albanië.
Deze landen zijn al bezig de EU-wetgeving in hun nationale recht te verwerken, maar zijn daar nog niet mee klaar.
In 2020 is besloten de onderhandelingen te starten voor toetreding van Albanië tot de Europese Unie.
Verder zijn er twee landen die potentiële kandidaat-lidstaten zijn: Bosnië-Herzegovina en Kosovo.
Deze landen voldoen nog niet aan de voorwaarden om de onderhandelingen over een EU-lidmaatschap te starten.
Voor de actuele status van de onderhandelingen en van het aantal kandidaat-lidstaten kun je de site van Europa.Nu raadplegen.
Afsluiting
Begrippenlijst
Wereldoorlog
Een oorlog waar een groot aantal landen ter wereld, verdeeld over meerdere continenten, bij betrokken is.
Bezetting
Men spreekt van bezetting als het grondgebied van een land geheel of gedeeltelijk wordt bestuurd door een ander land. Dit gebeurt meestal in een oorlog. Het leidt vaak tot annexatie: het bezette land wordt officieel toegevoegd aan het land van de bezetter.
Blokvorming
Na de Tweede Wereldoorlog kwam het kapitalistische "machtsblok" van Westerse landen tegenover de landen te staan die het communistische "machtsblok" vormden. Door de verschillen in wereldbeeld en ideologie kwamen de blokken tegenover elkaar te staan. De Koude Oorlog was daarvan het gevolg.
Politiek
Alles wat met het bestuur van een land, provincie of stad te maken heeft.
Centralisatie
Beslissingsbevoegdheden en macht worden in de politiek van lagere niveaus overgenomen door hogere niveaus. Het omgekeerde proces heet decentralisatie.
Economie
Wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten.
Wereldeconomie
Geheel van productie en handel tussen de landen van de hele wereld.
Burgerschap
Juridische band van een individu met de staat, waaraan bepaalde rechten en plichten verbonden zijn. Burgerschap heeft een politieke, sociale, culturele en economische kant.
Grondrechten
Grondrechten zijn rechten met als doel mensen de gelegenheid te geven zich zo goed mogelijk te ontplooien.
Democratisering
Democratisering is het vergroten van inspraak en medezeggenschap in het bestuur van een overheid of organisatie.
Eindproduct: Keuze
Bronnen en deelvragen
Gebruik de bronnen om een overzicht te maken van de negatieve en positieve aspecten van de Europese eenwording. Bedenk daarbij dat je vanuit verschillende invalshoeken (bijvoorbeeld politiek, economie en sociaal) naar de Europese eenwording kunt kijken.
Inventariseer in welke landen er overwegend positief of negatief over de eenwording wordt gedacht en welke argumenten er worden gebruikt.
Zijn er bepaalde personen of politieke partijen die uitgesproken voorstander of tegenstander van de eenwording zijn? Wat vinden jullie van hun argumenten?
Ga na of je alle deelvragen hebt beantwoord.
Eindproduct
Jullie gaan aan de slag met het eindproduct. Kies een eindproduct dat je vindt passen bij de hoofdvraag.
Maak gebruik van de ideeën in de Gereedschapskist.
Suggesties:
Een column waarin je eigen mening geeft over de toekomst van de EU.
Een presentatie in de vorm van een Pecha Kucha waarin je de positieve en negatieve aspecten van de EU belicht.
Een debat tussen voor- en tegenstanders van (verdere) Europese eenwording.
Mogelijke stellingen:
Europa is een geldverslindend monster.
Door Europa hebben we al een halve eeuw geen oorlog.
Europa versterkt onze economische concurrentiepositie in de wereld.
Door Europese regelgeving zijn we niet langer baas in eigen land.
Je krijgt een positieve beoordeling als je:
de verschillende fasen behandelt in het proces van Europese eenwording.
een goed overzicht geeft van de doelstellingen van de Europese eenwording.
de verschillende belanghebbenden bij Europese samenwerking benoemt.
je eigen mening geeft over de Europese eenwording en die mening onderbouwt.
Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!
Video's en bronnen
Op internet zijn er veel geschiedenisvideo's te vinden.
De video 'De Europese eenwording' past goed bij deze opdracht.
Minister van Buitenlandse Zaken in 1964 over samenwerking
Examenvragen
Op deze pagina vind je een of meerdere examenvragen.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van wat je al eerder geleerd hebt.
Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw.
Nadat je de vragen beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.
Lees de probleemstelling van deze opdracht nog eens door.
Ben je in deze opdracht meer te weten gekomen over het doel van de Europese samenwerking?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Zorg dat je het kenmerkende aspect kunt noemen.
Heb je de kernbegrippen goed omschreven?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond een studiebelasting van 6 SLU. Heb je de opdracht binnen de geschatte tijd afgerond?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over de Europese eenwording?
Schrijf op wat nieuw voor je was. Hoe sta jij tegenover de Europese Unie? Wat is jouw visie op de samenwerking?
Eindopdracht
Ben je tevreden over het keuzeproduct dat jullie hebben gemaakt en over de samenwerking met je klasgenoot in deze eindopdracht? Wat zou hierbij beter kunnen en wat vond je hieraan goed?
Examenvragen
Heb je de examenvraag gemaakt? Was je goed voorbereid op deze vraag?
Het arrangement 10.2 Eenwording Europa v456 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
De opdracht 'Eenwording Europa' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO in opdracht van Stichting VO-content.
Fair Use
In de Stercollecties van VO-content wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Meer informatie: Fair use
Vragen
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk van VO-content.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor havo, leerjaar 4 en 5. Dit is tijdvak 10 met het onderwerp: Eenwording Europa. Na de Tweede Wereldoorlog was de behoefte aan wederopbouw en veiligheid groot. Daarom kwam vanuit Winston Churchill voor het eerst het idee van een Verenigd Europa. In 1947 ontstond de United Europe Movement en het Marshall plan van Truman tegen het Oostblok. In 1948 begon de Douane-unie Benelux dat zorgde voor vrij verkeer tussen deze drie landen. De raad van Europa werd in 1949 opgericht en daarna de EGKS in 1951. Deze samenwerking had als doel het stimuleren van de wederopbouw en het voorkomen van nieuwe oorlogen. Vanwege de succesvolle samenwerking besloten de lidstaten hun samenwerking uit te breiden naar andere sectoren zoals economie en hiermee werd de EEG opgericht. Nadat de samenwerking ook steeds meer beslissingen nam op politiek, juridisch en economisch vlak, was die benaming niet meer passend en werd het kortweg EG. In 1993 ontstond de EU, zoals we die tegenwoordig kennen. Er kwamen steeds meer lidstaten bij, veel douanerechten- en tarieven werden opgeheven en de euro werd aangekondigd. Landbouw was een belangrijk speerpunt. Landen buiten de EG betaalden vanaf 1960 invoerheffingen zodra zij hun landbouwproducten op de Europese markt brachten. Europese boeren kregen bovendien exportsubsidies. Maar sinds 1990 is dit beleid aangescherpt en is er meer aandacht voor biologische landbouw en controle op de productiewijze. Doordat veel beslissing op Europees niveau worden genomen, roept dat binnen verschillende landen ook weerstand op. Het materiaal bespreekt verder nog 'vrij verkeer binnen Europa' en is de opdracht een mening te geven over over een groter of kleiner Europa. Begrippen die verder nog bij deze les horen zijn: bezetting, blokvorming, centralisatie, wereldeconomie, burgerschap, grondrechten en democratisering.
Leerniveau
VWO 6;
VWO 4;
VWO 5;
Leerinhoud en doelen
De tijd van televisie en computer (vanaf 1950);
Geschiedenis;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Studiebelasting
6 uur en 0 minuten
Trefwoorden
arrangeerbaar, eenwording europa, europese unie, geschiedenis, landbouwbeleid, politieke en militaire samenwerking, stercollectie, v456, vrij verkeer, wederopbouw en veiligheid
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor havo, leerjaar 4 en 5. Dit is tijdvak 10 met het onderwerp: Eenwording Europa. Na de Tweede Wereldoorlog was de behoefte aan wederopbouw en veiligheid groot. Daarom kwam vanuit Winston Churchill voor het eerst het idee van een Verenigd Europa. In 1947 ontstond de United Europe Movement en het Marshall plan van Truman tegen het Oostblok. In 1948 begon de Douane-unie Benelux dat zorgde voor vrij verkeer tussen deze drie landen. De raad van Europa werd in 1949 opgericht en daarna de EGKS in 1951. Deze samenwerking had als doel het stimuleren van de wederopbouw en het voorkomen van nieuwe oorlogen. Vanwege de succesvolle samenwerking besloten de lidstaten hun samenwerking uit te breiden naar andere sectoren zoals economie en hiermee werd de EEG opgericht. Nadat de samenwerking ook steeds meer beslissingen nam op politiek, juridisch en economisch vlak, was die benaming niet meer passend en werd het kortweg EG. In 1993 ontstond de EU, zoals we die tegenwoordig kennen. Er kwamen steeds meer lidstaten bij, veel douanerechten- en tarieven werden opgeheven en de euro werd aangekondigd. Landbouw was een belangrijk speerpunt. Landen buiten de EG betaalden vanaf 1960 invoerheffingen zodra zij hun landbouwproducten op de Europese markt brachten. Europese boeren kregen bovendien exportsubsidies. Maar sinds 1990 is dit beleid aangescherpt en is er meer aandacht voor biologische landbouw en controle op de productiewijze. Doordat veel beslissing op Europees niveau worden genomen, roept dat binnen verschillende landen ook weerstand op. Het materiaal bespreekt verder nog 'vrij verkeer binnen Europa' en is de opdracht een mening te geven over over een groter of kleiner Europa. Begrippen die verder nog bij deze les horen zijn: bezetting, blokvorming, centralisatie, wereldeconomie, burgerschap, grondrechten en democratisering.
arrangeerbaar, eenwording europa, europese unie, geschiedenis, landbouwbeleid, politieke en militaire samenwerking, stercollectie, v456, vrij verkeer, wederopbouw en veiligheid
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Eenwording Europa
Eenwording Europa
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.