Introductie
Welkom bij de quest die jou op weg gaat helpen om een goed cijfer te halen voor het vierde SE.
Ook nu ga je weer leren uit het boekje "examenoverzicht" en krijg je opdrachten die je moet maken.
Het SE is ook deze keer een "papieren toets", dat wil zeggen, dat je in de SE-week een blad met vragen krijgt die je schriftelijk moet gaan beantwoorden, net als op het Centraal examen.
Veel plezier!
In deze quest ga je onderzoek doen naar:
Seksualiteit en voortplanting bij mensen
Succes!
Tijdbesteding
(12 uur)
Begeleiding
Biologie is een mooi vak, maar soms wat lastig. Als je vragen hebt zoek mij dan op, dan gaat het vast lukken om goede antwoorden (en misschien zelfs weer nieuwe vragen!) te vinden. Ik ben iedere dag op HVX, behalve op woensdag, dus zoek mij gewoon even op.
Mate van vrijheid
Dit is een gestructureerde quest. Je bepaalt zelf wanneer en waar je deze quest doet. Het onderwerp en de vraagstelling zijn bepaald door de docent.
Attitude:
Bij het maken van deze quest train je alle spieren van de Building Learning Power.
Voor de hele quest geldt, dat je goed moet plannen (=Reflectie) Er zijn opdrachten waarbij er van je gevraagd wordt om logisch te redeneren (Vindingrijkheid), maar bovenal heb je doorzettingsvermogen (Veerkracht) nodig om tot een mooi resultaat te komen.
Ondersteuning
Heb je moeite met het lezen van de (soms lange) teksten? Jouw iPad kan deze teksten voor je voorlezen. Daarvoor moet je de volgende dingen doen.
1. Ga naar je instellingen.
2. Kies 'Toegankelijkheid'.
3. Kies 'Spraak'.
4. Tik op het schuifje achter 'Spreek selectie uit'. Het balkje wordt groen.
5. Selecteer de tekst in de wikiwijspagina die je wilt laten voorlezen.
6. Kies 'Spreek uit'.
Routeplanner
In de onderstaande tabel zie je welke opdrachten je per week moet maken om je goed te kunnen voorbereiden. Ook zie je welke opdrachten ingeleverd moeten worden in Seesaw
Je mag er natuurlijk ook altijd voor kiezen om "een eigen route" te maken, mits deze voldoet aan de leerdoelen die je in Egodact kunt vinden, het werk gemaakt en ingeleverd is voor 12/4 en natuurlijk altijd in overleg met mevrouw Buren.
De toets is verplicht, omdat dit een schoolexamen (SE) of PTA onderdeel is.
Kijk voordat je jouw opdracht inlevert goed of jouw post voldoet aan de eisen die wij heraan hebben gesteld.
Week |
Data |
Welk onderdeel moet je doen? |
Hoe laat je jouw leren zien in Seesaw |
1 |
1/3
tm
5/3
|
Levensfasen
Mannelijke geslachtsorgaan
|
Maken bij levensfasen:
- Opdracht 1: de verschillende lichamelijke veranderingen tussen jongens en meisjes
- Opdracht 2: Vragen 1 tm 5.4 beantwoorden
- Opdracht 3: Overzichtstabel primaire en secondaire geslachtskenmerken
- Opdracht 4: begrippenlijst
Mannelijke geslachtsorgaan:
- Opdracht 2: vraag 1 en 2
- Opdracht 3: vraag 1
|
2 |
8/3
t/m
12/3
|
Vrouwelijk geslachtsorgaan |
Vrouwelijk geslachtsorgaan
- Opdracht 4: puzzle maken
- Opdracht 5: begrippenlijst
|
3 |
15/3
t/m
19/3
|
De menstruatie cyclus
|
- Opdracht 2: Vraag 1 tot en met 4 beantwoorden
- Opdracht 3: begrippenlijst
|
4 |
22/3
t/m
26/3
|
De bevruchting
|
- Opdracht 2: Vragenblad ontwikkeling van een ongeboren kind
- Opdracht 5: Vraag 1 en 2
- Opdracht 6: Begrippenlijst
|
5 |
29/3
t/m
2/4
|
Prenataal onderzoek
Tweelingen
|
Prenataal onderzoek:
- Opdracht 1: Eigen onderzoek naar verschillende prenatale onderzoeken
Tweelingen:
- Opdracht 1: Verschil beschrijven tussen 1 eiige tweeling en twee eiige tweeling
|
6 |
5/4
t/m
9/4
|
Voorbehoedsmiddelen
|
Opdracht 1: Beantwoord vraag 1 tm 11 |
7 |
12/4
t/m
16/4
|
Seksueel overdraagbare aandoeningen
en
oefenen
|
|
SOA's:
- Opdracht 1: Samenvatting over SOA's
- Opdracht 2: Begrippenlijst
Oefenen:
- Maak alle oefenvragen uit ExamenOverzicht
|
8 |
19/4
t/m
23/4
|
SE 4:
Schriftelijke toets
|
- Leer de theorie uit examenOverzicht (ook de Plaatjes!!!)
- Leer de begrippenlijsten
- Bekijk alle filmpjes goed
|
Reis(blog)
In het reis(blog) vind je de opdrachten die je moet gaan uitvoeren. Er staat telkens een stukje introductietekst, de opdracht is beschreven en er staat stap voor stap uitgelegd hoe je de opdracht kan uitvoeren.
Volg je alle stappen goed op, dan gaat het je zeker lukken om een goed cijfer te behalen bij de toets.
Inleiding
Om deze quest goed te kunnen doorlopen is het de bedoeling, dat je én het boekje "Examenoverzicht" in jouw bezit hebt én de app van "Examenoverzicht" op jouw iPad hebt staan. Als het goed is, is dat laatste al gedaan en kun je gelijk aan de slag.
Levensfasen
Inleiding:
Krijg je kriebels in je buik als je kijkt naar je klasgenoot?
Heb je om alles ruzie met je ouders?
Vind je dat je van alles de schuld krijgt?
Schieten je benen soms zomaar even de lucht in?
Groei je alle kanten uit?
Ben je het ene moment heel erg vrolijk en het andere moment juist heel erg chagrijnig?
Wat is er toch met je aan de hand?
Grote kans dat je dan in de puberteit terecht gekomen bent!
Je lichaam wordt volwassen, dus jij wordt het dat ook! De puberteit is een levensfase.
In dit onderdeel van de quest ga je onderzoeken wat er allemaal verandert op jouw leeftijd (de pubertijd, dus)
In de quest: "Zonder leven geen biologie of zonder biologie geen leven?!?" heb je geleerd, dat er verschillende levensfasen zijn. Vond je dit lastig of ben je het een klein beetje vergeten, bekijk dan onderstaande video nog even.
De theorie:
- Lees de tekst op blz 47 van Examenoverzicht: E1: Seksualiteit en voortplanting bij mensen: Mensen...t/m...kennen
- Tijdens je leven maakt jouw lichaam een lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling door.
-
De lichamelijke ontwikkeling is de verandering en groei van het lichaam.
Doordat je lichaam verandert kun je in andere levensfasen ook nieuwe dingen leren zoals lopen of fietsen, je wordt beter in sport, kunt nauwkeuriger werken.
-
Geestelijke ontwikkeling is de groei en verandering in wat je met je verstand kunt en doet, zoals leren praten en lezen, studeren, oordelen en redeneren.
-
Sociale ontwikkeling is hoe de mens groeit en verandert in zijn benadering en contacten met anderen.
Opdracht 1:
- Bekijk onderstaande twee filmpjes goed. Zij laten precies zien welke Lichamelijke veranderingen jongens en meisjes doormaken tijdens de pubertijd.
- Beschrijf in jouw Pages document de verschillen van de lichamelijke veranderingen tussen jongens en meisjes.
Opdracht 2:
- Lees de onderstaande tekst goed door
Groeispurt
Een bevruchte eicel weegt 0,1 gram. Bij de geboorte weegt een baby gemiddeld 3 kilogram (3000 gram). Dat is dus 30.000 keer zoveel!
Een baby groeit het eerste jaar het sterkst. Het geboortegewicht verdubbelt binnen 6 maanden.
Na het eerste jaar groeit de mens langzamer. Perioden van snelle groei heten groeispurts.
In de puberteit maakt je lichaam ook een groeispurt. Na de groeispurt beweeg je vaak wat slungelig. Dat komt doordat je spieren later gaan groeien dan je botten.
Direct na de groeispurt zijn je spieren nog niet sterk genoeg voor je langere armen en benen.
Tot aan de puberteit groeien jongens en meisjes even hard.
In de puberteit beginnen meisjes eerder aan hun groeispurt dan jongens.
De groeispurt bij jongens is sterker dan bij meisjes en duurt vaak wat langer.
Jongens worden dan ook gemiddeld langer dan meisjes.
- Beantwoord de volgende vragen en zet de antwoorden in jouw pages document:
- Bekijk de grafiek.
Drie leerlingen zeggen iets naar aanleiding van de grafiek.
Wie heeft gelijk?
- De groeispurt is bij jongens eerder dan bij meisjes.
- De groeispurt is bij jongens later dan bij meisjes.
- De groeispurt is bij jongens en meisjes op dezelfde leeftijd.
- Is de bewering waar of niet waar.
Uit de grafiek blijkt dat meisjes met 15 jaar uitgegroeid zijn.
- waar
- niet waar
- Bekijk de grafiek. Is de bewering waar of niet waar.
Tussen 0-1 jaar is geen groei getekend.
Als dat wel was gebeurd, was die piek hoger uitgekomen dan die bij de puberteit.
- waar
- niet waar
- Bekijk de grafiek. Is de bewering waar of niet waar.
Een groeispurt is een periode van snelle groei.
- waar
- niet waar
Hoelang word jij?
Je kunt jouw toekomstige eindlengte uitrekenen met deze formule.
Je moet daarvoor weten hoe lang je (biologische) ouders zijn.
Neem de formule hiernaast over en bereken je eindlengte.
5. Beantwoord dan de volgende vragen:
- Waarom zul je nooit precies die lengte krijgen?
- Welke factoren bepalen de groei allemaal?
- Welke voordelen en welke nadelen ondervinden lange mensen?
- En welke voor- en nadelen korte mensen?
Opdracht 3:
- Lees de onderstaande tekst
Jongen of meisje?
Al bij de geboorte kun je zien of de baby een jongen of een meisje is.
Bij meisjes zie je de vagina en de schaamlippen. Bij jongens de penis en de balzak.
Geslachtskenmerken zijn de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke dieren.
Ofwel alle kenmerken waarin jongens en meisjes verschillen.
We onderscheiden:
- De primaire geslachtskenmerken zijn de lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes, die vanaf de geboorte zichtbaar zijn.
- De lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes die tijdens de puberteit ontstaan, heten secundaire geslachtskenmerken.
- Bekijk het volgende filmpje:
Video: Jongen of meisje
- Maak een overzichtelijke tabel van onderstaande geslachtskenmerken.
- Geef aan of deze primair of secondair zijn
- Geef aan of het mannelijke of vrouwelijke kenmerken zijn
- schaamlippen
- penis
- schaamhaar
- zaadlozing
- eierstok
- lagere stem.
- brede schouders
- borsthaar
- balzak
Opdracht 4:
- Maak een begrippenlijst van onderstaande woorden:
- Lichamelijke ontwikkelingen
- Geestelijke ontwikkeling
- Sociale ontwikkeling
- Groeispurt
- Levensfasen
- Primaire geslachtskenmerken
- Secondaire geslachtskenmerken
- Lever alle oprachten (=1 tm 4) in via Seesaw
Geslachtsorgaan man
Inleiding:
Het mannelijke geslachtsorgaan is grotendeels zichtbaar aan de buitenzijde. Toch zijn er ook onderdelen die je niet ziet. In dit gedeelte van de quest ga je ontdekken welke dit zijn en welke namen erbij horen.
De theorie:
- Lees uit examenOverzicht blz. 48: Mannelijke geslachtsorganen: De ... tm...urinebuis
De opdrachten:
Opdracht 1:
- Bekijk het volgende filmpje:
Video: Het geslachtsorgaan van jongens
Opdracht 2:
- Bestudeer uit de kennisbank biologie (=KB) het onderdeel over het mannelijke geslachtsdeel
- Beantwoord hierna de onderstaande vragen en zet de antwoorden in het Pages document.
KennisBank: Man en vrouw
Vraag 1:
Bepaalde gebeurtenissen vinden plaats in bepaalde organen.
- Maak de juiste combinaties.
1 eikel |
a scheidt vocht af |
2 teelbal |
b hierin liggen de teelballen |
3 zaadblaasje |
c hier worden zaadcellen aangemaakt |
4 prostaat |
d scheidt zaadvocht af |
5 balzak |
e huidplooi die de penis beschermt |
6 voorhuid |
f punt van penis, gevoelig bij aanraking |
1 = ..... 2 = ..... 3 = ..... 4 = ..... 5 = ..... en 6 = .....
Vraag 2
- Sperma bestaat uitsluitend uit zaadcellen.
- waar
- niet waar
Opdracht 3:
- Bestudeer uit de kennisbank biologie het onderdeel over de zaadlozing.
- Beantwoord de volgende vraag en zet het antwoord in het Pages document
KennisBank: Man en vrouw
Vraag 1:
Welke weg volgen de zaadcellen tot aan de zaadlozing?
Zet de stappen in de juiste volgorde.
- Zaadcellen worden gemaakt in de teelballen.
- Zaadcellen verlaten het lichaam via de urinebuis.
- Zaadcellen worden opgeslagen in de bijbal.
- Zaadcellen worden vermengd met vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat.
- Zaadcellen worden in de zaadleider gespoten.
De goede volgorde is: 1 - ... - ... - ... - ...
Geslachtsorgaan vrouw
Inleiding:
Bij vrouwen is het geslachtsorgaan een stuk minder zichtbaar aan de buitenzijde dan bij de man. Toch bestaat zij uit veel onderdelen. In dit gedeelte van de quest ga je ontdekken welke dit zijn en welke namen zij hebben.
De theorie:
- Lees uit Examenoverzicht blz 47: Vrouwelijke geslachtsorganen
Er is een simpel woord voor de ‘buitenkant’ van de vrouw (‘het vrouwelijk geslachtsorgaan van de buitenkant’ of ‘voortplantingsorgaan van de vrouw van de buitenkant’), namelijk de vulva. Als we het hebben over de vulva hebben we het dus over alles aan de buitenkant van het vrouwelijke voortplantingsorgaan, dus de grote en kleine schaamlippen, de opening van de vagina de clitoris en het plasgaatje.
Opdracht 1:
- Bekijk de onderstaande video over de buitenzijde van het vrouwelijke geslachtsorgaan.
Opdracht 2:
- Bekijk onderstaande video, lees de tekst en je weet alles over de binnenzijde van de vrouw
Voordat je leest over hoe het vrouwelijk geslachtsorgaan werkt, raad ik je aan eerst het filmpje te bekijken zodat je meer begrijpt over de vrouwelijke anatomie.
Opdracht 3:
- Lees de onderstaande teksten goed door
Eicellen
Op het moment dat je aan het puberen bent begint bij de vrouw de ontwikkeling van eicellen in de eierstokken. De eicellen zijn de vrouwelijke geslachtcellen. Zodra je ongeveer 50 jaar bent komen er langzamerhand steeds minder eicellen tot ontwikkeling. We zeggen dan dat de vrouw in de overgang is. De overgang duurt een aantal jaren en na de overgang komen er helemaal geen eicellen meer tot ontwikkeling.
Ovulatie
Vanaf de puberteit tot de overgang komt er gemiddeld een keer per vier weken een eicel vrij uit de eierstok. Dit moment heet ovulatie of ook wel eisprong. Meestal komt er om de beurt uit een van de twee eierstokken een eicel vrij. De eicellen gaan vervolgens via de eileiders richting de baarmoeder.
Menstruatie:
Meestal vindt er na de eisprong geen bevruchting plaats. De eicel valt dan uit elkaar in de eileider. Ongeveer 14 dagen na de eisprong (of ovulatie) verliest de vrouw wat bloed en slijm door de vagina. Dit komt van de dikke baarmoederwand. Dit is immers niet meer nodig want er is geen bevruchte eicel die er zal gaan groeien. Wanneer de vrouw bloed en slijm verliest is ze ongesteld. Je kunt ook zeggen ze menstrueert. De menstruatie vindt één keer in de maand plaats.
Na nog eens 14 dagen volgt er weer een eisprong. Deze cyclus van ongeveer 28 dagen heet de menstruatiecyclus. Een meisje wordt in de puberteit voor het eerst ongesteld. Vanaf ongeveer vijftigjarige leeftijd is een vrouw niet meer vruchtbaar. Ze heeft geen eisprong meer en de menstruatie stopt.
Feitje
Als de eicel onbevrucht is, blijft deze slechts 12 tot 24 uur in leven. Dus alleen als een zaadcel de eicel na ovulatie bevrucht, kan de eicel langer in leven blijven.
Bevruchting:
Als een vrouw seks heeft met een man, dan is er een kans dat de zaadcel van de man de eicel van de vrouw bereikt en dat zij samensmelten. Wat er dan binnen in de vrouw gebeurt, leer je bij het onderdeel: "Bevruchting en Zwangerschap"
Opdracht 4:
- Maak de puzzle en zet deze in jouw Pages document. Je kan de puzzle helaas niet rechtstreeks invullen, dus print hem uit, maak hem en plaats een foto ervan in jouw Pages document.
Puzzle over Geslachtsorgaan vrouw
Opdracht 5:
- Maak een begrippenlijst van onderstaande woorden:
- Eierstokken
- Eileiders
- Baarmoeder
- Vagina
- Schaamlippen
- Clitoris
De menstruatiecyclus
Inleiding:
Als een meisje tussen de 11 en de 16 jaar is, dan wordt zij voor het eerst ongesteld. Vanaf dat moment is het voor haar mogelijk om zwanger te raken.
De theorie:
- Lees uit Examenoverzicht blz 50 vanaf De..tm...genoemd.
- Lees goed de onderstaande tekst
De menstruatiecyclus
Hierboven zie je een circel getekend die de menstruatiecyclus voorstelt.
De menstruatie cyclus gaat over een periode van 28 dagen (dit is een gemiddelde, niet iedfere vrouw heeft precies een cyclus van 28 dagen) en wordt verdeeld in de volgende stadia:
- Dag 1 tot en met 7: mentruatie (=bloedverlies)
- Dag 8 tot en met 10: Het baarmoederslijmvries verdikt zich
- Dag 11 tot en met 15: Eisprong en dus de vruchtbare periode van de vrouw
- Dag 16 tot en met 25: Niet bevruchte eicel sterft en het baarmoederslijmvlies verdikt zich verder
- Dag 26 tot en met 28: Het baarmoederslijmvlies laat los
Ter herhaling nog even de tekst uit het onderdeel "Geslachtsorgaan vrouw:
- Lees de onderstaande teksten goed door
Eicellen
Op het moment dat je aan het puberen bent begint bij de vrouw de ontwikkeling van eicellen in de eierstokken. De eicellen zijn de vrouwelijke geslachtcellen. Zodra je ongeveer 50 jaar bent komen er langzamerhand steeds minder eicellen tot ontwikkeling. We zeggen dan dat de vrouw in de overgang is. De overgang duurt een aantal jaren en na de overgang komen er helemaal geen eicellen meer tot ontwikkeling.
Ovulatie
Vanaf de puberteit tot de overgang komt er gemiddeld een keer per vier weken een eicel vrij uit de eierstok. Dit moment heet ovulatie of ook wel eisprong. Meestal komt er om de beurt uit een van de twee eierstokken een eicel vrij. De eicellen gaan vervolgens via de eileiders richting de baarmoeder.
Menstruatie:
Meestal vindt er na de eisprong geen bevruchting plaats. De eicel valt dan uit elkaar in de eileider. Ongeveer 14 dagen na de eisprong (of ovulatie) verliest de vrouw wat bloed en slijm door de vagina. Dit komt van de dikke baarmoederwand. Dit is immers niet meer nodig want er is geen bevruchte eicel die er zal gaan groeien. Wanneer de vrouw bloed en slijm verliest is ze ongesteld. Je kunt ook zeggen ze menstrueert. De menstruatie vindt één keer in de maand plaats.
Na nog eens 14 dagen volgt er weer een eisprong. Deze cyclus van ongeveer 28 dagen heet de menstruatiecyclus. Een meisje wordt in de puberteit voor het eerst ongesteld. Vanaf ongeveer vijftigjarige leeftijd is een vrouw niet meer vruchtbaar. Ze heeft geen eisprong meer en de menstruatie stopt.
Feitje
Als de eicel onbevrucht is, blijft deze slechts 12 tot 24 uur in leven. Dus alleen als een zaadcel de eicel na ovulatie bevrucht, kan de eicel langer in leven blijven.
Opdracht 1:
- Bekijk onderstaande video
Opdracht 2:
- Beantwoord onderstaande vragen met behulp van de jaarkalender
Op bevenstaande kalender heeft een vrouw aangegeven wanneer zij ongesteld was. Ze mentrueert regelmatig..
Vraag 1:
Op welke dag verwacht zij haar volgende mentruatie?
Vraag 2:
Op welke dag vindt waarschijnlijk de ovualtie plaats?
Vraag 3:
Haar mensruatie blijft uit. Een zwangerschapstest wijst uit dat zij zwanger is. Rond welke dag heeft de bevruchting plaats gevonden?
Vraag 4:
In welke maand wordt haar kind waarschijnlijk geboren/
Opdracht 3:
- Maak een begrippenlijst met daarin de volgende woorden:
- Ovulatie/eisprong
- Baarmoederslijmvlies
- Innesteling
- Menstruatie
Voortplanting: De bevruchting
Inleiding:
Op het moment dat er sperma in de vagina is terecht gekomen, bijvoorbeeld door geslachtsgemeenschap, zwemmen de zaadcellen met behulp van hun staart in de richting van de baarmoeder en eileiders.
De bevruchting van een eicel door een zaadcel vindt dan plaats in de eileider. Zodra de kop van de zaadcel in de eicel is binnengedrongen is de eicel bevrucht. Op het moment dat de eerste zaadcel bij de eicel naar binnen is gegaan, wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar voor andere zaadcellen.
De theorie:
- Lees uit ExamenOverzicht blz. 50 tot en met 52: Er...tm...nageboorte.
Opdracht 1:
- Lees de onderstaande tekst:
Bij bevruchting versmelt de kern van de eicel met de kern van de zaadcel.Wanneer de vrouw bevrucht is, smelten de kernen van de zaadcel en de eicel samen. De bevruchte eicel begint zich te delen. Eerst in twee verschillende cellen, dan in vier, acht, zestien… enzovoorts. Het klompje cellen dat zo ontstaat wordt vervolgens door de eileider naar de baarmoeder verplaatst. De baarmoederwand bestaat uit een dikke spierwand die aan de binnenkant met een laag slijmvlies is bedekt, dat heet baarmoederslijmvlies. Het baarmoederslijmvlies is inmiddels dik geworden en bevat veel bloedvaten. Het klompje cellen zet zich dan vast in het baarmoederslijmvlies. Dit heet innesteling. De vrouw is nu zwanger en in ongeveer 9 maanden groeit dit klompje cellen zich uit in een kindje.
- Bekijk de onderstaande video waarin je kunt zien hoe dit precies gebeurt.
- Opdracht 2:
- Bestudeer uit de kennisbank biologie pagina 1 van het onderdeel:
Kennisbank: Zwangerschap
Video: Ontwikkeling ongeboren baby
- Beantwoord tijdens of direct na de film de volgende vragen
Worddoc - Vragenblad - Ontwikkeling van een ongeboren baby
en plaats de antwoorden in jouw Pages document
Opdracht 3:
- Lees de onderstaande tekst
De foetus heeft een navelstreng aan zijn buik.
De navelstreng zit aan de placenta ofwel moederkoek.
De navelstreng is de verbinding tussen de placenta en de foetus.
Door de navelstreng lopen bloedvaten met bloed van het kindje die ervoor zorgen dat het ongeboren kindje voedingsstoffen en zuurstof krijgt en, dat het de afvalstoffen ook weer kan afgeven.
Het bloed van de moeder en de foetus blijft gescheiden!
- Ook ongewenste stoffen zoals alcohol, nicotine, medicijnen of drugs kunnen via de placenta van het bloed van de moeder in het bloed van de foetus terecht komen. Deze stoffen kunnen de foetus beschadigen.
Opdracht 4:
- Lees de onderstaande tekst
Na (gemiddeld) 40 weken (na de eerste dag van de laatste menstruatie) is het kindje klaar om geboren te worden. We onderscheiden drie fasen tijdens de bevalling
- Bestudeer uit de kennisbank biologie pagina 3 van het onderdeel:
KennisBank: Zwanger
Opdracht 5:
- Beantwoord onderstaande vragen
Bij opdracht 4 staat, dat de baby 40 weken na de eerste dag van de laatste mentruatie wordt geboren.
- Waarom wordt een zwangerschapsduur op deze manier berekent?
- Leg uit, dat een vrouw, dan eigenlijk pas 38 weken zwanger is
Opdracht 6:
- Maak een begrippenlijst van onderstaande woorden:
- Bevruchte eicel
- Embryo
- Vruchtwater
- Vruchtvlies
- Navelstreng
- Moederkoek
- Foetus
- Indalen
- Weeen
- Ontsluiting
- Nageboorte
Prenataal onderzoek
Inleiding:
De meeste zwangerschappen verlopen zonder problemen, maar soms is er twijfel over de gezondheid of zelfs over de levensvatbaarheid van het ongeboren kindje. Ouders en verlokundigen/gynocologen kunnen dan beslissen tot het doen van prenataal onderzoek
De theorie:
- Lees blz 52 van ExamenOverzicht vanaf: In... tm...sporen
Opdracht 1:
- Ga op onderzoek uit op internet/ouders/buren/etc naar
- Welke prenatale onderzoeken er zijn
- Wat er precies onderzocht wordt
- Waarom mensen er wel of soms ook niet voor kiezen om zo'n onderzoek te laten doen
- Beantwoord deze vraag:
- Wat zou jij doen als je wist dat er een mogelijkheid zou kunnen bestaan dat jouw ongeboren kindje een "aangeboren afwijking" zou kunnen hebben? Zou je wel of geen onderzoek laten doen en waarom wel of juist niet?
- Stuur alles in via Seesaw
Tweelingen
De theorie:
- Lees de tekst uit ExamenOverzicht op blz 52: Wanneer...tm...eigenschappen
- Bekijk onderstaande video
Opdracht 1:
- Beschrijf het verschil tussen 1 eiige en twee eiige tweelingen.
- Zet dit in jouw Pages document en in Seesaw
Voorbehoedsmiddelen
Inleiding:
Je zal in jouw leven vaker seks "voor de lol" hebben, dan seks voor de voortplating. Dan is het belangrijk dat je dit wel veilig doet. In deze opdracht gaan we het hebben over veilig vrijen.
Het gaan dan over het voorkomen van een zwangerschap, wat je kan doen als je toch per ongeluk zwanger bent geraakt en hoe je kan voorkomen dat je een geslachtsziekte krijgt
De theorie:
- Lees in ExamenOverzicht blz. 53: Voorbehoedsmiddelen...tm...plaats.
- Bekijk onderstaande video
Video: Zwangerschap voorkomen
- Bestudeer uit de kennisbank biologie:
Kennisbank: Voorbehoedsmiddelen
Met het gebruik van voorbehoedsmiddelen kun je dus een zwangerschap voorkomen.
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel dat je ook beschermt tegen een geslachtsziekte.
In het filmpje krijg je uitleg over het gebruik van het condoom.
- Bekijk onderstaande video
Video: Het condoom
Natuurlijk is het, vooral de eerste keren, erg spannend. En dan moet je ook nog aan voorbehoedsmiddelen denken! Maar zoals je leert in het volgende onderwerp "De SOA's".....voorkomen is beter dan genezen.
Opdracht 1:
Beantwoord de volgende vragen en zet de antwoorden in jouw Pages document
- Veilig of niet veilig?
Is een condoom een veilige methode van anticonceptie?
- Veilig of niet veilig?
Is een periodieke onthouding een veilige methode?
- Veilig of niet veilig?
Is een coïtus interruptus een veilige van anticonceptie?
- Veilig of niet veilig?
Is een spiraaltje een veilige methode van anticonceptie?
- Veilig of niet veilig?
Is een pil een veilige of onveilige methode van anticonceptie?
- Welke van de onderstaande voorbehoedsmiddelen werkt met hormonen?
- vrouwencondoom
- coïtus interruptus
- pil
- condoom
- Welke van de onderstaande voorbehoedsmiddelen werkt doordat het embryo zich niet kan innestelen?
- vrouwencondoom
- coïtus interruptus
- pil
- condoom
- Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
- vrouwencondoom
- spiraaltje
- pil
- condoom
- Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
- vrouwencondoom
- spiraaltje
- pil
- condoom
- Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
- vrouwencondoom
- spiraaltje
- pil
- condoom
- Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
- vrouwencondoom
- spiraaltje
- pil
- condoom
Seksueel overdraagbare aandoeningen
Inleiding:
Vrijen is leuk en spannend om te doen, maar....je kan er helaas ook ziek van worden. In dit gedeelte van de quest ga je kennismaken met een aantal van deze soa's (=Sexueel Overdraagbare Aandoeningen)
De theorie:
LET OP: ER IS BIJ DIT ONDERWERP GEEN TEKST UIT EXAMENOVERZICHT, MAAR JE MOET WEL ALLES OVER SOA'S WETEN VOOR HET SE!!!!!
- Bekijk de video: Wat is een SOA?"
- Er zijn verschillende soorten soa's met dus ook verschillende ziekteverschijnselen.
- Druk op de onderstreepte tekst en bekijk de Keynote.
In de jaren tachtig raakten een groot aantal mensen besmet met een (tot dan toe) redelijk onbekend virus: het HIV (Human Immunodeficiency Virus).
De ziekte aids wordt veroorzaakt door het hiv-virus. Dit is ook een geslachtsziekte.
Wanneer je het hiv-virus bij je draagt, ben je sero-positief.
Als je hiv hebt, ben je niet direct ziek. Het hiv-virus breekt het afweersysteem af.
Als je afweersysteem slecht werkt, word je sneller ziek en doe je er langer over om weer beter te worden.
Langzaam wordt het afweersysteem slechter. Wanneer je afweersysteem niet meer werkt, wordt de diagnose aids gesteld. Aids is eigenlijk een soort verzamelnaam voor allerlei ziektes die je krijgt wanneer je afweersysteem niet meer werkt. De gemiddelde tijd tussen besmetting en ‘uitbreken’ van aids is negen jaar.
In dit filmpje wordt het nog eens kort uitgelegd.
Video: Wat is aids?
Op de hele wereld hebben 33 miljoen mensen het hiv-virus.
Elke dag komen er 13.000 mensen bij.
Dat betekent dat er elke twaalf seconden iemand met het virus besmet raakt.
Aids is een ziekte die niet alleen in andere landen voorkomt. Ook in Nederland hebben mensen aids.
Als een zwangere vrouw hiv-positief is, krijgt de baby in de buik dit dan ook?
- Bekijk het volgende filmpje:
Video: Kinderen met aids
Er bestaan veel misverstanden over hiv en aids.
Voornamelijk over hoe het virus wordt overgebracht, dus hoe je besmet raakt met hiv/aids.
Door deze misverstanden zijn er veel vooroordelen over mensen met hiv/aids.
Een vooroordeel over aids is bijvoorbeeld ‘iemand met aids kan makkelijk anderen besmetten, je kan dus maar beter bij hem uit de buurt blijven’.
Vooroordelen kunnen heel snel tot discriminatie leiden.
Waarvan kun je NIET besmet raken?
Ten onrechte raken veel mensen ongerust als ze met aids geconfronteerd worden, omdat ze bang zijn een besmetting met hiv op te lopen.
Maar in de dagelijkse omgang met hiv-geïnfecteerden kun je niet besmet raken.
Je kunt namelijk niet besmet worden door:
- Huidcontact
- (Tong)zoenen
- Toilet en gebruiksvoorwerpen
- Adem, hoesten, niezen
- Verlenen van eerste hulp
- Dieren (zoals insectenbeten)
- Etenswaren
- Zwemwater en sauna's.
Hoe kan een besmetting met hiv wèl plaatsvinden?
Het virus bevindt zich in lichaamsvocht, met name in: bloed, sperma, vaginaal vocht en voorvocht.
Hiv kan overgedragen worden door:
- Seks zonder condoom.
- Lenen van elkaars eerder gebruikte naalden en spuiten bij druggebruikers.
- Overdracht van hiv-geïnfecteerde moeder op haar kind.
- Zwangerschap, de bevalling of via borstvoeding als de moeder besmet is.
- Bloedtransfusie met besmet bloed.
Opdracht 1:
- Maak een samenvatting (in jouw eigen woorden) van minimaal 50 woorden waarin je laat zien dat je weet wat SOA's zijn, welke verschijnselen je kan hebben als je een SOA hebt opgelopen en hoe je kan voorkomen dat je een SOA krijgt. Plaats de samenvatting in jouw Pages document.
Opdracht 2:
- Maak een begrippenlijst met daarin onderstaande begrippen uitgewerkt:
- Virus
- Schimmels
- Bacterien
- Chlamydia
- Herpes Genitalis
- Gonorroe
- HIV/AIDS
- Syfilis
Show
Inleiding:
In leerjaar één en twee kregen jullie de opdracht om de quest af te sluiten met een show. Vanaf dit leerjaar heet dit geen show meer, maar noemen we het een PTA (=programma voor toetsing en afsluiting) of ook wel een SE (=schoolexamen) en telt het mee voor de cijfers op jouw diploma.
Dit PTA kan een presentatie zijn, een mondelinge overhoring, maar ook een schriftelijke toets.
Op welke wijze een onderdeel getoetst gaat worden, kan je vinden op de site van het HVC (hvc.nl) in de zogenaamde PTA gids. Let op: sommige PTA's zijn herkansbaar, maar sommige helaas niet.
Ik ga jullie vanaf nu, dan ook beoordelen met cijfers in plaats van met sterren.
De cijfers zitten op een schaal van 1 tot en met 10 waarbij een 1 het laagste cijfer is en 10 het hoogste.
Om het PTA zo goed mogelijk voor te kunnen bereiden, staan er ook Rubrics in de quest met daarin alle gestelde eisen.
Mocht je nog vragen hebben, kom dan even langs.
Uitvoering:
Deze stof wordt afgesloten met een schriftelijke toets waarin je laat zien wat je hebt geleerd tijdens deze quest. In de week van 19/4 tot en met 22/4 zal de schriftelijke toets worden afgenomen
Je moet ervoor zorgen, dat je over alle onderdelen die behandeld zijn in deze quest vragen kunt beantwoorden. In Egodact kan je ook nog eens controleren of je echt over alle onderdelen iets weet.
Om biologie te leren, kan je ook gebruik maken van de tips die in deze quest zijn gegeven.
Heel veel succes.
Overzicht van alle termen
Primaire geslachtskenmerken
Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder. |
Mannelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Urineblaas man
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Prostaat
Deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen. |
Zaadleider
Afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat. |
Teelbal (testes)
Mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt. |
Penis
Mannelijk geslachtsorgaan, ook wel lid genoemd, dat wordt gebruikt om urine te lozen, voor seksualiteit en geslachtsgemeenschap. |
Vrouw
Vrouwelijk organisme, met alleen vrouwelijke geslachtskenmerken. |
Balzak (scrotum)
In de balzak liggen de teelballen. Hier worden de zaadcellen aangemaakt. |
Voorhuid
Voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt. |
Eikel
Uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding. |
Urinebuis man
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen. |
Zaadcellen
Voortplantingscel van mannelijk dier of mens. Ook wel spermacel. |
Bijballen
Deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen. |
Erectie
Als de zwellichamen volgelopen zijn met bloed spreek je van een erectie. |
Zwellichamen
Orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt. |
Sperma
Sperma is de naam voor zaadcellen en zaadvocht samen. |
Vrouwelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte. |
Eileider
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats. |
Levenscyclus
Zaadcel/Eicel - Bevruchting - Embry/Foetus - Jong zelfstandig organismen - Volwassen individu |
Levensfasen
Baby - Peuter - Kleuter - Schoolkind - Puber - Adolescent - Volwassene - Bejaarde |
Primaire geslachtskenmerken
Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder. |
Mannelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Urineblaas man
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Prostaat
Deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen. |
Zaadleider
Afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat. |
Teelbal (testes)
Mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt. |
Balzak (scrotum)
In de balzak liggen de teelballen. Hier worden de zaadcellen aangemaakt. |
Voorhuid
Voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt. |
Eikel
Uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding. |
Urinebuis man
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen. |
Zaadcellen
Voortplantingscel van mannelijk dier of mens. Ook wel spermacel. |
Bijballen
Deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen. |
Erectie
Als de zwellichamen volgelopen zijn met bloed spreek je van een erectie. |
Zwellichamen
Orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt. |
Sperma
Sperma is de naam voor zaadcellen en zaadvocht samen. |
Vrouwelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte. |
Eileider
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats. |
Eierstok
Vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt. |
Urineblaas vrouw
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Heteroseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van het andere geslacht. |
Homoseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van hetzelfde geslacht. |
Biseksueel
Als je verliefd kan worden op iemand van hetzelfde én andere geslacht. |
Voorspel
Het vrijen tot aan de geslachtsgemeenschap. |
Geslachtsgemeenschap
Bij geslachtsgemeenschap gaat de penis van de man in de vagina van de vrouw. |
Orgasme
Een orgasme hebben betekent dat je klaarkomt. Bij zowel de man als de vrouw komt er dan vocht uit het geslachtsdeel. |
Naspel
Naspel is het vrijen na de geslachtsgemeenschap. |
Eierstok
Vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt. |
Urineblaas vrouw
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Urinebuis vrouw
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. |
Vagina
Deel van vrouwelijke geslachtsorganen; verbindt de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam. |
Man
Mannelijk organisme, met alleen mannelijke geslachtskenmerken. |
Baarmoederslijmvlies
Laag slijmvlies aan de binnenkant van baarmoeder dat in de loop van de menstruatiecyclus dikker wordt en tijdens de menstruatie wordt afgestoten. |
Clitoris
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; zeer gevoelig plekje van een vrouw, dat bij aanraking voor seksuele opwinding zorgt. |
Buitenste schaamlippen
Grootste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina. |
Binnenste schaamlippen
Kleinste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina. |
Anus vrouw
Uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat. |
Ovulatie
Eisprong: een eicel barst uit een rijpe follikel (blaasje met vocht in de eierstok) en komt vanuit de eierstok in de eileider terecht. |
Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte. |
Hypofyse
Hormoonklier onder aan de hersenen, die verschillende hormonen aanmaakt en daarmee een groot aantal processen in het lichaam regelt. |
Geslachtshormonen
Hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron. |
Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen. |
Progesteron
Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op. |
Secundaire geslachtskenmerken vrouw
Geslachtskenmerken van meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: borsten en bredere heupen. |
Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren). |
Secundaire geslachtskenmerken man
Geslachtskenmerken van jongens die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei. |
Anticonceptie
Ook wel voorbehoedsmiddel genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen. |
Voorbehoedsmiddelen
Ook wel anticonceptie genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen. |
Periodieke onthouding
Bij periodieke onthouding hebben man en vrouw in de vruchtbare periode van de vrouw geen geslachtsgemeenschap. |
Coïtus interruptus
Oftewel; onderbroken geslachtsgemeenschap. De man trekt zijn penis terug uit de vagina net voor de zaadlozing. |
Voorvocht
Kleine hoeveelheid vocht die zaadcellen kan bevatten en al voor de zaadlozing de penis verlaat. |
Condoom
Anticonceptiemiddel. De condoom vangt de zaadcellen van de man op. |
Pil
Anticonceptiemiddel. De pil zorgt ervoor dat er geen eicel vrijkomt en moet dagelijks ingenomen worden. |
Spiraaltje
Anticonceptiemiddel. Een spiraaltje zorgt ervoor dat een embryo zich niet kan innestelen in de baarmoeder. |
Vrouwencondoom
Een vrouwencondoom wordt in de baarmoeder geplaatst en houdt de zaadcellen tegen. |
Morning-afterpil
Anticonceptiemiddel. De morning-afterpil is een noodmiddel en wordt alleen gebruikt als een ander anticonceptiemiddelen vergeten is of heeft gefaald. |
Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon hCG worden aangetoond. |
Overtijdbehandeling
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor het nemen van de morning-afterpil, waarbij je baarmoederslijmvlies wordt weggezogen bij een ongewenste zwangerschap. |
Abortus
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor een overtijdbehandeling en de vrouw nog niet langer dan dertien weken zwanger is. Hierbij wordt de baarmoeder leeggezogen. |
Steriliseren
Vrouw: De eileider wordt afgesloten met een ringetje of klemmetje. Man: De zaadleider wordt doorgesneden, ingekort of afgebonden. |
Soa
Seksueel overdraagbare aandoening. |
Geslachtsziekte
Seksueel overdraagbare aandoening. |
Antibioticum
Medicijn dat stoffen bevat die bacteriën remmen of doden. |
Symptomen
Ziekteverschijnselen |
Chlamydia
Seksueel overdraagbare aandoening, die wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte kan leiden tot onvruchtbaarheid als het niet op tijd wordt bestreden met antibiotica. |
Onvruchtbaarheid
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem. |
Vaccin
Een verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker wordt gebruikt bij inenting (vaccinatie), zodat het lichaam zelf antistoffen kan gaan maken tegen deze ziekte. |
Candida
Seksueel overdraagbare aandoening. Het is een schimmelinfectie die tot chronische klachten kan leiden. Veel mensen dragen de schimmel bij zich maar alleen bij ene zwak afweersysteem komt de schimmel tot uiting. |
Syfilis
Seksueel overdraagbare aandoening. Syfilis komt nauwelijks nog voor. Symptomen zijn bruine plekken op het lichaam. De ziekte wordt bestreden met antibioticum. |
Gonorroe
Seksueel overdraagbare aandoening. De aandoening wordt veroorzaakt door een bacterie en levert ontstekingsklachten aan het geslachtsdeel op. Met antibiotica wordt de ziekte bestreden. |
Koorts
Verhoging van de lichaamstemperatuur die vaak ontstaat door een ontsteking. |
Geneesmiddel
Middel dat is bedoeld om je beter te maken, zoals pijnstillers, antibiotica en koortswerende middelen. |
Bijwerking
Ongewenste of onbedoelde effecten van geneesmiddelen. |
Ontsteking
Plaatselijke reactie van het lichaam op een beschadiging, bijvoorbeeld door een ziekteverwekker, een giftige stof of warmte. |
Menopauze
Zodra de eicellen van een vrouw op zijn verkeert zij zich in de menopauze. |
Bevruchting
Versmelten van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen. Bij plant: stuifmeelkorrel met eicel. Bij mens (en dier): zaadcel/spermacel met eicel. |
Zygote
Een zygote is wat ontstaat als een zaad- en eicel versmelten. |
Innesteling
Vasthechten van een jong embryo in het verdikte baarmoederslijmvlies, aan het begin van een zwangerschap. |
hGC
Dit is het hormoon dat wordt afgegeven door de cellen die voortkomen uit de zygote. |
Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon hGC worden aangetoond. |
Eeneiige tweeling
Uit één bevruchte eicel ontstaan twee losse groepjes cellen, die uitgroeien tot aparte embryo's. Eeneiige tweelingen hebben hetzelfde genotype (= DNA). |
Tweeeiige tweeling
Voor het moment van bevruchting zijn twee eicellen tot rijping gekomen en beide zijn bevrucht, door twee verschillende zaadcellen. Uit deze twee bevruchte eicellen ontstaan twee embryo's. Twee-eiige tweelingen hebben een verschillend genotype (= DNA). |
Onvruchtbaar
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem. |
Embryo
Vroegste levensfase in de ontwikkeling van een plant of dier; na bevruchting van een eicel deelt de cel zich meerdere keren en gaan cellen zich specialiseren (= differentiatie). |
Foetus
Ongeboren individu na de embryonale fase; het embryo is verder gegroeid en alle organen zijn ontwikkeld. |
Navelstreng
Verbinding tussen het embryo of de foetus en de placenta; bevat twee slagaders en een ader. |
Placenta
Ook wel moederkoek genoemd; orgaan dat ontstaat in de baarmoeder, waarin de uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het embryo of de foetus plaatsvindt. Voedingsstoffen en zuurstof gaan naar de foetus toe, die afvalstoffen en koolstofdioxide afgeeft aan het bloed van de moeder. |
Weeën
Krachtige samentrekkingen van de baarmoederspieren die de bevalling aankondigen. |
Nageboorte
Vruchtvliezen, placenta en een deel van de navelstreng komen, kort na de geboorte van de foetus, naar buiten. |
Echoscopie
Met behulp van geluidsgolven onderzoek je enkele uiterlijke kenmerken en de basale werking van organen. |
Vlokkentest
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen worden gehaald uit de groeiende placenta. |
Vruchtwateronderzoek
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen uit opgezogen vruchtwater worden onderzocht. |
Versmelting
Samensmelten van twee celkernen bij bevruchting. |
Menstruatie
Maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is). |
Vruchtvliezen
Vliezen om een embryo of foetus in de baarmoeder, die het vruchtwater vasthouden en op deze manier de foetus beschermen. |
Draagtijd
Ook wel dracht genoemd; periode die een embryo of foetus in de baarmoeder doorbrengt, vanaf de bevruchting tot aan de bevalling/geboorte. |
Tips om het vak biologie goed te leren
Inleiding:
Biologie is een prachtig vak, maar wordt door sommige leerlingen wel ervaren als een vak waar je heel veel voor moet leren. En dat is ook zo.
Met behulp van onderstaande tips gaat dat leren echt een stuk gemakkelijker:
Tip 1:
Maak een uittreksel in eigen woorden. Dit heb je eigenlijk al gedaan, door alle moeilijke woorden te omschrijven aan het eind van ieder onderwerp in deze quest.
Tip 2:
Maak flipkaartjes. Hierbij zet je het onderwerp op de ene kant en op de andere kant de omschrijving. Als je gaat leren kan je de kaartjes die je al kent op een ander stapeltje leggen zodat je "de moeilijke gevallen" wat vaker kunt oefenen.
Tip 3:
Als je de stof goed geleerd hebt, vertel hierover aan jouw ouders/vrienden/docent. Je onhoudt het beste als je de stof aan een ander vertelt.
Tip 4:
Maak op biologiepagina.nl de examenopgaven per onderdeel, zodat je alvast went aan de maknier van vragen op het centraal examen.
Tip 5:
Als je iets (nog) niet begrijpt, kom vooral even langs.
Veel succes!
Bronnen