Primaire geslachtskenmerken Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder. |
Mannelijk voortplantingsstelsel Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Urineblaas man Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Prostaat Deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen. |
Zaadleider Afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat. |
Teelbal (testes) Mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt. |
Penis Mannelijk geslachtsorgaan, ook wel lid genoemd, dat wordt gebruikt om urine te lozen, voor seksualiteit en geslachtsgemeenschap. |
Vrouw Vrouwelijk organisme, met alleen vrouwelijke geslachtskenmerken. |
Balzak (scrotum) In de balzak liggen de teelballen. Hier worden de zaadcellen aangemaakt. |
Voorhuid Voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt. |
Eikel Uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding. |
Urinebuis man Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen. |
Zaadcellen Voortplantingscel van mannelijk dier of mens. Ook wel spermacel. |
Bijballen Deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen. |
Erectie Als de zwellichamen volgelopen zijn met bloed spreek je van een erectie. |
Zwellichamen Orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt. |
Sperma Sperma is de naam voor zaadcellen en zaadvocht samen. |
Vrouwelijk voortplantingsstelsel Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Baarmoeder Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte. |
Eileider Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats. |
Levenscyclus Zaadcel/Eicel - Bevruchting - Embry/Foetus - Jong zelfstandig organismen - Volwassen individu |
Levensfasen Baby - Peuter - Kleuter - Schoolkind - Puber - Adolescent - Volwassene - Bejaarde |
Primaire geslachtskenmerken Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder. |
Mannelijk voortplantingsstelsel Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Urineblaas man Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Prostaat Deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen. |
Zaadleider Afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat. |
Teelbal (testes) Mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt. |
Balzak (scrotum) In de balzak liggen de teelballen. Hier worden de zaadcellen aangemaakt. |
Voorhuid Voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt. |
Eikel Uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding. |
Urinebuis man Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen. |
Zaadcellen Voortplantingscel van mannelijk dier of mens. Ook wel spermacel. |
Bijballen Deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen. |
Erectie Als de zwellichamen volgelopen zijn met bloed spreek je van een erectie. |
Zwellichamen Orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt. |
Sperma Sperma is de naam voor zaadcellen en zaadvocht samen. |
Vrouwelijk voortplantingsstelsel Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten. |
Baarmoeder Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte. |
Eileider Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats. |
Eierstok Vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt. |
Urineblaas vrouw Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Heteroseksueel Als je verliefd wordt op iemand van het andere geslacht. |
Homoseksueel Als je verliefd wordt op iemand van hetzelfde geslacht. |
Biseksueel Als je verliefd kan worden op iemand van hetzelfde én andere geslacht. |
Voorspel Het vrijen tot aan de geslachtsgemeenschap. |
Geslachtsgemeenschap Bij geslachtsgemeenschap gaat de penis van de man in de vagina van de vrouw. |
Orgasme Een orgasme hebben betekent dat je klaarkomt. Bij zowel de man als de vrouw komt er dan vocht uit het geslachtsdeel. |
Naspel Naspel is het vrijen na de geslachtsgemeenschap. |
Eierstok Vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt. |
Urineblaas vrouw Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen). |
Urinebuis vrouw Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. |
Vagina Deel van vrouwelijke geslachtsorganen; verbindt de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam. |
Man Mannelijk organisme, met alleen mannelijke geslachtskenmerken. |
Baarmoederslijmvlies Laag slijmvlies aan de binnenkant van baarmoeder dat in de loop van de menstruatiecyclus dikker wordt en tijdens de menstruatie wordt afgestoten. |
Clitoris Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; zeer gevoelig plekje van een vrouw, dat bij aanraking voor seksuele opwinding zorgt. |
Buitenste schaamlippen Grootste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina. |
Binnenste schaamlippen Kleinste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina. |
Anus vrouw Uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat. |
Ovulatie Eisprong: een eicel barst uit een rijpe follikel (blaasje met vocht in de eierstok) en komt vanuit de eierstok in de eileider terecht. |
Baarmoeder Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte. |
Hypofyse Hormoonklier onder aan de hersenen, die verschillende hormonen aanmaakt en daarmee een groot aantal processen in het lichaam regelt. |
Geslachtshormonen Hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron. |
Oestrogeen Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen. |
Progesteron Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op. |
Secundaire geslachtskenmerken vrouw Geslachtskenmerken van meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: borsten en bredere heupen. |
Testosteron Mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren). |
Secundaire geslachtskenmerken man Geslachtskenmerken van jongens die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei. |
Anticonceptie Ook wel voorbehoedsmiddel genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen. |
Voorbehoedsmiddelen Ook wel anticonceptie genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen. |
Periodieke onthouding Bij periodieke onthouding hebben man en vrouw in de vruchtbare periode van de vrouw geen geslachtsgemeenschap. |
Coïtus interruptus Oftewel; onderbroken geslachtsgemeenschap. De man trekt zijn penis terug uit de vagina net voor de zaadlozing. |
Voorvocht Kleine hoeveelheid vocht die zaadcellen kan bevatten en al voor de zaadlozing de penis verlaat. |
Condoom Anticonceptiemiddel. De condoom vangt de zaadcellen van de man op. |
Pil Anticonceptiemiddel. De pil zorgt ervoor dat er geen eicel vrijkomt en moet dagelijks ingenomen worden. |
Spiraaltje Anticonceptiemiddel. Een spiraaltje zorgt ervoor dat een embryo zich niet kan innestelen in de baarmoeder. |
Vrouwencondoom Een vrouwencondoom wordt in de baarmoeder geplaatst en houdt de zaadcellen tegen. |
Morning-afterpil Anticonceptiemiddel. De morning-afterpil is een noodmiddel en wordt alleen gebruikt als een ander anticonceptiemiddelen vergeten is of heeft gefaald. |
Zwangerschapstest Met een zwangerschapstest kan het hormoon hCG worden aangetoond. |
Overtijdbehandeling Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor het nemen van de morning-afterpil, waarbij je baarmoederslijmvlies wordt weggezogen bij een ongewenste zwangerschap. |
Abortus Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor een overtijdbehandeling en de vrouw nog niet langer dan dertien weken zwanger is. Hierbij wordt de baarmoeder leeggezogen. |
Steriliseren Vrouw: De eileider wordt afgesloten met een ringetje of klemmetje. Man: De zaadleider wordt doorgesneden, ingekort of afgebonden. |
Soa Seksueel overdraagbare aandoening. |
Geslachtsziekte Seksueel overdraagbare aandoening. |
Antibioticum Medicijn dat stoffen bevat die bacteriën remmen of doden. |
Symptomen Ziekteverschijnselen |
Chlamydia Seksueel overdraagbare aandoening, die wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte kan leiden tot onvruchtbaarheid als het niet op tijd wordt bestreden met antibiotica. |
Onvruchtbaarheid Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem. |
Vaccin Een verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker wordt gebruikt bij inenting (vaccinatie), zodat het lichaam zelf antistoffen kan gaan maken tegen deze ziekte. |
Candida Seksueel overdraagbare aandoening. Het is een schimmelinfectie die tot chronische klachten kan leiden. Veel mensen dragen de schimmel bij zich maar alleen bij ene zwak afweersysteem komt de schimmel tot uiting. |
Syfilis Seksueel overdraagbare aandoening. Syfilis komt nauwelijks nog voor. Symptomen zijn bruine plekken op het lichaam. De ziekte wordt bestreden met antibioticum. |
Gonorroe Seksueel overdraagbare aandoening. De aandoening wordt veroorzaakt door een bacterie en levert ontstekingsklachten aan het geslachtsdeel op. Met antibiotica wordt de ziekte bestreden. |
Koorts Verhoging van de lichaamstemperatuur die vaak ontstaat door een ontsteking. |
Geneesmiddel Middel dat is bedoeld om je beter te maken, zoals pijnstillers, antibiotica en koortswerende middelen. |
Bijwerking Ongewenste of onbedoelde effecten van geneesmiddelen. |
Ontsteking Plaatselijke reactie van het lichaam op een beschadiging, bijvoorbeeld door een ziekteverwekker, een giftige stof of warmte. |
Menopauze Zodra de eicellen van een vrouw op zijn verkeert zij zich in de menopauze. |
Bevruchting Versmelten van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen. Bij plant: stuifmeelkorrel met eicel. Bij mens (en dier): zaadcel/spermacel met eicel. |
Zygote Een zygote is wat ontstaat als een zaad- en eicel versmelten. |
Innesteling Vasthechten van een jong embryo in het verdikte baarmoederslijmvlies, aan het begin van een zwangerschap. |
hGC Dit is het hormoon dat wordt afgegeven door de cellen die voortkomen uit de zygote. |
Zwangerschapstest Met een zwangerschapstest kan het hormoon hGC worden aangetoond. |
Eeneiige tweeling Uit één bevruchte eicel ontstaan twee losse groepjes cellen, die uitgroeien tot aparte embryo's. Eeneiige tweelingen hebben hetzelfde genotype (= DNA). |
Tweeeiige tweeling Voor het moment van bevruchting zijn twee eicellen tot rijping gekomen en beide zijn bevrucht, door twee verschillende zaadcellen. Uit deze twee bevruchte eicellen ontstaan twee embryo's. Twee-eiige tweelingen hebben een verschillend genotype (= DNA). |
Onvruchtbaar Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem. |
Embryo Vroegste levensfase in de ontwikkeling van een plant of dier; na bevruchting van een eicel deelt de cel zich meerdere keren en gaan cellen zich specialiseren (= differentiatie). |
Foetus Ongeboren individu na de embryonale fase; het embryo is verder gegroeid en alle organen zijn ontwikkeld. |
Navelstreng Verbinding tussen het embryo of de foetus en de placenta; bevat twee slagaders en een ader. |
Placenta Ook wel moederkoek genoemd; orgaan dat ontstaat in de baarmoeder, waarin de uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het embryo of de foetus plaatsvindt. Voedingsstoffen en zuurstof gaan naar de foetus toe, die afvalstoffen en koolstofdioxide afgeeft aan het bloed van de moeder. |
Weeën Krachtige samentrekkingen van de baarmoederspieren die de bevalling aankondigen. |
Nageboorte Vruchtvliezen, placenta en een deel van de navelstreng komen, kort na de geboorte van de foetus, naar buiten. |
Echoscopie Met behulp van geluidsgolven onderzoek je enkele uiterlijke kenmerken en de basale werking van organen. |
Vlokkentest Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen worden gehaald uit de groeiende placenta. |
Vruchtwateronderzoek Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen uit opgezogen vruchtwater worden onderzocht. |
Versmelting Samensmelten van twee celkernen bij bevruchting. |
Menstruatie Maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is). |
Vruchtvliezen Vliezen om een embryo of foetus in de baarmoeder, die het vruchtwater vasthouden en op deze manier de foetus beschermen. |
Draagtijd Ook wel dracht genoemd; periode die een embryo of foetus in de baarmoeder doorbrengt, vanaf de bevruchting tot aan de bevalling/geboorte. |