2VMBO Antwoorden-uitwerkingen

2H01 Kijkmeetkunde

2H02 Vergelijkingen

2H03 Machten en wortels

2H04 Omtrek en oppervlakte

Voorkennis

2H04 Voorkennis Lengtematen - uitwerkingen .........................................................................

   

 

  1. 1000 meter

  2. 100 meter

  3. 10 meter

  4. 0,1 meter

  5. 0,01 meter

  6. 0,001 meter

 

   

 

A De afstand tot het begin van deze snelweg in kilometers.

 

   

 

  1. km
  2. mm of cm
  3. m
  4. cm
  5. cm

 

   

 

  1. 1521mm = 152,1 cm = 15,21 dm = 1,521 m =0,1521 dam

  2. 9,6 km =96 hm =960 dam =9600 m = 96.000 dm

  3. 637cm =63,7 dm = 6,37 m = 0,637 dam = 0,0637 hm

 

   

 

2 m = 200 cm   12 dm = 1,2 m
0,17 km = 17 dam   0,45 hm = 0,045 km
120 dm = 12.000 mm   400000 m = 40.000 dam
0,028 hm = 2,8 m   25,9 dam = 2,59 hm
0,13 m = 130 mm   0,045 mm = 0,0045 cm

 

 

6    

 

5,6

 cm

=

0,56

dm

  334,7 m = 0,3347  km

0,48 

cm

=

4,8

mm

  12 dm = 0,0012  km

4

 dm

=

400

mm

  4000 mm = 4   m

30000

 m

=

30

km

  0,79 km = 790   m

km

=

400

dam

  7 cm = 70   mm

 

 

   

 

  1. 5 km = 5000 m (dus hij loopt 5000 m/uur)

  2. 1500 : 5000 = 0,3 uur

  3. 0,3 × 60 min = 18 min

 

   

 

a 6,3 km = 6300 m f 18 dm = 180 cm
b 138 cm = 1,38 m g 15 dam = 15000 cm
c 67 cm = 0,67 m h 0,72 hm = 72 m
d 452 m = 4,52 hm i 123 km = 123.000 m
e 5621 mm = 56,21 dm j 2,8 mm = 0,28 cm

 

   

 

  1. In de breedte heb je 360 cm : 15 cm = 24 tegels nodig
  2. In de hoogte heb je 210 cm : 15 cm = 14 tegels nodig
  3. In totaal heb je 24 × 14 = 336 tegels nodig

 

10     

 

  1. 3,2 + 2 × 0,3 = 3,8 m

  2. 1,5 × 3,8 = 5,70 m

  3. Je hebt dan nodig: 5,70 : 1,20 = 4,75  stroken.
    Maar: je koopt alleen hele stroken en je hebt er meer dan 4 nodig, dus moet je 5 stroken kopen

 

11     

 

  1. 108 km/uur = 108.000 m/uur

  2. 108.000 : 60 = 1.800 m/min

  3. 1.800 : 60 = 30 , dus ongeveer 30 m/sec

 

 

2H04.1.3 Uitwerkingen ......................................................................................................

   

 

Omtrek 1e figuur:  5 + 12,2 + 5 + 10 + 6,4 + 16 = 54,6 cm

Omtrek 2e figuur:  8 + 16 + 8 + 20 = 52 cm

 

   

 

Omtrek letter: 4 + 1 + 3 + 2 + 2 + 1 + 2 + 1 + 3 + 1 + 4 + 6 = 30 cm

 

   

 

1,8 + 1,8 + 2,3 + 2,3 = 9,2 [cm]                                           3 + 2,3 + 3 + 2,3 = 10.6 [cm]

1,8 + 2 + 2,1 = 5,9 [cm]                   2 + 1,9 + 2 + 1,6 = 7,5 [cm]                 2,8 + 5 + 3,2 = 11 [cm]

 

   

 

Omtrek ≈ 3 + 2,2 + 3 + 2 + 3 + 2,2 = 15,4 cm

 

9,

 

 

 

   

 

Omtrek ≈ 7 + 5,1 + 3,5 + 3,5 + 5,1 = 24,2 cm

 

 

 

 

 

2H04.1.4 Uitwerkingen .........................................................................................................

   

 

A  6000 dm2  ( = 60 m2 )

 

2    

 

De maten hebben verschillende eenheden ( dam  <-> m )

 

 

   

 

1438 mm2 = 14,38 cm2 = 0,1438 dm2 = 0,001438 m2

6,8 km2 = 680 hm2 = 68.000 dam2 = 6.800.000 m2

67300 mm2 = 673 cm2 = 6,73 dm2 = 0,0673 m2

 

   

 

70 m2 (ca) = ... cm2   900 dam2 (are) = ... km2
500 hm2 (ha) = ... m2 (ca)   0,87 cm2 = ... dm2
0,03 km2 = ... dam2 (are)   700000 dm2 = ... m2 (ca)
3,15 dam2 (are) = ... dm2   0,5 mm2 = ... cm2
256,89 cm2 = ... mm2   3,25 hm2 (ha) = ... km2
0,00025 dm2 = ... mm2   200000 m2 (ca) = ... hm2 (Ha)

 

 

   

 

  1. De oppervlakte van de wand is 3,30 × 1,80 = 5,94 m²
  2. Dat is 59.400 cm²

  3. De oppervlakte van 1 tegel is 15 × 20 = 300 cm²

  4. Je hebt dan 59.400 : 300 = 198 tegels nodig

 

   

 

a 18 km2 = 18.000.000 m2 f 1,9 dm2 = 190 cm2
b 142 cm2 = 0,0142 m2 g 1,9 m2 = 19.000 cm2
c 0,27 dm2 = 2700 mm2 h 0,65 hm2 = 6500 m2
d 543 m2 = 0,0543 hm2 i 97 km2 = 97.000.000 m2
e 7600 mm2 = 0,76 dm2 j 0,6 mm2 = 0,006 cm2

 

 

   

 

  1. De oppervlakte van het volleybalveld is 30 × 15 = 450 m²
  2. Dat is 0,045 ha
  3. 1 : 0,045 = 22,22... Dat zijn dus ongeveer 22 volleybalvelden op een hectare.

 

2H04.1.3 Uitwerkingen ....................................................................................................

   

 

Figuur I:  6 × 7 = 42
Figuur II: (6 × 7) : 2 = 21

 

   

 

Oppervlakte is ongeveer: 2 + 3 + 8 = 13 hokjes.

 

 

   

 

Figuur I heeft een oppervlakte van 20,5 roosterhokjes en figuur II van 21  roosterhokjes.

 

   

 

  1. zie figuur;
    verticaal: 9 - 2 = 7
    horizontaal: 10 - 6 = 4
  2. Omtrek = 10 + 2 + 6 + 7 + 4 + 9 = 38 cm
  3. Oppervlakte = 20 + 28 = 48 cm2 ;zie figuur

 

 

 

   

 

  1. Omtrek = 15 + 13,5 + 6 + 4,5 + 9 + 9 = 57 m
  2. Oppervlakte = 27 + 135 = 162 m2

 

 

 

 

 

 

 

   

 

 

  1. Omtrek = 11 + 5 + 4 + 3 + 4 + 3 + 8 + 6 + 3 + 5 = 52 cm
  2. Opervlakte = 55 + 12 + 24 = 91 cm2 ; zie figuur

 

 

 

 

   

 

Figuur a bestaat uit 12 roosterhokjes, dus de oppervlakte = 12 cm².

Figuur b bestaat uit 24,5 roosterhokjes, dus de oppervlakte = 24,5 cm².

 

   

 

figuur a: 12 cm²

figuur b: 19,5 cm²

 

   

 

  1. 16 hokjes

 

 

Parallellogram en driehoek

2H04.2 Uitwerkingen .............................................................................................................

 

  Werkblad.

 

Laat je docent controleren of je de hoogtelijntjes goed hebt getekend.
En of je de juiste berekening hebt opgeschreven.

 

2      

 

  1. Lijn CP (zet letters op alfabetische volgorde)
  2. Oppervlakte ABC = AB × PC  : 2       

            -- of --

  1. Oppervlakte driehoek ABC = Ab x PC x \({1 \over 2}\)
  2. Omdat delen door 2 hetzelfde is als vermenigvuldigen met een halve

 

   

 

  1. Lijn P Q(zet letters op alfabetische volgorde)
  2. Oppervlakte ABCD = AB × PQ       ook goed: oppervlakte ABCD = CD × PQ

 

   

 

  • Oppervlakte = 15 × 8 = 120
  • Oppervlakte = 18 × 12 = 216

 

   

 

  • Oppervlakte = ½ × 12 × 8 = 48
  • Oppervlakte = ½ × 14 × 12 = 84
  • Oppervlakte = ½ × 10 × 5 = 25

 

6      

 

Figuur 1:         5 x 8,4 : 2 = 21 cm2

Figuur 2:      8,4 x 5,4 x \({1 \over 2}\) = 22,68 cm2

Figuur 3:     5,7 x 5, 7 = 32,49 cm2

Figuur 4:     3,1 x 7,8 = 24,18 cm2

 

 

   

 

Oppervlakte = ½ × 6 × 6 = 18

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8      

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9      

 

 


Rood (parallellogram)
7 x 6 = 42 m2

Groen (driehoek)
3,3 + 2,7 = 6
6 x 6 : 2 = 18m2

Paars (driehoek)
5 + 2 = 7
17 x 7 : 2 = 59,5m2

Oranje (driehoek)
2 x 2 : 2 = 2m2

Licht groen (rechthoek)
2 x 5 = 10 m2

 

Totaal = 42 + 18 + 59,5 + 2 + 10 = 131,5m2

Omtrek cirkel

2H04.3 Uitwerkingen ..........................................................................................................

   

 

De formule voor de omtrek van een cirkel = diameter x

 

   

 

Van de cirkel is de diameter 4.
De omtrek van de cirkel bereken je als volgt:

  • omtrek cirkel = 4 ×
  • omtrek cirkel ≈ 12,6 cm

 

   

 

  1. 24 mm
  2. omtrek 1-euromunt = 24 ×
    omtrek 1-euromunt ≈ 75,4 mm
  3. Oppervlakte euromunt = straal2 x =  
    Oppervlakte euromunt = 12 2    x  = 452,39   (rond af op 2 cijfers achter de komma)

 

   

 

  1. 58 mm
  2. De diameter van de munt bereken je als volgt:
    58 = ... x
    dus 58 :   = omtrek
    diameter = 58 : = 18,4619734 mm ≈ 18,46

 

   

 

Omtrek hele cirkel: 4 × ≈ 12,57
Omtrek figuur: 12,57 : 4 + 2 + 2 = 7,14

 

   

 

Omtrek = diameter x
de diameter van het zwembad = 4 x 2= 8m
Het zwembad heeft een omtrek van 8 x =25,1327 ≈ 25,13

 

7      

 

Omtrek = 2 × 5 × ≈ 31,4 cm

 

8      

 

a. diameter = 12 x 2 = 24 cm.  Omtrek = 24 x ≈ 75,4 cm

b. 75,4 : 10 ≈ 7,5 cm lang is de rand

c. diameter = 12 x 2 = 24 cm omtrek = 24 x ≈ 75,4 cm  75,4 : 7 ≈ 10,8 cm.

d. 5 x 8 = 40  (omtrek van de taart)   
    40 :   ≈ 12,7 (dit is de diameter van de taart)
    12,7 : 2 = 6,35 cm ≈. 6,4 cm (straal is de helft van de diameter)

 

   

 

diameter cirkel = 9,42 : ≈ 3 cm
zijde = 2 × 3 = 6 cm
omtrek vierkant = 4 × 6 = 24 cm

 

10      

 

Lengte rechte stukken: 2 × 30 cm

Omtrek hele cirkel: 2 × 30 × ≈ 2 × 30 × 3,14 = 188,50 cm

Omtrek ¾ cirkel = ¾ × 188,50 = 141,375

Omtrek hele figuur = 2 × 30 + 2 × 141,375 = 342,75

De smid heeft dus 342,75 cm roestvast stalen strip nodig.

Oppervlakte cirkel

2H04.4 Uitwerkingen ..........................................................................................................

   

 

Straal2 x = oppervlakte cirkel

 

 

 

 

 

Van de cirkel is de straal  2 cm.
De omtrek van de cirkel bereken je als volgt:

oppervlakte cirkel = straal² ×

oppervlakte cirkel = 2² ×

oppervlakte cirkel = 2² ×  = 12,566≈12,6

3      

 

  1. 12 mm
  2. oppervlakte 1-euromunt = 12² ×  
    oppervlakte 1-euromunt ≈ 452,16 mm²

 

4      

 

  1. 2800 = straal2 x
  2. 2800 :  = straal2
  3. straal2 ≈ 891,2676813
    straal ≈ \(\mathsf{ \small{ \sqrt{891,2676813}} } \) ≈ 29,85 (mm)

 

   

 

oppervlakte hele cirkel = ⋅ 2² ≈ 12,56
oppervlakte figuur = 12,56 : 4 = 3,14

 

   

 

oppervlakte cirkel = 52 = 25 ≈ 78,50

 

 

   

 

De diameter is gegeven, bereken dus eerste de straal!
3,7 : 2 = 1,85  en 1,8 : 2 = 0,9

oppervlakte grote cirkel = 1,852 =  10,752   ≈ 10,8cm2

oppervlakte kleine cirkel = 0,92 =  2,544  ≈ 2,5cm2
Je hebt dus 10,8 - 2,5 = 8,3 cm2 goud nodig voor één oorbel

Voor twee oorbellen heb je dus 8,3 x 2 = 16,6cm2 goud nodig
De totale kosten zijn dan 16,6 x 5,25 = 87,15 euro

 

   

 

  1. Oppervlakte doel = 2,44 x 7,32 = 17,6808 ≈ 17,68 m2
  2. 45 cm : 2 = 22,5 cm = 0,225m
    Oppervlakte cirkel =  0,2252 = 0,159 ≈ 0,16m2
    0,16 x 4 = 0,64 m2
  3. 17,68 - 0,64 = 17,04 m2

 

 

 

9      

 

straal² = 314 cm²
straal² = 314 cm² : = 99,949 ≈ 100 cm²
straal = \(\mathsf{ \scriptsize{ \sqrt{100} } } \) = 10 (cm)
zijde vierkant = 4 × straal cirkel = 4 × 10 = 40 cm

oppervlakte vierkant = 40 × 40 = 1600 cm²

 

Extra opgaven

2H04.E Uitwerkingen .........................................................................................................

   

 

  1. millimeter
  2. opp I = 4 × 7 = 28 m2
    opp II = 2 × 5 = 10 m2
    opp III = 3,5 × 7,5 = 26,25 m2
    tot opp = 28 + 10 + 26,25 = 64,25 m2



    OF



    opp I = 3,5 × 2,5 = 8,75 m2
    opp II = 9,5 × 5 = 47,5 m2
    opp III = 2 × 4 = 8 m2
    tot opp = 8,75 + 47,5 + 8 = 64,25 m2
  3. Als je vloerbedekking wilt leggen, is het handig om de oppervlakte uit te rekenen.
  4. omtrek = 7 + 4 + 2 + 5,5 + 7,5 + 3,5 + 2,5 + 6 = 38 m
  5. Als je plintjes langs de rand wilt leggen, moet je de omtrek uit rekenen.

 

   

 

  1.   oppervlakte = 4 × 4 + 4 = 20 cm²
  2.   Ongeveer 4,5 cm (de wortel uit 20)
  3.   Ongeveer 4 × 4,5 = 18 cm

 

 

 

   

 

opp PQRS =4×6=24 cm2

 

 

 

 

 

 

 

   

 

Zijde EF neem je als basis, want van die zijde kun je precies de lengte bepalen (hokjes tellen)

opp EFG = 12 × 6 × 6 = 18 cm2

 

 

 

 

 

   

 

  1. Oppervlakte = · 4 · 4 ≈ 3,14 · 16 = 50,24 cm2
  2. opp groene deel = 50,24 : 4 = 12,56 cm2
  3. Opp blauwe deel = 50,24 : 8 = 6,28 cm2

 

   

 

  1. Omtrek = · 8 ≈ 25,12 cm
  2. Omtrek groen ≈ 25,12 : 4 + 2 · 4 = 14,28 cm
  3. Nee, dat komt omdat je er nog twee keer de straal bij op moet tellen.
    Omtrek blauw ≈ 25,12 : 8 + 2 · 4 = 11,14 cm

 

   

 

opp grote cirkel = · 3,5 · 3,5 ≈ 38,47 cm2
opp kleine cirkel = · 3 · 3 ≈ 28,26 cm2
opp blauwe deel ≈ 38,47 – 28,26 = 10,21 cm2

 

   

 

  1. diameter = 12750 +2 · 350 = 13450 km
  2. omtrek = · 13450 ≈ 42233 km
  3. snelheid is 42233 : 1,5 ≈ 28155 km/uur

 

   

 

  1. Bij de plattegrond zie je de maten in millimeters.
  2. 12.000 mm = 12 m, 3000 mm + 11.000 mm = 14.000 mm = 14 m
    12 m × 14 m = 164 m²
    164 m - 3 × 3 × ≈ 139,73 m²
    139,73 : 50 = 2,79
  3. Aan pakken 2 pakken heb je net niet genoeg, dus je hebt 3 pakken nodig.

 

Herhalingsopgaven

2H04.H Uitwerkingen .........................................................................................................

   

 

Omtrek driehoek = 5 + 3 + 5,8 = 13,8 cm

Opp.driehoek = ½ × 3 × 5 = 7,5 cm²

 

Omtrek driehoek = 5 + 3,6 + 4,2 = 12,8 cm

 

Opp.driehoek = ½ × 5 × 3 = 7,5 cm²

 

Omtrek parm = 2 × 4 + 2 × 4,5 = 17 cm

 

Opp.parm = 4 × 4 = 16 cm²

 

Omtrek driehoek = 4,1 + 4,5 + 5,4 = 14 cm

Opp.driehoek = opp.rechthoek - I - II - III
= 4 × 5 - ½ × 2 × 5 - ½ × 4 × 2 - ½ × 4 × 1
= 20 - 5 - 4 - 2 = 9 cm²

OF  (zie tekening hieronder)

Opp.driehoek = opp. linkerdeel  + opp. rechterdeel
= ½ × 4,5 × 2  +  ½ × 4,5 × 2 = 9 cm²

 

Omtrek parm = 2 × 5 + 2 × 3,6 = 17,2 cm

 

Opp.parm = 5 × 3 = 15 cm²

 

Omtrek parm = 2 × 4,1 + 2 × 5,1 = 18,4 cm

Opp.parm = opp rechthoek - I - IV - II - V - III - VI
= 6 × 5 - 2 × 1 - 2 ×(½ × 4 × 1 ) - 2 ×(½ × 5 × 1)
= 19 cm²

 

Omtrek rechthoek = 2 × 2,2 + 2 × 4,5 = 13,4

Opp.rechthoek = opp.linkerdeel + opp.rechterdeel
= ½ × 5 × 2 + ½ × 5 × 2 = 10cm²

 

Omtrek vijfhoek = 4 + 3,2 + 3,2 + 4,1 + 3,6 = 18,1 cm

Opp.vijfhoek = I + II + III + IV
= ½ × 7 × 1 + 4 × 3 + ½ × 3 × 2 + ½ × 3 × 1
= 20 cm²

 

   

 

Omtrek cirkel = × 4 ≈ 12,57 cm
Opp.cirkel = × 22 ≈ 12,57 cm2
    
Omtrek ovaal = 2 × omtrek halve cirkel + 2 × 3 = 2 × (½ × 6 × ) + 6 ≈ 24,85
Opp.ovaal = opp.rechthoek + 2 × opp.halve cirkel= 3 × 6 + 2 × (½ × × 33) ≈ 46,27 cm2
    
Omtrek ′ijsje′ = omtrek halve cirkel + 2 × lijnstuk = ½ × × 4 + 2 × 5,4 ≈ 17,08 cm
Opp.′ijsje′ = opp.halve cirkel + opp.driehoek=½ × × 22 + ½ × 4 × 5≈16,28 cm2
    
Omtrek X = 4 × lengte rechte lijnstukken + 4 × omtrek halve cirkel = 4 × 3 + 4 × 1 + 4 × (½ × × 4) ≈ 41,13 cm
opp.X = opp.rechthoek − 4 × opp.halve cirkel = 10 × 6 − 4 × (½ × × 22) ≈ 34,87 cm2
    
Omtrek ′beker′ = lengte rechte lijnstukken + 2 × omtrek halve cirkel = 3 + 2 + 3 + 2 + 2 × (½ × × 2) ≈ 16,28 cm
Opp.′beker′ = Opp.rechthoek − 2 × opp.halve cirkel = 3 × 4 − 2 × (½ × × 12) ≈ 15,14 cm2
    
Omtrek = lengte rechte lijnstukken + 2 × omtrek halve cirkel = 5 + 5 + 2 × (½ × × 3) ≈ 19,42 cm
Opp. = opp.rechthoek − opp halve cirkel + opp.halve cirke l= opp.rechthoek = 3 × 5 = 15 cm2

2H05 Verbanden

2H06 Verhoudingen en procenten

1 Verhoudingstabellen

2H06.1 Uitwerkingen ..............................................................................................

   

 

  1. aantal maanden 1 2 3 4 10
    Verdiensten (euro) 40 80 120 160 400

 

  1. 1 : 40

 

 

   

 

 

 

 

   

 

bedrag per maand (euro) 50 100 10 20 60
Uitkering na 5 jaar (euro) 3.500 7.000 700 1400 4200

 

 

 

Joep krijgt 4.200 euro uitgekeerd.

 

 

   

 

  1. Van iedere vijf kralen zijn er 2 wit en 3 rood.

  2. aantal witte kralen 2 4 12 16
    aantal rode kralen 3 6 18 24
    totaal aantal kralen 5 10 30 40

 

 

 

 

 

   

 

 

4 10
12 30

 

8 20
2 5

 

 

3 9
10 30

 

2 10
7 35

 

 

 

 

 

 

 

 

 

   

 

 

personen 1 4 6 9
kopjes rijst 2 8 12 18
kopjes water 3 12 18 27

 

 

   

 

 

één appel kost € 0,25 (of 25 eurocent)

5 kilogram appels kost € 4,38

in 5 kilogram zitten 17 à 18 appels ( of ongeveer 18 appels)

 

* Afstand

 

afstand (km) 30 0,5 92,5
tijd (min) 60 1 185


De afgelegde afstand is 92,5 kilometer.

 

 

 

 

* Tijd

 

afstand (km) 70 1 259
tijd (min) 60 ... * 222

 

Het voertuig was 222 minuten onderweg.
(Dat is 3 uur en 42 minuten)

* LET OP! Hier NIET tussentijds afronden!

 

 

10  * Prijzen vergelijken

 

Voorhuisen:

gewicht (g) 700 1 1000
prijs (€) 2,21 ... 3,157..

 

Avelijn:

gewicht (g) 550 1 1000
prijs (€) 1,57 ... 2,854...

 

Bij de firma Avelijn is het product het goedkoopst.

 

 

 

2 Procenten

2H06.2 Uitwerkingen ....................................................................................................

1.      

 

 

  1. 3% = 0,03 12% = 0,12 40% = 0,40

 

  1. De helft is 50 %
    Een kwart is 25 %

 

  1. \(\mathsf{ \small{ \frac{{3}}{{10}} } }\) = 30% \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{5}} } }\) = 20% \(\mathsf{ \small{ \frac{{5}}{{8}} } }\) = 62,5%

 

 

2.      

 

  1. Fiets

  2. 100% -60% - 20% - 12% = 8%
    Van de leerlingen komt 8% lopend naar school.

 

 

3.      

 

deel 2 20 40
geheel 5 50 100


Vul in: \(\mathsf{ \small{ \frac{{2}}{{5}}=\frac{{20}}{{50}}=\frac{{40}}{{100}}= } }\) 40%

 

 

4.      

 

  1. 83% - 0,83 10% = 0,10 7% = 0,07

 

  1. Een tiende is 10 %
    Drie kwart is 75 %

  2. \(\mathsf{ \small{ \frac{{7}}{{10}} } }\) = 70% \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{3}}≈ } }\) 33,3% \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{8}} } }\)= 12,5%

 

5.      

 

  1. Feyenoord

  2. Andere club: 100% - 77% = 23%

 

6.      

 

  1. Het diagram gaat over eidexamenkandidaten in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2015/2016.
  2. Het ontbrekende percentage is: 100 - 11 - 15 - 3 - 27 - 18 = 26%

 

7.      

 

  1. Het cirkeldiagram gaat over de bronnen van broeikasgassen.
  2. De bijdrage van de sector Landbouw is 100 -6 -25 -20 - 18 - 17 = 14%
  3. Een kwart = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{4}} } }\)= 0,25 = 25%
    De energiesector draagt voor een kwart bij aan het geheel.

 

 

 

 

3 Rekenen met procenten

2H06.3 Uitwerkingen ....................................................................................................

1.      

 

  1. 30% = 0,30
    30% van 250 = 0,30 × 250 = 75
    Dus 30% van € 250,- is € 75,-

  2. € 27 van de €60 is \(\mathsf{ \small { \frac{{27}}{{60}} } }\)= 0,45 = 0,45%
    Je geeft dus 35% van je verdiensten uit aan snoepgoed.

 

2.      

 

  1. 0,6 × 900 = 540

  2. 0,08 × 900 = 72

 

3.      

 

  1. 32 : 80 = 0,40 = 40%

  2. 8 : 80 = 0,10 = 10%

 

4.      

 

  1. 20% = \(\mathsf{ \small{ \frac{{20}}{{100}} } }\) = 0,20; 0,20 × 1800 = 360, dus 360 thrillers verkoopt de boekhandelaar per week

    55% = \(\mathsf{ \small{ \frac{{55}}{{100}} } }\) = 0,55; 0,55 × 1800 = 990, dus 990 romans verkoopt de boekhandelaar per week

  2. 9 : 27 = 0,333... ≈ 33,3%, dus 33,3% van de leerlingen had een onvoldoende

 

5.      

 

Uitgave % kommagetal berekening bedrag
Wonen 25% 0,25 0,25 × 36.000 € 9.000,-
Kleding 22% 0,22 0,22 × 36.000 € 7.920,-
Voeding 28% 0,28 0,28 × 36.000 € 10.080,-
Auto 5% 0,05 0,05 × 36.000 € 1.800,-
Overigen 20% 0,20 0,20 × 36.000 € 7.200,-
Totaal 100% 1,00 1,00 × 36.000 € 36.000,-

 

6.      

 

54% = 0,54

0,54 × 130 = 70,2

De chocoladereep bevat 70,2 gram cacao.

 

7.      

 

  1. totaalgewicht = 200 + 200 + 240 + 200 = 840 g (ongeveer)
  2. vet:  200 : 840 = 0,2380... ≈ 23,8%
  3. ei: 240 : 840 = 0,2857... ≈ 28,6%

 

8.      

 

  1. 1,4 : 3,24 = 0,432098... ≈ 43,2%
    Dit is ongeveer 43,2%.
  2. 24 uur x 3,24 = 77,76 kWh
    De panelen kunnen maximaal 77,76 kWh leveren.
    25,7 : 77,76 =  0,33050... ≈ 33,1%
    Dit is ongeveer 33,1% van het maximale piekvermogen.

 

9.      

 

  1. Rekening $ is van voor het isoleren.
  2. 2185 - 1709 = 476
    Er is 476 kubieke meter bespaard. 
  3. 476 : 2185 = 0,217848... ≈ 21,8%
    De besparing is ongeveer 21,8%.
  4. Laat je antwoord zien aan de docent.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4 Procenten erbij of eraf

2H06.4 Uitwerkingen .....................................................................................................

1.      

 

    • oude verkoopprijs is 100%   korting is 25%   nieuwe verkoopprijs = 75%
    • 75% = \(\mathsf{ \small{ \frac{{75}}{{100}} } }\) = 0,75
    • 75% van € 48,- = 0,75 × 48
    •                          = 36
    Dus de trui kost nu € 36,-
    • oude verkoopprijs = 100%   verhoging = 5%   nieuwe verkoopprijs = 105%
    • 105% = \(\mathsf{ \small{ \frac{{105}}{{100}} } }\) = 1,05
    • 105% van € 40,- = 1,05 × 40
    •                            = 42
    Het jaarabonnement is nu dus € 42,-

 

2.      

 

Voor alle artikelen geldt:

nieuwe prijs = oude prijs + 35 % = 100% + 35% = 135% = \(\mathsf{ \small{ \frac{{135}}{{100}} } }\) = 1,35 × oude prijs

Vaas: 60 × 1,35 = € 81,-

Kandelaar: 20 × 1,35 = € 27,-

Fotolijst: 25 × 1,35 = € 33,75

Sleutelhanger: 4 × 1,35 = € 5,40

 

3.      

 

  1. 100% - 20% = 80% = \(\mathsf{ \small{ \frac{{80}}{{100}} } }\)= 0,80
    800 × 0,80 = 640
    Deze week verkocht de boekhandelaar 640 boeken.

  2. 100% + 6% = 106% = \(\mathsf{ \small{ \frac{{106}}{{100}} } }\)= 1,06
    € 35.000 × 1,06 = € 37.100,-
    In 2007 verdiende mevrouw Satir € 37.100

 

4.      

 

'oude' bedrag erbij of eraf 'nieuwe' bedrag
€ 20.000,- 30% erbij € 26.000,-
€ 20.000,- 15% eraf € 17.000,-
€ 500,- 8% erbij € 540,-
€ 500,- 27% eraf € 365,-

 

 

5.      

 

100% - 74% = 174% = 1,74

De nieuwe waarde van de bitcoin wordt dan:

1,74× € 27500 = € 47.850,-

 

6.      

 

100% + 31% = 131% = 1,31

Totaal betaal je nu:

1,31 × € 473 = €  619,63

 

 

7.      

 

  1. 21% = 0,21, er komt dus 0,21 × € 463,- = € 97,23 BTW bij
  2. De totaal prijs wordt dan € 463 + € 97,23 = € 560,23

 

8.      

 

100% + 21% = 121% = 1,21

De prijs, inclusief BTW, wordt dan: 1,21 × € 896 = € 1084,16

 

9.      

 

  1. 17% = 0,17
    €349,00 x 0,17 = €59,33
    Je krijgt €59,33 korting
  2. €349,00 - €59,33 = €289,67
    Je moet nu €289,67 betalen voor de camera.

 

10.      

 

100% + 6%= 106%
106% = 1,06

€59,95 x 1,06 = €63,55
Volgend jaar is de prijs voor een abonnement €63,55.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5 Nog meer procenten

2H06.5 Uitwerkingen ..........................................................................................................

   

 

    • \(\mathsf{ \small{ \frac{{2760}}{{2400}} } }\) = 1,15 = 115%
    • Dus het salaris van meneer Jonassen is met 115% - 100% = 15% gestegen.
    • De prijs exclusief BTW is dus € 84,70 : 1,15 = € 70,-

 

 

   

 

Vaas:

  • \(\mathsf{ \small{ \frac{{39}}{{45}}≈ } }\) 0,867 = 86,7%
  • Dus de korting is  100% - 86,7 % = 13,3%

Sleutelhanger:

  • \(\mathsf{ \small{ \frac{{4,90}}{{5,90}}\approx } }\) 0,831 = 83,1%
  • Dus de korting is 100% - 83,1% = 16,9 %

 

 

   

 


Kandelaar:

€ 49 : 1,21 \(\mathsf{ \small{ \approx } }\) € 40,50

Fotolijstjes:

€ 21,90 : 1,21 \(\mathsf{ \small{ \approx } }\) € 18,10

 

 

 

 

 

   

 

    • \(\mathsf{ \small{ \frac{{944}}{{800}} } }\)= 1,18 = 118%
    • Dus de stijging is 118% - 100% = 18%.
    • De prijs exclusief BTW is € 34,95 : 1,06 \(\mathsf{ \small{ \approx } }\) € 32,97

 

 

   

 

'oude' bedrag erbij of eraf 'nieuwe' bedrag
€ 20.000,- 30% erbij € 26.000,-
€ 30.000,- 15% eraf € 25.500,-
€ 40.000,- 10% erbij € 44.000,-
€ 600,- 12% eraf € 528,-
€ 900,- 18% erbij € 1.062,-
€ 1.200,- 8% eraf € 1.104,-

 

 

   

 

De reep is 95 - 80 = 15 cent duurder geworden.

Dat is 1580

= 0,1875 ≈ 18,8 % duurder.

Of, met een verhoudingstabel:

 

   

 

  • 4,2% = 0,042
    0,042 × 244,67 = 10,27614 ≈ 10,28
    244,67 + 10,28 = 254,95
  • Met 21% BTW erbij wordt dat 254,95 × 1,21 = 308,4895 ≈ 308,49
  • 308,49 + 12,50 = 320,99

Hasan betaalt uiteindelijk € 320,99 voor zijn nieuwe telefoon.

 

   

 

** als je met de muisaanwijzer over de grafieken gaan kun je de percentages precies aflezen! **

  1. De stijging voor de ongezondere voedingsmiddelen
    was 12,1%



    De stijging voor de gezondere voedingsmiddelen
    was 22,2%

    Het verschil is 22,2 - 12,1 = 10,1%
  2. Het artikel gaat over de periode 2007-2017
  3. Melk is het meest in prijs gestegen (bijna 60%).
  4. De huidige prijs (€ 1,00) is 160% van de oude prijs.
    Met een verhoudingstabel kun je nu de oude prijs uitrekenen:
  5.  

 

   

 

 

 

 

   

 

 

 

 

10     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6 Werken met BTW

Nog geen uitwerkingen!

7 Gemengde opgaven

Nog geen uitwerkingen!

Extra opgaven

2H06.E1 Uitwerkingen 1 .....................................................................................................

   

 

Je krijgt 0,30 × € 89,- = € 26,70 korting.
De jurk kost nu dus € 89,-  -  € 26,70  =  € 62,20 .

 

   

 

Je krijgt over 1 jaar 0,032 × € 150 = € 4,80 rente als je niks van de rekening afhaalt.
Na 1 jaar staat er dus € 150  +  € 4,80 = € 154,80 op je rekening.

 

   

 

15% van 640 = 0,15 × 640 = 96 reisboeken

 

   

 

productgroep omzet (%) kommagetal berekening bedrag
Zuivel 15% 0,15 0,15 × 1850 € 277,50
Groente 20% 0,20 0,20 × 1850 € 370,-
Vlees/vis 10% 0,10 0,10 × 1850 € 185,-
Brood 25% 0,25 0,25 × 1850 € 462,50
Overig 30% 0,30 0,30 × 1850 € 555,-
Totaal 100% 1,00 1,00 × 1850 € 185,-

 

 

 

   

 

Armband
De normale prijs van de armband is € 110,-.
De ‘dwaze prijs’ is € 89,-.
De korting is dus € 21,-.
De korting in procenten is \(\mathsf{ \small{ \frac{{21}}{{110}}≈ } }\) 0,19, dus de korting is ongeveer 19%

Ketting
De normale prijs van de ketting is € 90,-.
De ‘dwaze prijs’ is € 75,-.
De korting is dus € 15,-.
De korting in procenten is \(\mathsf{ \small{ \frac{{15}}{{90}}≈ } }\) 0,17, dus de korting is ongeveer 17%.

 

   

 

2500 km : 25 km = 100
Je krijgt dus de prijs van 100 L benzine vergoed,
dat is 100 × € 2,- = € 200

Je krijgt dus € 200,- korting.
\(\mathsf{ \small{ \frac{{200}}{{2000}} } }\) = 0,10 = 10%

Je krijgt dus 10% korting.

 

 

 

 

   

 

 

 

 

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2H06.E2 Uitwerkingen ........................................................................................................

   

 

Normaal betaal je voor drie zakken chips 3 × € 1,90 = € 5,70,-.
Met de korting betaal je nog 2 × € 1,90 = € 3,80.

Je krijgt \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{3}}\approx } }\) 0,333 korting, dus 33,3% korting.

Cola:
normaal 3 × € 2,40 =  € 7,20
met korting 2 ×  € 2,40 = € 4,80
Je krijgt \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{3}}\approx } }\) 0,333 korting, dus 33,3% korting.

Bij ‘Drie halen, twee betalen’ krijg je dus altijd 33,3% korting.

 

 

   

 

De kostprijs voor één kast is € 200 + € 80 = € 280,-.
De verkoopprijs voor één kast is dus 1,25 × € 280 = € 350,-

 

 

   

 

Als Joost de scooter in termijnen koopt betaalt hij € 300 + 10 × € 200 = € 2300,-.
De scooter is dus € 300 duurder als hij de scooter in termijnen betaalt.

\(\mathsf{ \small{ \frac{{300}}{{2000}} } }\)= 0,15. De scooter is dus 15% duurder als hij in termijnen betaald.

 

 

   

 

Als Simon geen geen geld van zijn rekening afhaalt heeft hij na een jaar 1,03 × € 400 = € 412,-.
Na twee jaar heeft hij 1,03 × € 412 = € 424,36.

 

 

   

 

€ 1490 : 1,06 \(\mathsf{ \small{ \approx } }\) € 1405,66

 

 

   

 

'oude bedrag' erbij of eraf 'nieuwe bedrag'
€ 22.000,- 30% erbij € 28.600,-
€ 33.000,- 60% eraf € 13.200,-
€ 40.000,- 20% erbij € 48.000,-
€ 600,- 17% eraf € 498,-
€ 900,- 34% erbij € 1.206,-
€ 1.700,- 8% eraf € 1.564,-

 

 

   

 

 

 

 

   

 

 

 

 

   

 

 

 

 

   

 

 

 

 

   

 

 

 

 

 

 

2H07 Statistiek en kans

§1 Turven en tellen

2H07.1 Uitwerkingen .........................................................................................................

   

 

  1. cijfer   6,4 7,0 7,6 8,2 8,8 9,4 10,0
    aantal   3 3 7 5 4 2 3
  2. 27 leerlingen hebben deze toets gemaakt.

 

   

 

*

 

   

 

*

 

   

 

*

 

   

 

*

§2 Lijndiagram

2H07.2 Uitwerkingen .........................................................................................................

   

 

  1. 3 °C
  2. 6 °C
  3. Om 11 uur en 17 uur
  4. Om 10 uur
  5. tijd (uur)

    7:00

    9:00

    11:00

    13:00

    15:00

    17:00

    temperatuur (°)C

    2

    3

    5

    6,5

    6,5

    5

 

   

 

  1. 12 cm
  2. 6 cm
  3. 13 cm
  4. 4 uur
  5. 7 uur

 

   

 

  1. 30
  2. 1998
  3. 50

 

   

 

  1. 20 km/uur
  2. 5 seconden
  3. Als je de auto start, staat de auto nog stil.
  4. Ongeveer 65 km/uur.
  5. 8 à 9 seconden

 

   

 

Je assenstelsel met grafieken zou er zo uit kunnen zien:

 

   

 

Een voorbeeld van een goede grafiek:

§3 Beeld- en staafdiagram

2H07.3 Uitwerkingen ...............................................................................

   

 

   

 

 

 

   

 

 

 

   

 

  1. € 22.000,-
  2. € 3.000,-
  3.  



 

   

 

  1. 1 zwemmertje staat voor 4 kinderen.
  2. 5 × 4 = 20 jongens hebben het B diploma gehaald
  3. 32 × 4 = 128 kinderen hebben een diploma gehaald
  4. 19 × 4 = 76 meisjes haalden een diploma,
    13 × 4 = 52 jongens haalden een diploma.
    Door meisjes werden dus 76 - 52 = 24 diploma's meer gehaald.

 

   

 

  1. 1.000.000, want 1 hokje staat verticaal voor 100.000 personen.
  2. 6 × 100.000 = 600.000 mensen gaan naar Duitsland op vakantie.
  3. Naar Spanje gaan 7 × 100.000 = 700.000 mensen
  4. Dat klopt niet, want de staaf bij Eneglanfd is NIET 2,5 hokje hoog.

 

   

 

*

 

   

 

*

 

   

 

        

 

10     

 

  1. *
  2. *
  3. *
  4. *

 

 

 

§4 Cirkeldiagram

2H07.3 Uitwerkingen ....................................................................................................

   

 

  1. Pizza Margherita

  2. 8% van 7200 = 0,08 × 7200 = 576 pizza's Hawaï

     

 

   

 

Sport aantal Percentage
Voetbal 60 60/100 = 0,6 = 60%
Tennis 24 24/100 = 0,24 = 25%
Volleybal 10 10/100 = 0,1 = 10%
Hockey 6 6/100 = 0,06 = 6%
Totaal 100 100,00%

 

   

 

  1. Stripboeken
  2. 30 % = 0,3
    45 % = 0,45
  3. Stripboeken: 0,25 × 800 = 200
    Studieboeken: 0,3 × 800 = 240
    Romans: 0,45 × 800 = 360

 

   

 

  1. Bellen is aangegeven met blauw.

 

 

  1. Kleding: 15/40 = 0,375 = 37,5 %
    Overigen: 8/40 = 0,2 = 20 %

 

 

 

 

 

   

 

genre aantal procent graden
thrillers 360 40 144
romans 270 30 108
reisboeken 135 15 54
kookboeken 90 10 36
overig 45 5 18
totaal 900 100 360

 

 

 

   

 

 

Gezin 1

Bestedingen Bedrag in euro's percentage sectorhoek (o)
Overig 500 3,0% 11
Kleding en schoeisel 1000 6,1% 22
Hygiëne en geneeskundige verzorging 1300 7,9% 28
Voeding 2900 17,6% 63
Ontwikkeling, ontspanning en verkeer 4700 28,5% 103
Wonen 6100 37,0% 133
Totaal 16500 100 360

 

Gezin 2

Bestedingen Bedrag in euro's percentage sectorhoek (o)
Overig 5200 10,3% 113
Kleding en schoeisel 4300 8,5% 94
Hygiëne en geneeskundige verzorging 3900 7,7% 85
Voeding 4100 8,1% 89
Ontwikkeling, ontspanning en verkeer 18000 35,5% 393
Wonen 15200 30,0% 332
Totaal 50700 100 360

 

 

 

 

   

 

*

 

§5 Gemiddelde

2H07.1 Uitwerkingen .......................................................................................................

  Toetsen wiskunde

 

( 5 + 7 + 6 + 8) : 4 = 6,5

Je staat dan dus een 6,5 gemiddeld voor wiskunde.

 

  Toetsen Nederlands

 

  Gemiddelde
5, 12, 12, 28, 23, 31 18,5
50, 67, 79, 45 60,3
4, 1, 7, 3, 1, 4, 8, 9, 9 5,1
25, 25, 25, 29, 27, 27 26,3

 

 

  Toetsen Nederlands

 

Het gewogen gemiddelde is dan: 7 + 7 + 8 + 2 × 5 + 2 × 5) : 7 = 42 : 7 = 6

Je staat dus een 6 gemiddeld voor Nederlands.

 

  Toetsen Engels

 

Het gewogen gemiddelde is dan: (7 + 7 + 2 × 5 + 2 × 5 + 2 × 7) : 8 = 48 : 8 = 6
Je staat dus een 6 gemiddeld voor Engels

 

  Repetitie wiskunde

 

  1. In de klas zitten 4 + 8 + 7 + 6 + 5 = 30 leerlingen

  2. Gemiddelde is: (4 × 4 + 8 × 5 + 7 × 6 + 6 × 7 + 5 × 8) : 30 = 180 : 30 = 6
    Het gemiddelde van alle leerlingen is 6

 

  Toetsen Frans

 

Je hebt straks 3 toetsen, gemiddeld kom je uit op een 6.
Je hebt dan dus in totaal 3 × 6 = 18 punten nodig.

Je had al een 4,5 en een 7; dat is samen 11,5 punten.

Je moet dus nu nog 18 - 11,5 = 6,5 punten scoren.

Voor de toets moet je dus een 6,5 halen

 

  Soldaten

 

  1. ( 4 × 175 + 6 × 180 + 5 × 185 + 3 × 190 + 2 × 195 ) : 20 = 183,25 cm
  2. Dat is afgerond 183 cm
  3. In meters is dat 1,83 m

 

 

 

  Lichaamslengte

 

Je vind de Wikipediapagina hier.

  1. De kleinste lengte is: 155 cm
  2. De grootste lichaamslengte is: 172 cm
  3. De gemiddelde lichaamslengte is: 2818 : 17 = 165,76... ≈ 165,8 cm
  4. Nee, want omdat je niet weet hoe groot de aantallen inwoners van de verschillende landen waren heb je geen gewogen gemiddelde uit kunnen rekenen. Dat zou eigenlijk wel moeten.

 

   

 

*

 

10     

 

(22 × 6,4 + 28 × 6,7) : (22 + 28) = 328,4 : 50 = 6,568 ≈ 6,6

 

 

 

 

§6 Modus en mediaan

2H07.5 Uitwerkingen ..............................................................................................................

   

 

  1. Modus is het meest voorkomend getal. De modus is 5
  2. Mediaan is het middelste getal. Mediaan is 6
  3. Gemiddelde is  (4 + 5 + 5 + 5 + 6 + 6 + 7 + 7 + 8) : 9 = 53 : 9 ≈ 5,9

 

   

 

  1. Modus is het vaakst voorkomend getal. Modus is 5
  2. Mediaan is het gemiddelde van de twee middelste getallen. Mediaan is (5 + 6) : 2 = 5,5
  3. Gemiddelde is (4 + 5 + 5 + 5 + 5 + 6 + 6 + 7 + 7 + 8) : 10 = 58 : 10 = 5,8

 

   

 

  1. Modus is het vaakst voorkomend getal. Modus is 7
  2. Zet de getallen eerst op volgorde:
    4  5  5  6  6  7  7  7   8  9
    Mediaan is het gemiddelde van de twee middelste getallen. Mediaan is (6 + 7) : 2 = 6,5
  3. Gemiddelde is (8 + 6 + 7 + 4 + 5 + 6 + 7 + 7 + 9 + 5) : 10 = 64 : 10 = 6,4

 

 

   

 

  1. Modus is het vaakst voorkomend cijfer. Modus is 7
  2. Zet de getallen eerst op een rijtje:
    4  4  5  5  5  6  6  6  6  6  6  6  7  7  7  7  7  7  7  7  7  7  7  8  8  8  8  8  9
    Mediaan is het middelste getal. Mediaan is 7
  3. Gemiddelde is (4 × 2 + 5 × 3 + 6 × 7 + 7 × 11 + 8 × 5 + 9 × 1) : 29 = 191 : 29 ≈ 6,6

 

   

 

  1. Modus is het vaakst voorkomend cijfer. Modus is 6
  2. Zet de getallen eerst op een rijtje:
    5  5  5  5  6  6  6  6  6  6  6  6  7  7  7  7  7  7  8  8  8  8  9  9
    Mediaan is het gemiddelde van de twee middelste getallen. Mediaan is (6 + 7) : 2=6,5
  3. 12 van de 24 leerlingen scoren lager dan de mediaan, dat is 12 : 24 = 0,5 = 50%

 

 

   

 

  1. (8000 + 4 × 3000 + 30 × 1900) : 35 = 77000 : 35 = 2200 euro
  2. Het inkomen dat het meest voorkomt: € 1900,−

 

   

 

  1. Modale klasse is de klasse "170 tot 180"
  2. De mediaan bevindt zich in de klasse "170 tot 180" (waarneming 45 en 46)

 

   

 

*

 

 

   

 

*

 

10     

 

  1. *
  2. *
  3. *

§7 Steel-bladdiagram

2H07.6 Uitwerkingen ....................................................................................................

   

 

 

 

   

 

  1. 11 leerlingen
  2. Het gemiddelde voor deze toets is:
    180,5 : 30 ≈ 6,0
  3. De mediaan is het gemiddelde van het 15e en 16e cijfer, dus (6,0 + 6,3) : 2 = 6,15
  4. De modus is 6,5

 

 

 

 

 

 

   

 

  1. Klas 2A A heeft minder onvoldoendes.
  2. Klas 2B heeft meer hele hoge resultaten zoals een 8,6 een 8,8 en een 9,5.
  3. *
  4. In 2A is het gemiddelde: 140.7 : 23 ≈ 6,1
    In 2B is het gemiddelde: 142,7 : 24 ≈ 5,9
  5. De mediaan in 2A is het 12e getal, dat is 6,2
    De mediaan in 2B is het gemiddelde van het 12e en 13e getal,
    dus (5,8 + 6,0) : 2 = 5,9
  6. in 2A is de modus 5,5; in 2B is er geen modus.

 

 

   

 

  1. Er zitten 24 leerlingen in deze klas
  2. Het laagste cijfer is een 2,8
  3. 9 leerlingen hebben een 6,5 of hoger gehaald.
    Dat is 9/24 = 0,375 = 37,5%
  4. Het gemiddelde cijfer is: 142,7 : 24 ≈ 5,9
  5. De mediaan is het gemiddelde van het 12e en 13e cijfer,
    dat is (5,8 + 6,0) : 2 = 5,9
  6. 12 leerlingen hadden lager dan een 6,0,
    dat is 12/24 = 0,5 = 50%

 

   

 

  1. Het gemiddelde is 218,4 : 27 ≈ 8,1
  2. De mediaan is het 14e getal, dus 8,2
  3. De modus is 7,7

 

 

   

 

*

 

 

   

 

De gemiddelde dagopbrengst was: 264 : 28 ≈ 9,4 kWh

De mediaan is het gemiddelde van het 14e en 15e getal,
dat is (10,5 + 11) : 2 = 10,75

Er is geen modus, want 12,0 en 13,0 komen beide 3 keer voor.

 

 

 

 

 

 

 

   

 

*

 

   

 

 

 

 

 

 

 

10     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

§8 Kans en verwachting

2H07.8 Uitwerkingen ....................................................................................................

   

 

100% - 40% = 60% kans dat het niet gaat regenen.

 

   

 

\(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{2}} } }\) = 50%

De kans op munt is ook \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{2}} } }\), en dus ook 50%.

 

   

 

De  kans is  \(\mathsf{ \small{ \frac{{2}}{{5}} } }\) = 40%

 

   

 

  1. \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{4}} } }\) = 25%
  2. \(\mathsf{ \small{ \frac{{4}}{{52}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{13}} } }\) ≈ 7,7%
  3. \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{52}} } }\) ≈ 1,9%

 

   

 

  1. AA BA CA DA
    AB BB CB DB
    AC BC CC DC
    AD BD CD DD

    Er zijn 16 verschillende mogelijkheden.

  2. De kans dat je beide vragen goed gokt is: \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{16}} } }\) = 0,0625 ≈ 6,3%

 

   

 

  1. \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{6}} } }\) = 0,1666... ≈ 16,7%
  2. \(\mathsf{ \small{ \frac{{3}}{{6}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{2}} } }\) = 0,5 = 50%
  3. \(\mathsf{ \small{ \frac{{2}}{{6}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{3}} } }\) = 0,333... ≈ 33,3%

 

   

 

  1. De kans op 5 is: \(\mathsf{ \small{ \frac{{4}}{{16}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{4}} } }\) = 0,25 = 25%
  2. De kans op 6 is: \(\mathsf{ \small{ \frac{{3}}{{16}} } }\) = 0,1875 ≈ 18,8%
  3. De kans op 7 is: \(\mathsf{ \small{ \frac{{2}}{{16}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{8}} } }\) = 0,125 = 12,5%

 

   

 

  1. ZW = zacht wit broodje     HW = hard wit broodje   HB = hard bruin broodje    
       
  2. De kans op een broodje kaas is  \(\mathsf{ \small{ \frac{{3}}{{10}} } }\) = 0,3 = 30%
  3. De kans op een broodje zalmsalade is \(\mathsf{ \small{ \frac{{2}}{{10}} } }\) = 0,2 = 20%

 

   

 

  1. De kans op een blauwe knikker is: \(\mathsf{ \small{ \frac{{11}}{{6\ +\ 11\ +\ 7}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{11}}{{24}} } }\) = 0,45833... ≈ 45,8%
  2. De kans op een groene knikker is: \(\mathsf{ \small{ \frac{{7}}{{24}} } }\) = 0,29166... ≈ 29,2%
  3. Er zijn nu al twee knikkers uit de vaas, dus zijn er nog 24 - 2 = 22 over.
    Er zijn nog steeds 6 rode knkkers in de vaas, dus de kans dat Evelien er een rode knikker uit haalt is nu: \(\mathsf{ \small{ \frac{{6}}{{22}} } }\) = 0,27272... ≈ 27,3%

 

10     

 

De kans op een groene knikker is \(\mathsf{ \small{ \frac{{7}}{{24}} } }\)

Als je 50 keer een knikker pakt verwacht je \(\mathsf{ \small{ \frac{{7}}{{24}} } }\) × 50 = 14,58... keer een groene knikker.
Dat is ongeveer 15 keer.

 

 

11     

 

  1. Kans op een 'vier' is \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{6}} } }\).
  2. \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{6}} } }\) × 600 = 100, dus je verwacht 100 keer 'vier' te gooien.
  3. Kans op meer dan 'vier' is \(\mathsf{ \small{ \frac{{2}}{{6}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{3}} } }\).
  4. \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{3}} } }\) × 600 = 200 , dus je verwacht 200 keer meer dan 'vier' te gooien.

 

12     

 

  1. Kans op de letter 'e' is \(\mathsf{ \small{ \frac{{1.000}}{{8.000}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{8}} } }\) = 12,5%.
  2. Kans op een letter 'e' is \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{8}} } }\).
    Verwachting is dus \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{8}} } }\) × 120.000 ≈ 15.000 keer de letter 'e'.

 

13     

 

  1. 60% van 40 = 0,6 × 40 = 24 leerkrachten.
  2. Leeftijd 2 mavo tussen 12 en 16 jaar. Gebruik hulpmiddel is ongeveer 25%. Dus aantal leerlingen is 0,25 × 28  =7.
    Dus ongeveer 7 leerlingen met een bril.

 

14     

 

  1. Aantal mogelijke worpen is 8 × 8 = 64.
  2. Aantal verschillende sommen: 15 (2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16)
  3. (1,8) (2,7) (3,6) (4,5) (5,4) (6,3) (7,2) (8,1), dus op 8 verschillende manieren.
  4. Kans op som 9 is \(\mathsf{ \small{ \frac{{8}}{{64}} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{8}} } }\).
  5. Verwachting is \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{8}} } }\) × 320 = 40.

§10 Herhaling

§11 Extra stof

2H07.E Uitwerkingen ..........................................................................................................

   

 

  1. Opgeteld: 21.350
    Dat is 21.350 : 7= 3050 per dag
  2. gem. 3.000 is 7 × 3.000 =2 1.000 in een week.
    21.000 – 11.990 = 9.010
    Dus nog 9.010 bezoekers op zondag.

 

   

 

  1. 7 + 7 + 8 + 3 × 5 + 3 × 5 = 52
    52 : 9 ≈ 5,78
  2. Je moet dan in het totaal 60 punten hebben, 60 : 10 = 6
    Dus je moet nog een 60 - 52 = 8 halen.

 

   

 

Totaal aan salaris: 7 × € 2450 = € 17.150
zes werknemers samen: € 17.150 – € 4.100 = 13.050
per werknemer: € 13.050 : 6 = € 2175,-

 

   

 

  1. 30 leerlingen
  2. Het laagste cijfer is een 2,6 en het hoogste cijfer is een 9,3
  3. 3 leerlingen
  4. 8 leerlingen
  5. Het gemiddelde is ongeveer een 7.

 

   

 

  1. 8 boten
  2. 11 minuten
  3. De vaartijd is 5 minuten.
    De boot van 18:50 uur komt om 18:55 uur aan, dus je moet pont nemen van 18:35 uur.

 

   

 

totaal: 3 × 1 + 5 × 3 + 7 × 5 + 11 × 7 + 3 × 9 = 157
gemiddelde ≈ 157 : 29 = 5,4 cm

 

   

 

  1. 1,80 + 1,65 + 1,76 + 1,55 + 1,58 + 1,85 + 1,79 + 1,73 = 13,71
    13,71 : 8 ≈ 1,71

 

   

 

  1. \(\mathsf{ \small{ \frac{{7}}{{10}} } }\) = 70%
  2. \(\mathsf{ \small{ \frac{{6}}{{9}} } }\) =2/3 ≈ 66,7%

 

   

 

  1. \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{6}} } }\) ≈ 16,7%
  2. \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{6}} } }\) ≈ 16,7%

 

10     

 

  1. 0,25 × 620 =155.
    Dus 155 kinderen hebben geantwoord dat ze het liefst sporten.
  2. Er zijn in totaal 620 kinderen ondervraagd.
    We hebben net berekend dat er 155 kinderen hebben gezegd dat ze het liefst sporten.
    Het aantal dat zegt dat ze in hun vrije tijd graag lezen is dan:
    620 − 155 − 160 − 40 − 195 − 39 = 31.
  3. \(\mathsf{ \small{ \frac{{31}}{{620}} } }\) × 100% = 5%.

 

11     

 

  1. Lees het antwoord af aan de gegevens:
    Er zitten 11 meisjes in de klas en 15 jongens.
  2. 80% van de jongens heeft minder ver gesprongen, dat zijn er 0,8 × 15 = 12.
    Er hebben dus 12 jongens minder ver gesprongen dan hij.
    Aflezen uit het steel-bladdiagram geeft dat Rick dan dus 4,5 meter heeft gesprongen.

 

12     

 

  1. Er zijn 20 resultaten, dus er hebben 20 mensen gegooid.
  2. De frequenties 1, 2, 3, 4 en 5 komen voor. Reken die om in procenten:
    \(\mathsf{ \small{ \frac{{1}}{{20}} } }\) × 100% = 5%.
    \(\mathsf{ \small{ \frac{{2}}{{20}} } }\) × 100% = 10%.
    \(\mathsf{ \small{ \frac{{3}}{{20}} } }\) × 100% = 15%.
    \(\mathsf{ \small{ \frac{{4}}{{20}} } }\) × 100% = 20%.
    \(\mathsf{ \small{ \frac{{5}}{{20}} } }\) × 100% = 25%.
    Dus bij de aantallen 5, 6, 12 en 20 hoort een frequentie van 5%, bij 0 en 4 hoort 10%, bij 2 en 10 hoort 15% en bij het aantal 7 hoort 25%.
    Het cirkeldiagram dat hier bij hoort is dan:

  3. *

 

 

13     

 

  1. De frequenties bij elkaar opgeteld is het aantal hoogspringers, en dat is:
    2 + 1 + 2 + 6 + 7 + 2 = 20.
  2. Dat is 180 cm.
  3. De gemiddelde spronghoogte zal onder de modale klasse liggen.
    Er is vaker een hoogte gesprongen die onder de modale klasse ligt dan een hoogte die er boven ligt.
  4. De totale spronghoogte van alle hoogspringers samen is:
    2 × 140 + 190 + 2 × 160 + 6 × 170 + 7 × 180 + 2 × 190 = 3410.
    De gemiddelde spronghoogte per persoon is dan 3410 : 20 = 170,5 cm.
    Dit ligt inderdaad onder de modale klasse van 180 cm.
       
  5. Er hebben 5 mensen lager gesprongen dan Tey.
    Dat is \(\mathsf{ \small{ \frac{{5}}{{20}} } }\) × 100% = 25%.

§12 Themaopdrachten

2H08 Pythagoras, inhoud en doorsnede

§2 De stelling van Pythagoras

2H08.1 Uitwerkingen .............................................................................................................

   

 

  • Hoek B is de rechte hoek.
  • De zijden AB en BC zijn rechthoekszijden.
  • De zijde AC is de langste zijde.

opp vierkant I + opp vierkant II = opp vierkant III

 

   

 

Vul in:    BC = √20 ≈ 4,47

 

   

 

 

   

 

 

  1. Oppervlakte driehoek: 0,5 × 18 × 12 = 108

 

   

 

     AB = √52 ≈  7,21

 

 

   

 

  1. Zijde AB
    Hoek C



  2. De optelling in het schema klopt niet, dus de driehoek is niet rechthoekig.

 

   

 

 

  1. PQ = √(6² + 2²)  = √40
    QR = √(1² + 3²) =  √10
    PR = √(5² + 5²) =   √50

  2. Driehoek PQR is wel rechthoekig.

 

 

Extra opgaven I: Pythagoras

2H08.E1 Uitwerkingen .......................................................................................................

   

 

lengte onderste rechthoekszijde: 2 : 2 = 1

  zijde kwadraat  
rhz 1 1  
rhz 1,2 1,44 +
sz √2,44 2,44  


√2,44 = 1,56.... ≈ 1,6

 

Het schuine deel van de tent is ongeveer 1,6 m lang

 

   

 

in schema:

  zijde kwadraat  
rhz 7 49  
rhz √15 15 +
sz 8 64  

 

√15 = 3,872...  ≈ 3,9
De hoogte van de berg is ongeveer 3,9 km.

 

   

 

Breedte huis:

In schema, 2 manieren:

  zijde kwadraat  
rhz 3 9  
rhz 4 16 +
sz 5 25  
   
  zijde kwadraat  
sz 5 25  
rhz 3 9 _
rhz 4 16  

OF

rhz = \(\mathsf{ \small{ \sqrt{ 5^2 - 3^2} } }\) = 4

De breedte van het huis is 2 × 4 = 8 m.

 

 

Hoogte huis:

Bijvoorbeeld

rhz = \(\mathsf{ \small{ \sqrt{ 14^2 - 8^2} } }\) = \(\mathsf{ \small{ \sqrt{ 132} } }\) = 11,489... ≈  11,49


De hoogte van het huis is 11,49 + 3 = 14,49 m   ( ≈ 14,5 m)

 

 

   

 

  1. Bijvoorbeeld:

      zijde kwadraat  
    rhz 12,25 150,0625  
    rhz 12,25 150,0625 +
    sz √300,125 300,125  


    √300,125 = 17,324...   17,3
    De lengte van een recthoekszijde van de geodriehoek is ongeveer 17,3 cm

  2. Eigen antwoord.

 

   

 

  zijde kwadraat  
rhz 3 9  
rhz 7 49 +
sz √58 58  

 

\(\mathsf{ \small{ \sqrt{58} } }\) = 7,615.... ≈  7,6 m

Extra opgaven II: Doorsnede en inhoud

2H08.E Uitwerkingen inhoud en doorsnede ...............................................................................

   

 

  1. 5 m³ = 5.000.000 cm³
  2. 4 dm³ = 4.000 cm³
  3. 0,5 m³ = 500.000 cm³
  4. 0,2 dm³ = 200 cm³
  5. 2,6 m³ = 2.600.000 cm³
  6. 7,8 dm³ = 7.800 cm³

 

   

 

  1. 20.000.000 cm³ = 20  m³
  2. 6.000 cm³ = 3 dm³
  3. 700.000 cm³ = 0,7 m³
  4. 200 cm³ = 0,2 dm³
  5. 2.600.000 cm³ = 2,6 m³
  6. 17.800 cm³ = 17,8 dm³

 

   

 

Je weet: 1 L = 1 dm³.

  1. 8 m³ = 8.000 L
  2. 6.500 cm³ = 6,5  L    
  3. 0,07 m³ = 70 L
  4. 20 cm³ = 0,02 L    
  5. 2,6 m³ = 2.600 L
  6. 450 cm³ = 0,45 L

 

   

 

Inhoud = 40 × 20 × 30 = 24.000 cm³
24.000 cm³ = 24 L
Vullen duurt 24 : 1,5 = 16 minuten

 

   

 

Oppervlakte grondvlak = 0,5 × 1,5 × 1,3 = 0,975 cm²
Hoogte = 3,5 cm
Inhoud = 0,975 × 3,5 = 3,4125 cm³ ≈ 3,4 cm³

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

   

 

Grondvlak is een cirkel met straal van 3,3 cm.
Oppervlakte grondvlak = · 3,3 · 3,3 =  · 10,89 ≈ 34,2 cm²
Inhoud ≈ 34,2 · 10 = 342 cm³ = 342 mL
Dus inhoud is net groot genoeg.

2H09

2H10

  • Het arrangement 2VMBO Antwoorden-uitwerkingen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    20-05-2022 12:11:15
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    2021-01-06 Willem de Graaf
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Wiskundesectie Juliana. (z.d.).

    2H06 Verhoudingen en procenten

    https://maken.wikiwijs.nl/116592/2H06__Verhoudingen_en_procenten

    Wiskundesectie Juliana. (z.d.).

    2H07 - Uitwerkingen

    https://maken.wikiwijs.nl/122660/2H07___Uitwerkingen

    Wiskundesectie Juliana. (z.d.).

    2H07 Statistiek en kans

    https://maken.wikiwijs.nl/120447/2H07_Statistiek_en_kans

    Wiskundesectie Juliana. (z.d.).

    2H07 §1 Turven en tellen

    https://maken.wikiwijs.nl/120564/2H07__1_Turven_en_tellen

    Wiskundesectie Juliana. (z.d.).

    2H07 §3 Beeld- en staafdiagram

    https://maken.wikiwijs.nl/120604/2H07__3_Beeld__en_staafdiagram

    Wiskundesectie Juliana. (z.d.).

    2H08 Pythagoras, inhoud en doorsnede

    https://maken.wikiwijs.nl/121257/2H08_Pythagoras__inhoud_en_doorsnede

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.