1848: Nederland werd een democratie
In 1848 waren er overal in Europa rellen. De mensen wilden democratie. Ze waren het zat door koningen en keizers te worden geregeerd. In Nederland schrok koning Willem II hiervan. Hij wilde geen opstand. Daarom gaf hij opdracht tot het schrijven van een nieuwe grondwet.
In deze grondwet staan twee dingen:
De mensen kregen veel meer grondrechten dan vroeger.
De macht ligt niet meer bij de koning maar bij het volk.
Nederland werd op dat moment een democratie. Het volk had het voor het zeggen. Tenminste dat deel van het volk dat genoeg belasting betaalde en man was (censuskiesrecht). Dat was ongeveer tien procent van de bevolking. Deze mannen mochten zich verkiesbaar stellen (passief kiesrecht) en mochten kiezen (actief kiesrecht).
Omdat de grondrechten in de eerste grondwet opgeschreven werden, noemde men ze de klassieke grondrechten. De belangrijkste rechten zijn het recht op vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van drukpers en meer van dat soort rechten die in een democratie onmisbaar zijn. Deze rechten zijn nooit meer veranderd.
In de nieuwe grondwet is geregeld dat:
in een democratie mensen actief en passief kiesrecht hebben.
in de volksvertegenwoordiging de meerderheid besluit.
de drie machten (de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht) gescheiden zijn.
er een scheiding is tussen kerk en staat.
iedereen (klassieke) grondrechten heeft.
Opdracht 1Een democratie?
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vraag.
Opdracht 3 Hoe is de democratie geregeld?
In deze opdracht probeer je een overzicht te krijgen van wie allemaal met elkaar te maken hebben in de democratie.
Hoe is de democratie geregeld in Nederland?
Schrijf elk van de onderstaande begrippen en zinnen op een kaartje/stukje papier:
Tweede Kamer
Eerste Kamer
Koning
Provinciale Staten en Gemeenteraad
Kiest ministers
Ministers leggen verantwoording af
Het volk (Rijke mannen=10% van de bevolking)
Census kiesrecht
Overlegt over een wet en stuurt deze door.
Tekenen de wet.
Tekent de wetten als ze zijn aangenomen.
Maak hiervan een overzichtelijk schema.
Gebruik daarbij dikke pijlen met daarbij de tekst 'kiest' en dunne pijlen met de tekst 'legt verantwoording af aan...' .
Maak een foto van je schema
Stap 4
Opdracht 4 Stemmen
Nog steeds mag niet iedereen in Nederland meestemmen.
Je moet aan bepaalde voorwaarden voldoen.
Aan welke voorwaarden moet je voldoen om te mogen stemmen?
Je kunt voor het beantwoorden gebruik maken van www.rijksoverheid.nl
Waarom zijn deze grenzen gesteld.
Opdracht 5 Test je kennis
Zoek de woorden die je nog niet kent, op. Maak hiervan een lijst met woorden en uitleg.
2. Stemrecht
Stap 1
Steeds meer mensen doen mee
Democratie betekent volksbestuur. Daardoor ontstaat de vraag wie zijn dat? Welke mensen mogen er mee besturen? We hebben op de eerste plaats gekozen om niet met ons allen te besturen. We stemmen op mensen die dat voor ons doen. Deze mensen zijn samen de volksvertegenwoordiging. Je kunt jezelf trouwens ook laten kiezen als vertegenwoordiger.
Onze democratie verandert sinds 1848 voortdurend. Steeds meer mensen mogen stemmen en de manieren waarop je mee kunt denken en beslissen veranderen ook. In deze stap bekijk je hoe deze ontwikkeling is gegaan. Daarbij bespreek je in je groep hoe de democratie verbeterd zou kunnen worden. Over een paar jaar doet jouw generatie immers mee met besturen!!
Hier zie je dat de democratie in Nederland steeds verder ontwikkelt:
1848
Stemrecht voor tien procent van de mannen (censuskiesrecht)
1917
Stemrecht voor alle mannen (boven de 25 jaar)
1919
Stemrecht voor alle vrouwen (boven de 25 jaar)
1946
Stemrecht iedereen boven de 23 jaar
1965
Stemrecht iedereen boven de 21 jaar
1972
Stemrecht boven de 18 jaar
Opdracht 1 Stemmen
In Nederland zijn er regelmatig verkiezingen, voor de Tweede Kamer bijvoorbeeld of voor de gemeenteraad.
Hoe gaan de verkiezingen in zijn werk?
Bekijk eerst het filmpje over stemmen. Daarna ga je verder met de opdracht.
Opdracht 2 De democratie verbeteren
Welke verbeteringen zou je willen in onze democratie?
Hoe zou de democratie nog beter kunnen werken?
Denk daarbij bijvoorbeeld aan:
de kiesleeftijd omlaag
referenda wel of juist niet
direct meebesturen via internet
andere mensen kiezen in de politiek
En welke eigen tips heb jij om de democratie te verbeteren?
Schrijf één of enkele ideeën op.
3. Keuzes in de politiek
Stap 1
Keuzes maken in de politiek
Iedereen maakt elke dag keuzes. Dat begint al ’s ochtends: wat trek je voor kleren aan? Neem je brood mee of haal je een broodje? Wanneer je keuzes maakt, moet je met allerlei dingen rekening houden. Je moet bijvoorbeeld letten op hoeveel geld je te besteden hebt, wat je allemaal nog meer moet uitgeven en ga zo maar door.
Bij het besturen van een land moeten er ook steeds keuzes worden gemaakt. De keuzes die gemaakt worden zijn vaak ingewikkeld. De keuzes die een bestuur maakt zijn gebaseerd op ideeën over hoe zij vindt dat de samenleving er uit moet zien. Of op, wat het bestuur belangrijk vindt in de samenleving.
In de politiek zitten verschillende groepen die ideeën hebben over hoe de samenleving er uit zou moeten zien. Zo’n groep mensen met ideeën over de inrichting van de samenleving noem je een politieke partij. De ideeën van een partij bepalen waar zij hun aandacht op willen richten en waar ze geld aan uit willen geven. Als een partij het milieu belangrijk vindt, dan zullen ze het fileprobleem niet proberen op te lossen door nog meer snelwegen aan te leggen. Ze zullen juist proberen er voor te zorgen dat er minder mensen met de auto op pad gaan en proberen te zorgen dat meer mensen met het openbaar vervoer gaan. Hoe ze denken over hoe de samenleving er uit moet zien, bepaalt dus welke keuzes ze maken.
Daarnaast is de hoeveelheid geld waarover de politiek kan beschikken niet onbeperkt. Ze kunnen daarom niet zomaar alles doen wat ze zouden willen: ze moeten kiezen wat ze belangrijk genoeg vinden om geld aan uit te geven. In de politiek moeten de partijen samenwerken. Daarom moeten ze dus rekening houden met elkaars wensen en voorkeuren. Partijen moeten dus samen kiezen waar ze het geld aan uit willen geven.
Opdracht 1 Politieke partijen en keuzes
Stap 2
Opdracht 2 Politiek
In de politiek moeten beslissingen genomen worden over een heleboel onderwerpen.
Welke onderwerpen aandacht krijgen heeft te maken met de opvattingen van partijen.
Als jij in de politiek zou zitten, aan welke onderwerpen zou je in ieder geval geld en aandacht willen besteden?
Neem deze tabel over, noteer de onderwerpen en geef hierbij argumenten.
De politiek moet zich bezig houden met:
Dat vind ik omdat:
1.
2.
3.
4.
5.
4. Politieke stromingen
Stap 1
Verschillende politieke partijen
Als het over politiek gaat hebben mensen het vaak over de vraag of je links of rechts bent.
Linkse partijen gaan uit van de maatschappij. Zij willen graag een grote rol voor de overheid, gelijke kansen voor iedereen, gelijkheid. Linkse partijen zijn vaak progressief: willen verandering.
Rechtse partijen gaat meer uit van het individu. Zij willen een kleine rol voor de overheid, zelf verantwoordelijkheid.
Rechtse partijen zijn conservatief: behoudend, houden vast aan het 'oude vertrouwde'.
De partijen in de politiek zijn te verdelen in 4 stromingen:
sociaal democratische partijen
de liberale partijen
confessionele partijen
populistische partijen
Sociaal democratische partijen
Sociaal democratische partijen willen dat de overheid zich actief bemoeit met de samenleving. Ze vinden het belangrijk te zorgen dat de zwakkeren in de samenleving beschermd worden. Dit willen ze door bijvoorbeeld te zorgen voor goede uitkeringen voor mensen die niet kunnen werken, bijvoorbeeld omdat ze studeren, of omdat ze ziek zijn. Deze partijen vinden dat de welvaart in een samenleving eerlijker verdeeld moet worden. Dat betekent dat mensen die meer te besteden hebben, ook bijdragen aan de samenleving, met andere woorden: zij betalen meer belasting. Deze partijen vinden het belangrijk dat er gelijkheid in de samenleving is. Dit zijn linkse partijen.
Liberale partijen
Liberale partijen vinden dat er veel vrijheid in de samenleving moet zijn. De overheid moet zich zo weinig mogelijk met de mensen bemoeien. Mensen zijn zelf verantwoordelijk. De overheid hoeft niet zo veel te regelen. De liberale partijen vinden persoonlijke vrijheid en economische vrijheid erg belangrijk. De overheid moet zo passief mogelijk zijn. De overheid heeft wel een belangrijke taak in het zorgen voor de veiligheid. Dit zijn rechtse partijen.
Gelovige of confessionele partijen
Er zijn ook partijen die het geloof als uitgangspunt hebben. Deze partijen noemen we de confessionele partijen. Ze laten zich in de politieke keuzes die zij maken leiden door het geloof. Deze partijen vinden dingen als abortus en euthanasie niet goed. De Bijbel is uitgangspunt voor deze partijen. Deze partijen kunnen zowel links als rechts zijn.
Populistische partijen
Dit zijn partijen die hun standpunten baseren op wat het volk vindt, of wat ze denken dat het volk vindt. Ze zetten zich vaak af tegen de andere politieke partijen en spelen in op wat er in de samenleving leeft. Ze baseren zich dus niet op een bepaalde overtuiging en komen vaak vooral op voor 1 bepaald idee of standpunt.
Populistische partijen kunnen links of rechts zijn. Links-populistische partijen komen sterk op voor “de gewone man” in de samenleving en vinden dat deze benadeeld wordt door de rijke of invloedrijke mensen. Rechts-populistische partijen komen op voor wat zij noemen “de Nederlandse cultuur”.
Opdracht 1 Verschillende partijen, verschillende meningen
Je hebt hierboven gelezen over verschillende stromingen in de politiek.
Maak nu de volgende sleepoefening over verschillen tussen sociaal democratische partijen en liberale partijen.
Oefening: Verschillende partijen, verschillende meningen
Oefening: Verschillende partijen, verschillende meningen
Oefening:Verschillende partijen, verschillende meningen
Stap 2
Standpunten
Er zijn in Nederland veel politieke partijen met allemaal hun eigen ideeën.
De meeste partijen in Nederland zijn niet heel erg rechts of heel erg links. Ze neigen allemaal naar het politieke midden.
Rechtse, liberale partijen vinden het wel belangrijk dat mensen zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen, maar ze willen ook niet dat mensen die dat niet kunnen dan maar gewoon pech hebben. Voor hen moeten er natuurlijk uitkeringen zijn.
Linkse, sociaal democratische partijen vinden het belangrijk dat welvaart eerlijk verdeeld wordt, maar zij vinden niet dat er helemaal geen inkomensverschillen mogen zijn.
Oefening
Hieronder staat een oefening met vijf standpunten.
Gaat het om een sociaal democratisch of een liberaal standpunt?
Kies het juiste antwoord.
Oefening: Sociaal democratisch of liberaal standpunt
Oefening: Sociaal democratisch of liberaal standpunt
Oefening:Sociaal democratisch of liberaal standpunt
Opdracht 2 - Wat is jouw mening?
Wat is jouw mening over onderstaande onderwerpen?
Ben je het eensof oneens?
Geef jouw mening.
Ga als volgt aan de slag:
Omcirkel de punten die overeenkomen met jouw mening.
Bereken de totaalscore en lees de uitslag.
Wat past bij jou?
Wat vind je daarvan?
Welke politieke partij past daarbij?
STELLINGEN
Eens
Oneens
Uitkeringen zijn veel te hoog
2
1
Openbaar vervoer moet gratis worden
1
2
Het leger moet afgeschaft worden
1
2
De overheid moet zich niet met de lonen die bedrijven willen betalen, bemoeien
2
1
De belastingen moeten sterk omlaag
2
1
Vrouwen en jongeren moeten voorrang krijgen op de arbeidsmarkt
1
2
Drugsgebruik moet verboden worden
2
1
De overheid moet mensen die niet kunnen werken een uitkering geven
1
2
Het is belangrijk dat we mensen in arme landen financieel steunen
1
2
De overheid moet werknemers beschermen ten opzichte van de werkgevers
1
2
Openbaar vervoer moet gesubsidieerd worden door de overheid
1
2
Er moeten zo weinig mogelijk regels voor bedrijven zijn
2
1
Studenten moeten een studiebeurs krijgen waarmee zij zich kunnen onderhouden
1
2
Iedereen heeft recht op goede gezondheidszorg, de overheid moet daar voor zorgen
1
2
Als lonen stijgen moeten uitkeringen ook stijgen
1
2
Familie en vrienden kunnen een deel van de verzorgende taken van de overheid overnemen
2
1
Mensen moeten meer voor zichzelf zorgen en minder afhankelijk van de overheid zijn
2
1
De overheid moet criminaliteit hard aanpakken
2
1
Er zijn veel te veel bestuurders en ambtenaren, daar kunnen er veel van weg
2
1
Kinderbijslag moet inkomensafhankelijk worden
1
2
Totaal
1-7 punten:
je bent links, je vindt dat de overheid een belangrijke taak heeft om voor mensen te zorgen, dat betekent ook dat iedereen naar eigen kunnen bij moet dragen aan de kosten die dat met zich mee brengt. Als je meer verdient dan betaal je ook meer. 8-12 punten:
je zit een beetje tussen links en rechts in. 13-20 punten:
je bent rechts, je vindt dat de overheid zich zo weinig mogelijk met de samenleving, de bedrijven en de mensen moet bemoeien. Mensen kunnen best voor zichzelf zorgen. Je vindt dat er minder overheid en minder regels zouden moeten zijn.
Afsluiting
Reflectie
Bij 'reflectie' kijk je of je de kennisdoelen van het thema hebt gehaald.
Je kunt op die manier controleren of je alles hebt begrepen en zo nodig stof herhalen.
Daarnaast kijk je terug op:
wat je hebt gedaan
wat je kunt (vaardigheden)
wat je houding is
Test: Kennis waar sta ik?
Test: Kennis waar sta ik?
0%
Ken je de betekenis van deze begrippen uit het thema?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In 1848 werd Nederland een democratie. Bij een democratie hoort een grondwet. De grondwet is de belangrijkste wet die er is. De grondwet is de basis van alle andere wetten en regelt hoe het land wordt bestuurd.
In 1948 werd door de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (afgekort; UVRM) aangenomen. In deze verklaring staan de basisrechten of grondrechten van de mens. De UVRM wordt op de hele wereld als standaard gebruikt als het over de rechten van de mensen op de wereld gaat.
Grondrechten zijn rechten die burgers kunnen inroepen tegenover de overheid. De rechten zijn sinds 1848 altijd nog steeds hetzelfde. Omdat ze al in 1848 in de grondwet stonden, noem je ze ook wel klassieke grondrechten. Klassieke grondrechten beschermen je tegen bemoeienis van de overheid. Het zijn rechten die gaan over vrijheden van de mensen.
De belangrijkste grondrechten zijn:
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van vereniging en vergadering
Kiesrecht
Recht op gelijke behandeling in gelijke gevallen
Onaantastbaarheid van het lichaam
In Verdieping 1 leer je meer over klassieke grondrechten, wat deze rechten voor jou en voor de samenleving betekenen en met welke gevolgen. Je leert ook dat deze rechten niet onbeperkt zijn, dus dat er grenzen aan de rechten zitten en dat je daardoor rekening moet houden met anderen.
Opdracht 1 Grondrechten
Je gaat in je groepje één van de grondrechten onderzoeken. Je onderzoekt wat de grondwet betekent en wat dat voor de mensen in Nederland betekent.
Kies in je groep één van de grondrechten.
Maak met je groep een vlog over jullie onderzoek. Beantwoord in je vlog de volgende vragen:
Wat staat er precies in de grondwet?
Wat betekent dit in begrijpelijke taal?
Wat betekent dit grondrecht voor het dagelijks leven?
Volg bij het maken van de vlog de volgende stappen:
Bepaal je onderwerp
Verdeel de taken.
Wie filmt?
Wie interviewt?
Wie plakt de fragmenten aan elkaar?
Welke andere taken zijn er?
Schrijf het onderwerp uit.
Maak een inleiding waarin je vertelt wat het onderwerp is, waarom je het gekozen hebt en wat er aan de orde komt.
Zorg voor een tussenstuk waarin je de vragen beantwoord.
Zorg voor een afsluiting.
Maak het script.
Wie zegt wat en in welke volgorde?
Maak de vlog.
Upload je film en/of neem je vlog op in je portfolio.
Bekijk de vlogs van de andere groepjes.
Je hebt gezien in de vlogs dat er verschillende grondrechten zijn. Grondrechten gelden altijd en overal. De overheid kan ze niet zo maar van je afpakken.
We hebben allemaal vrijheid van meningsuiting, maar mag je altijd alles zeggen wat je wilt? Betekent dit dat alles mag? Of zitten er wel grenzen aan de grondrechten?
Opdracht 2 Grenzen
Er zitten zeker grenzen aan de grondrechten. Je mag niet zomaar alles zeggen wat je wilt.
Bespreek in je groep de volgende vragen.
Wat zijn de grenzen van de vrijheid van meningsuiting?
Wat mag wel en wat mag niet?
En waarom zijn die grenzen er?
Maak samen de volgende zin af:
Wij vinden het wel /niet belangrijk dat er grenzen zitten aan de vrijheid van meningsuiting, omdat ... (eigen antwoord groep)
In Nederland is de vrijheid van meningsuiting niet onbeperkt. Je mag zeggen wat je wilt, zolang je daarbij geen andere wetten overtreedt. In de Nederlandse wet staat bijvoorbeeld dat je een ander niet mag beledigen, niet mag discrimineren of oproepen tot haat. Ook voor andere grondrechten geldt dat ze niet onbeperkt zijn: je hebt het recht zolang je er geen andere wetten mee overtreedt. Je mag in Nederland het geloof hebben wat je wilt, maar als je van het geloof dingen moet doen die volgens de wet niet mogen, dan is dat de grens.
Opdracht 3 Meer of minder?
Bekijk het filmpje:
Samen je docent houden jullie een klassengesprek wat jullie van de toespraak van Wilders vinden. Bedenk eerst zelf: Kan dit of kan dit niet? Wat zijn de argumenten voor je mening?
Opdracht 4 Een rechtszaak
Lees het krantenartikel
Geert Wilders weer voor rechter om “minder Marokkanen”-uitspraak
Vandaag start in de extra beveiligde rechtbank op Schiphol het hoger beroep in de “minder, minder, minder Marokkanen”-zaak van Geert Wilders (grote foto). Het gerechtshof van Den Haag buigt zich de komende maanden over de vraag of de uitspraken uit 2014 van de PVV-leider in een Haags café strafbaar zijn. Wilders vecht zijn veroordeling door de rechtbank van vorig jaar aan.
Wilders moest naar de rechter vanwege zijn toespraak. De kleine groepjes in de klas worden in twee grote groepen verdeeld. Dat betekent dat je niet persé in de groep komt met jouw eigen mening!
Groep 1 vindt dat Wilders niet veroordeeld mag worden.\
Groep 2 vindt dat Wilders wel veroordeeld moet worden.
Na de voorbereiding ga je met je klasgenoten in discussie over de verschillende standpunten over de vraag: Wordt Wilders wel of niet vervolg voor zijn uitspraak?
Voorbereiding
In kleine groepje:
Ga eerst in je eigen groepje argumenten bespreken voor het standpunt dat jullie in gaan nemen in de discussie. Denk ook goed na over wat je kunt zeggen om de andere groep te laten zien dat zij ongelijk hebben.
Schrijf de argumenten op.
In groep 1 òf groep 2:
Ga nu met de groepjes bij elkaar zitten die hetzelfde standpunt in gaan nemen in de discussie. Vergelijk en bespreek de argumenten met elkaar. Vul zo nodig aan.
Bespreek wie het eerste het woord zal nemen en zal uitleggen welke argumenten jullie voor je mening hebben.
Gesprek
Gehele klas:
Voer met elkaar de discussie en geef antwoord op de vraag: Wordt Wilders wel of niet vervolg voor zijn uitspraak?
Na afloop van het gesprek
Beantwoord de volgende vraag voor jezelf: Is door de discussie je eigen mening veranderd?
Leg je antwoord uit.
Bekijk tot slot het filmpje:
Sociale grondrechten
In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staan naast de klassieke grondrechten ook een ander soort grondrechten. Dit zijn de sociale grondrechten. Na de Tweede Wereldoorlog is besloten dat de overheid de taak heeft om te zorgen voor het welzijn van de burgers. In tegenstelling tot de klassieke grondrechten die je beschermen tegen de overheid, gaat het bij sociale grondrechten juist om een actie van de overheid
In de sociale grondrechten wordt van de overheid gevraagd dat ze zich bemoeien met de inkomsten van mensen, de werkgelegenheid, spreiding van de welvaart, bewoonbaarheid van het land en het milieu, volksgezondheid en onderwijs. De sociale grondrechten zorgen voor sociale gelijkheid en het recht om je te kunnen ontplooien. Er is wel een verschil met de klassieke grondrechten, de sociale grondrechten kun je als burger niet afdwingen van de overheid.
In Verdieping 2 verdiep je jezelf in sociale grondrechten. Je leert wat deze betekenen voor jou en voor de samenleving. Ook leer je wat het bestaan van sociale grondrechten voor nut heeft voor de mensen en voor de overheid. Ook deze rechten zijn niet onbeperkt. Er zijn grenzen aan deze rechten.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In een rechtsstaat moet iedereen zich aan de wet houden. Dat moet de overheid en dat moeten de burgers. In de grondwet zijn de belangrijkste spelregels vastgelegd, waaraan iedereen zich moet houden: de grondrechten. In de wetten zijn onze verdere rechten (wat mag) en plichten (wat moet) opgeschreven. Dat is belangrijk in een rechtsstaat. Veranderen van rechten en plichten doen we samen in een democratie.
Door de nieuwe grondwet werd Nederland een rechtstaat. Er kwam een grondwet. Er kwam een volksvertegenwoordiging die wetten maakt en er kwam een onafhankelijke rechtspraak.
Is er een conflict tussen burgers en overheid? Dan beslist een rechter wie er gelijk heeft. De rechter doet dat door te kijken wie zich aan de wet heeft gehouden en wie deze heeft overtreden. Iemand die de wet heeft overtreden wordt schuldig verklaard. Daarbij hoort het uitspreken van een straf.
De rechter die zo’n uitspraak doet is onafhankelijk. De uitspraken van een rechter kunnen alleen door een uitspraak van een hogere rechter worden veranderd of ongeldig worden verklaard.
Iedere burger hoort de wet te kennen. Je kunt niet bij de rechter aankomen en je verdedigen door te zeggen dat je niet van de wet op de hoogte was. Het is dus belangrijk dat je de actualiteit volgt. Nieuwe wetten komen in het nieuws. Deze kennis is ook op een andere manier handig. Als je meer weet van wetten en rechten, kun je conflicten voorkomen. Het recht zorgt ervoor dat we vreedzaam met elkaar kunnen leven.
In Verdieping 3 leer je hoe een rechtstaat werkt en hoe het je beschermt tegen de overheid en tegen problemen die andere burgers voor je kunnen opleveren.
Opdracht 1 Een onafhankelijke rechter
Beantwoord in je groep de vraag:
Waarom is het belangrijk dat in een rechtstaat een rechter onafhankelijk is van iedereen?
Noteer jullie antwoord en bespreek deze in de klas.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Opdracht 3 Wetten in de maak
In je groepje.
Zoek op of er de laatste tijd nog wetten zijn veranderd of nieuw zijn gemaakt.
Je kunt bijvoorbeeld de volgde website gebruiken:www.officielebekendmakingen.nl
Noteer de naam van de wet enw at de wet inhoudt.
Opdracht 4 Werken aan een rechtszaak
In je groepje.
Dit zijn acht beroepen die een rol kunnen spelen bij een rechtszaak:
advocaat
politieagent
officier van justitie
rechter
rechercheur
parketwachter
griffier
bode
Neem elk twee beroepen voor je rekening
Zoek uit welke opleiding je nodig hebt om deze beroepen te kunnen uitoefenen.
Noteer je antwoorden in een overzichtelijk schema of maak gebruik van het werkblad.
Opdracht 5
Bespreek met je docent of je een bezoek aan de rechtbank mag plannen.
Als dat mag, ga dan naar deze website: prodemos.nl
Maak (met behulp van je docent een afspraak.
Bereid in je groepje de afspraak voor.
Welke (gedrags)regels gelden er tijdens zo’n bezoek?
Bespreek en noteer wat jullie willen vragen.
Veel plezier tijdens het bezoek!
Opdracht 6
Met het Rechtsexamen op de website van Prodemos test je jouw algemene kennis van de rechtsstaat.
Download het certificaat van de website en lever deze in bij je docent.
Opdracht 7
Schrijf samen met een andere groep een kort toneelstuk over een rechtszaak. Laat hierin zo veel mogelijk beroepen die bij een rechtszaak betrokken zijn, een rol spelen.
Spreek met je docent af wanneer de voorstelling plaatsvindt en hoe lang deze mag duren.
Verzin samen een kort script (verhaal).
Welke overtreding komt er voor de rechtbank?
Is de verdachte schuldig of onschuldig?
Wat zijn de feiten?
Eindigt de zaak in een vrijspraak of in een veroordeling?
Verdeel de rollen.
Schrijf de teksten en bedenk wat je gaat doen in de rechtszaal tijdens de zitting.
Bespreek de teksten met elkaar, neem het samen een keer door.
Veel plezier met de voorstelling!
Nederland en Europa
In Nederland heeft het bestuur dat we kiezen macht over het Nederlands grondgebied. Na de Tweede Wereldoorlog is langzaam maar zeker steeds meer van die macht aan een Europees bestuur gegeven.
Daar zitten verschillende ideeën achter. Grenzen tussen landen kunnen leiden tot oorlogen. Daarnaast zijn grenzen in Europa heel onhandig als je zaken wil doen. Vroeger moest je bij elke grens geld wisselen, formulieren invullen en vooral heel lang wachten tot de papieren allemaal waren geregeld. Andere mensen regelen toch liever de dingen in hun eigen land.
Over de stappen op weg naar Europa en de weerstand daartegen gaat deze Verdieping 4.
Waarom is Nederland eigenlijk lid van de Europese Unie? De Europese samenwerking past bij onze democratie en het is goed om kritisch naar de Europese Unie te (blijven) kijken. Je doet dit door vragen te stellen als: is de EU democratisch genoeg? Helpt de EU onze doelen te bereiken of juist niet? Op basis van deze houding kun je jouw stem voor de Europese verkiezingen bepalen.
Op weg naar een Verenigd Europa
Op weg naar een Verenigd Europa zijn tot nu toe de volgende stappen gedaan.
1951
De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) was een Europese organisatie die bedoeld was om de productie van kolen en staal onder het gezag te plaatsen van een gemeenschappelijke Hoge Autoriteit. De EGKS geldt als de eerste aanzet tot de Europese Unie, waarin zij later opging.
1957
Het EEG-verdrag bevatte bepalingen over landbouw, transportmogelijkheden, en economische relaties met niet-leden. Later zouden ook kapitaal en arbeidskrachten deel uitmaken van de gemeenschappelijke markt. Bij het Verdrag van Rome werd dit geregeld.
1992
In het Verdrag van Maastricht werd afgesproken dat er een Europese Unie moest komen met een gemeenschappelijke munt: de euro. Niet alle landen die lid zijn van de Europese Unie wilden daaraan mee doen.
1997
In het Verdrag van Amsterdam werden afspraken waren gemaakt over gemeenschappelijk buitenlands beleid en het veiligheidsbeleid.
Ondertussen is het aantal landen dat deelneemt aan de Europese Unie groter geworden. Groot-Brittannië heeft juist na een raadgevend referendum op 23 juni 2016 besloten de EU te verlaten (Brexit).
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Waarom samenwerken?
Nederland is een klein land en we hebben veel te maken met de landen om ons heen. Het is om twee redenen goed om samen te werken. In de eerste plaats zijn landen van elkaar afhankelijk voor de oplossing van problemen, bijvoorbeeld milieuvervuiling. Problemen houden niet bij de grenzen op.
In de tweede plaats is het efficiënter, handiger als problemen of ideeën gezamenlijk worden aangepakt.
De landen werken op een aantal terreinen samen. De Europese Unie bemoeit zich onder andere met de landbouw en visserij, rechten van consumenten, het milieu, migratie en het bestrijden van terrorisme.
Op dit moment zie je dat een aantal landen bij de Europese zouden willen horen, zoals bijvoorbeeld Turkije. Tegelijkertijd is in een aantal landen discussie over het wel of niet lid blijven van de Europese Unie. Het heeft voordelen, maar ook nadelen.
Mensen zijn bang dat de Europese Unie te veel macht krijgt en dat de landen zelf hun zelfstandigheid kwijt raken, met andere woorden: men is bang voor verlies van de nationale soevereiniteit. Landen kunnen niet meer zelf over alles beslissen.
Daarnaast zijn er ook gevolgen voor de werkgelegenheid. Bedrijven kunnen zich overal vestigen en een aantal bedrijven trekt naar Oost-Europa waar de lonen lager zijn. Ook zie je in West Europese landen veel werknemers uit de landen van Oost-Europa.
Nederland heeft niet zoveel te zeggen in de Europese Unie. Alle landen samen kiezen een Europees parlement. Omdat Nederland klein is hebben we daarin maar weinig mensen zitten.
In 2005 werd door de inwoners van Frankrijk en Nederland tegen een Europese Grondwet gestemd.
Ondanks dat er kritiek is op de Europese Unie gaat het proces van meer samenwerken door en worden steeds meer landen lid.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Hoe is het geregeld?
De Europese Unie wordt democratisch bestuurd. Net als in Nederland is er een scheiding van machten. De Europese commissie vormt het dagelijkse bestuur. Er zitten 28 commissarissen in, van elk land één. Zij worden voor vijf jaar gekozen.
Het Europees parlement is de vertegenwoordiging van alle inwoners van de landen die lid zijn. Het parlement wordt direct door de inwoners gekozen. Het Europees parlement heeft 751 leden. Hoeveel leden een land heeft in het parlement hangt van de grootte van het land af. Het Europese parlement beslist over wetten, het heeft de wetgevende macht. Er is wel een beperking: de Europese Raad moet het wel eens zijn met deze wetten, anders gaat het niet door.
De Europese Raad bepaalt welke belangrijkste doelen de Europese Unie heeft. De Raad bestaat uit de regeringsleiders van alle lidstaten en komt vier keer per jaar bij elkaar. De Europese Raad kan alleen iets beslissen als alle regeringsleiders het eens zijn.
De rechtspraak in Europa wordt gedaan door het Europese Hof van Justitie. Elk lidstaat levert hiervoor één rechter.
Europese Commissie (leden worden goedgekeurd door het Europees parlement maar voorgedragen door de lidstaten)
wetsvoorstel
Europese wet
gezamenlijke goedkeuring
Europees Parlement
(rechtstreeks gekozen door de bevolking)
Raad van Ministers
(elk land stuurt een minister)
Opdracht 3
In je groepje
Er zijn 3 belangrijke organen in de Europese Unie: de Europese Commissie, het Europese Parlement en de Europese Raad.
Beantwoord samen de volgende vragen en maak daarbij gebruik van bronnen op internet:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In deze stap ga je er op uit: je gaat op bezoek bij het Binnenhof in Den Haag. Het Binnenhof is het gebouw in Den Haag waar de politiek plaatsvindt. In deze stap blikken we vast vooruit op de excursie naar de Tweede Kamer.
In Verdieping 5 leer je meer over de werking van de politiek door een bezoek te brengen aan het Binnenhof. Je leert wat er gedaan wordt op het Binnenhof, hoe er wordt gedebatteerd en hoe beslissingen tot stand komen. En je gaat zelf ook debatteren!
Opdracht 1 Wat weet je al?
In je groepje.
Maak een mindmap rondom het begrip ‘het Binnenhof. Wat weet je al?
Wil je weten hoe je een mindmap maakt? Kijk dan hier voor het linkje linkje naar de Gereedschapskist.
Wat zouden jullie graag te weten willen komen? Welke vragen hebben jullie?
Bedenk met elkaar minstens 5 vragen en noteer deze.
Bespreek in de klas met elkaar welke vragen jullie hebben.
Opdracht 2 Een virtueel bezoek
Het is ook mogelijk een virtueel bezoek aan het Binnenhof te brengen. Je kunt dan op je gemak vast rondkijken.
Onderaan de website www.tweedekamer.nl kun je ook op de verschillende ruimtes klikken.
Via dit linkje kun je meer informatie vinden over de verschillende ruimtes www.tweedekamer.nl.
Opdracht 3 Na je bezoek aan het Binnenhof
Maak met je groepje een blog over jullie bezoek aan het Binnehof.
Verwerk daarin de volgende vragen:
Wat heb je gezien en gedaan?
Zijn jullie vragen beantwoord? Zo ja, wat zijn de antwoorden?
Zo nee, kun je de vragen aan iemand stellen of de antwoorden opzoeken?
Het arrangement Nederland besturen we samen - kopie 1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Mens en Maatschappij GG
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-01-27 13:33:48
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Stemmen
Verschillende partijen, verschillende meningen
Sociaal democratisch of liberaal standpunt
Kennis waar sta ik?
Vaardigheden en houding waar sta ik?
Grondrechten
Wel of geen bemoeienis van de overheid?
Rechtszaak
EU-landen
EU
Organen in de Europese Unie
Wat weet je van de Europese Unie?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.