Bodem van nederland - kopie 1

Bodem van Nederland

De bodem: we wonen erop, we eten ervan, we halen ons drinkwater en onze brandstoffen eruit. De bodem van Nederland ... bestaat die eigenlijk wel of moeten we spreken over de bodems van Nederland? In dit arrangement gaan we de bodem van Nederland in kaart brengen met video’s en andere bronnen.

Ter introductie hieronder filmmateriaal uit de afleving de ondergrond. Deze maakt deel uit van de serie Nederland van boven. Het zijn 7 korte fragmenten achter elkaar die bij elkaar ongeveer 23 minuten duren.

 

Nederland van boven: 7 video's over de ondergrond. Klik op youtube als je het 1e fragment afspeelt, zodat de video's achter elkaar doorspelen.

Aanpak/Werkdocument

 

Alle opdrachten van dit hoofdstuk zet je bijeen in je word-document.

De opbouw van dit lesmateriaal is als volgt:

Na een oriëntatie over wat we verstaan onder bodem worden de bodemvormende processen bekeken. Daarna worden de verschillende bodemsoorten in beeld gebracht in samenhang met het landschap dat er uit ontstaan is. We zullen daarbij vooral stilstaan bij de landschappen waar je in de waterweek naartoe gaat of doorheen rijdt: het rivierenlandschap, het duinlandschap en het laagveenlandschap (rondom Amsterdam).

Bodemvorming

Wat bedoelen we met grondsoort en bodem.

Een grondsoort is het losse materiaal aan de oppervlakte van de aardkorst. Er zijn vier belangrijke grondsoorten: zand, klei, löss bestaan uit korrels, veen uit plantenresten. (Basisboek B110)

Een bodem is de voor plantengroei belangrijke bovenste laag van de aardkorst (tot ongeveer 1 m). Zie Basisboek B111.

 

 

De nederlandse bodem is het resultaat van een langdurig proces. Wind, IJs, Rivieren, de Zee en bewegingen in de aardkorst hebben allemaal een rol gespeeld bij deze bodemvorming. Met als gevolg een land waar veel verschillende bodemsoorten dichtbij elkaar kunnen zitten. We zullen de bodemvorming bekijken aan de hand van de volgende bodemvormende processen:

  1. IJs
  2. Stromend water (rivier en zee)
  3. Wind
  4. Aardkundige bewegingen (tektoniek, hier niet besproken)
  5. Leven (hier niet besproken)
  6. Mens (hier niet besproken)

De landschappen die je deze les gaat bekijken (laagveen-, rivieren- en duinlandschap) zijn door ijs, stromend water en wind gevormd. Vandaar dat de andere bodemvormende processen nu niet besproken worden.

IJs

IJs in Nederland. Tegenwoordig komt het nog maar af en toe voor in de winter, en dan alleen in de vorm van bevroren sloten, vaarten en meren. Invloed op het landschap heeft het niet, behalve dat het er mooi uitziet. In het verleden was dat wel anders. In de afgelopen drie miljoen jaar zijn er tussen de twintig en dertig ijstijden geweest. In minstens twee daarvan, het Elsterien (tussen ongeveer 475.000 en 410.000 jaar geleden) en het Saalien (tussen ongeveer 280.000 en 130.000 jaar geleden), bereikten de ijskappen Nederland. Vooral het Saalien is een belangrijke periode in de ontwikkeling van het Nederlandse landschap. Een dik pakket landijs bedekte de noordelijke helft van het land en de structuren die door de gletsjers zijn gevormd, zoals spoelzandwaaiers en stuwwallen, zijn opvallende geologische fenomenen van het zandlandschap.

En bekijk nu de volgende video over de ijstijd in Nederland en de vorming van stuwwallen.

vragen (antwoorden invullen in het werkdocument):

  1. Tot waar is het ijs gekomen in het Saalien?
  2. Waar in Nederland kun je stuwwallen tegenkomen?

Stromend water

Rivieren hebben een grote invloed op het landschap waar ze doorheen stromen. Ze breken materiaal af, transporteren het en zetten het ergens anders weer af. Dit alles is te danken aan het dragende vermogen van water. Stromend water heeft voldoende energie om klei, zand en zelfs grind mee te voeren. In Nederland zijn de effecten van de werking van stromend water natuurlijk vooral in het rivierlandschap te zien. Hier kom je vele door stromend water gevormde geologische fenomenen tegen, zoals komgronden en oeverwallen. Ook het heuvellandschap van Zuid-Limburg is voor een groot deel gevormd door rivieren en beken. Hier heeft stromend water door erosie diepe dalen gegraven en door afzetting van materiaal terrassen gevormd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vragen/opdrachten:

  1. Waarom is de oeverwal van zand en de komgronden van klei?
  2. Zoek op Internet op wat een stroomrug is en schrijf dit kort op.

Wind

Wind is stromende lucht. Warmt lucht op door de zon, dan zet het uit. De ruimte tussen de moleculen wordt groter, waardoor de dichtheid per volume afneemt. Het gevolg is dat de verwarmde lucht opstijgt. Onderin de luchtkolom ontstaat een gebrek aan lucht: om het verschil te compenseren wordt nieuwe lucht aangezogen. Zo ontstaat wind. Als wind genoeg snelheid heeft, kan het lichte gronddeeltjes oppakken, transporteren, en waar de wind afneemt weer afzetten - en dat is vaak een heel eind verderop. Op die manier oefent wind invloed uit op het landschap. Bij ons is dit vooral gebeurd tijdens de ijstijden, toen er krachtige en lang aanhoudende winden waaiden. De gevolgen hiervan zijn vooral in het zandlandschap te zien. Ook na de laatste ijstijd heeft de wind invloed gehad op delen van het land, met name langs de kust. Hier staan de overheersend westelijke Noordzeewinden loodrecht op het land en zijn ze de belangrijkste kracht achter de vorming van duinen.

Bekijk de volgende video over wind: https://schooltv.nl/video/hoe-ontstaat-de-wind-de-verplaatsing-van-lucht/

Bodemsoorten

Het resultaat van de bodemvormende processen uit het verleden is een landschap waarin een grote variatie aan bodemtypen te zien is. Zand, klei, veen, löss en allerlei tussensoorten.

We zullen deze grondsoorten (of bodemtypen) met behulp van video's bekijken. Te beginnen met zandgronden. Daarna de veengronden en vervolgens de (rivier)kleigronden. Het löss- en zeekleilandschap laten we voor nu achterwege, omdat we daar in de waterweek niet naartoe gaan of doorheen rijden. Bekijk steeds een video en ga dan de vragen daarover maken in je werkdocument.

Maar bekijk allereerst de vorming van Nederland vanaf zo'n 6000 jaar geleden in dit filmpje.

Zandgrond

Bij zand denken de meeste mensen meteen aan het strand en de duinen: lekker zonnen aan zee. Maar er is ook een enorme laag zand die het binnenland van Nederland bedekt. Tijdens de laatste ijstijd, in het Weichselien, zo'n 20.000 jaar geleden, bestond het Nederlandse landschap uit koude steppe, toendra of zelfs poolwoestijn. Er was weinig begroeiing en er liepen grote zoogdieren zoals mammoeten rond. Doordat het Nederlandse landschap kaal was, konden fijne zanddeeltjes van bijvoorbeeld stuwwallen en uit rivierbeddingen worden geblazen. Vervolgens werd dit zand als een deken over grote delen van Nederland afgezet.

Nederland zo'n 20.000 jaar geleden
Nederland zo'n 20.000 jaar geleden
  1.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak in je werkdocument de volgende vragen:

  1. Hoe zijn dekzanden ontstaan?
  2. Waar in Nederland tref je dekzanden aan?

Naast dekzand bestaan ook de Nederlandse duinen uit zandgrond.

Het duinlandschap is opgebouwd uit zandige afzettingen die door de wind worden aangevoerd. Graven we een duin met de schop af en schaven we een vlak verticaal profiel, dan zien we dat het zand er van boven tot onder hetzelfde uitziet. Er zijn in het zand geen kleurverschillen te zien en geen aparte bodemlagen. Dit is de typische aanblik van een vaagbodem. Vaagbodems bestaan namelijk uit onveranderd moedermateriaal, in dit geval duinzand.

Beantwoord de volgende vragen nadat je het fimpje over het duinlandschap bekeken hebt.

  1. Waar tref je duinen aan in Nederland?

  2. Wat zijn de functies van duinen?

  3. Wat is de functie van begroeiing?

Laagveen

Onze slapste bodem en de enige die door het leven is gevormd. Veen ontstaat als planten in moerassen sneller groeien dan ze worden afgebroken. Dode planten stapelen zich op tot dikke lagen. Tot in de twintigste eeuw kwamen bij ons uitgestrekte veenmoerassen voor. Omdat ze niet geschikt waren voor landbouw (te zuur) werden ze afgegraven voor brandstof (turf).

Bekijk onderstaande films en maak daarna de vragen in je werkdocument:

  1. Hoe is laagveen ontstaan?
  2. Hoe herken je laagveen in het landschap?
  3. Noem een aantal kenmerken van laagveen.
  4. Hoe ging het droogmaken van laagveen in zijn werk?

Rivierklei

Elke keer als een rivier overstroomt, bezinken op de oever kleideeltjes die met het water worden aangevoerd vanuit de bergen. In rivierklei kan bodemontwikkeling niet zo gemakkelijk op gang komen. Bij een volgende overstroming raakt de klei immers bedekt met een nieuw laagje. Bovendien is rivierklei compact, en dat maakt het lastig voor lucht, water, plantenwortels en gravende organismen om binnen te dringen en bodemvormend werk te doen.

Uiterwaarden horen bij het rivierenlandschap. Het zijn de stukken grond tussen het zomerbed van een rivier en de hoge winterdijk. Bij hoogwater mogen ze onderstromen. Op deze manier wordt voorkomen dat de mensen die achter de dijken wonen natte voeten krijgen. Uiterwaarden hebben echter niet altijd bij de rivieren gehoord, want voordat rivieren dijken hadden waren er geen uiterwaarden. Voordat er uiterwaarden waren, zetten overstromingen grote stukken land onder water.

Uiterwaarden zijn niet helemaal vlak; sommige delen liggen lager. Die lage delen vormen diepe kommen waarin zware klei is afgezet, zogenaamde komklei. De afzetting van dikke pakketten komklei vond plaats in de periode vóór de bedijking, toen de rivieren nog vrij konden overstromen.
Nu de rivieren bedijkt zijn, overstromen de uiterwaarden nog steeds, alleen binnen de dijken. In de laaggelegen komgronden blijft het water het langst staan. Slib dat in het rivierwater zweeft, bezinkt en zet een nieuw laagje komklei af. Komgronden groeien dus nog elk jaar aan, maar worden ook steeds minder diep. Omdat komgronden lang vochtig blijven, zijn ze niet erg geschikt voor landbouw. Boeren gebruiken ze vooral als grasland: om het vee op te laten grazen of om 's zomers te hooien.

Op het bovenste plaatje de rivier zoals deze vroeger was, zonder dijken.

 

 

 

 

 

 

 

 

   

Maak na het kijken van de 3 video's de volgende vragen in je werkdocument:

  1. Hoe ontstaat rivierklei?
  2. Hoe zijn "kommen" en "oeverwallen" ontstaan?
  3. Oeverwallen worden gebruikt voor . . . . . . . .  en kommen voor . . . . . . . ..  Verklaar dat vanuit de bodemkundige verschillen.
  4. Wat zijn uiterwaarden? Waar worden ze voor gebruikt?

Bodem in kaart

Dwarsdoorsnede

dwarsdoorsnede

  1. Klik op https://www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen/kaart  (mogelijk moet je zelf eerst op ondergrondmodellen klikken in het menu aan de bovenzijde van deze pagina)
  2. Vink GeoTOP v1.6 aan in het vakje linksboven
  3. Kies Doorsnede in het menu in de balk aan de rechterzijde (deze knop:)
  4. Teken een lijn op de kaart: start met een klik, eindig de lijn met een dubbelklik (de dwarsdoorsnede wordt automatisch samengesteld)
  5. Klik op de gekleurde vakken in de dwarsdoorsnede voor meer informatie over de samenstelling van de betreffende gesteentelaag

 

Opdracht: verbind de volgende plaatsen.

  • IJmuiden naar Amsterdam
  • Den Haag naar Middelburg

Als je in de doorsnede een laag aanwijst met je muis, dan komt er extra informatie. Klik daar op Naar Lithostratigrafische Nomenclator. Dan hoef je niet verder te kijken dan naar het soort afzetting. Dit zie je aan de linkerkant.

  • Mariene afzettingen: afzetting door de zee. Denk aan strand-, duin- en kustafzettingen.
  • Fluviatiele afzettingen: afzetting door een rivier.
  • Glaciale afzettingen: afzettingen die in samenhang met landijsbedekking zijn gevormd. Denk aan keileem en hunnebedden.  Keileem is een taaie grondsoort die uit een ongesorteerd mengsel bestaat van klei, zand, grind en grotere stenen. Keileem komt in Noord-Nederland voor over een grote aaneengesloten oppervlakte. Het voorkomen ervan in de bodem vormt het bewijs voor een vroegere aanwezigheid van gletsjerijs.

In de doorsnede IJmuiden naar Amsterdam:

  1. Zoek de formatie van Drenthe. Wat voor type afzetting is dit? Kun je dit verklaren?
  2. De grijze bult is gestuwde afzetting. Waar zou dit materiaal door gestuwd (weggeduwd) zijn?  
  3. Zijn er in deze doorsnede fluviatiele afzettingen?
  4. En mariene afzettingen? Waar kom je deze tegen?

In de doorsnede Den Haag naar Middelburg:

  1. Wat is de ouderdom van de formatie van Maassluis? Tip: staat vrijwel onderaan. Hoe zag Nederland er toen uit (zie kaartje)?
  2. De lagen daarboven bestaan uit fluviatiel sediment. Hoe zal Nederland er toen uitgezien hebben?
  3. In deze doorsnede ontbreekt gestuwde afzetting. Leg dit uit.