Opdracht: Beleggen, wat schuift het? - vwo456

Opdracht: Beleggen, wat schuift het? - vwo456

Beleggen, wat schuift het?

Introductie

Een accountmanager van een bank heeft met klanten regelmatig een gesprek over de financiële situatie van de klant. In dat gesprek staat dan het financieel overzicht centraal. Op dat overzicht is te zien hoeveel spaargeld de klant heeft, of de klant obligaties en/of aandelen bezit en hoeveel liquide middelen de klant heeft. Aan de hand van dat overzicht wordt besproken wat de beste verdeling van de middelen is. Om een goed advies te kunnen geven, moet de accountmanager ook iets weten over de economische ontwikkelingen: is er sprake van ontwikkelingen in de richting van een hoogconjunctuur of juist in de richting van een laagconjunctuur? En wat betekent dat voor de verdeling van de financiële middelen? 

In deze examenopgave staat het gesprek van een accountmanager met een klant aan de hand van een financieel overzicht centraal.

Eindtermen

Deze opdracht behoort tot concept G: Risico en informatie I: Goede tijden, slechte tijden.

Na het maken van de opdracht kun je:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met de vermogensmarkt.
  • uitleggen wat aandelen en obligaties zijn.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met risicospreiding.
  • de invloed van de conjunctuur op de aandelenkoersen voorspellen.

Kernbegrippen:

  • aandelen
  • obligaties
  • conjunctuur.

 

Activiteiten

Beleggen, wat schuift het?

Oriëntatie

Inhoud

Kennisbank

Vermogensmarkt + toets

 

Structuur en conjunctuur + toets

Examen

Inhoud

Vragen

Wat hebben aandelenkoersen en de ontwikkeling van de conjunctuur met elkaar te maken?

Correctiemodel

Hoeveel punten zijn je antwoorden waard?


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.
- 1,5 uur voor het bestuderen/herhalen van de onderwerpen in de Kennisbank en het maken van toetsen.
- 0,5 uur voor het maken en nakijken van de examenvragen.

Oriëntatie

Kennisbank: Vermogensmarkt

Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.

Vermogensmarkt

Maak het toetsvragen.

Kennisbank: Structuur en conjunctuur

Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.

Structuur en conjunctuur

Maak de toetsvragen.

Examenvragen

Beleggen, wat schuift het?

Een accountmanager van een bank heeft met iedere klant minimaal één keer per jaar een gesprek. In januari 2013 voert hij met een rentenierende klant een gesprek over het afgelopen beleggingsjaar 2012. Daarbij wordt tevens gesproken over het nieuwe beleggingsjaar 2013. De klant is te beschouwen als een gemiddelde belegger.

De klant, die alleen via deze bank belegt, krijgt van zijn accountmanager een financieel overzicht over 2012 (zie tabel 1).

tabel 1 financieel overzicht over 2012 voor de klant

beginsaldo 1-1-2012

opnames / stortingen

koersontwikkeling

rente / dividend

eindsaldo 31-12-2012

spaarrekening € 87.000

geen opnames of stortingen

 

ontvangen spaarrente € 1.500

spaarrekening na bijschrijving rente € 88.500

obligatiebezit € 36.000

geen mutaties door aan- of verkopen op de effectenbeurs

koersdaling € 6.000

ontvangen rente op obligaties € 1.200

obligatiebezit € 30.000

aandelenbezit € 79.000

geen mutaties door aan- of verkopen op de effectenbeurs

koersdaling € 9.000

ontvangen dividend € 1.500

aandelenbezit € 70.000

liquide middelen (rekening courant) € 15.000

saldo van privé- opnames en privé-stortingen € 10.100

 

 

liquide middelen 15.000 – 10.100 + 1.200 + 1.500 = € 7.600

 

In het gesprek geeft de accountmanager de klant de volgende toelichting:

“De aandelenmarkt en de conjunctuur beïnvloeden elkaar wederzijds. In 2012 waren de veranderingen van de aandelenkoersen het gevolg van de ontwikkelingen in de conjunctuur in 2011-2012 en dat heeft u ook gemerkt.”

1
Geef aan of volgens de accountmanager in 2011-2012 sprake was van ontwikkelingen in de richting van een hoogconjunctuur of juist in de richting van een laagconjunctuur. Verklaar je keuze.

De accountmanager stelt verder:
“In de meeste gevallen zijn de aandelenkoersen echter ook een indicator die voorloopt op de ontwikkelingen in de conjunctuur.”

2
Geef een verklaring waarom aandelenkoersen in het algemeen vaak voorlopen op de ontwikkelingen in de conjunctuur.

De accountmanager vervolgt met de stelling: “Achteraf gezien had u in 2012 beter gedeeltelijk kunnen beleggen in binnenlandse staatsobligaties met een rente van 2% in plaats van in binnenlandse bedrijfsobligaties.”

De klant is het met deze stelling slechts gedeeltelijk eens.

3
Geef vanuit het standpunt van de klant een argumentatie tegen en een argument voor deze stelling van de accountmanager.

Later in het gesprek geeft de accountmanager voorspellingen voor 2013 over de beleggingsportefeuille van de klant (zie tabel 2). De grafiek op de volgende pagina geeft voor een gemiddelde belegger het verband weer tussen het koersrendement over 2013 en de te verwachten verandering van zijn consumptie in hetzelfde jaar.

tabel 2 drie scenario’s van gemiddelde koersontwikkelingen van een gelijkblijvende portefeuille van aandelen en obligaties van de klant in 2013

bezit

kans op een gemiddelde koersdaling van 10%

kans op een gemiddelde koers-ontwikkeling van 0%

kans op een gemiddelde koersstijging van 20%

in obligaties

25%

65%

10%

in aandelen

50%

10%

40%

 

De accountmanager beweert naar aanleiding van de grafiek:
“Koersverliezen zullen voor een gemiddelde belegger als u een sterker effect op de consumptie hebben dan koerswinsten.”

4
Is de bewering van de accountmanager juist of onjuist? Geef met behulp van de grafiek een verklaring.

De klant raakt nieuwsgierig wat in 2013 het verwachte koersrendement zal zijn op de beleggingsportefeuille die hij heeft gekozen. De accountmanager rekent hem dit voor, met gebruikmaking van de effectenverdeling op 31 december 2012 en gegevens uit tabel 2.

5
Bereken dit verwachte koersrendement.

Correctiemodel

1
In de richting van een laagconjunctuur

In 2011-2012 viel de groei van het bruto binnenlands product tegen / bleef de groei van de bestedingen onder de trendgroei, waardoor de winst van (beursgenoteerde) bedrijven tegenviel, hetgeen in 2012 een daling van de aandelenkoersen veroorzaakte (ook in de beleggingsportfolio van de rentenier).

2
Voorbeelden van juiste verklaringen zijn:

  • (Beursgenoteerde) bedrijven kijken vooruit, dus als ze verwachten dat de bestedingen in volgende jaren verbeteren, zullen ze nu meer gaan investeren, waardoor beleggers gaan geloven dat koerswinsten mogelijk zijn door nu al aandelen te kopen. (Dit kan leiden tot koersstijging.)

  • Het consumentenvertrouwen is onder andere gebaseerd op ontwikkeling van de huidige aandelenkoersen. Als de aandelenkoersen stijgen, voelen mensen zich rijker / verbetert het consumentenvertrouwen en gaan mensen op een gegeven moment meer (aan luxegoederen) besteden, waardoor de groei van het bbp later meevalt.

3
Een voorbeeld van een juist antwoord is:

argument tegen de stelling:
De rentenier wil ook in 2012 zo hoog mogelijke periodieke opbrengsten. De renteopbrengst per staatsobligatie is 2% en dat is minder dan de (gemiddelde) renteopbrengst op de bedrijfsobligaties (te weten (1200/36000) x 100% = 3,33%).

argument voor de stelling:
Staatsobligaties zijn ten opzichte van bedrijfsobligaties een beduidend minder risicovolle belegging (want de staat wordt geacht niet failliet te kunnen gaan), dus zouden de koersen van staatsobligaties zich gunstiger ontwikkelen dan die van bedrijfsobligaties (in een periode van laagconjunctuur).

4
Juist
1% koerswinst per belegde euro heeft in 2013 naar verwachting 1% extra consumptie tot gevolg, maar 1% koersverlies per belegde euro heeft naar verwachting 2% consumptiedaling tot gevolg.

5
Een voorbeeld van een juiste berekening is:

  • Het verwachte koersrendement op obligaties is:
    (0,25 × −10%) + (0,1 × 20%) = −0,5%.
    Het verwachte koersrendement op aandelen is:
    (0,5 × −10%) + (0,4 × 20%) = 3%
  • Het gewicht van de aandelen en obligaties binnen de in 2013 ongewijzigde portefeuille van de klant is 70% respectievelijk 30% (zie eindsaldo 2012).
    Het gewogen gemiddelde van het koersrendement van de portefeuille van aandelen en obligaties over 2013 is (0,3 × −0,5%) + (0,7 × 3%) = 1,95%
  • Het arrangement Opdracht: Beleggen, wat schuift het? - vwo456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-11-23 08:37:07
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Risico en informatie', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie vwo456. De opdracht begint met een intro, daarna komt er een stuk tekst over wat je straks kan na deze opdracht (de leerdoelen) en vervolgens komt er een uitleg wat je gaat doen. De opdracht bestaat uit twee verschillende opdrachten en examenvragen. De eerste opdracht gaat over de vermogensmarkt. Hier worden vragen gesteld over de vermogensmarkt en de effectenbeurs. Bij de tweede opdracht gaat over structuur en conjunctuur. Hier worden vragen gesteld over recessie, structuur en conjunctuur. Bij het examen ga je vragen beantwoorden over beleggen, wat schuift het? Hier moet je vragen beantwoorden over een accountmanager. Ook moeten hier verschillende berekeningen worden gedaan. Ter afsluiting worden de juiste antwoorden van het examen weergegeven.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Beleggen; Relatie tussen waarde van aandelen en obligaties met rentestand; Economie; Risico en informatie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    aandelen, arrangeerbaar, beleggen wat schuift het?, conjunctuur, economie, obligaties, risico en informatie, stercollectie, vermogensmarkt, vwo456

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Beleggen, wat schuift het? - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/143566/Opdracht__Beleggen__wat_schuift_het____h45