Nectar VMBO-kgt Hoofdstuk 2 Bewegen

Nectar VMBO-kgt Hoofdstuk 2 Bewegen

Startpagina

Beste leerlingen,

Ik heb deze wikiwijs voor jullie gemaakt om te oefenen met de leerstof van 'Hoofdstuk 2 Bewegen'. Dit hoofdstuk gaat over hoe dieren (en dan met name de moderne mens) zich voortbewegen.

Weet je nog?

Gewervelden

Organismen kunnen op basis van hun celbouw in vier rijken worden ingedeeld, namelijk; bacteriën, planten, schimmels en dieren.

Het dierenrijk kan vervolgens op basis van het wel/niet hebben van een skelet worden onderverdeeld in acht stammen.

Eén dierenstam is 'gewervelden'. Gewervelden hebben een inwendig skelet en kenmerken zich door een wervelkolom.

Paragraaf 2.1 Het skelet

Wist je dat...

Het kleinste botje in je lichaam heet de 'stijgbeugel' en bevindt zich in je middenoor, achter je trommelvlies. Samen met de 'hamer' en het 'aambeeld' vormt de stijgbeugel; de gehoorbeentjes. De gehoorbeentjes versterken de trillingen van het trommelvlies en geven deze door aan het slakkenhuis, waar de trillingen worden omgezet in impulsen die via zenuwen de hersenen bereiken. De hersenen verwerken de impulsen en nemen 'geluid' waar.

De gehoorbeentjes; hamer (links), aambeeld (midden), stijgbeugel (rechts).
De gehoorbeentjes; hamer (links), aambeeld (midden) en stijgbeugel (rechts).

 

Wist je dat...

Het grootste bot in je lichaam heet het 'dijbeen' en bevindt zich in je bovenbeen.

Voorkennis ophalen

Leerdoelen

Aan het einde van deze paragraaf kun je...

- botten aangeven en benoemen in een afbeelding

- vier taken van het beenderstelsel noemen

- twee vormen van botten noemen

- de kenmerken van pijpbeenderen en platte beenderen noemen

- voorbeelden van pijpbeenderen noemen

- voorbeelden van platte beenderen noemen

- de onderdelen van een bot aangeven en benoemen in een afbeelding

- beenweefsel herkennen in een afbeelding

- kenmerken van beenweefsel noemen

- samenstelling van de tussencelstof van beenweefsel noemen

- kraakbeenweefsel herkennen in een afbeelding

- kenmerken van kraakbeenweefsel noemen

​- samenstelling van de tussencelstof van kraakbeenweefsel noemen

 

Beenderstelsel (bouw)

Schedel

De schedel bestaat uit een groot aantal vergroeide botten en de onderkaak.

Schoudergordel

De schoudergordel bestaat uit de schouderbladen en de sleutelbeenderen.

Borstkas

De borstkas (zonder -t) bestaat uit de borstwervels, het borstbeen en de ribben. Aan de rugzijde zitten de ribben vast aan de borstwervels en aan de voorkant zitten de zogenoemde ware ribben vast aan het borstbeen en de zogenoemde zwevende ribben zitten aan de voorkant nergens aan vast.

Bekkengordel

De bekkengordel bestaat uit de heupbeenderen, het heiligbeen en het staartbeen.

Ledematen

Armen en benen vormen de ledematen.

Beenderstelsel (taken)

Vier belangrijke taken van het beenderstelsel of skelet zijn; stevigheid, vorm, bescherming en beweging.

* Andere taken van het beenderstelsel hoeven jullie niet te kennen, maar kun je (als je daarin geïnteresseerd bent) terugvinden bij het kopje 'Verdieping'.

Stevigheid geven aan het lichaam

Het beenderstelsel geeft stevigheid aan ons lichaam. Zonder skelet zouden we in elkaar zakken.

Vorm geven aan het lichaam

Het beenderstelsel geeft vorm aan ons lichaam. Vaak kun je aan een skelet al zien welke vorm een lichaam heeft. Zonder skelet zouden we eruitzien als pudding.

[Maak de online leeractiviteit 'Vormgeving' onder het kopje 'oefenen']

Kwetsbare organen beschermen

Het beenderstelsel beschermt kwetsbare organen. Zo beschermt de schedel; de hersenen, de borstkas; de longen, het hart, de milt en de nieren (en delen van de lever en de maag), het bekken; delen van de dunne en dikke darm, de eierstokken en de baarmoeder, en de wervelkolom; het ruggenmerg en de grote lichaamsslagader (aorta).

[Maak de online leeractiviteit 'Bescherming' onder het kopje 'oefenen']

Beweging mogelijk maken

Botten maken, samen met spieren, beweging mogelijk. Spieren zitten met pezen vast aan twee naast elkaar gelegen botten. Door samen te trekken, beweegt een spier twee botten naar elkaar toe.

Indeling botten

Twee veelvoorkomende vormen van botten zijn; (1) langgerekt en rond, en (2) breed en afgeplat. Langgerekte, ronde botten noem je; pijpbeenderen. Brede, afgeplatte botten noem je; platte beenderen.

* De overige vormen van botten hoeven jullie niet te kennen, maar kun je (als je daarin geïnteresseerd bent) terugvinden bij het kopje 'verdieping'.

Pijpbeenderen zorgen vooral voor stevigheid. Platte beenderen zorgen vooral voor bescherming van kwetsbare organen.

Bouw botten

Beenschors en beenmerg

Als je een bot in de lengte of in de breedte doormidden zaagt, zul je zien dat de binnenkant van het bot er anders uitziet dan de buitenkant. Daarbij heeft een pijpbeen nog een holte, die platte beenderen niet hebben.

De binnenkant van platte beenderen en de binnenkant van uiteinden van pijpbeenderen is spongieus (heeft veel grote ruimtes, net als een spons). In deze ruimtes zit rood beenmerg. Rood, omdat hier onder andere rode bloedcellen gevormd worden. De binnenkant wordt ook wel beenmerg genoemd.

De buitenkant van platte beenderen en pijpbeenderen is compact (heeft geen ruimtes). Deze wordt ook wel beenschors genoemd.

In de holte van pijpbeenderen zit geel beenmerg. Geel, omdat hierin vet opgeslagen wordt. De holte wordt ook wel mergholte genoemd.

 

 

Beenvlies en kraakbeen

Beenderen zijn rondom bedekt met een vlies; het beenvlies, behalve op de raakvlakken met andere beenderen. De raakvlakken zijn bedekt met kraakbeen. Dit kraakbeen zorgt ervoor dat botten soepel langs elkaar heen kunnen bewegen en beschermt de uiteinden van botten tegen slijtage. Door het vlies lopen zenuwen en bloedvaten (die het bot ingroeien en beencellen van zuurstof en voedingsstoffen voorzien).

Been(weefsel)

Beenweefsel bestaat uit beencellen met daartussen een tussencelstof die veel kalk en weinig lijmstof bevat. De grote hoeveelheid kalk maakt het bot stevig. De kleine hoeveelheid lijmstof maakt het bot enigszins buigzaam, en daarom minder breekbaar.

Beencellen liggen in kringen onder elkaar. Als je een bot dwars doormidden zaagt, zul je daarom ringen zien. Deze rangschikking zorgt ervoor dat het bot erg stevig is, maar niet zwaar weegt. In het midden van zo'n ring bevinden zich bloedvaten (en lymfevaten) die het beenweefsel van voedingsstoffen en zuurstof voorzien en afvalstoffen afvoeren.

Beenweefsel bekeken onder een elektronenmicroscoop.
Beenweefsel bekeken onder een elektronenmicroscoop.
Schematische tekening van beenweefsel.
Schematische tekening van beenweefsel.

Kraakbeen(weefsel)

Kraakbeenweefsel bestaat uit kraakbeencellen met daartussen een tussencelstof die weinig kalk en veel lijmstof bevat. De grote hoeveelheid lijmstof maakt kraakbeen erg buigzaam.

Kraakbeencellen liggen in groepjes bij elkaar.

Oefenen

Vormgeving
Online leeractiviteit waarbij je namen van dieren onder een afbeelding van een skelet moet typen.

Bescherming
Online leeractiviteit waarbij je delen van het beenderstelsel moet combineren met organen die door dat deel beschermd worden.

Beweging
Online leeractiviteit waarbij je afbeeldingen van dieren moet combineren met hun manier van bewegen.

Ligging van botten
Online leeractiviteit waarbij je gevraagde botten moet aanklikken in een afbeelding.

Vormen van botten
Online leeractiviteit waarbij je gegeven botten naar vorm moet sorteren.

Onderdelen van botten
Online leeractiviteit waarbij je onderdelen van botten moet combineren met hun kenmerken.

Been- en kraakbeenweefsel
Online leeractiviteit waarbij je been- en kraakbeenweefsel met hun bijbehorende kenmerken moet combineren.

Been en kraakbeen
Online leeractiviteit waarbij je afbeeldingen van organen moet sorteren naar samenstelling (beenweefsel, kraakbeenweefsel, anders).

Verdieping

Onregelmatige beenderen en sesambeentjes

Naast pijpbeenderen en platte beenderen bestaan er nog twee vormen van botten; onregelmatige beenderen en sesambeentjes. Onregelmatige beenderen kunnen niet bij de andere drie vormen worden ingedeeld.

Sesambeentjes zijn beenderen die niet met een ander been verbonden zijn. Een voorbeeld van een sesambeentje is de 'knieschijf'. Deze ligt ingebed in bindweefsel in plaats van verbonden te zijn aan het dijbeen en het scheenbeen.

Vorming van bloedcellen

In het rode beenmerg van de platte beenderen bevinden zich stamcellen waaruit rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes gevormd kunnen worden.

Het beenderstelsel heeft dus als bijkomende taak; het vormen van bloedcellen.

Opslag van mineralen

Botweefsel bestaat grotendeels uit calciumfosfaat. Calcium en fosfaat zijn mineralen. Deze mineralen kunnen worden vrijgemaakt uit de botten als er ergens in het lichaam calcium of fosfaat nodig is.

Het beenderstelsel heeft dus als bijkomende taak; het opslaan van mineralen.

Afsluiting

Paragraaf 2.2 Skelet en houding

Voorkennis ophalen

Leerdoelen

Aan het einde van deze paragraaf kunnen jullie...

- de bouw van de wervelkolom beschrijven

- onderdelen van de wervelkolom aangeven en benoemen in een afbeelding

- een goede houding (bij het staan, zitten en tillen) beschrijven

- een goede houding herkennen in een afbeelding

-

Wervelkolom (bouw)

Halswervels

Bijna alle zoogdieren hebben zeven halswervels, zo ook een giraf en een muis.

Weetje: De eerste twee halswervels (genaamd 'atlas' en 'axis') kunnen ten opzichte van elkaar veel bewegen, in tegenstelling tot alle andere wervels in de wervelkolom.

Borstwervels

Borstwervels bevinden zich in je bovenrug. Aan de borstwervels zitten de ribben vast.

Lendenwervels

Lendenwervels bevinden zich in je onderrug. Aan de lendenwervels zitten geen ribben vast.

Heilig been

Het heiligbeen bestaat uit meerdere vergroeide beenderen.

Staartbeen

De voorouders van de moderne mens hadden een staart. De moderne mens (Homo sapiens) heeft geen staart meer, maar nog wel overblijfselen van een staart. Deze vergroeide overblijfselen noem je samen het staartbeen.

Tussenwervelschijven

Tussen alle wervels van de wervelkolom bevinden zich schijven bestaande uit kraakbeen. Dit noem je de tussenwervelschijven.

Wervels

Wervels zijn onderdeel van je wervelkolom.

De meeste wervels hebben een opening in het midden. De openingen van alle wervels onder elkaar vormen een tunnel. Door deze tunnel loopt het ruggenmerg. Het ruggenmerg bestaat uit zenuwen.

Kraakbeenschijven

Tussen de wervels zitten schijven die uit kraakbeen bestaan; de kraakbeenschijven. De binnenkant van een kraakbeenschijf is zacht, de buitenkant hard.

Weetje: Kraakbeenschijven noem je ook wel tussenwervelschijven.

Wist je dat...

's Ochtends ben je langer dan 's avonds. Dit komt, omdat de kraakbeenschijven vocht bevatten. Wanneer je ligt kunnen de kraakbeenschijven zich volzuigen met vocht en zijn dan dikker. Wanneer je staat of loopt, wordt het vocht door de wervels uit de kraakbeenschijven geperst en zijn dan dunner.

 

Houding

Goede houding

Vanaf de zijkant bekeken heeft de wervelkolom in een goede houding de vorm van twee onder elkaar gelegen letters S. Dit noem je de dubbele S-vorm van de werkvelkolom.

Vanaf de voorkant of de achterkant bekeken heeft de wervelkolom in een goede houding de vorm van een rechte lijn.

Verkeerde houding

Bij een kromme rug komt er veel druk op maar één kant van de tussenwervelschijven en kan een hernia ontstaan.  

Hernia

Tussen de wervels bevinden zich de tussenwervelschijven, die uit kraakbeen bestaan. Een tussenwervelschijf heeft een harde buitenkant en een zachte binnenkant.

Door een verkeerde houding kan de harde buitenkant beschadigd raken en kan de zachte binnenkant uiteindelijk naar buiten komen. Deze zachte binnenkant kan vervolgens op het ruggenmerg gaan drukken en zenuwpijn veroorzaken. Dit noem je een hernia.

Oefenen

Onderdelen wervelkolom

Afsluiting

Paragraaf 2.3 In beweging

Een taak van het beenderstelsel of skelet is; (in samenwerking met je spieren) beweging mogelijk maken.

Voorkennis ophalen

Leerdoelen

Aan het einde van deze paragraaf kunnen jullie...

- vier beenverbindingen noemen

- beenverbindingen aangeven en benoemen in een afbeelding

- onderdelen van een gewricht (bijv. elleboog, schouder, heup, knie) aangeven en benoemen in een afbeelding

- drie soorten gewrichten noemen

- soorten gewrichten aangeven en benoemen in een afbeelding

- onderdelen van een spier aangeven en benoemen in een afbeelding

- de werking van spieren uitleggen

Beenverbindingen

Vergroeiing

Botten die met elkaar vergroeid zijn, kunnen niet ten opzichte van elkaar bewegen. Vergroeiingen vind je bijvoorbeeld in het heiligbeen.

Naadverbinding

Botten die met een naad met elkaar verbonden zijn, kunnen niet ten opzichte van elkaar bewegen. Naadverbindingen vind je bijvoorbeeld tussen de schedelbeenderen.

Kraakbeenverbinding

Botten die met kraakbeen met elkaar verbonden zijn, kunnen weinig ten opzichte van elkaar bewegen. Kraakbeenverbindingen vind je bijvoorbeeld tussen het borstbeen en de ribben, of tussen de wervels.

Gewricht

Botten die met een gewricht met elkaar verbonden zijn, kunnen veel ten opzichte van elkaar bewegen. Een gewricht vind je bijvoorbeeld in de pols, de elleboog, de schouder, de heup, de knie en de enkel.

Gewrichten (bouw)

Gewrichtsknobbel

De gewrichtsknobbel is het bolle uiteinde van een bot dat deel uitmaakt van een gewricht. Het is bedekt met een laagje kraakbeen.

Gewrichtskom

De gewrichtskom is het holle uiteinde van een bot dat deel uitmaakt van een gewricht. Het is bedekt met een laagje kraakbeen.

Gewrichtskapsel

Het gewrichtskapsel ligt om het gewricht.

Gewrichtsbanden

De gewrichtsbanden liggen om het gewrichtskapsel.

Gewrichten (soorten)

Kogelgewricht

Bij een kogelgewricht draait het bolle uiteinde van het ene bot in het holle uiteinde van het andere bot. Een kogelgewricht is bijvoorbeeld te vinden in de schouder, waar het opperarmbeen in het schouderblad draait.

Scharniergewricht

Bij een scharniergewricht maakt het ene bot een hoek ten opzichte van het andere bot. Een scharniergewricht is bijvoorbeeld te vinden in de elleboog, waar de ellepijp en het spaakbeen een hoek maken met het opperarmbeen.

Rolgewricht

Bij een rolgewricht rolt het ene bot over het andere bot. Een rolgewricht is te vinden in je onderarm, waar het spaakbeen over de ellepijp rolt.

Spieren (bouw)

Spiervezels

Spiercellen in skeletspieren vormen draden die spiervezels genoemd worden. Elke spiervezel is één hele lange spiercel die van de ene kant van de spier helemaal naar de andere kant van de spier loopt.

Een spiervezel wordt aan de binnenkant door tussenwandjes in vele, dezelfde stukken verdeeld. Aan die tussenwandjes zitten dunne draden. Tussen de dunne draden bevinden zich losse, dikke draden.

 

Spierbundel

Meerdere spiervezels worden bij elkaar gehouden door een vlies. Zo'n bundel spiervezels noem je een spierbundel.

Spier

Meerdere spierbundels worden bij elkaar gehouden door een taai vlies genaamd 'de spierschede'. Samen vormen alle spierbundels de spier.

Pezen

Spieren zitten aan beide uiteinden met pezen vast aan twee verschillende botten van hetzelfde gewricht.

Spieren (werking)

Spieren worden korter als zij samentrekken. Een spier kan niet uit zichzelf weer lang worden, daarvoor heeft een spier hulp nodig van een andere spier. Die andere spier noem je de antagonist van de eerste spier.

Spieren zitten met pezen vast aan twee naast elkaar gelegen botten. De spier moet een gewricht overbruggen om beweging mogelijk te maken. Door samen te trekken, beweegt een spier twee botten naar elkaar toe.

Spiervezels

Als een spiervezel niet samengetrokken is, overlappen de dunne en de dikke draden elkaar slechts gedeeltelijk.

Als een spiervezel samentrekt, schuiven de dunne draden nog verder over de dikke draden heen, waardoor zij elkaar volledig overlappen. De tussenwandjes komen zo dichter bij elkaar te liggen en elk stuk van de spiervezel wordt daarmee korter.

Als meerdere spiervezels samentrekken, is het uiteindelijke resultaat; de hele spier wordt korter (en dikker).

Omdat een spier met een of meer pezen aan een bot vastzit, wordt het bot meegetrokken. Het resultaat daarvan is dat botten naar elkaar toe bewegen.

 

Antagonisten

Spieren worden korter als zij samentrekken. Een spier kan niet uit zichzelf weer lang worden, daarvoor heeft een spier hulp nodig van een andere spier. Die andere spier noem je de antagonist van de eerste spier.

Een voorbeeld van een antogonistisch spierenpaar is de armstrekspier (triceps) en de armbuigspier (biceps). Als de armbuigspier samentrekt, buigt de arm en ontspant de armstrekspier. Als de armstrekspier samentrekt, strekt de arm en ontspant de armbuigspier.

Oefenen

Gewricht (bouw)
Online leeractiviteit waarbij je de juiste namen moet kiezen voor de onderdelen die in een afbeelding van een gewricht worden aangegeven.

Afsluiting

Paragraaf 2.4 Blessures

Je beenderen en je spieren werken samen om beweging mogelijk te maken. Door een beschadiging aan je beenderen, gewrichten of spieren, kan beweging beperkt worden.

Botblessures

Botbreuk

Bij een botbreuk is botweefsel op één of meer plaatsen onderbroken. De behandeling bestaat uit het 'zetten' van de botstukken door een arts. Dit 'zetten' gebeurt door een operatie (waarbij met platen en pinnen de botstukken op hun plek gehouden worden) óf met gips. Zo wordt er zo goed mogelijk voor gezorgd dat de botstukken weer op de juiste manier aan elkaar vastgroeien.

Gewrichtsblessures

Ontwrichting

Bij een ontwrichting is de gewrichtsknobbel uit de gewrichtskom. De behandeling bestaat uit het terugduwen van de gewrichtknobbel in de gewrichtskom door een arts en rust.

Verstuiking/verzwikking

Bij een verstuiking zijn het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden te ver uitgerekt. Een verstuiking noem je ook wel een 'verzwikking'. De behandeling bestaat uit; een kwartier koelen met ijs(water) en rust.

Voetbalknie

Bij een voetbalknie is de meniscus gescheurd of gerafeld. De behandeling bestaat uit een kijkoperatie.

Gescheurde kniebanden

Bij gescheurde kniebanden zit er een scheur in de kruisbanden of de gewrichtsbanden van het kniegewricht.

Spierblessures

Spierpijn

Bij spierpijn hebben afvalstoffen (bijvoorbeeld melkzuur) zich opgehoopt in de spier. Spierpijn gaat vanzelf over.

Spierkramp

Bij spierkramp trekt een spier plotseling te sterk samen.

Spierscheuring

Bij een spierscheuring zit er een scheurtje in de spier.

Zweepslag

Zweepslag is een plotselinge spierscheuring.

Kneuzing

Bij een kneuzing zijn bloedvaatjes beschadigd, waardoor er een bloeduitstorting ('blauwe plek') ontstaat.

Blessures voorkomen

Oefenen

Blessures
Online leeractiviteit waarbij je meerkeuzevragen moet beantwoorden over afgebeelde blessures.

Blessures 2
Online leeractiviteit waarbij je een kruiswoordpuzzel moet invullen.

Blessures 3
Online leeractiviteit waarbij je blessures moet combineren met de juiste beschrijving.

Paragraaf 2.5 Dieren bewegen

Voorkennis ophalen

Gewervelden

Vissen

Om vooruit te komen in het water, bewegen vissen hun wervelkolom heen en weer.

Voortbeweging vis

Amfibieën

Om vooruit te komen in het water, bewegen amfibieën hun wervelkolom heen en weer.

Reptielen

Om vooruit te komen op het land, bewegen reptielen hun wervelkolom heen en weer.

Voortbeweging krokodilachtige

Vogels

Om vooruit te komen in de lucht, bewegen vogels hun wervelkolom op en neer.

Zoogdieren

Om vooruit te komen op het land of in het water, bewegen zoogdieren hun wervelkolom op en neer.

Voortbeweging katachtige

Voortbeweging walvisachtige

Voortbeweging haasachtige

Ongewervelden

Ongewervelden hebben geen wervelkolom.

Geleedpotigen hebben een uitwendig skelet. Hun lichaam is onderverdeeld in stukken (segmenten) en hun poten bestaan uit meerdere delen (leden). [Vandaar de naam 'geleedpotigen'.] Tussen de leden zit een bewegelijke verbinding. Onder het uitwendige skelet bevinden zich spieren. Elk uiteinde van zo'n spier zit vast aan twee verschillende leden (net zoals spieren vastzitten aan beenderen bij gewervelden). Als een buigspier samentrekt, bewegen de leden naar elkaar toe. Als een strekspier samentrekt, bewegen de leden van elkaar af.

Voortbeweging spin

Overeenkomst in bouwplan

Wanneer je de botten in bijvoorbeeld de voorpoot of de achterpoot van verschillende gewervelden gaat bekijken, zul je zien dat deze veel overeenkomsten vertonen.

Overeenkomsten in bouw van voorpoten
Overeenkomsten in bouw van voorpoten

Deze overeenkomsten in bouwplan zijn geloofwaardig bewijs dat alle gewervelden heel lang geleden uit dezelfde voorouder zijn ontstaan.

Weetje: Een overeenkomst tussen soorten die ontstaan is omdat zij dezelfde voorouder hebben, noem je een homologie.

Zool-, teen- en topgangers

Zoolgangers

Dieren die op hun hele voet (voetwortelbeentjes, middenvoetbeentjes en teenkootjes) lopen, noem je zoolgangers. Voorbeelden van zoolgangers zijn aapachtigen en beerachtigen.

Teengangers

Dieren die op hun tenen (teenkootjes) lopen, noem je teengangers. Voorbeelden van teengangers zijn katachtigen en hondachtigen.

Topgangers

Dieren die op de topen van hun tenen (teenkootjes) lopen, noem je topgangers. Voorbeelden van topgangers zijn hoefdieren. Een topganger noem je daarom ook wel een hoefganger.

Oefenen

Skelet van een giraf

Oefentoets botten

Tip: Maak deze toets een aantal keer, zodat alle botten een keer aan bod gekomen zijn. Er worden namelijk maar 25 vragen gesteld en er zijn twee typen vragen. Tijdens één toetsmoment komen dus niet alle 25 botten die je moet kennen voorbij.

Oefentoets: Onderdelen van het beenderstelsel

Start

Botten benoemen
Online leeractiviteit waarbij je de juiste naam van een bot, onder de afbeelding waarin dat bot blauw gekleurd is, moet typen.

Leerzame video's

Video wervelkolom
Video over de bouw van de wervelkolom.

Video spierpijn

Video spierkramp

Video kneuzing

Examenvragen oefenen

Test: Examenvragen oefenen

Start

Voorbereiden op de toets

Wat voor vragen kun je zoal verwachten op de toets?

- Je krijgt een afbeelding van (een deel van) het beenderstelsel (van de mens of een ander gewerveld dier). De beenderen zijn met nummers of letters aangegeven. Je moet de juiste naam geven van het been dat met nummer of letter [...] wordt aangegeven. Je moet het nummer of de letter noemen die het been aangeeft waarnaar gevraagd wordt.

- Je krijgt een beschrijving van een taak van het beenderstelsel. Je moet de taak die beschreven wordt, noemen.

- Je krijgt een afbeelding van de algemene bouw van een pijpbeen. De onderdelen van het pijpbeen zijn met nummers of letters aangegeven. Je moet de juiste naam geven van het onderdeel dat met nummer of letter [...]  wordt aangegeven. Je moet het nummer of de letter noemen die het onderdeel aangeeft waarnaar gevraagd wordt.

- Je krijgt een uitspraak. Je moet beoordelen of de uitspraak juist of onjuist is.

- Je krijgt een beschrijving van een taak van de wervelkolom. Je moet uitleggen welke eigenschap de wervelkolom heeft die ervoor zorgt dat de wervelkolom die taak kan uitvoeren.

- Je moet beschrijven wat een goede sta-/zit-/lighouding is.

- Je krijgt een afbeelding of een beschrijving van een beenverbinding. Je moet de beenverbinding die afgebeeld of beschreven wordt, noemen.

- Je krijgt een afbeelding of een beschrijving van een beweging. Je moet beschrijven welke spieren op dat moment zijn samengetrokken of ontspannen.

- Je krijgt een afbeelding of een beschrijving van een blessure. Je moet de blessure die afgebeeld of beschreven wordt, noemen.

- Je krijgt een beschrijving van maatregelen die je kunt treffen om blessures te voorkomen. Je moet beschrijven waardoor die maatregelen een blessure kunnen voorkomen.

- Je moet beschrijven welke beweging de wervelkolom van vissen/amfibieën/reptielen/vogels/zoogdieren maakt.

- Je krijgt een beschrijving van de stand van een achterpoot. Je moet kiezen of de beschrijving bij zoolganger/teenganger/topganger hoort.

- Je krijgt een afbeelding van een dier. Je moet kiezen welk skelet het dier heeft, of het dier een wervelkolom heeft, enzovoorts. [Tip: Kijk nog even naar de kenmerken van de acht dierenstammen en de vijf dierenklassen in Hoofdstuk 1]

- Je krijgt een beschrijving van een eigenschap. Je moet kiezen of de eigenschap bij beenweefsel of kraakbeenweefsel hoort.