Leesvaardigheid voor brugklas mavo/havo

Leesvaardigheid voor brugklas mavo/havo

Welkom

In dit leerarrangement begrijpend lezen ga je leren hoe je de belangrijkste informatie in een tekst kunt vinden. Dat is niet alleen belangrijk voor het vak Nederlands, maar ook voor andere vakken waarbij je veel moet lezen. Denk maar eens aan aardrijkskunde of geschiedenis. Als je goed begrijpend kunt lezen, zullen ook deze vakken je gemakkelijker afgaan.

In vorige lessen heb je geleerd wat het onderwerp van een tekst is en hoe je dat kunt vinden. Maar dan weet je nog niet waar de tekst echt over gaat. Daarmee gaan we in dit leerarrangement aan de slag.

Wat ga je leren?

Aan het eind van dit arrangement:

  • weet je hoe je de belangrijkste informatie uit een tekst moet halen;
  • kun je dit in een tekst toepassen
  • en heb je hiermee geoefend met een tekst uit je geschiedenisboek.

 

Wat ga je doen?

Met twee korte oefeningen blikken we terug op wat je in de vorige lessen hebt geleerd over het onderwerp van een tekst en hoe je dat snel kunt vinden.

Als je het onderwerp hebt gevonden, weet je nog niet wat de belangrijkste informatie in de tekst is. Dat ga je leren in dit leerarrangement.

Je leest en bekijkt de theorie. Daarna maak je een van de twee opdrachten: Opdracht A, B of C.
Kies opdracht A als je begrijpend lezen nog een beetje moelijk vindt en je liever tekent dan schrijft om dingen te onthouden.
Kies opdracht B als begrijpend lezen je gemakkelijk afgaat en je liever schrijft dan tekent om dingen te onthouden.
Kies opdracht C als je zin hebt in een extra uitdaging: word docent en ontwerp een oefentoets vor je medeleerlingen.

Wat kun je al? Een terugblik

In de vorige lessen leesvaardgheid heb je geleerd hoe je snel het onderwerp van een tekst kan vinden. Weet je het nog? Fris je kennis op met de volgende opdrachten. Kom je er niet uit? Klik dan even op het kopje Theorie in het keuzemenu.

Theorie

Het onderwerp van een tekst

Een tekst is nooit zomaar een verzameling worden. De schrijver wil je iets vertellen. Dat is het onderwerp van een tekst. Wat het onderwerp is, kun je in een of een paar woorden vertellen, bijvoorbeeld: kickboksen, de opwarming van de aarde of hoe train je een jonge hond.

Weten wat het onderwerp is voordat je echt begint met lezen, helpt je bij het begrijpen van de tekst.

Het onderwerp vinden doe je zo:

  • lees de kop (of titel) boven de tekst
  • bekijk de afbeeldingen
  • lees de tussenkopjes, ofwel de vetgedrukte woorden in de tekst
  • lees woorden die opvallen, bijvoorbeeld omdat ze GROOT, vet, schuin of gekleurd zijn
  • Lees de inleiding van het stuk. Dat is de eerste alinea, die vaak vet gedrukt is

Dit heet oriënterend lezen.

De belangrijkste informatie in een tekst

Bekijk de video en leer hoe je de belangrijkste informatie in een tekst vindt.

 

De betekenis van onbekende woorden vinden

In een tekst kun je woorden tegenkomen die je nog niet kent. Dat is vervelend, want onbekende woorden zorgen ervoor dat je de tekst minder goed begrijpt. Je kunt natuurlijk naar een woordenboek grijpen, maar dat kost tijd. Gelukkig zijn meer trucjes om achter de betekenis van woorden te komen. We hebben er twee behandeld in de klas; een synoniem vinden en een omschrijving vinden. Maar er zijn er meer. Die zie je in deze video.

 

Quizlet

Wil je je theoriekennis begrijpend lezen testen of nog even oefenen? Het kan allebei met deze Quizlet. Met het drop-downmenu rechtsonder kun je kiezen op welke manier je dat wil doen; flashcards, combinatie-oefeningen of iets anders, jij mag het zeggen.

Keuzeopdracht: A , B of C

Je gaat nu een opdracht maken bij een tekst uit je gechiedenisboek over jagers die boeren worden. Er zijn twee opdrachten, jij maakt er één. Welke? Dat mag je zelf kiezen.

Vind je begrijpend lezen nog een beetje moeilijk? Of vind je tekenen leuker dan schrijven?
Kies dan opdracht A.
Gaat lezen je meestal gemakkelijk af? En wil je vast een start maken met het leren voor geschiedenis? Laat je dan uitdagen en maak opdracht B.

Toe aan een echte uitdaging? Maak dan opdracht C en ontwerp zelf een oefentoets voor je klasgenoten.

 

Leestekst: Jagers worden boeren

Lees de onderstaande tekst globaal. Kies dan voor opdracht A of B.

 

Het ontstaan van de landbouw

Grotschildering jagers
(c) Claus Hausmann/creative commons

1] Mensen hebben heel lang geleefd als jager-verzamelaars. Dat veranderde ongeveer 11.000 jaar gelden in het Midden-Oosten, in een gebied dat de vruchtbare halve maan wordt genoemd.
De jager-verzamelaars in dat gebied plukten graankorrels die daar in het wild groeiden. Ze wreven die met stenen tot meel en bakten er brood van.

2] Op een bepaald moment ontdekten de jager-verzamelaars dat ze het graan ook zelf konden laten groeien door geplukte graankorrels in de grond te stoppen. Met het planten en oogsten van het graan onstond de akkerbouw: het verbouwen van plantaardig voedsel. De eerste planten die mensen lieten groeien waren tarwe en gerst. Later deden ze dat ook met olijven en druiven, waarvan ze olie en wijn maakten.

3] De veeteelt ontstond toen mensen begonnen met het tam maken en fokken van dieren, zoals schapen en varkens. Door de veeteelt hadden mensen altijd vlees. Ze gingen de dieren ook melken en gebruiken als trekdier. Akkerbouw en veetelt worden samen landbouw genoemd.

4] Het ontstaan van de landbouw was een revolutie, een grote verandering. Deze verandering wordt daarom de landbouwrevolutie genoemd. De landbouwrevolutie was een langzame verandering. In het begin leverde de landbouw niet genoeg voedsel op om van te leven. Boeren moesten ook nog jagen en voedsel verzamelen. Maar op den duur werd landbouw het belangrijkste middel van bestaan.

Landbouwsamenleving
5] Door de landbouwsamenleving kregen mensen een heel andere levenswijze dan de jager-verzamelaars hadden. Ze gingen leven in een landbouwsamenleving. Zo'n samenleving heeft twee kenmerken. Ten eerste leefden mensen van de landbouw: ze produceerden hun eigen voedsel in plaats van dat ze voedsel zochten. Ten tweede gingen ze op een vaste plaats wonen. Groepen boeren bouwden dorpen bij hun akkers en weiden. Deze boerendorpen zorgden voor zichzelf. De bewoners maakten hun eigen voedsel, kleding en andere spullen.

6] Het leven van boeren had voordelen. In hun huizen hadden ze minder last van regen, wind en kou dan de jager-verzamelaars in hun tijdelijke hutten. Maar aan de landbouw zaten ook risico's. Door te veel of te weinig regen kon een oogst mislukken en hongersnood onstaan. Slimme boeren bedachten daar oplossingen voor. Ze gingen bijvoorbeeld aardewerken potten maken om voorraden in te bewaren. Een ander probleem dat boeren oplosten, was dat tarwe en gerst geplant moesten worden in losgemaakte grond. Daarvoor vonden ze de ploeg uit. Zo zette de landbouw mensen aan tot het uitvinden van nieuwe voorwerpen waarmee ze iets konden doen of maken. Deze werktuigen maakten het werken en leven van boeren gemakkelijker.

Landbouw in Nedeland

7] Vanuit het Midden-Oosten trokken boeren naar andere gebieden. Daarbij namen ze hun gewassen en dieren mee. Hierdoor leerden mensen in andere gebieden ook de landbouw kennen. Zo verspreidden mensen de landbouw in Azië, Europa en Afrika. Ongeveer 7300 jaar geleden kwamen de eerste boeren in Nederland. Op de vruchtbare grond in Zuid-Limburg legden ze akkers aan en bouwden ze dorpen. Bij Elsloo vonden archeologen sporen van zo'n dorp. Tussen 7300 en 5000 jaar geleden werd de landbouw in heel Nederland overgenomen.

Bron: Geschiedeniswerkplaats paragraaf 1.2 'Jagers worden boeren' , 3e editie, Noordhoff Uitgevers b.v.

Opdracht A

Lees van elke alinea van de tekst de eerste en de laatste zin. Welke van de twee bevat de belangrijkste informatie (deelonderwerp)? Schrijf deze zin op.

Download de tijdlijn in het keuzemenu. Schrijf het deelonderwerp de eerste alinea onder het vakje linksboven. Als in die alinea een tijd of jaartal wordt genoemd, zet die er dan bij. Doe dit voor alle alinea's. Zoek op internet bij elk deelonderwerp een passend plaatje of print de tijdlijn uit en maak een tekening. Nu heb je zelf een tijdlijn gemaakt! Upload je tijdlijn op Google classroom van jouw klas.

Opdracht B

Lees van elke alinea van de tekst de eerste en de laatste zin. Welke van de twee bevat de belangrijkste informatie (deelonderwerp)? Schrijf het deelonderwerp in je eigen woorden op. Nu weet je van elke alinea de belangrijkste informatie.

Maak een samenvatting van de tekst van ongeveer 150 woorden die je kunt gebruiken bij het leren van je toets geschiedenis. Welke informatie schrijf je op en wat laat je weg?

Opdracht C

Stel nu, dat jij de docent was en met deze tekst een toetsvragen zou moeten bedenken voor de leerlingen in jouw klas. Welke vragen zou jij stellen?

Bedenk bij elke alinea één vraag. Begin je vraag bijvoorbeeld met: wat, wanneer, waarom, hoe of waar. Voorbeeldvraag: welke voordelen had het leven van de boeren?
Antwoord: in hun huizen hadden ze minder last van regen en wind dan de jager-verzamelaars.

Voeg je vragen toe aan Google Forms, door op het plusje te klikken en je vraag in te tikken. Zet tussen haakjes je naam achter de vraag zodat de docent weet wie wat gemaakt heeft. Kies voor 'kort antwoord' of als je jezelf echt wilt uitdagen voor meerkeuze.

Maak het je klasgenoten niet te gemakkelijk, maar zorg dat het antwoord op je vraag in de tekst te vinden is.

Als alles af is, haalt de docent de dubbele vragen er uit en gaat de hele klas jullie 'toets' maken. Succes!

Afsluitende opdracht

De leerlingen van groep C hebben vragen bij de tekst uit je geschiedenisboek bedacht. Die gaan jullie nu maken.

 

Terugblik en afsluiting

Visie

Content
Ik geef Nederlands aan een brugklas vmbo-t/havo. Volgens de diagnostische toets begrijpend lezen liggen de niveaus op het gebied van begrijpend lezen niet ver uiteen. Op een paar uitschieters naar boven of naar beneden na, zitten leerlingen tussen niveau 1f en op weg naar 2f. Wel merk ik grote verschillen in leesplezier. Een aantal leerlingen gaf in de leesautobiografie aan graag boeken te lezen, anderen ervaren het als saai en als iets dat je alleen doet voor de toets. Met dit leerarrangement wil ik wat plezier toevoegen aan dit onderdeel door aan te haken bij de voorkeursintelligentie van de leerlingen. Met mijn keuze voor de leestekst, afkomstig uit hun geschiedenisboek, onderstreep ik daarnaast het belang van begrijpend lezen in hun schoolcarrière.

Ik kies voor convergent differentiëren in de verwerking. De les start met dezelfde instructie voor alle leerlingen en de minimale leerdoelen zijn hetzelfde. In de brugklassen op mijn school zitten dertig leerlingen. Divergent differentiëren, met op de leerling afgestemde leerdoelen, is in zo’n grote groep moeilijk te realiseren (Berben & Teeseling, 2018). Convergent differentiëren maakt ook dat het arrangement makkelijk valt in te passen in het Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) op mijn school.

De les begint met het activeren van de voorkennis door twee korte opdrachten over de eerder behandelde leesstrategie, het oriënterend lezen. De leerling krijgt direct feedback op zijn of haar antwoorden. Dit onderdeel komt ook terug in de kennisclip. Als extra theorie voeg ik een bestaande video toe over woordraadstrategieën, wat ook al eerder is behandeld.

Leerlingen kunnen na het bekijken van de video de bekende en nieuwe stof testen met Quizlet. Vervolgens kiezen ze de verwerkingsopdracht die hen het meest aanspreekt. In opdracht A geven ze de belangrijkste informatie uit de alinea’s (de deelonderwerpen) weer in tekeningen. In opdracht B bedenken leerlingen bij de gevonden deelonderwerpen vragen die ze in Google Forms zetten. De docent haalt de dubbele vragen uit de ‘quiz’ zodat de hele klas hem kan maken, als gezamenlijke afsluiting.

Beide opdrachten doen een beroep doen op de hogere denkvaardigheden; creëren en analyseren (Kolb in: Geerts & Van Kralingen). Omdat die moeilijk summatief vallen te toetsen, kies ik formatief toetsen door middel van feedback per e-mail. Helaas valt feedback op deze opdrachten niet in Wikiwijs te realiseren. Ook worden leerlingen uitgenodigd zelf te reflecteren op hun leerdoel door middel van open en meerkeuzevragen.

 

Pedagogisch
Dit arrangement beslaat het onderdeel ‘het vinden van de belangrijkste informatie in een tekst’, wat leerlingen moeten beheersen om goed begrijpend te kunnen lezen. Ik bouw voort op hun voorkennis het vinden van het onderwerp, dat al in eerdere lessen is behandeld (Geerts & Van Kralingen, 2016). De nieuwe kennis wordt zo gekoppeld aan bestaande kennis, waardoor het leren betekenisvol wordt.

Aan het eind van dit arrangement kunnen leerlingen de belangrijkste informatie uit een tekst halen en hebben ze dit geoefend met een tekst uit hun geschiedenisboek. Door deze tekstkeuze ervaren ze dat begrijpend lezen een vaardigheid is die ze ook buiten de les Nederlands nodig hebben.

De lesinhoud beantwoord aan een aantal behoeften van leerlingen; de keuzevrijheid appelleert aan de autonomie, een van de elementen van een krachtige leeromgeving (Geerts & Van Kralingen, 2016). Ook kunnen leerlingen een opdracht kiezen die aansluit bij hun voorkeursintelligentie (Gardner: in (Berben & Teeseling, 2018). De visueel, ruimtelijk ingestelde leerling verwerkt de stof door het maken van tekeningen. Deze opdracht krijgt extra betekenis doordat het eindproduct, een tijdlijn, direct te gebruiken is bij het leren voor de toets geschiedenis. De verbaal-linguïstisch ingestelde leerling duikt dieper de tekst in en bedenkt zelf vragen bij de tekst, die later door de hele klas worden gemaakt. (Geerts & Van Kralingen, 2016). Hoewel de theorie van Gardner over de meervoudige intelligentie niet door wetenschappelijk onderzoek wordt gestaafd, kan de docent er toch uit putten om bijvoorbeeld de kwaliteiten van leerlingen te zetten bij het leren (Geerts & Van Kralingen, 2016).

 

Technisch
Ophalen voorkennis gebeurt met vragen en een oefening in Wikiwijs. De antwoorden zijn direct te zien. De leerling weet dus direct of hij de stof nog steeds beheerst. In de kennisclip behandel ik in gesproken woord en beeld en een minimum aan tekst de theorie. Het beeld ondersteunt mijn uitleg in hetzelfde frame zodat de kennis tegelijkertijd auditief en visueel wordt opgenomen (Digitale didactiek, z.d.).

De leerlingen die opteren voor de opdracht waarin ze vragen bedenken, doen dit in Google Forms. Deze tool laat zich insluiten in Wikiwijs, wat duidelijkheid biedt doordat leerlingen niet buiten de website te hoeven werken. Ook is Google Forms door meerdere personen te bewerken. Alle vragen komen op dezelfde plek. De docent kan – wanneer de leerling zijn naam bij het werk zet – het van feedback voorzien. Helaas biedt Forms niet de mogelijkheid dat in de tool zelf te doen. De docent kan ervoor kiezen dit individueel per e-mail te doen. De leerlingen die de tijdlijn maken, downloaden die van Wikiwijs. Omdat het niet mogelijk is om ook documenten in Wikiwijs te uploaden, doen ze dit Google Classroom, dat ze al enige tijd gebruiken.

Digitaal leren stelt leerlingen in staat in hun eigen tempo en op verschillende plaatsen momenten te leren. In deze tijd van corona en lockdown, waarin leerlingen en docenten vaak korte of langere tijd niet op school zijn, voorkom je met een digitaal leerarrangement dat thuiszittende leerlingen achterop komen. Voorwaarde is wel dat leerlingen al in de klas met de tool hebben geoefend en de docent ter plekke onduidelijkheden over het gebruik ervan heeft kunnen uitleggen.

 

Literatuur
Berben, M., & Teeseling, M. (2018). Differentiëren is te leren! (1ste editie). Amersfoort, Nederland:  CPS Onderwijsontwikkeling en advies.

Digitale didactiek. (z.d.). Geraadpleegd op 11 november 2020, van          http://www.digitaledidactiek.be/modules/2-ontwerp/theorie/mayer/mayers-ontwerpprincipes-van-multimedialeren/

Geerts, W., & Kralingen, R. (2016). Handboek voor leraren (2de editie). Bussum, Nederland: Coutinho.

 

Evaluatie

Ik heb in de afgelopen leerjaren een aantal kennisclips gemaakt. Ik heb hiervoor bewust elke keer een andere tool uitgeprobeerd; Prezi, PowToon, Adobe Spark en nu PowerPoint. Die laatste vind ik het meest gebruiksvriendelijk. Wikiwijs kende ik nog niet en ik was blij met de functionaliteiten als vragen en opdrachten en met de mogelijkheid om andere tools, als Quizlet en Google Forms in te sluiten. Zo kunnen leerlingen binnen Wikiwijs blijven werken, wat onduidelijkheden voorkomt. Wat ik jammer vond, was de onaantrekkelijke vormgeving en dat het niet mogelijk is voor leerlingen om werk te uploaden of hun atwoorden te bewaren. Hierdoor heb ik voor de tekenopdracht toch moeten uitwijken naar een niet-insluitbare tool.

Differentiëren gaat goed met deze ICT-toepassing. Het is eenvoudig om op één plek verschillende instructievormen en opdrachten klaar te zetten, die leerlingen in hun eigen tempo en op verschillende momenten kunnen maken. Het coronatijdperk heeft meer dan ooit de meerwaarde van digitaal onderwijs bewezen.

Voorwaarde is wel dat de tool voldoende gebruiksvriendelijk is voor leerlingen. Op mijn school werken we met een aantal digitale leermiddelen, waaronder Nieuwsbegrip en Nieuw Nederlands Online. Ik merk dat die niet allemaal even intuïtief zijn en dat leerlingen, vooral in de onderbouw, aanzienlijk minder digitaal vaardig zijn dan de docenten denken.

Ik heb nu gedifferentieerd in de verwerking op basis van de leervoorkeur van de leerling zelf. Mijn leerdoel is om me voor het eind van het collegejaar ‘20-’21 bekwaamd te hebben in minstens een ander platform dan Wikiwijs.

UPDATE 2022: Inmiddels heb ik kennsigemaakt met LessonUp. Dits is een  tool waarmee je in de les bijvoorbeeld voorkennis kunt ophalen. De tool bevat net als Wikiwijs de mogelihjkheid meerkeuze-, open vragen en sleepvragen te stellen. Ook is het mogelijk een anatal andere tools (waaronder YouTube) te embedden. Extra voordeel is dat leerlingen de oefeningen ook thuis kunnen maken. Dit maakt LessonUp geschikt voor hybride lessen, waarbij een deel van de klas thuis zit en een deel in de klas. Voordeel ten opzichte van Wikiwijs is dat de resulaten per leerling zichtbaar zijn voor de docent.

  • Het arrangement Leesvaardigheid voor brugklas mavo/havo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Christine de Vos
    Laatst gewijzigd
    2022-12-17 17:03:36
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Aan het eind van de les zijn lln in staat om de belangrijkste info uit een tekst te halen.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.