Stel nu, dat jij de docent was en met deze tekst een toetsvragen zou moeten bedenken voor de leerlingen in jouw klas. Welke vragen zou jij stellen?
Bedenk bij elke alinea één vraag. Begin je vraag bijvoorbeeld met: wat, wanneer, waarom, hoe of waar. Voorbeeldvraag: welke voordelen had het leven van de boeren?
Antwoord: in hun huizen hadden ze minder last van regen en wind dan de jager-verzamelaars.
Voeg je vragen toe aan Google Forms, door op het plusje te klikken en je vraag in te tikken. Zet tussen haakjes je naam achter de vraag zodat de docent weet wie wat gemaakt heeft. Kies voor 'kort antwoord' of als je jezelf echt wilt uitdagen voor meerkeuze.
Maak het je klasgenoten niet te gemakkelijk, maar zorg dat het antwoord op je vraag in de tekst te vinden is.
Als alles af is, haalt de docent de dubbele vragen er uit en gaat de hele klas jullie 'toets' maken. Succes!