Lees de onderstaande tekst globaal. Kies dan voor opdracht A of B.
Het ontstaan van de landbouw
1] Mensen hebben heel lang geleefd als jager-verzamelaars. Dat veranderde ongeveer 11.000 jaar gelden in het Midden-Oosten, in een gebied dat de vruchtbare halve maan wordt genoemd.
De jager-verzamelaars in dat gebied plukten graankorrels die daar in het wild groeiden. Ze wreven die met stenen tot meel en bakten er brood van.
2] Op een bepaald moment ontdekten de jager-verzamelaars dat ze het graan ook zelf konden laten groeien door geplukte graankorrels in de grond te stoppen. Met het planten en oogsten van het graan onstond de akkerbouw: het verbouwen van plantaardig voedsel. De eerste planten die mensen lieten groeien waren tarwe en gerst. Later deden ze dat ook met olijven en druiven, waarvan ze olie en wijn maakten.
3] De veeteelt ontstond toen mensen begonnen met het tam maken en fokken van dieren, zoals schapen en varkens. Door de veeteelt hadden mensen altijd vlees. Ze gingen de dieren ook melken en gebruiken als trekdier. Akkerbouw en veetelt worden samen landbouw genoemd.
4] Het ontstaan van de landbouw was een revolutie, een grote verandering. Deze verandering wordt daarom de landbouwrevolutie genoemd. De landbouwrevolutie was een langzame verandering. In het begin leverde de landbouw niet genoeg voedsel op om van te leven. Boeren moesten ook nog jagen en voedsel verzamelen. Maar op den duur werd landbouw het belangrijkste middel van bestaan.
Landbouwsamenleving
5] Door de landbouwsamenleving kregen mensen een heel andere levenswijze dan de jager-verzamelaars hadden. Ze gingen leven in een landbouwsamenleving. Zo'n samenleving heeft twee kenmerken. Ten eerste leefden mensen van de landbouw: ze produceerden hun eigen voedsel in plaats van dat ze voedsel zochten. Ten tweede gingen ze op een vaste plaats wonen. Groepen boeren bouwden dorpen bij hun akkers en weiden. Deze boerendorpen zorgden voor zichzelf. De bewoners maakten hun eigen voedsel, kleding en andere spullen.
6] Het leven van boeren had voordelen. In hun huizen hadden ze minder last van regen, wind en kou dan de jager-verzamelaars in hun tijdelijke hutten. Maar aan de landbouw zaten ook risico's. Door te veel of te weinig regen kon een oogst mislukken en hongersnood onstaan. Slimme boeren bedachten daar oplossingen voor. Ze gingen bijvoorbeeld aardewerken potten maken om voorraden in te bewaren. Een ander probleem dat boeren oplosten, was dat tarwe en gerst geplant moesten worden in losgemaakte grond. Daarvoor vonden ze de ploeg uit. Zo zette de landbouw mensen aan tot het uitvinden van nieuwe voorwerpen waarmee ze iets konden doen of maken. Deze werktuigen maakten het werken en leven van boeren gemakkelijker.
Landbouw in Nedeland
7] Vanuit het Midden-Oosten trokken boeren naar andere gebieden. Daarbij namen ze hun gewassen en dieren mee. Hierdoor leerden mensen in andere gebieden ook de landbouw kennen. Zo verspreidden mensen de landbouw in Aziƫ, Europa en Afrika. Ongeveer 7300 jaar geleden kwamen de eerste boeren in Nederland. Op de vruchtbare grond in Zuid-Limburg legden ze akkers aan en bouwden ze dorpen. Bij Elsloo vonden archeologen sporen van zo'n dorp. Tussen 7300 en 5000 jaar geleden werd de landbouw in heel Nederland overgenomen.
Bron: Geschiedeniswerkplaats paragraaf 1.2 'Jagers worden boeren' , 3e editie, Noordhoff Uitgevers b.v.