Er bestaan meer dan een miljard websites en per jaar worden er meer dan 800.000 boeken gepubliceerd. Maar waar vind je precies die informatie die jij nodig hebt? In deze training leer je hoe je op een slimme en snelle manier betrouwbare informatie vindt die relevant is voor je studie.
Train je informatievaardigheid
De vaardigheden die je nodig hebt bij het zoeken, vinden, beoordelen en verwerken van informatie worden informatievaardigheden genoemd. In het hoger onderwijs is informatievaardigheid één van de competenties die je als student moet ontwikkelen. Het is een belangrijk onderdeel van de competentie onderzoeksvaardigheden. Deze training is gericht op het vergroten van je informatievaardigheid. De training is bedoeld voor eerstejaars studenten van de paramedische opleidingen van Hogeschool Inholland. Er is geen specifieke voorkennis nodig om deel te nemen.
Je leert:
welke soorten informatiebronnen er zijn;
een goede zoekvraag formuleren;
de juiste zoektermen formuleren en gebruiken;
zoeken in relevante informatiebronnen;
informatie op kwaliteit toetsen;
hoe je de gevonden informatie verwerkt bij het schrijven van een rapport, artikel, presentatie, etc.
Zo werkt het:
De training bestaat uit 5 modules, een instaptoets en een afsluitende toets. Iedere module bevat uitleg, quizzen en soms korte video's. Je kan de modules van begin tot eind doorlopen of onafhankelijk van elkaar doen. Klik op de knop 'Volgende' rechts onderin dit scherm om te starten.
Test je voorkennis
Test: Test voorkennis
0%
Test hoe informatievaardig je bent. Doe de instaptest en kijk hoeveel je weet.
Misschien kom je in de vragen begrippen tegen die je nog niet kent. Geen zorgen, deze worden tijdens de training verder uitgelegd.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een goed begin is het halve werk. Ook als je op zoek bent naar literatuur voor je studieopdracht, onderzoek of scriptie. In het eerste onderdeel van deze training wordt aandacht besteed aan het volgende:
Begin met oriënteren, maak een mindmap zodat je een beter beeld krijgt van je onderwerp.
Kijk of er voldoende informatie over je onderwerp te vinden is.
Maak het onderwerp specifiek en beheersbaar door af te bakenen.
Formuleer een hoofdvraag die exact omschrijft wat je wilt weten en richting geeft aan je zoekproces.
Formuleer deelvragen die je hoofdvraag ondersteunen.
Verzamel zoektermen aan de hand van je hoofdvraag en deelvragen
1.1 Begin met oriënteren
Als je een onderwerp hebt gekozen waarover je literatuur wilt gaan zoeken, moet je je daar eerst op oriënteren, zeker als het onderwerp nieuw voor je is. Hierdoor krijg je een beter beeld van alle aspecten van je onderwerp, de definities, feiten en theorieën. Je leert verwante termen en begrippen kennen, de context en verschillende benaderingswijzen. Vaak vind je tijdens je orientatie al verwijzingen naar belangrijke literatuur over je onderwerp.
Mindmappen
Als startpunt voor je oriëntatie kan het maken van een mindmap je goed op weg helpen. Deze kun je snel en makkelijk invullen op MindMeister, of gewoon op papier. Ook kun je tot nieuwe inzichten komen door simpelweg met medestudenten of docenten over je onderwerp te praten.
Tips voor het maken van een mindmap:
Mindmappen op papier helpt om creativiteit de vrije loop te laten,
meer dan wanneer je een mindmap gelijk digitaal uitwerkt
In het centrum van je blad zet je het (globale) hoofdonderwerp
Verbind onderwerpen die bij elkaar horen met lijnen
Gebruik steeds één woord (of beeld) per verbindingslijn, geen hele zinnen
Begin met globale associaties en werk deze daarna specifieker uit met subonderwerpen
Schrijf alles op wat je te binnen schiet. Ook iets dat nu niet bruikbaar lijkt kan later heel waardevol blijken te zijn.
1.2 Begin met oriënteren : voorbeeld
Voorbeeld: obesitas onder jongeren
Stel, je hebt een opdracht waarbij je onderzoek gaat doen naar obesitas onder jongeren.
Wat kan je zoal onderzoeken?
Wat zijn de invalshoeken of aspecten waar het onderwerp uit bestaat?
Hieronder zie je een eerste aanzetje van een mindmap. In de rode wolk staat het hoofdonderwerp. In de gele ovalen globale onderwerpen die ermee te maken hebben, in de blauwe ovalen onderwerpen die daar weer mee te maken hebben. Van daaruit kan de mindmap steeds verder uitgewerkt worden met alles wat je over het onderwerp te binnen schiet.
De mindmap in dit voorbeeld is nog lang niet af. Er kan veel meer toegevoegd worden. Denk bijvoorbeeld aan:
Afvallen, diëten, 'fat shaming', depressie, omgevingsfactoren, sociaaleconomische factoren, inkomen, beïnvloeders, biologische factoren, slaappatroon, erfelijkheid, hormonen, cortisol, gewrichtsproblemen, chronische ziekten, medicijnen, sporten, alledaags bewegen, het Voedingscentrum, het Ministerie van Volksgezondheid...etc.
Door dit allemaal op te schrijven in een mindmap plaats je een onderwerp in perspectief. Zo heb je een beeld van de onderwerpen waarmee je allemaal te maken kan krijgen.
1.3 Orienterende zoekfase
Door het maken van een mindmap heb je een beter beeld gekregen van het onderwerp. Je gaat nu breed naar informatie zoeken om nog méér te weten te komen. Welke trends zijn van toepassing? Wat zeggen experts over je onderwerp? Wat wordt erover geschreven in de literatuur? Het kan hierbij helpen om een voorlopige hoofdvraag te formuleren. Zo'n vraag geeft meer richting aan je zoekproces en helpt je om keuzes te maken.
Gebruik deze oriënterende zoekacties ook om je zoektermen uit te breiden/aan te vullen met termen die je in de diverse relevante documenten tegenkomt.
De volgende bronnen kunnen handig zijn tijdens je oriëntatiefase:
Het web
Natuurlijk ken je Google. Er zijn echter meer zoekmachines waar je gebruik van kunt maken: Bing, Ecosia en DuckDuckGo om er maar een paar te noemen. Er zijn verschillen tussen de zoekmachines in de zoekresultaten en in hoe er met je privacy wordt omgegaan.
Encyclopedieën en Wiki's
Gebruik (online) encyclopedieën en wiki's om een overzicht te krijgen van je onderwerp. Ook de bronnenlijst van een gevonden artikel kan je verder op weg helpen. Wikipedia biedt vaak betrouwbare informatie, maar iedereen kan artikelen plaatsen of wijzigen. Controleer dus altijd je gevonden informatie en gebruik deze bron voornamelijk voor oriëntatie.
Vakspecialist / docent
Laat je adviseren door mensen uit jouw vakgebied, bijvoorbeeld je docent. Vraag namen van vooraanstaande professionals of belangrijke literatuur en zoek vervolgens zelf verder.
Vakliteratuur
Dit zijn toonaangevende publicaties voor een vakgebied, zoals handboeken en vakbladen. Je vindt deze via de online bibliotheek van Inholland. Hoe je moet zoeken in de bibliotheekcollectie komt later in deze training aan bod.
Wetenschappelijke literatuur
Via de zoekmachine van de online bibliotheek van Inholland kan je ook wetenschappelijke journals doorzoeken. Daarnaast biedt de bibliotheek toegang tot Pubmed. Voor het zoeken in deze databank kan je een aparte training volgen.
Tijdens de oriënterende zoekfase krijg je een steeds duidelijker beeld van je onderwerp en wat je hierover kunt vinden. Misschien ben je er achter gekomen dat er veel te veel of juist veel te weinig informatie te vinden is. Het volgende onderdeel van de training geeft je tips voor het verder afbakenen van je onderwerp.
1.4 Baken je onderwerp af
Je onderwerp afbakenen
Wat zijn de grenzen van je onderwerp, wat ga je nog wel en wat niet meer onderzoeken?
In welke periode speelt je onderwerp zich af?
Wie zijn de hoofdrolspelers binnen je onderwerp?
Waar speelt het onderwerp zich af?
In welke taal is er over je onderwerp geschreven?
Hoe denkt je docent over dit onderwerp?
Van onderwerp tot hoofdvraag
Stel jezelf de volgende vragen:
Hoeveel tijd heb ik voor mijn opdracht?
Referenties opzoeken en documenten lezen kost immers tijd en je moet die voor jezelf realistisch indelen
Hoe uitgebreid moet mijn paper zijn?
Mag je je beperken tot recente literatuur of moet je een uitgebreide literatuurlijst opstellen en ook oudere literatuur doornemen
Hoe luidt de precieze opdracht?
Moet je alleen literatuur verzamelen of moet je deze ook inhoudelijk met elkaar vergelijken.
Het grootste probleem bij een onderzoek is niet dat je te weinig informatie vindt. Meestal vind je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Daarom formuleer je een hoofdvraag, je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag. Probeer bij deze hoofdvraag een aantal deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden. In het volgende onderdeel leer je hoe je goede hoofd- en deelvragen maakt.
1.5 Baken je onderwerp af: voorbeeld
In dit voorbeeld laten we zien hoe je een onderwerp specifieker kunt maken:
Onderwerp (wat, waar en wanneer): Overgewicht in Nederland in de 21e eeuw.
Het onderwerp is nog te breed en levert te veel treffers op. Je kiest een deelonderwerp en maakt de periode specifieker: Invloed van het voedingsaanbod op overgewicht in de afgelopen 10 jaar?
Het kan nog specifieker wat betreft onderwerp en plaats: Invloed van het voedingsaanbod in Nederlandse schoolkantines op overgewicht in de afgelopen 10 jaar.
Een allerlaatste specificering van onderwerp en categorie levert uiteindelijk de volgende vraag op: Wat is de invloed van het voedingsaanbod in Nederlandse schoolkantines op overgewicht onder HBO-studenten in de afgelopen 10 jaar?
1.6 Formuleer je hoofdvraag
Heb je je een goed beeld gevormd van het onderwerp? Dan formuleer je een globale hoofdvraag. Je hoofdvraag vormt je uitgangspunt. Deze vraag omschrijft exact wat je wilt weten en geeft richting aan je zoekproces. Het is dan ook belangrijk om deze vraag goed te formuleren.
Je hoofdvraag moet duidelijk zijn, met heldere begrippen.
Je hoofdvraag moet specifiek zijn om gericht te kunnen zoeken.
Je hoofdvraag moet relevant zijn om bij te dragen aan het schrijven
van je artikel, je doelstelling.
Je hoofdvraag moet open zijn geformuleerd, dus geen vraag waarop
alleen “ja” of “nee” het antwoord kan zijn.
Je hoofdvraag moet realistisch zijn, je kunt het antwoord binnen een acceptabele tijd en met toereikende middelen vinden. Tegelijkertijd moet de vraag ook 'onderzoekswaardig' zijn; het antwoord moet iets toevoegen
Tips: Als je een vraag start met 'wat', 'hoe' of 'welke' heb je automatisch een open vraag. Begin de vraag liever niet met 'waarom', waarom-vragen zijn vaak te weinig specifiek.
1.7 Hoofdvraag: voorbeeld
"Kan overgewicht voorkomen worden door gezonde voeding aan te bieden in kantines?"
Dit is géén goede onderzoeksvraag, waarom?
χGesloten vraag; de vraag kan met ja of nee beantwoord worden χNiet specifiek; onderwerp, de periode of onderzoeksgebied zijn niet goed aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?) χNiet duidelijk; de vraag is op meerdere manieren uit te leggen χNiet realistisch; hoe algemener de vraag, hoe meer informatie je moet zoeken en hoe meer tijd je nodig hebt.
"Wat is de invloed van het voedingsaanbod in schoolkantines op overgewicht onder Nederlandse HBO-studenten in de afgelopen 10 jaar?"
Dit is een betere onderzoeksvraag.
V De vraag is open, specifiek en duidelijk afgebakend.
1.8 Formuleer deelvragen
Welke informatie heb je nodig om je hoofdvraag te kunnen beantwoorden?
De hoofdvraag van een onderzoek is niet in enkele woorden te beantwoorden. Daarom splits je een hoofdvraag op in deelvragen. Iedere deelvraag draagt bij aan het beantwoorden van je hoofdvraag. Heb je alle deelvragen beantwoord in je onderzoek, dan moet het mogelijk zijn om ook je hoofdvraag te beantwoorden.
Tips voor het maken van deelvragen:
Deelvragen voldoen aan dezelfde eisen als de hoofdvraag
Deelvragen zijn afgeleid van de hoofdvraag; wat moet je weten om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden?
Deelvragen zijn minder complex en specifieker dan de hoofdvraag
Deelvragen zijn een hulpmiddel om je complexe hoofdvraag in kleinere deelonderwerpen op te delen. Ze creëren overzicht voor jou als onderzoeker, maar ook voor de lezer die jouw onderzoeksverslag straks gaat lezen.
Hoeveel deelvragen je nodig hebt hangt af van hoe complex je onderzoek is. Ga uit van 2 tot 7 deelvragen
Plaats deelvragen in een logische volgorde, dit helpt bij het structureren en formuleren van je onderzoek.
Een deelvraag is geen vraag naar een definitie.
1.9 Deelvragen: voorbeeld
Deelvragen: X"Wat is de definitie van overgewicht?"
Deelvragen gaan niet over het formuleren van definities. De deelvraag moet altijd nodig zijn om je hoofdvraag te kunnen beantwoorden. X"Heeft voedingsaanbod effect op overgewicht"
Dit is een gesloten vraag.
Betere deelvragen zijn: V "In hoeverre heeft het aanbod van ongezonde voeding in kantines invloed op het voedingspatroon van studenten?" V"Welke maatregelen worden er in schoolkantines genomen om overgewicht onder studenten tegen te gaan?" V "Wat beinvloedt de voedselkeuze van studenten?"
1.10 Verzamel zoektermen
Je bent nu zo ver dat je zoektermen kunt gaan bedenken. Vertaal je hoofdvraag en deelvragen naar bruikbare zoektermen waarmee je gaat zoeken naar informatie. Het gebruik van de juiste termen of trefwoorden is heel belangrijk. Vind je niets, dan lijkt het alsof de informatie die je zoekt er niet is. Gebruik je goede zoektermen, dan zal je zoekresultaat veel beter zijn.
Vind je het lastig om geschikte zoektermen te bedenken? Maak dan gebruik van de volgende tips:.
Zijn er synoniemen voor je zoekwoord? Zoek ze op in een woordenboek of op synoniemen net
Noteer vertalingen van je zoekwoorden. Tip: zoek vertalingen van trefwoorden die je bij Nederlandstalige artikelen staan over jouw onderwerp.
Ga na of er veel afkortingen gebruikt worden bij je onderwerp.
Denk aan brede en specifieke en gerelateerde zoekwoorden, zoals weer-regen-motregen.
Gebruik enkelvoud en meervoud van je zoekwoorden.
Zoek uit of er verschillende spellingsvormen voor je zoekwoorden zijn, zoals product/produKt of center/centre.
Gebruik het Coёlho zakwoordenboek der geneeskunde of andere medische woordenboeken en encyclopedieën.
Kijk eens naar de automatische woordsuggesties als je iets in een zoekbalk intikt.
Gebruik het zoekstrategieformulier om overzicht te houden tijdens je literatuuronderzoek.
Bron: Hanze Library Hanzehogeschool Groningen (2020), Made by The Guerrilla Club.
1.11 Zoektermen: voorbeeld
"Welke maatregelen worden er in schoolkantines genomen om overgewicht onder studenten tegen te gaan?"
Om literatuur te vinden over dit onderwerp vertaal je deze onderzoeksvraag naar zoektermen. Gebruik verschillende zoektermen en synoniemen om zo veel mogelijk relevante informatie te vinden. Is er weinig onderzoek verschenen over kantines binnen het Nederlandse HBO? Dan zal je breder moeten zoeken. Daar heb je bredere zoektermen voor nodig. Bijvoorbeeld 'schoolkantine', 'school canteen' of nog breder; 'bedrijfskantine'. Wil je inzoomen op specifieke maatregelen, zoek dan nauwer door termen toe te voegen zoals; 'snoepautomaten' of 'gezonde snacks'. In onderdeel 3 lees je hoe je zoektermen op een slimme manier met elkaar kunt combineren.
Je weet nu hoe en waarom je je moet oriënteren op je onderwerp.
Je weet hoe en waarom je een onderwerp afbakent.
Je weet waar je rekening mee moet houden bij het maken van hoofd- en deelvragen.
Je weet hoe en waarom je verschillende zoektermen verzamelt.
2. Bronnen kiezen
Op internet en in de bronnen van de online bibliotheek van Inholland vind je heel veel informatie, maar hoe vind je een bron die voor jou relevant en bruikbaar is?
Wáár je zoekt bepaalt voor een groot deel wat je vindt. Onderzoeksgegevens over jongeren met obesitas vind je op een andere plek dan data over de afzetmarkt voor voedingssupplementen in Japan. Om je (onderzoeks)vraag te kunnen beantwoorden ga je dus gericht op zoek naar informatie in verschillende soorten bronnen.
Er is via internet steeds meer informatie te vinden, maar:
vaak is deze informatie nogal verspreid;
de kwaliteit is niet altijd goed vast te stellen;
je kunt er niet bijkomen omdat de informatie alleen in databanken is opgenomen waarvoor betaald moet worden;
je moet voor de inhoud van een website inloggen. De benodigde informatie kan daardoor niet via zoekmachines gevonden worden. Dit wordt ook wel het diepe of onzichtbare web genoemd.
Begin met bronnen die worden aangeboden door de online bibliotheek. Deze bronnen zijn geselecteerd op kwaliteit en betrouwbaarheid.
Dit onderdeel gaat nader in op de volgende bronnen en welke soorten informatie je daarin kunt vinden:
De online bibliotheek
Informatietypen
Databanken
Google Scholar
Het is belangrijk dat de informatiebron die je kiest goed aansluit bij je vraag wat betreft inhoud en vorm. Daarvoor is het nodig dat je onderscheid kunt maken in de verschillende typen informatie. Voorbeelden van typen informatie zijn:
Actuele informatie
Actuele informatie (nieuws, trends, opinie) gaat in op recente ontwikkelingen en is bedoeld om op de hoogte te blijven van wat er op dit moment op een bepaald vakgebied speelt.
Achtergrondinformatie
Het is belangrijk te weten wat een vakgebied precies inhoudt en wat relevante begrippen en theorieën betekenen. Dit is achtergrondinformatie die te vinden is in (hand)boeken, vakliteratuur, tijdschriften en databanken.
Feitelijke informatie
Bestaat uit vaststaande, meetbare, objectieve gegevens, bijvoorbeeld statistieken, bedrijfsinformatie, landeninformatie.
Bibliografische informatie
Bibliografische informatie is te vinden in catalogi van bibliotheken of literatuurlijsten. Daarbij vind je alléén de beschrijving van de gegevens (en in het geval van een bibliotheekcatalogus ook de plaatsing) en niet de volledige tekst. Een voorbeeld van een bibliografische databank is Pubmed.
Wetenschappelijke informatie
Wetenschappelijke informatie wordt gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften (scientific journals) of boeken, vaak in het Engels. Je herkent wetenschappelijke literatuur aan een aantal kenmerken:
De tekst heeft een kwaliteitscontrole ondergaan; peer review. Hierbij hebben twee of meer experts uit hetzelfde vakgebied de tekst beoordeeld.
Auteurs worden altijd genoemd, vaak inclusief de instelling waar deze werkzaam zijn
De schrijfstijl is formeel, niet populistisch.
De titels van wetenschappelijke tijdschriften zijn meestal vrij formeel, bijvoorbeeld 'Journal of applied behavior analysis'. De cover en vormgeving zijn vaak sober, weinig foto's, veel grafieken en tabellen
De inhoud bevat onderzoeksresultaten, analyse, discussie of aanbevelingen, literatuurlijst
In een wetenschappelijk tijdschrift staan alléén wetenschappelijke artikelen. Deze worden niet afgewisseld met ervaringsverhalen of nieuwsitems zoals in een vakblad of publiekstijdschrift.
In dit onderdeel wordt uitgelegd waar je de verschillende typen informatie kunt vinden.
2.1 De online bibliotheek
Zoals we al zeiden, raden we je aan om je zoekactie bij de online bibliotheek te beginnen:
De bronnen van de bibliotheek zijn gecontroleerd en worden specifiek voor de hogeschool en je opleiding aangekocht. Jij kunt ze gratis gebruiken.
Je kunt thuis al beginnen: op je eigen computer kun je de bibliotheek gebruiken. Via IRIS krijg je toegang tot de bibliotheek.
In de bibliotheek vind je de volgende zaken:
de zoekmachine (een google-achtige zoekbalk);
een totaallijst van de databanken van de bibliotheek;
contactgegevens van informatiespecialisten waaraan je vragen kan stellen.
2.2 De zoekmachine van de bibliotheek
Via de bibliotheek krijg je toegang tot databanken waarin ebooks, tijdschriftartikelen, video's, rapporten en onderzoeken zijn opgenomen. Deze databanken doorzoek je in één keer via de zoekbalk. Hierin kan je - net zoals in Google - een of meer woorden intikken. Vervolgens klik je op enter en het systeem gaat voor je zoeken naar het voorkomen van je trefwoorden in de bronnen van de bibliotheek. Je zoekt dus in alle ebooks, tijdschriftartikelen, video's, rapporten, onderzoeken die in de bibliotheek beschikbaar zijn.
VOORBEELD
Als je op zoek bent naar literatuur over diabetes, dan tik je dit woord in in de zoekbalk. Als je dan op zoeken klikt, krijg je alle ebooks en artikelen te zien, waarin het woord diabetes voorkomt.
Het scherm bestaat uit drie kolommen:
in de linkerkolom staan filtermogelijkheden aangegeven die je kan gebruiken om je zoekresultaten te verkleinen. Je kan bijvoorbeeld filteren op tijdsperiode, taal en soort materiaal. Ben je bijvoorbeeld alleen op zoek naar ebooks uit 2019 en 2020, dan kan je filteren door ebooks aan te klikken en door de tijdsperiode te kiezen.
in het midden staan de items die je zoekactie heeft opgeleverd weergegeven. Boven je zoekresultaten staat een aanbeveling van een databank waarin je ook kan zoeken naar het onderwerp dat je hebt opgegeven. In dit geval staat er een link naar PubMed.
in de rechterkolom staat een aantal links naar boeken en tijdschriften die gerelateerd zijn aan het onderwerp waarop je gezocht hebt.
2.3 Databanken
Het kan handig zijn om in afzonderlijke databanken of websites te zoeken omdat deze extra tools hebben of geheel gericht zijn op je onderwerp. Ook kun je niet alle databanken met de zoekmachine van de bibliotheek geheel doorzoeken.
Wat is een databank?
Een databank is een digitale verzameling gegevens. In een databank vind je kwalitatief hoogwaardige informatie die op een gestructureerde manier wordt weergegeven. De bibliotheek van de hogeschool sluit (betaalde) licenties af met uitgevers voor toegang. Via de bibliotheek kun je ze thuis en op de hogeschool benaderen. De bibliotheek heeft licenties op zowel multidisciplinaire databanken als vakspecifieke databanken.
Enkele voorbeelden van multidisciplinaire databanken met o.a. wetenschappelijke artikelen zijn:
Naast multidisciplinaire databanken zijn er ook databanken met wetenschappelijke informatie specifiek voor een vakgebied. In databanken vind je zowel feitelijke, actuele als achtergrondinformatie. Een voorbeeld hiervan is Cinahl met medische informatie, vooral op het gebied van verpleegkunde. In de Cochrane library vind je systematische reviews en richtlijnen op medisch gebied.
Hoe vind je nu een geschikte databank voor je onderwerp?
Je kan gebruik maken van het databankenoverzicht. Dit is een alfabetische lijst met alle databanken waarin je via de bibliotheek kan zoeken. Je vindt bij een databank een beschrijving van de inhoud en een handleiding of kennisclip hierover.
In de volgende onderdelen van deze training worden enkele vakspecifieke databanken voor medische informatie kort beschreven.
Pubmed
PubMed is een databank met meer dan 30 miljoen referenties naar biomedische artikelen. Deze worden bijgehouden door de National Library of Medicine in de VS.
MEDLINE is het grootste onderdeel van PubMed, met meer dan 27 miljoen referenties die geindexeerd zijn door de National Library of Medicine. Hieraan zijn termen uit de Medical Subject Headings (MeSH) toegekend.
PubMed Central (PMC) is een aparte databank met 5.3 miljoen referenties naar gratis (open access) artikelen.
PubMed bevat meestal alleen samenvattingen van artikelen. Voor de volledige tekst word je doorgelinkt met de bibliotheek van Inholland. Als wij een abonnement hebben op het tijdschrift, dan kan je via de bibliotheek de volledige tekst downloaden.
Zorg dat je inlogt in pubmed via deze link om gebruik te maken van de doorlinkmogelijkheid:
De bibliotheek heeft een training Pubmed samengesteld die je online kan volgen in je eigen tijd en tempo.
Deze training helpt je om beter te zoeken in PubMed. Daarnaast zul je zien dat de zoekstrategie die je maakt in PubMed ook kan toepassen andere databanken. De training is bedoeld voor HBO-studenten van Mondzorgkunde, MBRT, Sportkunde of Verpleegkunde en er is geen specifieke voorkennis nodig om deel te nemen.
Je leert:
zoekwoorden zoeken
zoekwoorden gebruiken in een zoekstrategie
een zoekstring maken in pubmed
het zoekresultaat filteren, vergroten of verkleinen
Ten slotte krijg je informatie over bronvermelding via PubMed.
In Cinahl vind je beschijvigen van tijdschriftartikelen op het gebied van verpleging, gezondheidszorg en paramedische specialisaties.
Naast tijdschriftartikelen is ook een aantal verpleegkundige proefschriften, gezondheidszorgboeken, congresverslagen, standards of practice, educatieve software en alle publicaties van the National League for Nursing en the American Nurses' association beschikbaar.
LET OP: de bibliotheek van Inholland beschikt over een basisabonnement op Cinahl. Niet alle volledige teksten zijn direct raadpleegbaar. Kom je een artikel tegen dat je niet kan raadplegen, maar die je wel nodig hebt? Neem contact op met de bibliotheek!
Wil je meer informatie en oefenen in het zoeken? Dan kan je deze training volgen.
Cochrane Library
The Cochrane Library is een verzameling databases met daarin onafhankelijke informatie over het effect van gezondheidszorginterventies en de waarde van diagnostische tests. The Cochrane Library is in vele landen gratis toegankelijk, maar in Nederland is een betaald abonnement vereist. Studenten van Inholland kunnen deze databank via de digitale bibliotheek raadplegen. Een handleiding voor het zoeken in deze databank vind je hier: https://insite.inholland.nl/bibliotheek/Documents/Handleiding%20Cochrane%20library.pdf
2.4 Andere bronnen
Digital repositories
Wetenschappelijke literatuur kan je vinden via onze online bibliotheek en via Google Scholar.
Ook voor iedereen toegankelijke "digitale opslagplaatsen" stellen veel (onderwijs)instellingen open access (wetenschappelijke) informatie beschikbaar:
HBO Kennisbank Geeft toegang tot afstudeerproducten (scripties) van studenten van hogescholen. Je vindt er ook de publicaties van lectoren.
NARCIS Nederlandse databank voor lopend en afgerond wetenschappelijk onderzoek van alle Nederlandse universiteiten, KNAW en NWO. Hierin wordt steeds meer onderzoek voor iedereen beschikbaar: de zg. open access literatuur.
Kranten en tijdschriften
Je hebt toegang tot een grote hoeveelheid nationale en internationale kranten en tijdschriften via de bibliotheek. Deze informatie is voor sommige onderwerpen te orienteren, maar blijf letten op de betrouwbaarheid en gebruik alleen de originele bronnen waarnaar journalisten verwijzen.
Nexis Uni gebruik je voor het doorzoeken van de Nederlandse dagbladen.
Mediaweb gebruik je om vakbladen en populaire tijdschriften te doorzoeken.
Boeken en E-books
Boeken de bibliotheek van hogeschool Inholland bevindt zich helemaal in de cloud. Dat betekent dat je geen papieren boeken kan lenen. Alles wat de bibliotheek aanbiedt is online beschikbaar.
E-books naast allerlei handboeken vind je ook de verplichte boeken in de bibliotheek. De beschikbaarheid en toegankelijkheid hangt echter af van de uitgever. Niet alle boeken kan je downloaden of met meerdere personen tegelijk raadplegen.
2.5 Google Scholar
Google Scholar is een zoekmachine voor wetenschappelijke artikelen. Qua uiterlijk lijkt het op de gewone Google, maar Scholar beperkt zich tot het zoeken naar wetenschappelijke literatuur. Het voordeel van Google Scholar is een eenvoudige manier van zoeken naar wetenschappelijke literatuur omdat er databanken van verschillende uitgevers in de zoekmachine zijn opgenomen.
Zoekresultaat
Bij Google Scholar worden de zoekresultaten gerangschikt op relevantie. Scholar bepaalt deze relevantie door de volledige tekst van elk artikel te doorzoeken. Daarbij wordt rekening gehouden met de auteur, de publicatie waarin het artikel staat en hoe vaak het artikel is geciteerd in wetenschappelijke literatuur.
(Géén) toegang?
Niet alle publicaties die je via Google Scholar vindt kun je openen. Soms moet je betalen om een artikel te kunnen lezen of vind je alleen een omschrijving van de inhoud. Als je eerst zorgt dat je ingelogd bent in de Inhollandomgeving (door naar de bibliotheek te gaan) en daarna pas Google Scholar opstart, kun je meer publicaties inzien. Is het artikel aanwezig in één van de databanken van de bibliotheek dan zie je rechts van je resultatenlijst de link Lezen/Full-text@inholland. Klik deze link aan om direct in het artikel te komen.
Tips:
Via Google Scholar is veel informatie te vinden maar je kunt er niet alle informatiesoorten mee opsporen. Statistieken, bedrijfsgegevens en beeldmateriaal kun je vaak alleen via speciale sites vinden.
Direct zoeken in een database levert vaak meer relevante resultaten op. Beperk je dus niet tot Scholar als je enige bron.
Onder ieder zoekresultaat in Scholar staan speciale links: Geciteerd door, Verwante artikelen, etc. Maak hier gebruik van om meer relevante artikelen te vinden.
Google Scholar biedt de mogelijkheid om de literatuurverwijzing bij een artikel te kopieren of te exporteren. Er kunnen echter fouten staan in deze verwijzingen. Voor betrouwbaardere literatuurverwijzingen kun je beter de exporteermogelijkheden van de bron (databank) zelf gebruiken.
Je hebt meer inzicht gekregen in welke informatiebronnen er zijn
Je kunt onderscheid maken tussen verschillende typen informatie
Je kunt onderscheid maken tussen zoekmachines en databanken
Je weet waar je verschillende soorten informatiebronnen kunt vinden
3. Zoekmethodes en -technieken
Met weten waar je moet zoeken, ben je er nog niet. Want ook dan krijg je nog een hele berg aan onbruikbare informatie als je geen zoekstrategie toepast. In dit 3e onderdeel Zoekmethoden- en technieken ontdek je verschillende manieren om slimmer te zoeken. Als je een doordachte zoekstrategie volgt, dan zal je meer relevante informatie vinden.
In het volgende gedeelte van deze training leer je hoe je zoekwoorden slim met elkaar combineert en hoe je gebruik kan maken van literatuurlijsten, citaties en verwijzingen. Ook maak je kennis met methoden voor geavanceerd zoeken.
3.1 Zoekmethodes
Wat houdt een zoekmethode in?
Een zoekmethode zorgt ervoor dat je op een efficiënte en effectieve manier informatie kan vinden die je nodig hebt om je onderzoeksvraag te beantwoorden. Welke zoekmethode je het beste kunt gebruiken, hangt af van het onderwerp van je onderzoek en van het soort tekst die dit moet gaan opleveren (bijv. artikel, essay of scriptie). In veel gevallen zul je een combinatie van methodes gebruiken.
In dit onderdeel lichten we verschillende zoekmethodes toe, zodat je weet welke zoekmethode of combinatie van zoekmethodes je het beste kunt gebruiken.
3.1.1 Parelgroeien
Parelgroeien kun je gebruiken als je nog in de oriëntatiefase zit en je niet precies weet met welke (tref)woorden je kunt zoeken. Doe een zoekopdracht en bekijk of er in je zoekresultaten betere zoektermen staan. Zoek daarna verder met de nieuw gevonden termen.
Voorbeeld
Je hebt het volgende artikel via de zoekmachine van de online bibliotheek gevonden.
Helemaal onderaan het artikel staan trefwoorden genoemd, die je kan gebruiken bij je zoekactie. Sommige van deze woorden kan je opnemen in je volgende zoekactie om meer literatuur te vinden over je onderwerp.
3.1.2 Sneeuwbalmethode-Citatiemethode
Sneeuwbalmethode
Bij veel publicaties vind je achterin een literatuurlijst (of bibliografie). Hierin geeft de auteur een overzicht van de gebruikte literatuur. Je kan die literatuurlijst gebruiken om aan meer gerelateerde en interessante bronnen te komen. Een nadeel van deze methode kan zijn dat je hiermee geen recentere informatie vindt.
Citatiemethode
De citatiemethode werkt precies andersom. Bij een relevant artikel dat je gevonden hebt kijk je welke andere bronnen naar dit artikel verwijzen. Op deze manier vind je actuelere literatuur over het onderwerp.
In het voorbeeld hieronder zie je 'Geciteerd door' bij een zoekactie in Google Scholar staan. Klik je daarop dan vind je (nieuwere) artikelen van auteurs die het artikel gebruikt hebben (Ook handig: de optie 'Verwante artikelen' voor het vinden van artikelen over hetzelfde onderwerp)
Samengevat:
Met de sneeuwbalmethode zoek je ”terug in de tijd” en met de citatiemethode “vooruit in de tijd”. In de online bibliotheek vind je hiervoor onder een titel vaak de mogelijkheid om door te klikken op Cites/Cited by.
3.1.3 Bouwsteenmethode
Start je met zoeken dan typ je misschien enkele zoektermen in om te zien welke informatie er te vinden is. Als je geschikte zoektermen gebruikt levert dit vaak al best goede resultaten op. Je kunt nog beter bruikbare bronnen opsporen door systematisch te zoeken. Een manier van systematisch zoeken is de bouwsteenmethode. De bouwsteenmethode is een manier om meerdere zoektermen in één zoekactie te combineren.
In de bouwsteenmethode deel je je zoekvraag op in verschillende aspecten. Voor ieder aspect van je vraag verzamel je zoektermen. Combineer zoektermen uit alle aspecten tot één zoekopdracht (zoekstring).
Hoe je de zoektermen het beste met elkaar combineert tot één zoekopdracht kan per zoeksysteem verschillen. In de help-functie van een zoeksysteem staat vaak uitleg over hoe je er het beste in kan zoeken. Er zijn zoeksystemen die automatisch je zoektermen combineren. Soms heb je meerdere zoekbalken om zoektermen op in te vullen en soms moet je alle zoekwoorden in één zoekbalk kwijt. In dat laatste geval is het verstandig om booleaanse operatoren te gebruiken (zie 3.2.1 Zoektechnieken voor meer informatie).
AND gebruik je om de verschillende onderwerpen met elkaar te combineren
OR gebruik je om alle synoniemen, vertalingen of afkortingen van een onderwerp met elkaar te combineren. Gebruik je OR tussen deze synoniemen, dan wordt er op al deze woorden gezocht. Minstens één van de woorden moet terugkomen in een zoekresultaat.
Voorbeeld
Waarom kiezen medische studenten niet voor een carrière in de geriatrie?
De sleutelbegrippen in deze vraag zijn:
medische studenten
geriatrie
carrière
De trefwoorden die hierbij horen zijn bijvoorbeeld:
medische studenten: medical students | clinical education
geriatrie: geriatrics
carrièrekeuze: career | career mobility | carreer planning | career choice | specialisation
De zoekstring wordt:
(medical students OR clinical students) AND ("career mobility" OR "career choice" OR specialisation) AND geriatrics
Bouw zo'n uitgebreide zoekstring op door steeds te testen welke zoektermen goed werken. Dat doe je door steeds woorden toe te voegen, of weg te laten. Ga net zo lang door totdat je de juiste zoekresultaten hebt.
PICO methode
Een zoekstrategie met de PICO methode (Patient/Problem, Intervention, Comparison en Outcome) gaat op dezelfde manier als met de bouwsteenmethode. Je gaat eerst zoeken per PICO-element. Zoek bijpassende zoektermen en probeer zoveel mogelijk synoniemen te bedenken. Daarna combineer je de PICO-elementen met elkaar. Gebruik je de juiste zoektermen, dan zal de combinatie leiden naar een antwoord op je onderzoeksvraag.
In het volgende onderdeel lees je meer over hoe zoektechnieken, zoals booleaanse operatoren, werken en welke tips en trucs je nog meer kan toepassen.
3.2 Zoektechnieken
Hoe moet ik zoektermen met elkaar combineren?
Het volstaat NIET om alle mogelijke zoektermen lukraak in te typen. Om specifieke en gerichte informatie over je onderwerp terug te vinden, moet je zoektermen met elkaar combineren. Er zijn verschillende technieken om dit te doen:
Booleaanse operatoren
Trunkeren
Exacte woordcombinatie
Zoekvelden kiezen
3.2.1 Booleaanse operatoren
Booleaanse operatoren (AND, OR, NOT)
AND
AND betekent dat alle woorden in het zoekresultaat moeten voorkomen
De AND-relatie gebruik je om twee (of meer) verschillende onderwerpen aan elkaar te linken
Het zoekresultaat wordt beperkt, kleiner ten opzichte van het zoeken op één woord
Voorbeeld: je bent op zoek naar informatie over de relatie tussen obesitas en voeding in kantines. Zoektermen en relatie: obesitas AND kantines
OR
OR betekent dat ten minste één van de woorden voorkomt in het zoekresultaat
de OR-relatie gebruik je bij (bijna) synoniemen, meervoud/enkelvoud, verschillende spellingsvormen
Het zoekresultaat wordt vergroot, uitgebreid ten opzichte van het zoeken op één woord
Voorbeeld: behalve op kantines wil je ook zoeken op schoolkantines. Zoektermen en relatie: kantines OR schoolkantines
NOT
De NOT-relatie gebruik je om een bepaald woord/onderwerp uit te sluiten
het zoekresultaat wordt verkleind
Voorbeeld: je wilt informatie over kantines in scholen, maar niet over kantines binnen basisscholen. Zoektermen en relatie: scholen NOT basisscholen
Tips!
Type AND/OR/NOT met hoofdletters.
Soms kan je Booleaanse operatoren ook in het Nederlands gebruiken, dan is het: EN/OF/NIET
Combineer je meerdere Booleaanse operatoren, zet de OR-termen dan tussen haakjes. Voorbeeld: (kantines OR schoolkantines) AND obesitas Gebruik je hier géén haakjes dan werkt het AND commando alléén voor schoolkantines AND obesitas.
Zet je zoektermen tussen haakjes of tussen aanhalingstekens dan hebben deze de hoogste prioriteit voor een zoekmachine.
3.2.2 Trunkeren
Trunkeren is het vervangen van een stukje van een woord door een wildcard. Dit betekent dat je zoekt naar woorden beginnend met of eindigend op het ingetypte woord. In de handleiding van de databank waarin je aan het zoeken bent, staat aangegeven welk teken hiervoor gebruikt wordt. Vaak is dit een *. Andere mogelijke trunkeertekens zijn een ? of !
Als je een trunkeerteken achter een (gedeelte van een) woord typt, zoek je op wat je hebt ingetypt én alles wat er achter kan staan. Voorbeeld: varken*geeft:varken, varkens, varkenshouderij, varkensvoer, etc.
Als je een trunkeerteken vóór een (gedeelte van een) woord typt, zoek je op wat je hebt ingetypt én alles wat er voor kan staan. Voorbeeld: *rozengeeft:rozen,kasrozen etc.Voorbeeld:k*tergeeftkater, kleuter etc.
Tips!
Het is de kunst om niet té vroeg of té laat te trunkeren in een woord. Zoek je naar informatie over "pollution" typ dan pollut* en niet poll*.
In Google werkt trunkeren anders, daar vervangt een * een heel woord.
Voorbeeld: Google * my life levert o.a. Google ruined my life en Google is my life.
3.2.3 Exacte woordcombinatie
Wil je alleen zoekresultaten vinden waarin je ingegeven zoektermen in exact dezelfde volgorde voorkomen, zet deze zoektermen dan tussen dubbele aanhalingstekens.
Dit is handig bij begrippen die uit meerdere woorden bestaan, bv. "Europese richtlijnen" Zet je dit begrip niet tussen aanhalingstekens dan vind je ook zoekresultaten die over een ander onderwerp gaan en waarbij de woorden europese en richtlijnen ergens in de tekst voorkomen. Meer voorbeelden: "gezond gewicht", "food safety", "climate change", "job satisfaction", "heart failure".
Tip! Een exacte woordcombinatie is eigenlijk een strenge versie van de Booleaanse AND-operator. De zoektermen moeten wel naast elkaar staan. Een ander verschil is dat de volgorde van de zoektermen niet willekeurig is, maar door jou wordt vastgelegd.
3.2.4 Geavanceerd zoeken
De meeste zoekmachines en databanken hebben de optie 'geavanceerd zoeken' of 'advanced search'. Hier zijn meer zoekinstellingen te vinden. Je kan bijvoorbeeld aangeven dat je alleen in het zoekveld 'titel' wilt zoeken, in het veld 'trefwoord' of alleen binnen een specifieke periode. Een zoekopdracht met booleaanse operatoren kan je ook in 'geavanceerd zoeken' opbouwen, zoals in het voorbeeld hieronder.
3.2.5 Trefwoordenlijst/Thesaurus
Gebruik je goede zoektermen, dan is de kans groter dat je relevante informatie vindt. De meeste databanken maken gebruik van een specifiek trefwoord voor een onderwerp. Weet je welk trefwoord dit is, dan vind je eenvoudig alle informatie die er in de databank aan gelinkt is.
Wat is een trefwoordenlijst?
Een trefwoordenlijst is een lijst van termen en definities uit een bepaald vakgebied (bijv. gezondheidszorg). Andere benamingen die je hiervoor tegen kan komen zijn: Thesaurus, MeSH-terms, subject headings of subject terms. Er zijn databanken waarbij je zo'n lijst met trefwoorden kan doorzoeken. Bijvoorbeeld PubMed en de databanken van EBSCO (o.a. Academic Search Premier en Cinahl). Een gevonden trefwoord ziet er zo uit in de databank Academic Search Premier:
Beeld: Aangepast overgenomen uit Academic Search Complete
Breder, nauwer, gerelateerd
Vind je een term in de trefwoordenlijst dan heeft deze ook 'relaties'. Relaties zijn andere trefwoorden die met het onderwerp te maken hebben en breder (broader terms), nauwer (narrower terms) of gerelateerd (related terms) zijn. Bijvoorbeeld in het Nederlands: Bij 'Slaap' is 'onderbewustzijn'een bredere term, een nauwere term is 'dutjes' en gerelateerd aan slaap is 'dromen' (zie de afbeelding hierboven). Op deze manier vind je dus nieuwe invalshoeken en trefwoorden om specifieker, of juist breder te gaan zoeken naar informatie.
3. Je vindt nu een lijst met zoektermen. Vink een van de termen aan, klik daarna op 'Add'.
Je kunt hier verschillende termen toevoegen en combineren met AND of OR.
Wil je meer informatie over een term, klik er dan op. Je ziet dan de omschrijving en relaties.
4. Start zoekactie:
3.2.6 Hoe krijg ik meer/minder zoekresultaten?
Niemand is bereid om honderden of duizenden zoekresultaten allemaal afzonderlijk te beoordelen op hun relevantie. Het is beter om zo te zoeken dat je maximaal enkele tientallen zoekresultaten krijgt, zonder relevante zoekresultaten overboord te gooien.
Wat kan je doen als je veel te veel zoekresultaten krijgt?
Gebruik meer of andere zoektermen
Gebruik niet alléén Google
Baken je zoekresultaten af met de optie 'Geavanceerd zoeken'. (Bijv. zoeken binnen titel)
Afbakenen kan ook achteraf, dat heet filteren. (Filter bijv. op periode)
Combineer belangrijke zoektermen met de Booleaanse AND-operator
Wees kritisch op het gebruik van de OR-operator
Trunkeer zo laat mogelijk in een woord; trunke*
Het is frustrerend om geen zoekresultaten te krijgen. Het is natuurlijk mogelijk dat de databank in kwestie inderdaad geen relevante informatie heeft over je onderwerp.
Wat kan je doen als je weinig of geen zoekresultaten krijgt?
Combineer synoniemen en vertalingen met de Booleaanse OR-operator
Gebruik minder of andere zoektermen
Zoek breder
Probeer andere bronnen
Sneeuwballen; bekijk de literatuurlijst van een relevante bron om meer bronnen te vinden
3.2.7 Tien tips om slimmer te Googlen
In dit onderdeel heb je al veel zoektechnieken gezien waarmee je slimmer kan zoeken. Ook in Google zijn er manieren om sneller te vinden wat je zoekt. Soms werkt dit hetzelfde als in databanken, maar er zijn ook zoektips specifiek voor Google. Met deze 10 tips Google je slimmer:
Tip 1. Exacte woordcombinatie
Handig als je zoekt op samengestelde zoektermen (bv. “Sociale Geschiedenis”) en zinsneden (bv. “fietsen in Limburg”). Je zoekt zo alléén op de woordcombinatie, niet op de losse woorden. Dus met "internet of things" zoek je geen webpagina's waar alleen 'internet' of alleen 'things' op voor komt.
Tip 2. OR
Zet je OR (gebruik hoofdletters) tussen zoektermen dan doe je meerdere zoekopdrachten tegelijk. Je vindt als je zoekt op esdoorn OR ahoorn resultaten waarin esdoorn of ahorn voorkomt. Op deze manier zoek je breder en wordt de kans dat je informatie mist kleiner.
Tip 3. AND
Door AND (gebruik hoofdletters) tussen twee zoektermen te plaatsen krijg je alleen resultaten waarin beide woorden voorkomen. Op deze manier zoek je smaller.
Tip 4. Uitsluiten
Zet je een min voor een woord in Google (kater -kat) dan zal dit woord niet in je zoekresultaten voorkomen.
Tip 5. Bereik
Met .. zoek je naar alle getallen in het getalbereik. Het voorbeeld 2015..2019 verkiezingen levert dus ook resultaten over de Tweede Kamerverkiezing in 2017.
Tip 6. Site:
Gebruik je site: dan zoek je alleen binnen die website. Bij het voorbeeld hierboven vind je zoekresultaten binnen de website Decorrespondent.nl over Rotterdam.
Tip 7. Filetype:
Het voorbeeld hierboven levert als zoekresultaat in Google alléén documenten in pdf-formaat over het onderwerp ehealth. Met dit commando kan je natuurlijk ook naar andere typen bestanden zoeken zoals jpg of docx.
Tip 8. Related:
Het voorbeeld hierboven levert websites op die net als Rotterdamincijfers.nl statistische informatie over de stad bevatten.
Tip 9. Combineren
Bovenstaande tips kan je natuurlijk ook combineren in je zoekopdracht.
Tip 10. Geavanceerd zoeken.
Ook in Google kun je ‘geavanceerd zoeken’ gebruiken. Google heeft zelfs een heel uitgebreid menu waarin je nog meer tips vindt om slimmer te Googlen. Je vindt het geavanceerde menu onder Instellingen.
Je hebt geleerd wat je kunt doen als je te veel of te weinig informatie vindt
Je hebt zoekmethodes leren kennen die je helpen efficiënter en effectiever te zoeken
Je hebt zoektechnieken leren kennen waarmee je specifieker en gerichter informatie vindt
4. Beoordelen
Wat heb ik gevonden en wat kan ik gebruiken? Nadat je informatie hebt gezocht en hebt gevonden, is het belangrijk om kritisch te kijken of de informatie relevant, betrouwbaar, actueel en volledig is.
Over het algemeen zijn de bronnen die je in de mediatheek tegenkomt betrouwbaar. Daarnaast zijn veel van deze bronnen het product van organisaties (bijv. onderwijsuitgevers) die betrouwbaar willen zijn en die door middel van redactie door deskundigen een zo goed mogelijk product proberen af te leveren. Toch kan ook hier de informatie gekleurd zijn doordat de makers denken vanuit een bepaald wetenschappelijk perspectief, een levensovertuiging, een commercieel oogpunt, etc. Gebruik dus altijd verschillende bronnen en vergelijk ze met elkaar.
In dit onderdeel Beoordelen van bronnen komt het volgende aan de orde:
4.1 Relevantie
4.2 Betrouwbaarheid
4.3 Actualiteit
4.4 Volledigheid
4.1 Relevantie
Informatie is relevant als je hiermee je onderzoeksvraag kunt beantwoorden.
Stel jezelf de volgende vragen:
Beantwoordt de informatie je onderzoeksvraag?
Geeft de informatie een algemeen beeld? Of gaat het in op uitzonderingen of specifieke gebieden?
Sluit de kwaliteit en het niveau van de informatie aan bij jouw behoefte?
Wat is de context van de informatie? Is die vergelijkbaar of juist afwijkend van je eigen situatie?
4.2 Betrouwbaarheid
Informatie is betrouwbaar als je erop kunt vertrouwen dat de informatie klopt.
Hierbij zijn geloofwaardigheid en objectiviteit belangrijk.
Stel jezelf de volgende vragen om te beoordelen of informatie betrouwbaar is:
Wat is de bron van de informatie? Is het een boek, tijdschrift, database, website? Wat kun je zeggen over de betrouwbaarheid van die bron? Let bij websites ook op de domeinnaam en de extensie (.com=commercieel, .org=organisatie, .edu=educatieve instelling etc.)
Wie is/zijn de auteur(s)? Zijn het deskundigen? Is er een redactie? Werkt de auteur voor een organisatie, bedrijf of instelling?
Wat is het doel van de publicatie (informeren, overtuigen, vermaken, promoten, verkopen)? Is er een opdrachtgever of sponsor?
Zoek bij twijfel informatie op internet over de auteur, organisatie of uitgever.
4.3 Actualiteit
Informatie is actueel als deze overeenkomt met de huidige situatie. Bepaalde gegevens veranderen niet en andere erg snel, denk bijvoorbeeld aan de voedselprijzen op de wereldmarkt. Of de informatie actueel is, hangt af van je onderzoeksvraag en het informatiedoel.
Stel jezelf de volgende vragen:
Wanneer is het gepubliceerd? Let op: sommige websites laten de datum van een pagina
automatisch aanpassen. De informatie hoeft dan niet up-to-date te zijn.
Is de informatie nog geldig? Is de inhoud verouderd?
Is de informatie nog juist? Komt het overeen met andere bronnen?
4.4 Volledigheid
Informatie is volledig als je alle mogelijke invalshoeken in overweging hebt genomen. Helemaal volledig kan vaak niet, maar je kan wel nagaan of je geen relevante informatie over het hoofd hebt gezien. Stel jezelf de volgende vragen om te beoordelen of de informatie volledig is.
Zijn verschillende invalshoeken belicht?
Wordt er verwezen naar bronnen en/of is er een literatuurlijst?
Ontbreken relevante bronnen of informatie?
Test je kennis - beoordelen
Oefening: Test je kennis m.b.t. beoordelen van bronnen
Je weet waar je op moet letten bij het beoordelen van de relevantie van informatie
Je weet waar je op moet letten bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van bronnen
Je weet wat de criteria zijn voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van internetbronnen
5. Bronvermelden
5.1 Waarom bronvermelden?
Tijdens je studie maak je regelmatig opdrachten en verslagen. Hierbij gebruik je dikwijls informatie die door anderen is geschreven. Deze teksten van anderen kan je overnemen in je eigen werkstuk maar je moet wel altijd vermelden waar je de informatie gevonden hebt. Dit heet bron vermelden.
Waarom is bronvermelding nodig?
vindbaarheid: de lezer kan controleren waar je je informatie hebt gevonden. Je verhoogt de kwaliteit en de geloofwaardigheid van je verslag door gebruik te maken van betrouwbare en gevarieerde bronnen.
controleerbaarheid: de lezer kan achterhalen of de informatie goed geinterpreteerd en verwoord is.
bescheidenheid: je maakt duidelijk wat je eigen ideeën zijn en welke je hebt gevonden bij anderen. Je geeft de auteur de eer die hem/haar toekomt. Als je dat niet doet, dan pleeg je plagiaat. Dat is een ernstig vergrijp!
Je maakt je schuldig aan plagiaat als je:
1. Een stuk van iemand anders inlevert alsof het je eigen werk is.
2. Korte of lange stukken tekst uit een bron kopiëert zonder de bron te vermelden.
3. Andermans woorden of ideeën 'leent' zonder bronverwijzing.
4. Een paar veranderingen aanbrengt in een tekst (of grafiek of figuur) en doen alsof je het zelf bedacht hebt.
5. 'Vergeet' om aanhalingstekens te plaatsen bij een letterlijk citaat.
6. Wel een bronverwijzing geeft, maar een onvolledige of incorrecte bronvermelding geeft zodat de bron niet te traceren is.
7. Een bron vermeldt in je verslag, maar niet op alle plaatsen waar informatie uit de bron gebruikt is (dan wordt een deel van de overgenomen informatie gepresenteerd als eigen werk).
8. Zo veel woorden of ideeën overneemt uit een bron dat dit het grootste deel van je verslag uitmaakt, geldt als plagiaat - zelfs als je wél naar de bron verwijst!
9. Een tabel, grafiek, illustratie, foto van een ander gebruikt zonder de bron te vermelden. Je kan alleen delen van andermans werk overnemen zonder plagiaat te plegen als je de gebruikte bronnen op de juiste wijze vermeldt.
Het vermelden van bronnen doe je niet uit de losse pols, maar volgens vastgestelde regels: referentiestijlen. Er bestaan verschillende referentiestijlen. In deze training leggen we de referentiestijl APA verder uit en staan we kort stil bij de Vancouver stijl.
5.2. Referentiestijl (APA)
Je gebruikt voor het vermelden van bronnen een referentiestijl. Dit zijn regels die voorschrijven op welke manier je naar bronnen moet verwijzen.
De regels waarmee je bronnen vermeldt is afhankelijk van de gekozen referentiestijl door je opleiding. Bij veel opleidingen wordt de APA-stijl gebruikt. Maar je kan ook de Vancouver stijl tegenkomen in medische literatuur. Dit is een numeriek systeem. In deze training leer je hoe je de APA-stijl moet toepassen. Deze referentiestijl wordt bij Inholland het meeste voorgeschreven.
In de volgende kennisclip zie je een korte uitleg van de regels. Daarna volgt een uitleg van het bronvermelden in de tekst en de opbouw van je literatuurlijst volgens de APA-regels.
Weblecture APA referentiestijl
Je verwijst altijd op twee plaatsen in je product naar een bron die je hebt gebruikt (zoals een bericht op een internetsite of een boek) namelijk:
1) in de tekst waar je de bron gebruikt;
2) achterin het document in de literatuurlijst.
Het volgende gedeelte van deze training zal ingaan op de regels die je hiervoor moet toepassen volgens de APA-stijl.
5.3 Bronvermelding in de tekst
Citeren in APA stijl
Er kan op twee manieren worden verwezen naar een bron:
• Citeren: een deel van de tekst letterlijk overnemen
• Parafraseren: een deel van de tekst in eigen woorden weergeven
Er bestaat geen regel over de lengte van een citaat of parafrase. Ook zal je geen regels vinden over wat de voorkeur heeft. Een citaat of een parafrase moet de eigen tekst ondersteunen en niet vervangen.
Lange en korte citaten
Korte citaten, die niet langer zijn dan 40 woorden, neem je op in de lopende tekst.
Van Loveren en van der Weijden (2002) stelden dat "Zowel in de kroon als in de tandhals dentine betokken kan owrden in het cariesproces" (p 33.)
Een citaat van meer dan 40 woorden laat je in zijn geheel inspringen in een vrijstaand blok.
Parafraseren
Parafraseren mag als je:
• Je bron op de juiste wijze vermeldt
• Je duidelijk aangeeft wat jouw ideeën zijn en wat je van een ander overgenomen hebt
• Je de betekenis van de tekst niet verandert
Vanwege de leesbaarheid van je werkstuk is het aan te raden het aantal citaten te beperken en alleen te gebruiken als de letterlijke tekst een duidelijke functie heeft. Door te parafraseren vergroot je de leesbaarheid van je stuk en laat je zien dat je de bronnen begrijpt.
APA-stijl bij een of twee auteurs
In een lopende tekst: Botero en Wolfsdorf (2005) vonden in hun studie dat overconsumptie van frisdranken niet alleen bijdraagt...
Aan het einde van de zin: In een studie naar overconsumptie van frisdranken werd door de onderzoekers geconcludeerd dat....... (Botero & Wolfsdorf, 2005).
Midden in een lopende tekst verwijs je anders naar een bron dan aan het einde van een zin. als er een of meer auteurs zijn, dan noem je ze altijd allebei, plus het jaartal.
APA-stijl bij drie, vier of vijf auteurs
In een lopende tekst: uit het onderzoek van Loos, Claffey en Crigger (1988), blijkt dat mondhygienegedrag de mondgezondheid beinvloedt.
Aan het einde van de zin: uit eerder onderzoek blijkt dat mondhygienegedrag de mondgezondheid beinvloedt (Loos, Claffey & Crigger, 1988).
Als je nog een keer verwijst dan schrijf je alleen de eerste naam van de auteur met et al.
Daaropvolgende verwijzingen:
Lopende zin: Uit het onderzoek van Loos et al. (1988) blijkt dat.....
Aan het einde van de zin: Mondhygienegedrag blijkt de mondgezondheid .... (Loos et al., 1988).
APA-stijl met zes of meer auteurs
In een lopende tekst: Uit het onderzoek van Woelber et al. (2016) blijkt dat mondhygienisten.....
Aan het einde van de zin: Uit een recente studie naar.... blijkt dat..... (Woelber et al., 2016).
Bij zes of meer auteurs hoef je niet de eerste keer dat je de bron vermeldt alle auteurs op te schrijven. Dan vermeld je alleen de eerste auteur.
APA-stijl herhaalde bronvermelding binnen een alinea
Bij de tweede keer hoef je het jaartal niet meer te vermelden.
Botero en Wolfsdorf (2005) stelden......
Dat betekent volgens Botero en Wolfsdorf dat .....
APA-stijl meerdere werken van verschillende auteurs
In andere studies (Alkadhi et al., 2017; Fox & Duggan, 2012; Jadhav et al., 2016) werd meer gekeken naar....
Tussen de auteurs van de verschillende bronnen zet je een puntkomma.
APA-stijl verwijzen naar persoonlijke communicatie
Verwijzen naar bijvoorbeeld colleges, email, (telefoon)gesprekken of interviews doe je alleen in de tekst, niet in de literatuurlijst.
Binnen de opleiding mondzorgkunde wordt gebruik gemaakt van dergelijke materialen (E. Wartewig, werking en indicatie fluoride, 3 maart 2018)
APA-stijl verwijzen naar webcontent of webdocument
Wanneer je naar een volledige website verwijst neem je de naam van de website in de tekst over: Het Ivoren Kruis is de Nederlandse Vereniging voor moondgezondheid en informeert over....(ivorenkruis.nl).
Naar specifieke webcontent verwijs je op dezelfde manier als naar andere bronnen: door de naam van de auteur en het publicatiejaar te vermelden.
In je literatuurlijst vermeld je alle bronnen die je in de tekst hebt gebruikt in alfabetische volgorde. Dat kunnen boeken zijn, tijdschriftartikelen, video’s etc. Die beschrijvingen verschillen onderling, maar geven allemaal antwoord op dezelfde vragen:
Een voorbeeld:
5.4.1 Beschrijving van een boek
De beschrijving van een boek bestaat uit:
Auteur(s) (jaar van uitgave). titel en ondertitel. Plaats van uitgave: Uitgever.
De titel en ondertitel van het boek staan cursief.
Een rapport beschrijf je op dezelfde manier als een boek. Het enige verschil is het rapportnummer: die zet je (niet cursief) tussen haakjes achter de titel.
5.4.2 Beschrijving van een tijdschriftartikel
Om op te letten
De auteursaanduiding bestaat uit de achternaam en de voorletters (bijv. Bom, J.J.)
Bij 1 t/m 7 auteurs neem je alle namen op.
Bij 8 of meer auteurs zet je drie puntjes tussen de 6e en de laatstgenoemde.
De aanduiding van een zelfstandig werk zet je cursief. Dat is voor:
een boek: de titel van het boek
een hoofdstuk uit een boek: de titel van het boek
een tijdschriftartikel: de titel van het tijdschrift + de jaargang
Is de bron een boek dat door een redactie is samengesteld? Gebruik dan de naam van de redacteur, gevolgd door (red.). Is het een Engelstalig boek, dan vermeld je (Ed.)
Wordt als auteur een organisatie opgegeven? Zet deze dan op de plaats van de auteur (bijv. Hogeschool van Amsterdam).
Je neemt de titel en de ondertitel exact uit de publicatie over, inclusief het leesteken dat de titel van de ondertitel scheidt. Als dat er niet is, gebruik je een :
Na de eerste regel van de beschrijving spring je in. Je literatuurlijst biedt zo een mooi overzicht op auteursnaam.
De beschrijving van een tijdschriftartikel bestaat uit:
Auteurs (jaar van uitgave). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift, jaargang (nummer), paginanummers van - tot.
Bijvoorbeeld:
Kornack, D. & Rakic, P. (2001). Cell Proliferation Without Neurogenesis in Adult Primate Neocortex. Science, 294 (5549), 2127-2130
Om rekening mee te houden:
Hier staan de naam van het tijdschrift en de jaargang cursief.
Een digitale versie van een tijdschriftartikel heeft vaak een speciale code die een permanente internetlocatie weergeeft, de zogenaamde DOI-aanduiding (Digital Object Identifier). Deze code zet je aan het einde van je beschrijving, voorafgegaan door “doi:”
Bijvoorbeeld:
Kornack, D. & Rakic, P. (2001). Cell Proliferation Without Neurogenesis in Adult Primate Neocortex. Science, 294 (5549), 2127-2130. doi:10.1126/science.1065467
5.4.3 Beschrijving van een krantenartikel
De beschrijving van een krantenartikel bestaat uit:
Auteurs (jaar, dag en maand van uitgave). Titel van het artikel. Naam van de krant, paginanummers van - tot.
Bijvoorbeeld:
De Zwaan, I. (2020, 7 september). Clubgangers willen hun nachten terug. De Volkskrant, pp. 2-3.
Om rekening mee te houden:
Hier staat de naam van de krant en eventueel het katern cursief.
Bij een digitale versie van een krantenartikel geef je aan wanneer je het van welke site hebt gehaald. Dit doe je met d.m.v. "geraadpleegd op (datum) van (URL)"
Bijvoorbeeld:
Van Hal, G. (2020, 14 september). Mogelijk leven ontdekt op Venus. De Volkskrant. Geraadpleegd op 16 september 2020, van https://www.volkskrant.nl/wetenschap/mogelijk-teken-van-leven-ontdekt-op-venus~b772108f
Heb je het artikel gevonden in een databank, bijvoorbeeld NexisUni, dan gebruik je de permalink naar dat artikel. In dat geval wordt het:
Van Hal, G. (2020, 14 september). Mogelijk leven ontdekt op Venus. De Volkskrant. Geraadpleegd op 16 september 2020, van https://advance.lexis.com/api/permalink/329db940-8e56-474f-bb9d-cfa4e27d6620/?context=1516831
5.4.4 Beschrijving van een website
Websites veranderen regelmatig. Als de lezer later je verwijzing wil controleren, kan het zijn dat de betreffende site er inmiddels anders uitziet. Daarom moet je bij zo’n verwijzing ook aangeven op welke datum je de website hebt geraadpleegd.
De beschrijving van een website bestaat uit:
Auteur (jaar van uitgave, dag). Titel en ondertitel. Geraadpleegd op dag maand jaar, van http://url
Bijvoorbeeld:
Mooy, G. (2014, 6 oktober). Wat moet Nederland doen tegen ebola? Geraadpleegd op 20 maart
2018, van https://joop.bnnvara.nl/opinies/wat-moet-nederland-doen-tegen-ebola
5.4.5 Sortering en layout van je literatuurlijst
Je begint je literatuurlijst op een aparte pagina. Bovenaan zet je “Literatuurlijst”.
Je sorteert je bronbeschrijvingen alfabetisch op auteur. Dat doe je “letter voor letter”, en volgens het principe “niets komt vóór iets”. Bij meerdere publicaties van één auteur komt de oudste publicatie bovenaan.
Bijvoorbeeld:
Letter voor letter
Haenen, B.
Haenen, P.
“Niets komt vóór iets”
Van Os, F.
Van Oss, A.
Oudste bovenaan:
Peters, B. (1999)
Peters, B. (2012)
NB: Tussenvoegsels worden behandeld volgens de Amerikaanse richtlijnen. De achternaam begint met het tussenvoegsel, dat vervolgens met een hoofdletter wordt geschreven (bijv. Van der Togt, H.)
5.5 APA Quiz
Test je kennis van de APA referentiestijl met deze quiz.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Nog meer quizvragen? Doe dan hier de APA quiz van de bibliotheek van de Radboud Universiteit
5.6 Referentiestijl Vancouver
In verschillende wetenschapsdisciplines worden verschillende referentiestijlen gebruikt voor het verwijzen naar documentatiebronnen en het beschrijven van titels van publicaties. Naast de APA stijl kan je ook bronnen tegenkomen waarin de Vancouver-stijl is toegepast. Binnen de farmacie wordt bijvoorbeeld deze referentiestijl gebruikt. Deze stijl is ontwikkeld door de ICMJE (International Committee of Medical Journal Editors). Hieronder volgt een beknopte beschrijving van deze stijl. Voor meer uitgebreide informatie verwijzen we je naar de site van de ICMJE: www.icmje.org
Verwijzingen in de tekst
De Vancouver-stijl maakt gebruik van eindnoten. Volgens dit (nummer-verwijs)systeem verwijzen nummers in de tekst (bij voorkeur in superschrift, maar tussen haakjes mag ook) naar de lijst van aangehaalde werken aan het eind van de publicatie. Bij verwijzing naar meerdere bronnen tegelijkertijd, worden opeenvolgende nummers gescheiden door een koppelteken2-3 en niet-opeenvolgende nummers door een komma2,6.
In deze studie3 proberen de auteurs aan te tonen dat de CO2-uitstoot geen schadelijke effecten heeft op de toestand van de ozonlaag.
In deze studie (3) proberen de auteurs aan te tonen dat de CO2-uitstoot geen schadelijke effecten heeft op de toestand van de ozonlaag.
Titels in de literatuurlijst
Binnen de Vancouver-stijl worden titels op de literatuurlijst niet alfabetisch geordend, maar in de volgorde waarin ze in de tekst aan de orde komen. Hieronder vind je de voorbeelden van de titelbeschrijvingen van een aantal belangrijke soorten bronnen zoals die in het verwijssysteem van Vancouver gangbaar zijn.
Tijdens je literatuuronderzoek verzamel je tijdschriftartikelen, boeken, hoofdstukken en websites die van belang kunnen zijn voor je onderzoek. Het is een kunst om dit allemaal goed op orde te houden.
Er bestaan verschillende tools om je te helpen bij het verzamelen en organiseren van bronnen, bronvermeldingen te maken en een literatuurlijst samen te stellen.
Via de Hogeschool kan je gebruik maken van RefWorks. Ook kan je gebruik maken van de tool voor bronvermelding in Word. Hierna zullen we beide tools toelichten.
5.7.1 Bronvermelden met RefWorks
Via de bibliotheek zoekmachine kan je gratis een account aanmaken voor RefWorks. Je kunt hiermee kant-en-klare bronvermeldingen uit de bibliotheek zoekmachine, Google Scholar en verschillende databanken verzamelen en een literatuurlijst samenstellen.
Op deze manier kun je het handmatig maken van bronvermeldingen beperken tot een minimum. Je bespaart hiermee tijd en voorkomt fouten in je bronvermeldingen.
Als je geen kant-en-klare bronvermelding kunt vinden kun je deze alsnog handmatig invoeren met Refworks. Vanuit RefWorks kun je bronvermeldingen makkelijk citeren in de gewenste citeerstijl in elk Worddocument.
Daarnaast kun je in Refworks je bronnen opslaan en lezen. Je kunt daarbij per bron aantekeningen maken (bijvoorbeeld wat haal ik uit deze bron voor beantwoording van mijn vraag) en relevante onderdelen markeren. Je bewaart je bronnen los van je (word)documenten maar kunt ze gemakkelijk lezen en citeren als je bezig bent met schrijven aan een document.
Je kunt ook makkelijk je bronnen in refworks organiseren door ze in te delen in projecten en mappen (bijvoorbeeld een folder met de bronnen voor een beroepsproduct waar je aan werkt of een map met bronnen per onderzoeksvraag). Je kunt gemakkelijk samenwerken door folders met bronnen te delen met medestudenten of je docent.
In Word vind je een tool om bronvermeldingen te maken en een literatuurlijst samen te stellen. Nadeel is dat je elke bron handmatig moet invoeren, ook als je kant-en-klare bronvermeldingen gevonden hebt. Daarnaast zitten de bronnen gekoppeld aan je document en ben je ze kwijt als je document niet bewaart.
Hoe de tool werkt vind je in deze handleiding: https://www.scribbr.nl/bronvermelding/handleiding-bronvermelding-met-word/ of bekijk het volgende instructiefilmpje.
Let op!
De bronvermeldingen in Word zijn niet altijd correct volgens de APA-richtlijnen. Dat komt onder meer omdat de Nederlandse vertaling soms (te) letterlijk is. Zo hanteert Word de term 'opgeroepen' in plaats van 'geraadpleegd' en wordt bij de datum de maand eerstgenoemd in plaats van de dag. Typefouten of het onjuist invullen van de gegevens worden door Word niet gecorrigeerd. Ook kant-en-klare bronvermeldingen die je verzamelt met RefWorks kunnen fouten bevatten. Controleer daarom altijd of je bronvermeldingen kloppen volgens de regels van de gebruikte referentiestijl.
Samenvatting
In deze training leerde je waarom bronvermelding nodig is en hoe je die volgens de APA referentiestijl moet samenstellen. Bronvermelden moet je doen in de tekst zelf als je een tekst citeert of parafraseert. Daarnaast moeten de bronnen die je gebruikt allemaal terugkomen in de literatuurlijst aan het einde van je product. Voor het vermelden van verschillende bronnen gelden verschillende regels.
Let op!
geen bronvermelding in de samenvatting en conclusie
nooit de volgorde van de auteurs binnen een referentie veranderen
verwijs altijd naar de oorspronkelijke bron
verwijs alleen als je de bron echt hebt gezien en gelezen
iedere bron waarnaar wordt verwezen in de tekst moet in de literatuurlijst staan en vice versa
De regels en voorbeelden per bron (boek, tijdschriftartikel, interview, stageverslag, tweet website etc.) vind je in de Nederlandstalige handleiding: De APA-richtlijnen uitgelegd: Een praktische handleiding voor bronvermelding in het hoger onderwijs (2e ed.). S.l.: SHB / Surf, 2018 Deze handleiding kun je gratis downloaden op: https://www.auteursrechten.nl/apa-richtlijnen
Studenten van de Hogeschool Inholland kunnen gratis gebruik maken van onze online bibliotheek.
De bibliotheek kan je vinden via de app 'bibliotheek' in IRIS. Dan kom je bij een zoekbalk waarmee je kan zoeken in een groot aantal databanken op verschillende vakgebieden. Hierin zijn onder meer ebooks en (wetenschappelijke) tijdschriftartikelen te vinden die niet via Google toegankelijk zijn.
Vind je niet waar je naar op zoek bent? Of heb je een andere vraag over de bibliotheek?
Advies voor het beoordelen van informatievaardigheden
Deze training kunnen studenten zelfstandig doorlopen. In de training zitten oefeningen om kennis te testen. Aan het eind kunnen studenten een Kennistoets informatievaardigheid doen.
Om de vaardigheden te bevorderen en te toetsen op informatievaardig gedrag adviseren we om studenten naast deze module een schrijfopdracht te laten doen die gekoppeld is aan de eigen lesinhoud/vakgebied. Voor de beoordeling hiervan kun je gebruik maken van de Scoringsrubriek informatievaardigheden van Jos van Helvoort.
Tip: laat studenten als bijlage hun zoekstrategie toevoegen op een zoekformulier of stroomschema.
Het arrangement Training: Stappenplan literatuuronderzoek paramedische opleidingen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Eline van Vliet
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-10-08 09:55:18
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Er bestaan meer dan een miljard websites en per jaar worden er meer dan 800.000 boeken gepubliceerd. Maar waar vind je precies die informatie die je nodig hebt? In deze training leer je hoe je op een slimme en snelle manier betrouwbare informatie vindt die relevant is voor je studie.
Er bestaan meer dan een miljard websites en per jaar worden er meer dan 800.000 boeken gepubliceerd. Maar waar vind je precies die informatie die je nodig hebt? In deze training leer je hoe je op een slimme en snelle manier betrouwbare informatie vindt die relevant is voor je studie.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Test voorkennis
Oriënteren
Bronnen kiezen
Zoekmethodes en -technieken
Test je kennis m.b.t. beoordelen van bronnen
APA Quiz
Maak de eindtoets
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.