Module MZA 2.1 Voortplantingsstelsel Marian Bekker

Module MZA 2.1 Voortplantingsstelsel Marian Bekker

1. Inleiding

Deze Wikiwijs is ontwikkeld in de Module MZA 2020/2021 ter voorbereiding op de landelijke kennistoets LGW.

Deze e-learning gaat over het voortplantingstelsel van de mens en hierin zal de anatomie en de fysiologie centraal staan. Daarnaast zoomen we in op de ontwikkeling van de geslachtcellen en bekijken we nader de werking van de verschillende geslachtshormonen. Tenslotte wordt de bevruchting, erfelijkheid door chromosomen en DNA behandeld.

Om de leerstof eigen te maken is gebruik gemaakt van een afwisselend digitaal arrangement met verschillende ICT-tools zoals o.a.: Quizlet, Nearpod, Thinglink, en Microsoft Forms.

Deze Wikiwijs kwam tot stand met veel interesse in dit onderwerp en ik hoop dat het bijdraagt aan de vakspeciefieke kennis en de proffesionalisering voor de leraar "Gezondheidzorg en Welzijn."

Veel succes !

1.1 Handleiding

Aan de linkerkant bevindt zich de inhoudsopgave.

  • Deze Wikiwijs is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken en paragrafen;

  • Tijdsduur: ~  60 minuten;

  • Er is gebruik gemaakt van diverse online tools, deze zijn te activeren door te klikken op de betreffende link, deze leidt je naar de online oefenopdracht;

  • Kennisclips zijn te bekijken door op play te drukken;

  • Kennisvragen zijn korte opdrachten die de opgedane leerstof testen;  

  • Pen en papier kan gebruikt worden voor aantekeningen;

  • Een smartphone is nodig voor het scannen van de QR code. Door met de camera de QR-code te scannen zal de online eindtoets zich openen op de smartphone. Het behaalde eindresultaat zal persoonlijk via @mail worden verzonden.

 

Onderaan de pagina is steeds een pijl zichtbaar waardoor je verder kunt naar de volgende pagina.

1.2 leerdoelen

Na het bestuderen van deze Wikiwijs is de student in staat om;

  • De anatomie en fysiologie van het voortplantingsstelsel van de man en de vrouw te beschrijven met daarbij de secundaire en primaire geslachtskenmerken;
  • Inzicht in de fysiologie rondom de bevruchting en de meiose;
  • Inzicht in erfelijkheid en DNA.

Deze leerdoelen passen bij:

Kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn Domein 4: Gezondheid en Ziekte.
Subdomein 4.1: Anatomie en Fysiologie (inclusief toegepaste natuurwetenschappen).
  • De student legt de bouw en werking van het menselijke lichaam uit;
  • De student legt anatomie en fysiologische processen van de orgaanstelsels uit op basis van natuurwetenschappelijke principes.

 

1.3 Instaptoets

De instaptoets van deze Wikiwijs, test je parate kennis over de anatomie en de fysiologie over het voortplantingsstelsel van de mens. Deze toets kun je starten door het activeren van de link op de volgende pagina.

Heel veel succes !

Instaptoets

                                                     

                                                               http://www.anatomie-online.nl/voortplanting.html

 

 

1.4 Resultaat instaptoets

Wellicht heeft deze instaptoetst inzicht gegeven dat er nog verdere verdieping nodig is in dit onderwerp.

Door het volgen van deze e-learning zal ik je verder meenemen in de anatomie en fysiologie van het menselijk voortplanting stelsel.

Heb je de instaptoets succesvol kunnen maken en zijn ook de latijnse benamingen geen probleem, dan adviseer ik je om de kennisopdrachten en vervolgens de eindtoets te maken.

 

Veel plezier !

2.Het voortplantingsstelsel

Het voortplantingssysteem is een systeem van geslachtsorganen in een organisme die samenwerken ten behoeve van de voortplanting.Voortplanting is nodig voor het behoud van het soort. Bij geslachtelijke voortplanting zijn twee individuen nodig: een van het vrouwelijke en een van mannelijke geslacht.

Het voortplantingsstelsel bestaat uit verschillende inwendige en uitwendige geslachtsorganen, geslachtscellen, gonaden (geslachtsklieren) en hormonen die er voor zorgen dat de mens zich kan voortplanten.

 

2.1 Primaire en secundaire geslachtskenmerken

Primaire geslachtskenmerken

Zijn kenmerken waarmee onderscheid gemaakt wordt tussen wezens van het mannelijk en het vrouwelijke geslacht. Deze kenmerken zijn bij mensen meteen na de geboorte al herkenbaar aanwezig. Bij onder andere mensen, behoren de penis en de balzak bij mannen, de schaamlippen en de clitoris bij vrouwen, tot de primaire geslachtskenmerken.

De primaire geslachtskenmerken zijn bij vrouwen:  

  • de vulva (uitwendige schaamdelen);
  • de schede (vagina);
  • de eierstokken (ovaria);  
  • de eileiders (tubae uterinae);
  • de baarmoeder (uterus).

Bij mannen:

  • het mannelijk lid (penis);
  • de zaadballen (testis);
  • de epididymis (bijballen);
  • de zaadleiders (ductus deferens);
  • de voorstanderklier (prostaat).

 

 

Secundaire geslachtskenmerken

Zijn lichamelijke kenmerken die zich pas ontwikkelen in de puberteit. De lichamelijke veranderingen, zoals de amboseksuele beharing, de ontwikkeling van lichaamsdelen en het vervormen van het lichaam verschillen naargelang het geslacht.

Typerend voor vrouwen:

  • driehoekige beharing van de schaamstreek (pubarche);
  • beharing van de oksels;  
  • beharing van de benen;
  • borstontwikkeling ( mammae);  
  • uitzetting van het bekken;
  • eerste menstruatie ( menarche);
  • de menstruele cyclus;
  • lichte uitgroei van de uitwendige geschlachtsorganen ( schaamlippen)
  • Toename van onderhuids vet op bepaalde plaatsen.

 

 

Typerend voor mannen:

  • ruitvormige pubisbeharing (pubarche);
  • gezichtsbeharing;  
  • beharing van de oksels;
  • beharing van onderbenen en een deel van de bovenbenen;
  • beharing mogelijk van borstbeen, buik, rug en schouders;
  • verhoogde spierontwikkeling ten gevolge van gestegen testosteron gehalte;
  • vergroten van de uitwendige geslachtsorganen ( penis en scrotum);  
  • verlaging van de stem door de groei van de adamsappel ( prominentia laryngea).  

2.2 Kennisvragen

3.Anatomie en fysiologie van de man

Warming up

Anatomie mannelijke geslachtsdelen
Test je kennis over de anatomie van de man. Kies de juiste benamingen.

3.1 Inwendige geslachtsorganen

De inwendige anatomie van het voortplantingsstelsel van de man bestaat uit de testes (teelballen), epidimys (bijbal), ductus deferens (zaadleiders), klieren van Cowper, vesiculae seminalis (zaadblaasjes) en de prostaat .

 

Testes (teelballen)

De teelballen (testes) zijn de reproductieve organen van de man. Ze worden hoog in de buikholte gevormd bij de nieren en dalen vlak voor de geboorte, via het lieskanaal, af in het scrotum. In een enkele geval daalt een of beide testes niet in waardoor een operatie noodzakelijk is om de testes naar de juiste plaats te brengen.

Bij de indaling van de testes trekken ze het peritoneum buikvlies mee naar beneden waardoor de binnenkant (tunica vaginalis ) van het scrotum gevormd wordt. Dit vormt een ingesloten omhulsel voor de testes. Als de insluiting niet volledig is, blijft een mogelijkheid van een hernia breuk aanwezig.

De testis bestaat uit 200 -300 lobuli die (1 tot 4) kleine gekronkelde tubuli (zaadbuisjes) bevatten, die spermacellen zullen vormen. De tubuli worden ondersteund door losmazig bindweefsel met daarin groepjes cellen (Sertolicellen) deze voeden de zich ontwikkelende spermacellen.Tussen de zaadkanaaltjes liggen de Leydigcellen, dit zijn endocriene cellen die het mannelijk hormoon testosteron afscheiden.

Functioneren testes
Activeer door op deze link te klikken

Epididymis

De bijbal (epididymis) is een dunne, gedraaide buis die tegen de achterkant van de testis aanligt. Op beide testes ligt een bijbal die bestaat uit een sterk gekronkeld kanaal van ongeveer 5 meter lang. De buisjes die uit de testes komen eindigen in dit bijbalkanaal.

Het bijbalkanaal eindigt in de zaadleider (ductus deferens). Het bijbalkanaal verbindt op deze manier de zaadbuisjes van de testes met de zaadleider.

De ductus deferens (zaadleider) is weer een voortzetting van de bijbal. Hij loopt omhoog door het lieskanaal en vervolgens tussen de blaas en het rectum door naar de prostaatbasis. Daar gaat hij samen met de ductus van de vesicula seminalis (zaadblaasje).

De bijbal (epididymis) heeft een aantal functies:  

  • de zaadcellen beschermen en bewaren;
  • de zaadcellen ondersteunen in de ontwikkeling en groei;
  • zorgen dat het vocht dat door de zaadbuisjes wordt gemaakt optimaal is;
  • delen van een beschadigde zaadcel opnemen zodat deze opnieuw gebruikt kunnen worden;
  • de zaadcellen vervoeren naar de zaadleider door gebruik te maken van het samentrekken van de spieren.

 

 

 

 

De zaadblaasjes

De zaadblaasjes (vesiculae seminales), zijn twee kleine blaasjes bestaan uit klierweefsel en gelegen onder de urineblaas en het rectum. Ze scheiden een basische vloeistof uit (PH 7,5) met voedingsstoffen waar een groot deel van het zaadvocht uit bestaat. Dit zaadvocht bevat fructose, prostaglandines (stimuleert contracties) en fibrinogeen, dit vormt een tijdelijk stolsel in de vagina na ejaculatie.

 

De Cowperklieren

De Cowperklier (glandula bulbourethralis) ligt tussen de prostaat en het begin van de penis. Het is een klier van 1 cm groot. Deze wordt platgedrukt tijdens een erectie waardoor er vocht vrijkomt. Dit kristalhelder basisch vocht is voorvocht en kan spermacellen bevatten. Dit voorvocht heeft als doel glijmiddel en het zure milieu van de urethra te neutraliseren van zuren uit de urine.

 

 

De prostaat

De prostaat (voorstanderklier) is ongeveer zo groot als een kastanje en ligt om de urethra en de ductus ejaculatorius (zaadbuisjes) heen. Hij bestaat uit klierweefsel en uit glad spierweefsel. De prostaat produceert een secreet dat basisch is en voedingsstoffen voor spermacellen bevat.

 

 

 

3.2 Kennisvragen

3.3 De uitwendige geslachtsorganen

De zichtbare uitwendige geslachtsorganen van de man bestaan uit de penis, de eikel en het scrotum.

De penis:

  • is het mannelijke paringsorgaan en het mictieorgaan;
  • heeft een vrij hangend deel dat schacht heet;
  • is onder de symfyse (schaambeenverbinding) verankerd;
  • bevat zwellichamen;  
  • produceert onder de voorhuid wittig smegma, bestaande uit huidcellen, prostaatvocht en kliervocht gevormd door kliertjes in de voorhuid;
  • wordt bij seksuele prikkeling groter en stijf (erectie) doordat de arteriële bloedtoevoer naar de zwellichamen groter is dan de veneuze afvoer.

 

De penis bestaat uit drie delen:

  • De wortel, vertrekt vanuit het scrotum;
  • De schacht met veneuze sinussen oftewel zwellichamen;
  • De glans, uiteinde van de penis (eikel).

Door de penis loopt de urethra, die zowel het urinestelsel als het reproductiestelsel dient. Aan het uiteinde heeft de glanspenis in het midden de uitmonding van de urethra. Normaliter is de glanspenis bedekt door een losse huidplooi genaamd preputium of voorhuid.

 

Het scrotum

Is een sterk gerimpelde huidzak met twee scrotumholten met in elke holte een zaadbal, bijbal en een deel van de zaadleider. Het scrotum is omgeven door twee spieren die verantwoordelijk zijn voor de juiste temperatuur. Ze trekken samen bij koude of sexsuele opwinding (komen dichter tegen het lichaam aan te liggen) en ontspannen (van het lichaam af) bij stijging van de lichaamstemperatuur.De temperatuur in het scrotum is 1°C lager dan lichaamstemperatuur en optimaliseren zo de spermaproductie en vruchtbaarheid.

 

 

3.4 Kennisvragen

4.Geslachtsrijping

De zaadcelontwikkeling (spermatogenese) begint al in de eerste maanden van de embryonale ontwikkeling.Bij een vier weken oude embryo ontstaan stamcellen (spermatogonia) in de wand van de zaadbuisjes van de zich ontwikkelende teelbal. In de wand van de zaadbuisjes verschijnen ook Sertolicellen, dit zijn gespecialiseerde cellen die onmisbaar zijn voor de zaadcelontwikkeling. Ze spelen een rol bij de uitrijping van de zaadcellen en hebben een remmend effect op de testosteronproductie.

Bij mannen worden zaadcellen aangemaakt vanaf de pubertijd. Na de eerste zaadlozing gaat de aanmaak van zaadcellen hun hele leven door, maar zal de productie en kwaliteit met de jaren afnemen.

De ontwikkeling van zaadcellen begint in de wand van het zaadbuisje. In de wand van het zaadbuisje verandert de zaadcel in een soort kikkervisje, een cel met een staartvormig uitsteeksel. De staart maakt een zweepslagbeweging waardoor de cel zich kan verplaatsen.

Spermatozoiden worden in zeer grote hoeveelheden gemaakt, naar schatting bevat een ejaculatie er gemiddeld 300 miljoen, al is er maar eentje nodig voor de bevruchting van een eicel.

Het duurt ongeveer 61 dagen voordat een zaadcel zich in het zaadbuisje heeft ontwikkeld tot een volgroeide zaadcel. Als een zaadcel volgroeid is, verlaat hij de wand van het zaadbuisje en wordt de zaadcel opgeslagen in de bijbal. Hier krijgt de zaadcel het vermogen om te bewegen, in totaal verblijft de zaadcel nog één tot twee weken in de bijbal. Bij elkaar duurt het 72 dagen voordat een zaadcel helemaal rijp is om een vrouw te bevruchten. Het reservoir van de bijbal bevat voldoende zaad voor enkele vruchtbare zaadlozingen. Als rijpe zaadcellen te lang in de bijbal blijven sterven ze af en worden ze opgenomen in het bloed. Zo blijft de productie van zaadcellen continu in beweging.

 

Sperma oftewel semen, is een mengsel van de secreten (uitscheidingsproducten) uit de testes, de vesciculae seminales (zaadblaasjes) en de prostaat, ook bevat het spermatozoiden.

 

 

 

4.1 Puberteit

Het eerste teken van de puberteit bij jongens is vaak het groter worden van de zaadballen. De groei is voornamelijk het gevolg van de ontwikkeling van de zaadbuisjes. Dit gebeurt onder invloed van FSH (follikel stimulerend hormoon). Een klein deel van de groei ontstaat door toename van de Leydigcellen, deze cellen zijn te vinden tussen het losmazige weefsel tussen de lobuli. Daar produceren zij onder invloed van FSH en LH (luteïniserend hormoon) het mannelijk hormoon testosteron.De groei van de penis volgt pas na het groter worden van de testikels.

Op ongeveer 13-jarige leeftijd vindt de spermarche plaats.Op deze leeftijd zijn dan spermacellen te vinden in de ochtendurine. Aanwezigheid van spermacellen in de urine (spermaturie) komt met name in de vroege puberteit voor. In de latere fasen van de puberteit begint het optreden van ejaculaties. Orgasmes zijn hiervoor wel mogelijk, maar leiden niet tot ejaculatie. In deze fase is het optreden van een ejaculatie nodig om spermacellen in de urine te kunnen vinden. In het begin zijn de spermacellen meestal niet beweeglijk en blijven kort in leven. Ze zijn dus verminderd in staat om een eicel te kunnen bevruchten. Na een aantal maanden treedt er rijping op van de zaadcellen waardoor deze zeker wel in staat zijn om een eicel te kunnen bevruchten Bij ongeveer twintig procent van de jongens vindt de eerste zaadlozing plaats in een”natte droom.”

FSH en LH.

Follikel stimulerend hormoon (FSH) zorgt dat de teelballen zaad gaan maken;

Luteïniserend hormoon (LH) zet aan tot de productie van testosteron.

Testosteron is het mannelijke geslachtshormoon.Als er teveel zaad of testosteron wordt geproduceerd in de teelballen wordt er een remmechanisme in gang gezet waardoor de teelballen worden geremd in de productie. Als ze te weinig zaad of testosteron produceren worden ze juist extra gestimuleerd.Het is dus eigenlijk een kwestie van vraag en aanbod.

 

Kennisclip

www.cyberpoli.nl

 

4.2 Het besturingsmechanisme

De hypofyse bestaat uit de adenohypofyse (voorkwab) en de neurohypofyse (achterkwab).  

De werking van de geslachtsorganen wordt beïnvloed door gonadotrope hormonen, deze worden geproduceerd in de voorkwab van de hypofyse. Deze gonadotrope hormonen reguleren andere hormoonklieren.

De werking van de mannelijke geslachtsorganen worden door FSH en ISCH uit de adenohypofyse aangestuurd.

  • FSH stimuleert de zaadcelontwikkeling in de zaadbuisjes;
  • ISCH stimuleert de Leydigcellen in de zaadballen tot de vorming van het mannelijke geslachtshormoon testosteron.

Testosteron:

  • stimuleert de zaadcelontwikkeling;
  • is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken;
  • stimuleert de werking van de zaadblaasjes en de prostaat;
  • is noodzakelijk voor botopbouw;
  • koppelt de hypofyse negatief terug waardoor de vorming van ISCH weer afneemt.

 

De werking van de vrouwlijke geslachtsorganen worden door  FSH en LH uit de adenohypofyse aangestuurd.Deze hormonen zetten de gonaden aan tot de vorming van geslachtshormonen, die op hun beurt de ontwikkeling van geslachtscellen stimuleren en bij de vrouw een eventuele zwangerschap in stand houden:

  • Follikelstimulerend hormoon (FSH); stimuleert bij de vrouw de ontwikkeling van de follikels in de eierstokken;
  • Luteïniserend hormoon (LH) stimuleert bij de vrouw follikelrijping, ovulatie en de ontwikkeling van het gele lichaam (corpus lutheum) uit de lege eifollikel.

De eierstokken vormen oestrogenen en progesteron.

Oestrogenen:

  • stimuleren de groei en ontwikkeling van de primaire en secundaire geslachtskenmerken;
  • bevorderen de lengtegroei tijdens de puberteit;
  • stimuleren de adenohypofyse tot de vorming van luteïniserend hormoon;
  • stimuleren de groei van het endometrium (vanaf de menstruatie tot aan de ovulatie).

Progesteron:

  • stimuleert de groei van het endometrium (na de ovulatie);
  • houdt het endometrium tijdens de zwangerschap in stand.

 

 

 

5.Anatomie en fysiologie van de vrouw

Warming up

Anatomie vrouwelijke geslachtsdelen
Test je kennis over de anatomie van de vrouw. Kies de juiste benamingen.

5.1 Inwendige geslachtsorganen

De inwendige geslachtsorganen liggen in het kleine bekken en zijn: de twee eierstokken, de twee eileiders, de baarmoeder en de vagina.

 

De vagina

De schede (vagina):

De diepte van de vagina is zo'n 8 tot 10 centimeter. Het is een buisvormig, elastisch kanaal dat wordt omgeven door spiertjes. Daaromheen zit bindweefsel met bloedvaten, zenuwen en bekkenbodemspieren. Het vormt de verbinding tussen de baarmoeder en de buitenwereld. 

De binnenwand is slijmvlies en normaal gesproken roze van kleur. De wand is geplooid, waardoor hij zich meer of minder kan verwijden. Door deze rekbare wand en elastischiteit kan de diameter tijdens de baring toenemen tot 15 cm. 

De vagina beschermt en reinigt zichzelf met behulp van afscheidng. De vloeistof die in de vagina aanwezig is, sijpelt erin via de vaginawanden. De wanden zijn bekleed met een witachtig laagje. Dat bestaat vooral uit afgeschilferde vaginale cellen en bacteriën die van nature in de vagina voorkomen. De voornaamste bewoners zijn zogenaamde lactobacillen, die ervoor zorgen dat het milieu in de vagina zuur blijft.

Uterus

De baarmoeder (uterus) ligt grotendeels intra peritoneaal midden in het kleine bekken. Het heeft de vorm van een omgedraaide peer. Bij het breedste deel sluiten links en rechts de beide eileiders aan. Naar onderen loopt de uterus taps toe, dit deel heet de baarmoederhals, oftewel de cervix. Het cervixkanaal verbindt de baarmoederholte met de vagina, het uitstekende deel is de baarmoedermond (portio). De uetrus is met meerdere banden bevestigd aan omringende structuren.

De uterus heeft een wand die uit drie lagen bestaat, van binnen naar buiten:

  1. Endometrium, een dunne, goed doorbloede bindweefsellaag, bedekt met trilhaarepitheel met veel slijmkliercellen;
  2. Myometrium, een 2 cm dikke laag glad spierweefsel;
  3. Perimetrium, het peritoneum viscerale, gaat aan de zijkanten van de baarmoeder over in de brede baarmoederband.

Belangrijke functies:

  • het opvangen en laten innestelen van het zeer jonge embryo;
  • het laten ontwikkelen van het embryo tot voldragen foetus;
  • het beschermen van het ongeboren kind;
  • maakt deel uit van het baringskanaal;
  • Uitdrijvingfase contracties van de uterus.

5.2 kennisvragen

Ovaria

De ovaria zijn twee kleine organen ter grootte van een amandel,gelegen aan weerszijden van de baarmoeder, achter en onder de eileiders.

Met verschillende banden, ligamenten, zijn de eierstokken verbonden met onder andere de eileiders en de bekkenwand. Ze zijn grijs-wit van kleur.

De eierstokken bestaan vanuit de binnenzijde uit merg en aan de buitenzijde uit een dikke schors (cortex). Het merg is bindweefsel met veel bloedvaten en zenuwen.In de schorslaag zitten al vanaf de geboorte primaire eicellen.

Tijdens de vruchtbare jaren van de vrouw rijpen maandelijks een aantal eicellen (follikels) uit. Eén volledig uitgerijpte eicel komt uiteindelijk maandelijks tijdens de ovulatie in de eileider terecht.

In de eierstokken worden ook de hormonen oestrogeen en progesteron aangemaakt. Deze hormonen reguleren de menstruatiecyclus en bepalen de uiterlijke geslachtskenmerken, zoals de borsten. Ook spelen ze een rol bij zin in seks en bij het soepel houden van de vagina.

Tubae uterinae

Bovenin de baarmoeder zit aan beide kanten een opening: de ingang van de eileiders. Deze dunne soepele buisjes verbinden de baarmoeder met de eierstokken. Ze zijn 8 tot 10 centimeter lang. De binnenkant is bekleed met slijmvlies en trilharen. De buitenkant bestaat uit een dunne spierlaag. Het uiteinde van de eileiders ter hoogte van de eierstok is trechtervormig, waarmee de tuba over het ovarium heen ligt. Het heeft een aantal franjevormige uitsteeksels genaamd fimbriae.Het lijkt een beetje op een gespreide hand met vingers en elke vinger is vergroeid met de eierstok.

Na geslachtsgemeenschap kan een zaadcel een eicel in een eileider bevruchten. De miljoenen zaadcellen die vrijkomen tijdens het orgasme van de man moeten via de baarmoederhals en baarmoeder in de eileider terecht komen en de eicel binnen 24 uur na de eisprong bevruchten. Als dat lukt, transporteren de trilhaartjes de bevruchte eicel vervolgens naar de baarmoeder.

5.2 Kennistest

Quizlet anatomie van de vrouw
Deze Quizlet automatiseert de belangrijke begrippen over de anatomie

5.3 Uitwendige geslachtsorganen

De uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen worden gezamenlijk vulva genoemd. De delen van de vulva zijn: de grote en kleine schaamlippen, de venusheuvel, voorhof en de kittelaar.

De grote schaamlippen (labiae majora):

  • zijn twee behaarde, dikke huidplooien:
  • bevatten veel onderhuids vetweefsel;
  • bevatten veel zweet-, geur- en talgklieren;
  • bevatten beiderzijds de bartholinklier die bij seksuele prikkeling slijm afscheiden.

De venusheuvel:

  • is een dicht behaarde verdikking ter hoogte van de symfyse (samengroeiing van de twee schaambeenderen) .

De kleine schaamlippen (labiae minora):

  • zijn twee onbehaarde, dunne huidplooien;
  • liggen binnen de grote schaamlippen;
  • sluiten de voorhof af.

De voorhof (vestibulum vaginae):

  • is de ruimte binnen de kleine schaamlippen;
  • is de uitmondingsplaats voor de urethra  en de vagina;
  • kan (deels) afgesloten zijn door het maagdenvlies ( hymen);
  • kan de wittige substantie smegma bevatten, die bestaat uit huidcellen en talg.

De kittelaar (clitoris):

  • ligt aan de voorkant op de plaats waar de kleine schaamlippen aansluiten;
  • is een kegelvormig orgaantje van enkele centimeters groot;
  • bestaat uit twee zwellichamen die eindigen in de eikel (glans clitoridis), deze is dicht bezet met sensoren en wordt bedekt met een stukje huid, de voorhuid (preputium clitoridis).

 

6.Geslachtsrijping

Een pasgeboren meisje beschikt over ongeveer 1 miljoen eicellen. Met deze “voorraad” moet ze het stellen. Helaas beginnen ze al vanaf de geboorte af te sterven, zodat er tegen de puberteit nog zo’n 400.000 over zijn.

De puberteit begint eerder bij meisjes dan bij jongens. Ze begint bij ongeveer elf jaar en is omstreeks het zestiende jaar afgelopen. In de eerste fase van de puberteit verschijnt bij meisjes beharing in de schaamstreek en beginnen de borsten tot ontwikkeling te komen. Bovendien wordt de lichaamsvorm vrouwelijk. Tussen het dertiende en vijftiende jaar rijpen de geslachtsorganen. Het meisje gaat voor het eerst menstrueren (menarche).

De werking van de geslachtsorganen wordt beïnvloed door gonadotrope (geslachts) hormonen uit de adenohypofyse. Bij de vrouw zijn dat FSH en LH.

Deze hormonen zetten de gonaden (geslachtsklieren) aan tot de vorming van geslachtshormonen, die op hun beurt de ontwikkeling van geslachtscellen stimuleren en bij de vrouw een eventuele zwangerschap in stand houden.

Het hormonale regelmechanisme is bij de vrouw complexer dan bij man omdat follikelrijping en ovulatie afgestemd moeten zijn op de menstruele cyclus en een eventuele bevruchting.

6.1 Menstruele cyclus

De menstruele cyclus bestaat uit een aantal fasen: de menstruatiefase, de proliferatiefase en de secretiefase.

De menstruatiefase:

  • is de fase waarin het endometrium grotendeels wordt afgestoten,door bloedverlies uit de vagina;
  • treedt op als de eicel niet bevrucht is;
  • wordt in gang gezet zodra het progesterongehalte afneemt, hierdoor treden vaatkrampen in de arteriolen in het endometrium op;
  • duurt ongeveer 5 dagen.

De proliferatiefase:

  • duurt van de 5de tot de 15de dag in de cyclus;
  • kenmerkt zich door verdikking van het endometrium door groei van het slijmvlies en toename van de bloedvatvoorziening;
  • doet het klierweefsel in de borsten iets uitbreiden;
  • wordt gestimuleerd door oestrogeen uit de graaffollikel van de eierstok;
  • eindigt na de ovulatie, als de graaffollikel ontwikkelt tot gele lichaam.

De secretiefase:

  • duurt van de 15de tot de 28ste dag;
  • staat onder invloed van oestrogeen en progesteron uit het gele lichaam;
  • kenmerkt zich door opslag van glucose in en sponsachtig opzwellen van het endometrium;
  • eindigt met het te gronde gaan van het gele lichaam.

6.2 Ovariële cyclus

Ovariele cyclus

  • onder invloed van FSH uit de adenohypofyse begint een eifollikel te rijpen;
  • de follikelcellen van dit follikel produceren nu het vrouwelijke geslachtshormoon oestrogeen en dit:
    • koppelt de adenohypofyse negatief terug waardoor de FSH-productie stopt;
    • stimuleert de adenohypofyse tot de vorming van LH;
    • beïnvloedt de proliferatiefase van de menstruele cyclus;
    • bevordert en handhaaft de secundaire geslachtskenmerken van de vrouw;
  • het rijpe eifollikel, graaffollikel genoemd, laat de eicel vrij; dit is de eisprong (ovulatie);
  • het gele lichaam produceert (behalve oestrogeen) nu ook het vrouwelijke geslachtshormoon progesteron en dit:
    • koppelt de adenohypofyse negatief terug waardoor de LH-vorming stopt;
    • beïnvloedt en handhaaft de secretiefase van de menstruele cyclus;
    • zorgt ervoor dat de zwangerschap in stand blijft.

7.Bevruchting

Tijdens de geslachtgemeenschap kan er een bevruchting plaats vinden. Bij de coïtus komt er ongeveer 3 ml sperma (semen) hoog in de vagina terecht.

Zaadcellen zijn 4−6 dagen levensvatbaar. Ze bewegen zich in de richting van de eileider. Slechts enkele honderden zaadcellen komen in de eileider aan waar zich eventueel een te bevruchten eicel bevindt. Na de ovulatie is de eicel enkele dagen levensvatbaar. Bevruchting vindt meestal bovenin de eileider plaats.

Zodra één zaadcel de zona pellucida (beschermend omhulsel om de eicel) is binnengedrongen wordt de zona ondoordringbaar voor ander zaadcellen. De eicel maakt de meiose II door en de kern van de zaadcel versmelt met die van de eicel. De bevruchte eicel wordt zygote genoemd.

Vanaf de zesde dag na de bevruchting begint de innesteling. Hierbij moet de ondertussen verder ontwikkelde bevruchte eicel, eerst op één plek blijven kleven. Vervolgens moet ze openbarsten en de vrijgekomen cellen dieper in het baarmoederslijmvlies duwen.Deze cellen hebben dan enkele dagen tijd om zich te organiseren en voldoende vers bloed te vinden om te overleven. Ook moeten ze de biologische klok seinen dat ze er zijn, anders wordt de menstruatie onherroepelijk ingezet.

Ongeveer vierentwintig uur na de bevruchting begint het bevruchte eitje een heel kleine, maar steeds toenemende hoeveelheid van het zwangerschapshormoon HCG te produceren.Wanneer het bevruchte eitje zich heeft ingenesteld in het baarmoederslijmvlies begint het klompje cellen grotere hoeveelheden HCG aan te maken. Het HCG hormoon zorgt ervoor dat de embryo zich verder kan ontwikkelen. Ook zorgt dit hormoon voor enkele zwangerschapskwaaltjes zoals verandering in emoties, misselijkheid en opgezette borsten. Na de innesteling komt steeds meer van het HCG hormoon in de urine vrij.

De eerste twee weken na de bevruchting wordt de bevruchte eicel een zygote genoemd. Alle cellen die ontstaan uit celdeling zijn even groot en hebben nog geen duidelijk doel. Na twee weken wordt de zygote een embryo genoemd. De afzonderlijke cellen veranderen van grootte en krijgen een duidelijk doel. Zo zullen de cellen die bedoeld zijn voor de opbouw van het skelet naar de buitenkant verplaats worden. De cellen die het hart gaan vormen worden naar binnen toe getrokken. Iedere cel die erbij komt door celdeling, krijgt een specifieke functie toegewezen.

7.1 Meiose

Tijdens vorming van geslachtscellen ontstaan er twee vormen van celdeling; meiose en mitose.

Meiose

Meiose wordt ook wel de reductiedeling genoemd. Dit is zo, omdat tijdens de meiose de hoeveelheid chromosomen in de cellen gehalveerd wordt. Een cel die de meiose ondergaat, verandert van een 2n cel in een n cel. Voor de mens geldt dan dat een cel met 46 chromosomen verandert in een aantal cellen met 23 chromosomen. Meiotische delingen vinden alleen maar plaats in de geslachtsorganen. Bij de man in de teelballen en bij de vrouw in de eierstokken. In de rest van het lichaam vindt er nergens meiose plaats.

Mitose

De mitose vindt plaats in alle cellen van het lichaam. Een ander woord voor de mitose is gewone celdeling. Uit één diploide moedercel ontstaan door één mitotsche deling twee diploide dochtercellen. In alle weefsels van het lichaam vindt mitose plaats voor groei van het organisme, vervanging van dode cellen en voor herstel van beschadigde cellen of weefsels.

8.Erfelijkheid en de invloed van chromosomen en DNA

Door op de onderstaande link te klikken kom je meer te weten over DNA, genen en de deling van chromosomen. 

Thinglink DNA

9.Kennistest

Anatomie
Nearpod; zoek de juiste combinaties.

10.Eindtoets

Door met de camera van je smartphone de QR-code te scannen, opent zich de eindtoets.

De eindtoets is ontwikkeld via Microsoft Forms en zal digitaal worden beoordeelt. 

 

11. Feedback

Feedback
Middels deze link ontvang ik graag jouw feedback op mijn Wikiwijs.

Nawoord

Deze wikiwijs is ontwikkeld als examenopdracht, behorend bij module MZA van de studie 'Leraar Gezondheidszorg en Welzijn' aan de han in Nijmegen.

Door het maken van deze e-learning is er kennis opgedaan over het voortplantingstelsel van de mens. De belangrijkste begrippen en kennis over de geslachtsorganen, geslachtcellen en invloed van hormonen zijn behandeld.

Aan deze e-learmnig kunnen geen rechten worden ontleend. De inhoud is bruikbaar voor medestudenten als voorbereiding op de landelijke kennistoets LGW en is specifiek daarvoor ontworpen.

De literaratuur die gebruikt is bij de totstandkoming van deze Wikiwijs zijn opgenomen in de literatuurlijst.

 

 

Bronnenlijst

  • Anatomie en fysiologie van de mens - 15. Voortplantingsstelsel. (z.d.). Thiememeulenhoff. Geraadpleegd 19 september 2020, van https://website.thiememeulenhoff.nl/anatomiefysiologie/artikelen/samenvattingen/15.-voortplantingsstelsel.html
  • Bekker, M. (2020, 10 september). Voortplanting stelsel van de mens. Quizlet. https://quizlet.com/nl/530836340/voortplanting-stelsel-van-de-mens-flash-cards/?x=1jqt
  • Corpus luteum cyste. (z.d.). Medicinfo encyclopedie. Geraadpleegd 9 september 2020, van https://encyclopedie.medicinfo.nl/corpus-luteum-cyste
  • Gezondheidsnet. (z.d.). Het vrouwelijk-voortplantingsstelsel. Geraadpleegd 22 oktober 2020, van https://www.gezondheidsnet.nl/zwanger/het-vrouwelijk-voortplantingsstelsel
  • Hoorne, I. (z.d.). Het genitaal stelsel. StuDocu. Geraadpleegd 21 oktober 2020, van https://www.studocu.com/nl-be/document/hogeschool-gent/anatomie-en-fysiologie/samenvattingen/het-genitaal-stelsel/2770763/view
  • Voortplanting stelsel. (z.d.). [Foto’s voortplanting van de mens]. Pinterest. https://nl.pinterest.com/
  • Voortplantingsstelsel. (z.d.). Voortplantingsstelsel. Geraadpleegd 13 oktober 2020, van https://www.expertcollege.com/product/e-xpert-anatomie-en-fysiologie-voortplantingsstelsel/
  • Watson, R. (2012). Anatomie en fysiologie (1ste editie). Noordhoff.
  • Het arrangement Module MZA 2.1 Voortplantingsstelsel Marian Bekker is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    marian Bekker
    Laatst gewijzigd
    2021-06-02 13:18:27
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In dit digitaal leerarrangement wordt gebruik gemaakt van presentatiesoftware en andere ICT-tools en staat het onderdeel "Het voortplantingstelsel," uit de kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn centraal. Het arrangement bevat verschillende werkvormen, waardoor de noodzakelijke beroepskennis over dit onderwerp kan worden opgedaan ter voorbereiding op de landelijke kennistoets. Deze wikiwijs gaat over het voortplantingsstelsel van de mens
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    anatomie fysiologie man /vrouw, puberteit, voortplantingsstelsel

    Bronnen

    Bron Type
    Anatomie mannelijke geslachtsdelen
    http://www.biologiesite.nl/manonderdelen.htm
    Link
    Functioneren testes
    https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/d/de/Efferent-ducts.gif
    Link
    Anatomie vrouwelijke geslachtsdelen
    http://www.biologiesite.nl/vrouwonderdelen.htm
    Link
    Quizlet anatomie van de vrouw
    https://quizlet.com/_8x7bki?x=1qqt&i=355c31
    Link
    Thinglink DNA
    https://www.thinglink.com/scene/1379795654372491265
    Link
    Anatomie
    https://share.nearpod.com/DYDENEFhVab
    Link
    Feedback
    https://www.exitticket.nl/ticket/uikui
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.