De hypofyse bestaat uit de adenohypofyse (voorkwab) en de neurohypofyse (achterkwab).
De werking van de geslachtsorganen wordt beïnvloed door gonadotrope hormonen, deze worden geproduceerd in de voorkwab van de hypofyse. Deze gonadotrope hormonen reguleren andere hormoonklieren.
De werking van de mannelijke geslachtsorganen worden door FSH en ISCH uit de adenohypofyse aangestuurd.
FSH stimuleert de zaadcelontwikkeling in de zaadbuisjes;
ISCH stimuleert de Leydigcellen in de zaadballen tot de vorming van het mannelijke geslachtshormoon testosteron.
Testosteron:
stimuleert de zaadcelontwikkeling;
is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken;
stimuleert de werking van de zaadblaasjes en de prostaat;
is noodzakelijk voor botopbouw;
koppelt de hypofyse negatief terug waardoor de vorming van ISCH weer afneemt.
De werking van de vrouwlijke geslachtsorganen worden door FSH en LH uit de adenohypofyse aangestuurd.Deze hormonen zetten de gonaden aan tot de vorming van geslachtshormonen, die op hun beurt de ontwikkeling van geslachtscellen stimuleren en bij de vrouw een eventuele zwangerschap in stand houden:
Follikelstimulerend hormoon (FSH); stimuleert bij de vrouw de ontwikkeling van de follikels in de eierstokken;
Luteïniserend hormoon (LH) stimuleert bij de vrouw follikelrijping, ovulatie en de ontwikkeling van het gele lichaam (corpus lutheum) uit de lege eifollikel.
De eierstokken vormen oestrogenen en progesteron.
Oestrogenen:
stimuleren de groei en ontwikkeling van de primaire en secundaire geslachtskenmerken;
bevorderen de lengtegroei tijdens de puberteit;
stimuleren de adenohypofyse tot de vorming van luteïniserend hormoon;
stimuleren de groei van het endometrium (vanaf de menstruatie tot aan de ovulatie).
Progesteron:
stimuleert de groei van het endometrium (na de ovulatie);
houdt het endometrium tijdens de zwangerschap in stand.