7.Bevruchting

Bevruchting

Tijdens de geslachtgemeenschap kan er een bevruchting plaats vinden. Bij de coïtus komt er ongeveer 3 ml sperma (semen) hoog in de vagina terecht.

Zaadcellen zijn 4−6 dagen levensvatbaar. Ze bewegen zich in de richting van de eileider. Slechts enkele honderden zaadcellen komen in de eileider aan waar zich eventueel een te bevruchten eicel bevindt. Na de ovulatie is de eicel enkele dagen levensvatbaar. Bevruchting vindt meestal bovenin de eileider plaats.

Zodra één zaadcel de zona pellucida (beschermend omhulsel om de eicel) is binnengedrongen wordt de zona ondoordringbaar voor ander zaadcellen. De eicel maakt de meiose II door en de kern van de zaadcel versmelt met die van de eicel. De bevruchte eicel wordt zygote genoemd.

Vanaf de zesde dag na de bevruchting begint de innesteling. Hierbij moet de ondertussen verder ontwikkelde bevruchte eicel, eerst op één plek blijven kleven. Vervolgens moet ze openbarsten en de vrijgekomen cellen dieper in het baarmoederslijmvlies duwen.Deze cellen hebben dan enkele dagen tijd om zich te organiseren en voldoende vers bloed te vinden om te overleven. Ook moeten ze de biologische klok seinen dat ze er zijn, anders wordt de menstruatie onherroepelijk ingezet.

Ongeveer vierentwintig uur na de bevruchting begint het bevruchte eitje een heel kleine, maar steeds toenemende hoeveelheid van het zwangerschapshormoon HCG te produceren.Wanneer het bevruchte eitje zich heeft ingenesteld in het baarmoederslijmvlies begint het klompje cellen grotere hoeveelheden HCG aan te maken. Het HCG hormoon zorgt ervoor dat de embryo zich verder kan ontwikkelen. Ook zorgt dit hormoon voor enkele zwangerschapskwaaltjes zoals verandering in emoties, misselijkheid en opgezette borsten. Na de innesteling komt steeds meer van het HCG hormoon in de urine vrij.

De eerste twee weken na de bevruchting wordt de bevruchte eicel een zygote genoemd. Alle cellen die ontstaan uit celdeling zijn even groot en hebben nog geen duidelijk doel. Na twee weken wordt de zygote een embryo genoemd. De afzonderlijke cellen veranderen van grootte en krijgen een duidelijk doel. Zo zullen de cellen die bedoeld zijn voor de opbouw van het skelet naar de buitenkant verplaats worden. De cellen die het hart gaan vormen worden naar binnen toe getrokken. Iedere cel die erbij komt door celdeling, krijgt een specifieke functie toegewezen.