Gedrag&gezondheid Dv22 2020-2021

Gedrag&gezondheid Dv22 2020-2021

Lesmateriaal klas 2

Bronnen

Digitaal boekje: anatomie

Digitaal boekje: stimuleren van gewenst gedrag

Digitaal boekje: verzorgen exterieur

Digitaal boekje: het voorkomen van stress

Digitaal boekje: begeleiden voortplanting

Digitaal boekje: infectieziektes en preventie

Digitaal boekje: dieren verplaatsen en vastzetten

Digitaal boekje: EHBO

Digitaal boekje: diergezondheidszorg

Digitaal boekje: dierwelzijn en gedrag

Link website hondsdomheid over angstsignalen bij de hond in het engels

Link lichaamsvormen vis

Link website Smolke over angstsignalen hond

informatie over rode rattenslang

informatie over Boa constrictor

Informatie over de Baardagame

Informatie over Chileense vogelspin

Informatie over de Axolotl

Informatie over roodwang schildpad

Informatie over groene leguaan

informatie over luipaardgekko

Blok 7 gedrag en gezondheid: evenementen, water en voliere vogels

In leerjaar 2 gaat het vak gedrag en gezondheid verder, we bespreken weer verschillende diersoorten en gaan ons ook iets meer richten op wat EHBO zaken en welzijn van de dieren

Blok 7 deel 1 gedrag en gezondheid

Blok 7 deel 1 gedrag en gezondheid

Algemeen benaderen van dieren en selecteren van dieren voor evenementen

Vorig jaar hebben we al naar de algemene gezondheid, ziektebeeld, gedrag en verzorging van verschillende diersoorten gekeken. Dit schooljaar gaan we nog enkele diersoorten langs maar richten we ons ook wat meer op EHBO en het voorkomen van stress bij dieren.

Jullie zijn bezig met het organiseren van een evenement. Jullie richten je wellicht nu op het wassen van honden in de hondenwasstraat maar in de toekomst zou het ook zomaar kunnen dat je een evenement op een kinderboerderij moet organiseren of voor een dierenasiel of dierenspeciaalzaak. Wanneer je dit doet heb je te maken met veel organisatorische zaken maar wij richten ons nu op de gevolgen voor de dieren. Probeer antwoord te vinden op de onderstaande vragen. Er staan bronnen in de wikiwijs die je kunt gebruiken.

Inleiding:

Stel dat jullie honden gaan wassen in de hondenwasstraat. Om dit te kunnen doen moet je goed met honden om kunnen gaan en de signalen die ze afgeven goed kunnen aflezen en hier wat mee doen.

Opdracht 1: Welke houding kun jij als dierverzorger aannemen om stress bij dieren zo laag mogelijk te houden. Noem zeker 4 punten.

Opdracht 2: Vul de tabel zorgvuldig in.

 

Welke signalen laat de hond zien? (geef meerdere voorbeelden)

Wat kun jij als dierverzorger doen om dit gedrag te voorkomen/verminderen

Angst (begint vaak met wat onzekerheid)

 

 

 

 

Agressie (komt vaak voort uit angst)

 

 

 

 

Vrolijk

 

 

 

 

 

Opdracht 3: Vaak blijft de eigenaar erbij, welke voordelen heeft het om de eigenaar erbij te hebben en welke eventuele nadelen kan dit hebben op het gedrag van de hond?

Opdracht 4: Stel dat de hond (vaak uit angst) erg boos wordt tijdens het wassen en de eigenaar is er niet bij om je te helpen welke opties heb je dan nog om het voor jou en voor de hond zo aangenaam mogelijk te maken?

Opdracht 5: Buiten het gedrag van het dier ben je als dierverzorger natuurlijk ook druk met het wassen van het dier en check je ook de huid en de vacht van de hond. Hier hebben we het vorig jaar tijdens de lessen vaak over gehad. Waar let je allemaal op tijdens de controle van huid en vacht?

Opdracht 6: Waarom is het slim om een hond goed te borstelen/kammen voordat je gaat wassen?

Tip: wanneer jullie aan de slag gaan is het goed om weer eens naar de verschillende vachtsoorten te kijken en welke borstels je moet gebruiken!

Opdracht 7: hoe zorg je ervoor dat je een hond goed op tafel tilt? Probeer het eens op papier uit te leggen. Doe dit voor een Jack Russel, een Labrador en een Duitse dog.

Opdracht 8: Jullie weten allemaal dat ziektes overdraagbaar kunnen zijn, hoe voorkom je nou tijdens jullie hondenwasdag dat dieren elkaar kunnen besmetten?

Opdracht 9: Wanneer je vermoed dat een dier echt ziek is (denk aan koorts/diarree/slap), ga je dan door met het wassen? Waarom wel/niet?

Opdracht 10: Stel dat er een hond komt dat vlooien heeft, welk advies geef je de eigenaar dan?

Opdracht 11: Stel dat er een hond komt die teken heeft, hoe haal je deze het beste weg? En welk advies geef je de eigenaar mee?

Opdracht 12:
a. Stel dat je een activiteit organiseert op een kinderboerderij. Welke gezondheidsrisico’s zijn er dan voor mens en dier?

b. Hoe zou je eventuele gevolgen zo laag mogelijk kunnen houden.

Opdracht 13: Wat zou je op een kinderboerderij op zo’n drukke dag kunnen doen om de stress bij de dieren op de boerderij zo beperkt mogelijk te houden?

Mensen vinden het altijd leuk als ze in het dierenverblijf of heel dicht bij de dieren kunnen komen, voor de dieren is dit soms wat minder leuk.

Opdracht 14: Bij welke diersoorten op een kinderboerderij verwacht je veel stress wanneer mensen in hun verblijf komen of heel dichtbij komen? Welke diersoorten kunnen hier wat beter mee omgaan?

Rond dierendag hebben veel asielen ook evenementen, mensen kunnen dan komen kijken en eventueel dieren bezoeken die ze wellicht willen adopteren.

Opdracht 15: Zo’n opendag op een asiel is natuurlijk geweldig maar soms zorgt het er ook voor dat mensen impuls aankopen gaan doen. Wat bedoel ik daarmee en hoe zou je dit kunnen voorkomen?

Blok 7 deel 2 normaalwaarden en anatomie hoe zat het ook alweer?

Blok 7 deel 2 normaalwaarden en anatomie hoe zit het ook alweer?

Jullie hebben vorig jaar de basis geleerd over gezondheidszorg van verschillende diersoorten. De komende weken gaan we verdiepen en gaan we meer over verschillende ziektes leren, maar daarvoor moeten jullie wel de basis kennen. Je kunt alleen maar afwijkingen signaleren wanneer je de normaalwaardes kent en wat basiskennis beheerst.

Maak de onderstaande opdrachten:

Opdracht1: Vul de tabel in. Als je jezelf wilt testen dan vul je hem eerst in zonder de antwoorden op te zoeken en daarna controleer je je antwoorden.

 

Gemiddelde hartslag in rust

Gemiddelde ademhaling in rust

Gemiddelde temperatuur

Hond

 

 

 

 

Kat

 

 

 

 

Konijn

 

 

 

 

Paard

 

 

 

 

 

Opdracht 2: Hoeveel weten jullie eigenlijk van de anatomie van een paard? Vraag de anatomie opdracht aan je docent. We gaan ze eerst maken zonder laptop, daarna gaan we ze bespreken.

Opdracht 3: Waar zou jij op letten bij een algemeen onderzoek van een dier? Stel dat dit jou wordt gevraagd tijdens jouw stage of straks wanneer je aan het werk bent? Maak eens een tabel waarmee jij bij dieren een algemeen onderzoek uit kunt voeren. Wij gaan dit in de komende lessen ook nog weer een keer uitvoeren.

Opdracht 4: Waar moet je bij de kwetsbare doelgroep (oudere dieren, jonge dieren, zieke dieren, drachtige dieren) extra op letten?

Opdracht 5: Stel dat een dier een verhoogde temperatuur (koorts) heeft, wat kan er dan aan de hand zijn?

Opdracht 6: Wat moet je doen wanneer een dier een verhoogde temperatuur heeft?

Opdracht 7: Hoe kun je zien of een dier uitgedroogd is?

Opdracht 8: Wat bedoelen we met de term ´turgor bepalen’.

Opdracht 9: Normaal zien slijmvliezen er roze uit. Welke afwijkingen kun je ook alweer allemaal tegenkomen en wat moet je dan gaan doen?

Kleur

Mogelijke oorzaken

Wat moet je doen

Rood

 

 

 

 

Wit

 

 

 

 

Blauw

 

 

 

 

 

Geel

 

 

 

 

 

 

Opdracht 10: Waarom kan het gevaarlijk zijn wanneer een dier diarree heeft?

Opdracht 11: Kun jij enkele mogelijke oorzaken van diarree bedenken?

Blok 7 deel 3 afwijkingen

Blok 7 deel 3 Afwijkingen

Vorig schooljaar hebben we al gekeken naar verschillende afwijkingen die we waar kunnen nemen bij dieren. Hiervoor moet je natuurlijk wel weten wat “normaal” is bij dat dier, alleen dan kun je ook afwijkingen vaststellen. Jullie gaan nu wat opdrachten maken, je mag hiervoor het internet gebruiken maar onderaan de wikiwijs staan ook enkele bronnen die je kunt gebruiken.

Vraag 1) We gaan nu bij de verschillende onderdelen/orgaansystemen bedenken welke afwijkingen wij soms zien bij dieren. Daarna gaan we ook naar een aantal veel voorkomende ziektes en aandoeningen kijken die bij de onderdelen en orgaansystemen horen.

Onderdeel/orgaansysteem

Welke afwijkingen kun je tegenkomen of welke symptomen kun je waarnemen wanneer er afwijkingen zijn.

 

Hart, bloed en bloedvormende organen

Voorbeeld: bleke slijmvliezen bij bloedverlies

 

 

 

 

Ademhalingsstelsel

 

 

 

 

 

Nieren en urinewegen

 

 

 

 

 

Zenuwstelsel

 

 

 

 

 

Zintuigen

 

 

 

 

Hormoonhuishouding

 

 

 

 

Bewegingsstelsel

 

 

 

 

Vraag 2) Probeer bij elk onderdeel/orgaanstelsel eens een aantal aandoeningen/ziektes te bedenken die vaak voorkomen, minimaal 2 aandoeningen per onderdeel. Benoem ook symptomen en bij welk dier het vaak voorkomt. De docent zal benoemen welke aandoeningen/ziektes je moet kennen voor de toets. Enkele voorbeelden zijn ingevuld.

Onderdeel/orgaansysteem

Benoem aandoening/ziekte, enkele symptomen en bij welk dier.

Hart, bloed en bloedvormende organen

 

 

 

 

Ademhalingsstelsel

 

 

 

 

 

Nieren en urinewegen

 

 

 

 

 

Zenuwstelsel

 

 

 

 

 

Zintuigen

 

 

 

 

Hormoonhuishouding

  • Suikerziekte hond (diabetes)à veel drinken, uiteindelijk zwak, plukkerige vacht, sloom à alle honden kunnen het krijgen  maar enkele zijn gevoelig zoals Yorkshire terriër en loopse teven.
     
  • Suikerziekte kat (diabetes) à veel drinken, veel plassen, mager worden ondanks dat ze veel eten, uitputting à katten met overgewicht, deze kunnen er ook weer vanaf komen.

 

 

 

Bewegingsstelsel

 

 

  • HDà afwijking in heupgewricht, pijn bij lopen en bij het opstaan à grotere hondenrassen als Duitse herder.

 

 

 

 

 

Blok 7 deel 4 erfelijke ziektes

Blok 7 deel 4 erfelijke ziektes

 

In de eerste delen hebben we gekeken naar de algemene controle van een dier en naar veel voorkomende aandoeningen. Vandaag gaan we aan de slag met erfelijke ziektes of aandoeningen.

 

Vraag 1) Wat bedoelen we eigenlijk met erfelijke ziektes?

 

Vraag 2) Hoe kunnen erfelijke ziektes ontstaan en welke rol speelt de mens?

 

Vraag 3) Er is nu veel te doen steeds over dieren met erfelijke afwijkingen en de vraag of we daar nog wel mee mogen fokken. Hoe kijk jij daar tegenaan?

 

Vraag 4) Je moet 5 verschillende diersoorten met bijbehorend ras uitzoeken. Van deze diersoorten moet je een erfelijke ziekte noemen en van de volgende punten een kort verslag maken:

 

  • Diersoort/ras
  • Erfelijke ziekte
  • Symptomen
  • Behandeling
  • Voorkomen (als dit überhaupt mogelijk is)

Blok 7 deel 5 signaleren van afwijkingen

Blok 7 deel 5 Afwijkingen signaleren

 

In deel 1 en 2 hebben we gekeken naar de algemene controle van een dier en naar veel voorkomende aandoeningen. Vandaag gaan we aan de slag met erfelijke ziektes of aandoeningen. Bij deel 3 hebben we gekeken naar erfelijke ziektes.

 

We hebben ook al lijsten met verschillende afwijkende symptomen gemaakt. Nu gaan we meer naar het gedrag van dieren kijken. Hoe kunnen we stress en pijn vaststellen? Probeer eens de onderstaande tabel in te vullen. Ga eerst zelf eens nadenken en daarna gebruik maken van het internet.

 

 

Stress signalen

Pijn signalen

Hond

 

 

 

 

 

 

 

Kat

 

 

 

 

 

 

 

Paard

 

 

 

 

 

 

Konijn

 

 

 

 

 

 

Kip

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blok 7 deel 6 voliere en watervogels

Gedrag en gezondheid

Blok 7 deel 6 Water en volière vogels

 

Vorig schooljaar hebben we al naar hoenders gekeken. We gaan nu iets verder op de vogels in en we kijken wat we nog weten van vorig schooljaar.

Vraag 1) Vorig schooljaar hebben jullie wat uit moeten zoeken over parasieten die bij kippen (en andere dieren) voorkomen. Vul de onderstaande tabel in, gebruik het internet, de bronnen of kijk of je nog wat bij je oude materiaal kunt vinden.

 

 

Hoe herken je het/ symptomen

Wat moet je doen wanneer het dier het heeft

Hoe kun je het voorkomen

Bloedluis

 

 

 

 

 

Coccidiose

 

 

 

 

 

Legnood

 

 

 

 

 

 

Vraag 2) er zijn ook enkele ziektes bij vogels die een zoonose kunnen zijn. Papegaaienziekte en vogelgriep zijn daar voorbeelden van. Probeer de tabel eens in te vullen.

 

 

Wat zie je bij het dier? En bij welke vogels komt het vaak voor.

Wat zie je bij de mens?

Hoe kun je besmetting voorkomen?

Vogelgriep

 

 

 

 

 

 

 

 

Papegaaienziekte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vraag 3) Wat is de gemiddelde normale temperatuur van een vogel?

Vraag 4) Stel dat jullie op een kinderboerderij gaan werken en ze vragen jou om de dieren in de volières en in/rond de vijver te controleren. Waar let jij dan allemaal op? Maak een complete lijst. Zet de thema’s er in en zet ook wat je zou moeten zien wanneer het ideaal is. Denk aan het dier zelf maar ook zijn omgeving.

 

 

Onderdeel

Wat zou je in het ideale geval moeten zien?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vraag 5) Wat zou je allemaal kunnen doen om de kans op ziektes zo klein mogelijk te houden bij de vogels op de kinderboerderij? Bedenk zeker 6 maatregelen.

 

Vraag 6) een overdekte volière is een manier om dieren bij de kinderboerderij te houden. Het kortwieken en leewieken werd en wordt ook nog gebruikt.

 

  1. Zoek het verschil tussen die 2 eens op en leg uit hoe beide methodes werken.
  2. Mag jij als dierverzorger zelf beide methodes gebruiken?

 

Vraag 7) hoe zou jij het hanteren van een papegaai aan gaan pakken, stel je moet deze verplaatsen of onderzoeken?

 

Vraag 8) Bij papegaaien komen snavelproblemen vaak voor, zoek eens uit welke problemen er allemaal kunnen ontstaan (noem er zeker 2), leg uit hoe ze kunnen ontstaan en wat je er aan kunt doen.

 

Vraag 9) veel vogels zijn schrikachtig en hebben snel stress. Hoe kunnen we dit op een kinderboerderij nou zoveel mogelijk voorkomen? Bedenk hoe jij voor de onderstaande dieren de volgende punten aan zou pakken waarbij je er dus voor zorgt dat het dier zo min mogelijk stress krijgt.

 

Punten die je moet beschrijven: Controle van de dieren, voeren van de dieren, schoonmaken van de verblijven, wel of geen klanten erbij?

 

Welke diergroepen: Een volière vol kleine tropische vogels, een ren met kippen, een vijver met veel eenden en ganzen.

Blok 7 deel 7 preventieve maatregelen

Blok 7 deel 7

Preventieve maatregelen

 

In deel 1 en 2 hebben we gekeken naar de algemene controle van een dier en naar veel voorkomende aandoeningen. Vandaag gaan we aan de slag met erfelijke ziektes of aandoeningen. Bij deel 3 hebben we gekeken naar erfelijke ziektes, deel 4 ging vervolgens over het opmerken van afwijkingen. Hoe stel je vast dat een dier pijn heeft? Deel 6 ging specifiek over water- en volière vogels.

 

Vandaag gaan we aan de slag met preventieve maatregelen, wat kun je allemaal doen om te voorkomen dat dieren ziek worden? Welke middelen zijn daarvoor geschikt?

 

Vraag 1) Welke algemene dingen kun je als eigenaar van een dier doen (in de dagelijkse verzorging) om het dier zo gezond mogelijk te houden. Bedenk minimaal 8 dingen.

 

Vraag 2) Welke middelen of producten kun je allemaal gebruiken om je dier zo gezond mogelijk te houden.

 

Vraag 3) Vroeger werden er veel makkelijker medicijnen meegegeven aan eigenaren van dieren, bijvoorbeeld antibiotica, waarom mag dat niet meer?

 

Vraag 4) Stel dat jij ontwormingsmiddel voor jouw hond of kat gaat kopen, waar moet je dan op letten bij de aanschaf van het product en bij het gebruik? Noem zeker 4 punten. De docent heeft ook wat doosjes van ontwormingsmiddel mee, vraag hier maar eens naar.

 

Vraag 5) Voor paarden kun je tegenwoordig niet zomaar een wormenmiddel halen, waarom is dat zo? En wat vind jij van deze regel?

 

Vraag 6) Waarom zijn wormen ook al weer zo vervelend voor dier en mens?

 

Vraag 7) Wat is het verschil ook al weer tussen enten en vaccineren?

 

Vraag 8) Waarom zou je dieren überhaupt laten enten? In Nederland, maar eigenlijk overal op de wereld, zijn er best veel mensen huiverig om hun dier te laten enten. Kun je een aantal bezwaren bedenken tegen enten maar ook wat voordelen voor enten?

 

Redenen waarom ik mijn dier WEL zou laten enten

 

Redenen waarom ik mijn dier NIET zou laten enten

 

 

Vraag 9) Hoe werkt een enting? Leg dit zo duidelijk mogelijk uit.

 

Bij passieve immuniteit dan heeft het lichaam er eigenlijk weinig voor hoeven doen, de antistoffen zijn aangeleverd. Bij actieve immuniteit heeft het lichaam wel moeten werken.

 

Vraag 10) Probeer de tabel eens in te vullen.

 

 

Passief of actief?

Geeft dit een lange bescherming?

Antistoffen binnenkrijgen via moedermelk of placenta.

 

 

Vaccineren.

 

 

 

Antistoffen opgebouwd doordat je ziek bent geweest.

 

 

 

Vraag 11) Wanneer een merrie sterft bij of vlak na de geboorte van haar veulen is iedereen in paniek en willen ze zo snel mogelijk een andere merrie vinden waar het veulen bij kan drinken. Waarom is dit zo belangrijk?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blok 7 deel 8 afrondende opdracht

Blok 7 deel 8 Afrondende opdracht

Adviseren aan de klant

Jullie hebben bij heel veel vakken al veel geleerd over de verzorging van dieren. En ook welke ziektes/ problemen er voor kunnen komen.

Stel dat iemand in jouw omgeving een hond aan wilt schaffen wat moet je ze dan adviseren?

Jullie opdracht:

Jullie mogen in groepjes van maximaal 2 personen aan het werk, je mag ook alleen werken als je dit liever doet. En jullie doen net of de nieuwe eigenaar helemaal NIETS weet van een pup en wat hij/zij nodig heeft. Je mag zelf een hondenras bedenken die je interessant vindt.

Geef de eigenaar eens advies over de volgende onderwerpen:

  • Entingen; waarom, wat en hoe vaak (entschema met korte uitleg waarom).
  • Ontwormen; waarom, welk middel en hoe vaak (zet er een plaatje en eventueel de prijs erbij).
  • Ontvlooien; waarom, welk middel en hoe vaak (zet er een plaatje en eventueel de prijs erbij).
  • Stel dat ik geen goede bescherming geef aan mijn pup, hoe weet ik dan of mijn pup wormen of vlooien heeft? Wat zijn de risico’s (waarom zijn vlooien en wormen zo vervelend?)
  • Wat moet ik allemaal aanschaffen? Zoek eens duidelijke plaatjes van producten op en geef eens advies wat jullie zouden aanschaffen.
  • Zijn er nog bijzonderheden in het ras waar ik rekening mee moet houden:  Karakter? Vachtverzorging? Nagelverzorging? Gevoelig voor bepaalde ziektes? Welk gewicht moet ze hebben op volwassen leeftijd?
  • Vanaf welke leeftijd zal de hond geslachtsrijp zijn? Fokrijp?
  • Wanneer kan ik hem/haar castreren/steriliseren en geef eens voor en nadelen om dit wel of niet te doen.

Jullie mogen posters maken (ik denk alleen niet dat je alle informatie op een poster krijgt), je mag een powerpoint maken, je mag een striptekening maken, een folder, een boekje, een website, een facebookpagina (via Prezi bijvoorbeeld). Of verzin iets anders leuks!

Je krijgt een cijfer voor je advies, jullie krijgen er de 3 komende weken steeds wat tijd voor tijdens de lessen maar wellicht moet je ook wat thuis doen als je je tijd niet goed benut.

Blok 8 verdieping hond en kat

Blok 8 deel 1 EHBO hond en kat

Blok 8 verdieping hond en kat

Deel 1 EHBO

Opdracht 1: Bedenk een aantal vragen die jij aan een eigenaar/aanwezig persoon zou willen stellen wanneer deze bij een gewond dier staat.

Opdracht 2: Bedenk bij de bovenstaande spoedgevallen enkele voorbeelden.


Opdracht 3: Jullie hebben bij opdracht 2 enkele spoedgevallen bedacht. Deze gaan we eerst bespreken. Nu gaan jullie bij deze spoedgevallen bedenken wat er moet gebeuren, wat moet jij als dierverzorger/EHBOer doen?

Opdracht 4: Wat is ook al weer het verschil tussen hanteren en fixeren? En waar moet je hierbij goed op letten?

Opdracht 5: We gaan kort de SPAR en CRASH methode uitwerken. Zorg dat je dit uitwerkt en meeschrijft tijdens de uitleg.

Blok 8 deel 2 EHBO hond en kat

Blok 8 verdieping hond en kat

Deel 2 EHBO wonden en wondverzorging

We hebben naar de verschillende spoedonderzoek methodes gekeken en we hebben de ABCDE methode goed doorgenomen, maar tijdens die onderzoeken kun je natuurlijk van alles ontdekken..bijvoorbeeld verschillende soorten wonden. Hier gaan we nu naar kijken. Pak hoofdstuk 3 van het digitale boekje erbij, je mag ook gebruik maken van het internet.

Opdracht 1: Noem de 4 soorten bloedingen die er zijn en benoem wat de kenmerken zijn van deze bloedingen en wat je moet doen bij deze bloedingen (dit zijn 3 vragen in een). Werk het duidelijk uit, bijvoorbeeld in een tabel.

Opdracht 2: Eerste hulp bij wonden..Lees het hoofdstukje dat hier over gaat (3.5). En maak eens een stappenplan voor het verlenen van eerste hulp van wonden, wat moet je stap voor stap doen in een algemene situatie?

Opdracht 3: De behandeling van wonden is een belangrijk onderdeel en ook iets waar je mee in aanraking kan komen tijdens je werk of stages. Nu zijn er open en gesloten wonden.

a. Gesloten wonden zijn lastig voor ons als dierverzorger/EHBO'er. Wat maakt deze wonden zo lastig?

b. Hoe zou ik deze wonden kunnen ontdekken, zijn er signalen waar je naar kunt kijken?

Opdracht 4: Je hebt verschillende soorten open wonden, maak weer een duidelijk overzicht van deze verschillende soorten open wonden en beschrijf wat je met deze wonden aan moet en welke middelen je moet gebruiken.

Opdracht 5: Brandwonden....

a. Noem minimaal 10 situaties waar brandwonden kunnen ontstaan.

b. Benoem de 3 gradaties van brandwonden en de kenmerken die hier bij horen.

c. Buiten de wonden op de huid kunnen er bij brandwonden nog meer problemen ontstaan, wat zijn de overige grootste gevaren?

Opdracht 6: Je krijgt wat plaatjes van de docent van verschillende wonden. Ga in groepjes bedenken wat voor een soort wond het is en wat je zou gaan doen.

Opdracht 7: Probeer de digitale toets over wonden en bloedingen te maken die bij 3.7 staat, hoe ging dit?

Blok 8 deel 3 EHBO hond en kat

Blok 8 verdieping hond en kat

Deel 3 EHBO verbandleer, en vergiftigingen

Opdracht 1: Wat leg je altijd op de wond voordat je een verband aan gaat leggen en waarom doe je dat?

Opdracht 2: Waarom moet je altijd vanaf het lichaamsuiteinde richting het hart werken?

Opdracht 3: Wat is er nog meer belangrijk bij het aanleggen van een verband, noem eens 4 belangrijke punten.

Opdracht 4: Welke opties heb je om ervoor te zorgen dat dieren niet aan hun wonden/verband gaan zitten?

Opdracht 5: Wat doe je met brandwonden, moet je die juist wel of niet verbinden? En hoe en hoe lang moet je koelen?

Opdracht 6: Hoe herken ik vergiftigingen, noem eens een aantal symptomen.

Opdracht 7: Op welke verschillende manieren kun je een dier vergiftigen? Via de bek…via…..

Opdracht 8: Ook overdoseringen komen regelmatig voor. Bedenk eens enkele situaties waarin overdoseringen kunnen ontstaan?

Opdracht 9: In deze periode van het jaar zien we veel vergiftigingen met chocolade. Probeer nog eens 4 andere vergiftigingen te vinden die typisch zijn voor de winter/kerstperiode.

Blok 8 deel 4: praktische handelingen

Blok 8 deel 4 EHBO praktische handelingen

De theorie hebben jullie inmiddels doorgewerkt, ga nu nog eens een keer goed oefenen met de praktische vaardigheden. Welke basis moeten jullie bezitten:

  • Spoedonderzoek (SPAR) uit kunnen voeren
  • wond schoonmaken
  • uitleggen waar je op moet letten bij aanleggen van een verband
  • kopverband aanleggen
  • pootverband aanleggen
  • basis reanimatie (zie digitaal boekje EHBO)

Blok 8 deel 5: casussen...geef advies

Blok 8 verdieping hond en kat

Deel 5 casussen

Opdracht 1: Je treft een vriend aan die bij zijn aangereden hond staat, welke vragen ga je stellen om de situatie duidelijker te krijgen?

Opdracht 2: Stel dat er een open botbreuk is, wat is dan het eerste wat je doet?

Opdracht 3: Stel dat er enorm bloedverlies is, wat verwacht je dan allemaal te zien/merken tijdens je spoedonderzoek (de SPAR).

Opdracht 4: De kat van de buren is van het dak af gevallen en beweegt nauwelijks meer, wanneer je hartslag gaat tellen dan heeft de kat een hartslag van 12o slagen per minuut. Is dat erg?

Opdracht 5: Jouw hond heeft een pan met kokend water over zich heen gekregen, wat ga je gelijk doen?

Opdracht 6: De kitten van vrienden van jullie heeft aan de rode kerstster (=plant) geknaagd, welke symptomen van vergiftiging kunnen nu optreden?

Opdracht 7: Stel dat ik per ongeluk vlooienmiddel voor de hond bij de kat heb gebruikt, wat moet ik dan gelijk doen? En wat kan er gebeuren wanneer ik dit niet doe?

Opdracht 8: Hoe zie ik ook alweer het verschil tussen een aderlijke en een slagaderlijke bloeding?

Opdracht 9: Wat moet ik doen bij slagaderlijke bloeding?

Opdracht 10: Stel dat ik in de zomer een hond in een bloedhete auto aantref, wat moet ik dan doen? Noem zeker 4 stappen.

Blok 8 deel 6: chocoladevergiftiging

Chocolade vergiftiging

Probeer in de onderstaande situaties eens uit te zoeken hoe gevaarlijk het is. Op het internet zijn veel rekentools te vinden.

1. Hond van 8kg heeft een reep melkchocolade op van 100 gram.

2. Hond van 3kg heeft een reep melkchocolade op van 100 gram.

3. Hond van 15kg heeft een reep extra pure chocolade op van 120 gram.

4. Hond van 5kg heeft een reep extra pure chocolade op van 120 gram.

5. Hond van 30kg heeft een reep extra pure chocolade op van 120 gram.

6. Hond van 30 kg heeft 2 repen extra pure chocolade op a 120gram per reep.

7. Hond van 6 kg heeft een reep pure chocolade op van 120 gram.

8. Hond van 4kg heeft een reep pure chocolade op van 120 gram.

Blok 9 Herpeten en vissen

Blok 9 deel 1 verzorging van reptielen

Blok 9 deel 1 Verzorging van reptielen

Een belangrijk kenmerk van reptielen is dat ze een droge huid hebben, die bedekt is met beenplaatjes met hoornachtige schubben. Deze schubben kunnen onderling erg verschillen en kunnen zelfs fluweelachtig aanvoelen. Tussen de beenplaatjes zitten stukjes rekbare huid, om beweging en ademhaling mogelijk te maken. De huid beschermt het dier tegen roofdieren en uitdroging. Omdat de schubben niet rekbaar zijn moet een reptiel vervellen om te kunnen groeien. De huid wordt afgestroopt en het dier is tijdens de vervelling extra kwetsbaar. In de eerste plaats zal het eetgedrag veranderen, het dier heeft minder honger of eet zelfs helemaal niet. Daarnaast is het zicht sterk verminderd op het moment dat ogen ook aan het vervellen zijn. Het dier zal snel in de aanval of verdediging gaan, omdat dit van levensbelang kan zijn. Als dierverzorger moet je er dan extra attent op zijn dat je de dieren niet stoort en bij voorkeur niet hanteert.

Als een slang (of ander reptiel) gaat vervellen zie je dat aan de troebele, melkachtig witte ogen die normaal helder zijn. Over het hele lijf is een waas te zien. In deze periode trekken slangen zich vaak terug in een schuilplaats. Na een geslaagde vervelling zijn de dieren mooi van kleur en hebben ze ook grotere eetlust.

Opdracht 1: De relatieve luchtvochtigheid (RV) is belangrijk voor de gezondheid van de dieren. De RV wordt in % uitgedrukt. In de encyclopedie zie je bij de diersoorten staan hoeveel % de gewenste luchtvochtigheid is. In een huiskamer is de RV gemiddeld 50%. Wat kunnen de gevolgen zijn voor terrariumdieren als de luchtvochtigheid niet goed is?

Opdracht 2: Hoe kun je de luchtvochtigheid verhogen en verlagen?

Opdracht 3: Waarom is het beter om niet te koud drink- en badwater te geven?

Opdracht 4: Je kunt een steen in de waterbak leggen, maar waarom zou je dat doen?

Opdracht 5: Waar moet je op letten tijdens de vervelling van een dier?

Opdracht 6: Waardoor kan het komen dat een dier niet goed kan vervellen?

Opdracht 7: Hoe kun je een dier helpen die slecht door de vervelling heen komt?

 

 

 

Blok 9 deel 2 monitoren van terariumdieren

Blok 9 deel 2 Monitoren van terrariumdieren

Bij reptielen komen vaak ectoparasieten voor zoals teken en bloedluis. Het is zeer belangrijk dat je nieuwe dieren goed checkt voordat je ze weer verder gaat verkopen. Met name de dieren die uit het wild komen hebben vaak last van deze parasieten.

Opdracht 1: Noem de punten waar je op moet letten als je de gezondheid van een reptiel beoordeelt.

Opdracht 2: Noem 2 soorten inwendige parasieten (endoparasieten) die bij een reptiel kunnen voorkomen.

Opdracht 3: Wat moet ik doen wanneer ik een reptiel heb met een teek?

Opdracht 4: Waarom zijn bloedluizen zo vervelend voor reptielen?

Opdracht 5: Vul de tabel in over afwijkingen die je kunt tegenkomen bij:

 

Reptielen (algemeen)

 

 

Symptomen

Mondrot

 

 

 

 

Long-

ontsteking

 

 

 

 

Mijten

 

 

 

 

Pokken

 

 

 

 

 

Rachitis

(Engelse

ziekte)

 

 

 

 

 

 

Uitstulpende cloaca of hemipenis

 

 

 

 

 

Amfibieën

 

 

Symptomen                                  

Worminfectie

 

 

 

 

Schimmel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Welke afwijkingen kun je tegenkomen bij spinnen en welke bij schildpadden? Schrijf er een kenmerk bij, bijvoorbeeld de symptomen, oorzaken of behandeling.

 

 

Afwijking

Spinnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spinnen

 

Reptielen à schildpadden

 

 

 

Afwijking

Schildpadden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blok 9 deel 3 anatomie

Blok 9 deel 3 anatomie van reptielen

Opdracht 1: kijk naar de onderstaande afbeeldingen. Welke overeenkomsten en welke verschillen zie je tussen de verschillende reptielen?

Opdracht 2: Wat valt je in zijn algemeenheid op aan de ingewanden van reptielen, vergelijk het eens met wat zoogdieren.

Opdracht 3: Reptielen zijn koudbloedig, wat wil dat ook al weer zeggen? Hoe passen deze dieren zich aan, en kun je dat terugzien in de anatomie?

Opdracht 4: Wat is het belangrijkste verschil tussen reptielen en amfibieën?

Opdracht 5: Veel reptielen en amfibieën houden een winterslaap, wat is het nut van deze winterslaap?

 

Anatomie kameleon

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/3/3f/AnatomieCam%C3%A9l%C3%A9on_tagged.png/260px-AnatomieCam%C3%A9l%C3%A9on_tagged.png

 

1 = Aorta
2 = Long
3 = Eierstok
4 = Milt
5 = Dikke darm
6 = Nier
7 = Cloaca
8 = Maag
9 = Hart
10 = Lever
11 = Alvleesklier
12 = Galblaas
13 = Dunne darm

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kameleons

 

Afbeeldingsresultaat voor anatomie reptielAnatomie Schildpad

 

 

Bron: https://www.geolution.nl/dieren/schildpadden.htm

 

Anatomie slang

Afbeeldingsresultaat voor anatomie reptiel en amfibie

De anatomie van een slang:

1 = slokdarm
2 = luchtpijp
3 = tracheale long
4 = rudimentaire linkerlong
5 = rechterlong
6 = hart
7 = lever
8 = maag
9 = luchtzak
10 = galblaas
11 = alvleesklier
12 = milt
13 = darmen
14 = testikels
15 = nieren

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Slangen

Blok 9 deel 4 verzorging en anatomie van vissen

Blok 9 deel 4 Verzorging en anatomie van vissen

Bij reptielen en amfibieën hebben we veel soorten met verschillende (levens)behoeften, bij vissen is dit natuurlijk ook zo. Je hebt koud watervissen, tropische vissen, vissen die in brak water leven, zoet- en zoutwatervissen. Kortom allemaal factoren waar je rekening mee moet houden.

Opdracht 1) Maak eens een overzicht van onderwerpen die je van je vis moet weten om de vis goed te kunnen verzorgen (noem minimaal 8 punten).

Opdracht 2) Zoek minimaal 4 betrouwbare sites waar je informatie kunt vinden over vissen mocht je dit voor iemand op moeten zoeken. Plak de linkjes in je antwoord.

We gaan het voor de onderstaande vragen hebben over de koud watervissen en de tropische zoet water vissen die veel worden verkocht in de dierenspeciaalzaak.

Opdracht 3) Stel dat jij vissen zou moeten beoordelen op hun gezondheid. Waar zou jij dan op letten. Maak eens een checklist waarmee je de vissen hier op school zou kunnen beoordelen.

https://1109487268.rsc.cdn77.org/wp-content/uploads/2017/12/Anatomie_van_de_vis.jpg

Bron: https://www.aquainfo.nl/vissenbiologie/

Hierboven zie je de onderdelen van een vis staan. Probeer de onderstaande vragen over de vis eens te beantwoorden. De bron die hierboven staat kun je hier goed voor gebruiken.

Opdracht 4) Leg eens in simpele woorden uit hoe een vis kan zwemmen en niet naar de bodem zakt of naar het oppervlakte drijft. Welk lichaamsdeel helpt hem hierbij.

Opdracht 5) Je hebt verschillende lichaamsvormen. Zoek bij elke lichaamsvorm een plaatje als voorbeeld en benoem waar deze vis vaak leeft (open water, op de bodem, in rotsen etc.)

Lichaamsvorm

Plaatje

Waar leven ze vaak

Spoel- of Torpedovormig

 

 

 

Rechte Ruglijn

 

 

 

Zijdelings Samengedrukt

 

 

 

In Doorsnee Driehoekig

 

 

 

Sterk Gekielde Buik

 

 

 

Aal- of Wormvormig

 

 

 

 

Opdracht 6) Vissen hebben ook verschillende bekvormen, waarom is dat zo denk je?

Opdracht 7) Kunnen vissen eigenlijk, zien horen en ruiken? Hoe nemen zij veranderingen in hun omgeving waar?

Opdracht 8) Vissen hebben kieuwen. Maar hoe werken deze kieuwen? Leg het in simpele woorden eens uit.

Opdracht 9) Slapen vissen überhaupt? Kunnen ze hun ogen sluiten?

 

 

Blok 9 deel 5 gezondheid van vissen

Blok 9 deel 5 Verzorging en gezondheid van vissen

Bij reptielen en amfibieën hebben we veel soorten met verschillende (levens)behoeften, bij vissen is dit natuurlijk ook zo. Je hebt koud watervissen, tropische vissen, vissen die in brak water leven, zoet- en zoutwatervissen. Kortom allemaal factoren waar je rekening mee moet houden.

In deel 4 hebben we al even naar de anatomie van een vis gekeken en naar de verschillende vormen van de bouw van een vis. Vandaag gaan we wat afwijkingen bij vissen bespreken.

Opdracht 1) Welke afwijkingen zou je kunnen zien aan een vis wanneer je deze gaat beoordelen op zijn gezondheid?

Opdracht 2) Zoek voor de onderstaande aandoeningen de volgende punten uit, mogelijke bronnen staan onder de opdracht:

Ziektes/aandoeningen: 1. Witte stip, 2. fluweelziekte, 3. visluis (ook wel eens karperluis genoemd), 4. problemen met de zwemblaas

  • Wat zie je bij de vis/symptomen?
  • Hoe kan het ontstaan? (en kun je het dus ook voorkomen)
  • Wat moet je doen?
  • Is het besmettelijk?

 

Werk deze opdracht goed uit!

https://www.licg.nl/aquariumdieren/ziekten-en-aandoeningen-bij-zoetwatervissen/

https://www.velda.nl/vijvervissen/visziekten/karperluis/

https://www.aquainfo.nl/witte-stip-voorkomen-en-behandelen/

http://www.dierenklinieken.net/dieren/vissen-zwemblaas.aspx

Blok 9 deel 6 voortplanting

Blok 9 deel 6 voortplanting reptielen, amfibieën en vissen

Bij reptielen, amfibieën en vissen gaat de voortplanting anders dan bij zoogdieren. Maar hoe gaat dit dan? We gaan het voor een aantal van deze dieren die regelmatig worden verkocht uitzoeken. Wanneer wij in gevangenschap nakomelingen willen met deze dieren dan noem je dat vaak kweken. Deze term heb je nodig wanneer je antwoorden zoekt voor de onderstaande vragen.

  1. Hoe paren vissen? Kortom hoe worden eitjes bevrucht? Benoem de meest voorkomende manieren.

     

  2. Wat bedoelen we met levendbarende vissen? En wat is het verschil met kuitschietende vissen.

     

  3. Hoe werkt dit bij reptielen? Hoe worden eitjes bevrucht?

     

  4. Heb je bij reptielen ook levendbarende dieren?

     

  5. Hoe zien de eieren van reptielen er uit? Benoem eens wat kenmerken.

     

  6. Ook bij reptielen komt legnood voor, hoe herken ik dit bij een baardagame, slang en een schildpad.

     

  7. Wat moet ik bij de 3 bovenstaande dieren doen wanneer ik denk dat ze legnood hebben?

     

  8. Vul de tabel in. Ga er vanuit dat we in gevangenschap nakomelingen willen krijgen.

 

 

Hoe planten zij zich voort? (bevruchting, leggen ze eieren of niet?)

Waar en hoe groeien de eieren (onder welke omstandigheden, waar moet je rekening mee houden)

Na hoeveel tijd worden de jongen “geboren” en wat moet je de eerste dagen na geboorte doen?

Rode rattenslang

 

 

 

 

 

 

Baardagame

 

 

 

 

 

 

Koraalteenboomkikker

 

 

 

 

 

 

Guppen

 

 

 

 

 

 

Koi karper

 

 

 

 

 

 

Oefenen voor toets blok 8

Opdracht oefenen voor toets blok 8:

Lees alle lessen nog eens door, heb je alles? Volgende week heb je de kans om vragen te stellen.

Je mag een samenvatting maken of een ander leermiddel, deze moet ik voor de toets hebben. Dit mag je mij mailen, maak je iets op papier dan mag je er ook een foto van maken en deze sturen.

Opdracht:

Maak les 6 voortplanting af, kijk hier nog eens kritisch naar.

Ga vervolgens naar blok 8 en maak voor les 1 t/m 4 2 meerkeuze vragen per les. Deze moet je dus zelf bedenken!

In totaal verzin je dus 8 meerkeuze vragen, waarbij 1 antwoord goed is en 2 of 3 antwoorden fout. Geef ook aan wat het goede antwoord is.

Deze opdracht maak je alleen!

Blok 9 deel 7 samenlevingsvormen en gedrag

Blok 9 deel 7 samenlevingsvormen en gedrag reptielen, amfibieën en vissen

We hebben al verschillende onderwerpen rond de bouw, gezondheid en voortplanting van verschillende reptielen en amfibieën besproken. Nu gaan jullie kijken naar de samenlevingsvormen en basisgedragskenmerken van een aantal reptielen en amfibieën die regelmatig als huisdier worden gehouden.  Ik heb in de wikiwijs wat bronnen toegevoegd bij kopje “bronnen”. Je mag uiteraard samenwerken.

Opdracht 1: vul de onderstaande tabel in:

Diersoort

Samenlevingsvorm

Dag/schemer/nachtdieren

Basisgedragskenmerken

 

(kalm of juist stressgevoelig, wil graag klimmen of juist graven etc. wat zijn zijn/haar natuurlijke behoeftes?)

Geschikt dier voor een beginner?

 

(leg uit waarom wel/niet)

Rode rattenslang

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Boa constrictor

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Groene leguaan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diersoort

Samenlevingsvorm

Dag/schemer/nachtdieren

Basisgedragskenmerken

 

(kalm of juist stressgevoelig, wil graag klimmen of juist graven etc. wat zijn zijn/haar natuurlijke behoeftes?)

Geschikt dier voor een beginner?

 

(leg uit waarom wel/niet)

Luipaard gekko

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Baardagame

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Axolotl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Chileense vogelspin

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Roodwangschildpad

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blok 10 productiedieren en algemene thema's

Blok 10 deel 1 Rundvee

Blok 10 deel 1: Rundvee

Dit blok gaan we ons richten op rund en varken, we gaan kijken naar de bouw, naar lichaamsfuncties, naar veel voorkomende ziektes en het gedrag van deze dieren. Je mag het internet als bron gebruiken, of de boekjes van kenniskiem. Onderaan dit werkblad en bij enkele vragen staan ook wat linkjes die je kunt gebruiken.

 

Opdracht 1:

a) De runderen worden in Nederland om 2 redenen gehouden. Welke 2 redenen zijn dit?

b) benoem voor elk doel minimaal twee rassen.

Opdracht 2: Het rund is een herkauwer. Bekijk onderstaand filmpje.

http://www.schooltv.nl/video/hoe-verteert-de-koe-zijn-voedsel-langs-vier-magen/

In welke volgorde passeert het voer de magen?

Opdracht 3: Je ziet hier een afbeelding van de koe. Hoe heten de onderdelen? Benoem ze.

Nr

Onderdeel

1

 

2

 

3

 

4

 

5

 

6

 

7

 

8

 

9

 

10

 

11

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 4: Om een koe te beoordelen op haar gezondheid kijken we naar verschillende onderdelen. Vul de tabel in voor een gezonde koe.

Signaal

Gezonde koe

Draagtijd

 

Ademhaling

 

Temperatuur

 

Haarkleed

 

Mest

 

Gedrag

 

Beweging

 

Slijmvliezen

 

 

Opdracht 5: Verzorging

Welke verzorgende maatregelen zie je hieronder afgebeeld? Zet er ook bij waarom het zo belangrijk is.

Verzorgende maatregel

Waarom belangrijk?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 6: Beantwoord de volgende vragen:

a) Wat is mastitis?

b) Hoe herken ik mastitis bij een koe?

c) Hoe behandel ik mastitis?

d) Hoe ontstaat het en wat kan ik doen om het te voorkomen?

e) Waar moet de melkveehouder goed op letten wanneer hij een koe met mastitis heeft?

Opdracht 7: Regelmatig zie je mensen met hun hond in weilanden lopen waar ook (wel eens) koeien lopen. Koeien kunnen hierdoor Neospora oplopen. Zoek eens uit wat dat is, hoe de besmetting loopt en waarom dit zo vervelend is voor de koe.

Blok 10 deel 2 varkenshouderij

Blok 10 deel 2: varkenshouderij

Dit blok gaan we ons richten op rund en varken, we gaan kijken naar de bouw, naar lichaamsfuncties, naar veel voorkomende ziektes en het gedrag van deze dieren. Je mag het internet als bron gebruiken, of de boekjes van kenniskiem. Onderaan dit werkblad en bij enkele vragen staan ook wat linkjes die je kunt gebruiken. Vorige week hebben jullie gekeken naar rundvee. Deze week staat het varken centraal.  

 

De vragen hieronder kan je opzoeken op www.overvarkens.nl of je gaat op zoek naar andere bronnen.

Scroll naar beneden en klik op  Begrippen in de varkenshouderij

Vraag 1) Welke diergroeperingen ken je binnen de varkenshouderij? Zet ze in de tabel. Benoem per diergroep ook het doel. De eerste is voorgedaan.

Diergroep

Doel

Zeugen

Produceren van biggen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vraag 2)
a. Wat is een fokbedrijf?
b. Wat is een vermeerderingsbedrijf?
c. Wat is een vleesvarkensbedrijf?
d. Wat is een gesloten bedrijf?

Vraag 3) Kenmerken gezond varken.
a. Wat zijn de kenmerken van een gezonde big?
b. Wat zijn de kenmerken van een gezond varken?
 

Vraag 4) Vul de tabel in met kenmerken over het varken.

Kenmerk

 

Ademhalings frequentie (aantal keer/min)

 

Hartslag (slagen/min)

 

Temperatuur (graden celcius)

 

Draagtijd

 

 

Vraag 5) Welke verzorgende maatregelen ken je bij

  1. Biggen
  2. Zeugen
  3. vleesvarkens?

 

Vraag 6) Welke aandoeningen/ziekte bij het varken ken je? Zoek er 3 op en werk uit wat de symptomen zijn, hoe ze aan de ziekte komen en wat je er aan kunt doen.

 

 

 

 

 

 

 

website varkens

Blok 10 deel 3 vaccinaties

Blok 10: Deel 3 vaccinaties

Vaccinaties, hier hebben jullie het vorig al over gehad. Maar hoe zat het ook alweer?

Vraag 1: Wat bedoelen we ook alweer met vaccineren, hoe werkt dit?

Vraag 2: wat was ook alweer het verschil tussen actieve en passieve immuniteit?

Vraag 3: Vul de tabel in:

 

Actief of passief?

Geeft dit goede/slechte/lange/korte bescherming?

Antistoffen binnen krijgen via moedermelk (maternale imuniteit)

 

 

Antistoffen aanmaken door ziek te zijn geweest?

 

 

 

 

Antistoffen aanmaken door verzwakte ziektekiemen binnen te krijgen (vaccineren)

 

 

 

Vraag4: Wat is boosteren van een vaccinatie en waarom is het belangrijk om vaccinaties te boosteren?

Vraag 5: Wat is het verschil tussen een enting, een vaccinatie en een injectie?

Vraag 6: Noem minimaal 5 toedieningswijzen van injecties, de officiële naam met afkorting en de Nederlandse benaming.

Vraag 7: Vul de onderstaande tabel in:

Diersoort

Waar enten we tegen? En benoem het entschema (wanneer moet je enten)

Hond

 

 

 

Kat

 

 

 

Konijn of paard

(Je mag kiezen)

 

 

 

Koe

 

 

 

Varken

 

 

 

 

Opdracht 8: Vooral bij veulens is het een enorm gevaar wanneer moederdier sterft en ze niet bij moederdier kunnen drinken.

Mogelijke bronnen:

www.licg.nl

www.mcvoordieren.nl

Digitale boekje: Gezondheidszorg voor gezelschapsdieren

 

Blok 10 deel 4 ziekteverwekkers

Blok 10 deel 4: ziekteverwekkers

Gebruik het digitale boekje van gezondheidszorg van gezelschapsdieren, je mag ook andere bronnen zoeken.

Vraag 1: Waardoor worden dieren eigenlijk ziek? Bedenk eens een heel aantal redenen.

Vraag 2: Wat is het verschil tussen een virus en een bacterie?

Vraag 3: Welke “signalen” of symptomen kunnen dieren laten zien waardoor jij weet dat het dier waarschijnlijk ziek is?

Vraag 4: Wat bedoelen we met een infectieroute en geef eens enkele voorbeelden.

Vraag 5: Hoe kun je een infectieziekte veroorzaakt door bacteriën behandelen?

Vraag 6: Waarom zijn virussen zo moeilijk te bestrijden? Welke “eigenschappen” heeft een bacterie?

Vraag 7: Wat zijn protozoën?

Vraag 8: Protozoën zijn gastheer specifiek wat bedoelen we hiermee?

Vraag 9: a. Wat is coccidiose

   b. Wat kun je er tegen doen?

   c. Hoe kun je het voorkomen?

Vraag 10: Welke schimmels komen veel voor bij mensen en dieren en wat richten ze aan?

Tijdens vorige lessen hebben we het al wel eens over HD gehad en over blaasgruis bij de kat. Nu gaan we enkele andere problemen doorspreken.

Vraag 11: Wat is het verschil tussen een distorsie en een luxatie?

Vraag 12: Leg bij beide aandoeningen uit wat je kunt doen wanneer de dieren er last van hebben.

Vraag 13: Wat is het verschil tussen artritis en artrose?

Vraag 14: Bij welke dieren komt artrose vaak voor?

Vraag 15: Wat is een secundair symptoom?

Je hebt inmiddels opgezocht wat ze bedoelen met besmettingsroutes en je weet wat een virus en bacterie doet. We gaan deze termen nu eens koppelen aan de productiedieren sector.

Vraag 16: Waarom zijn veehouders zo bezorgd als het gaat om ziektes bij hun dieren, behalve dat het voor de dieren zo vervelend is? Bedenk voor een rundveehouder EN voor een varkensboer eens een aantal redenen waarom hij/zij ziektes buiten de deur wil houden.

Vraag 17: Op welke verschillende manieren kunnen virussen en bacteriën een bedrijf binnenkomen? Bedenk eens 5 verschillende manieren.

Vraag 18: Zoals je begrijpt willen veehouders ziektes dus zoveel mogelijk buiten de deur houden. Bedenk eens 4 manieren waarop ze dit doen.

Vraag 19: Met name in de varkenssector, maar bij pluimvee zie je het ook al meer, maken ze gebruik van hygiëne sluizen. Zoek eens op wat zo’n sluis is en hoe dit werkt.

Blok 10 deel 5 medicatie toedienen

Blok 10 deel 5: het toedienen van medicatie

Gebruik het digitale boekje van gezondheidszorg van gezelschapsdieren, je mag ook andere bronnen zoeken.

Opdracht 1: Vul bij de onderstaande taken in of jij ze als dierverzorger uit mag voeren.

Taak

Ja of nee

Diervoeding adviseren en verkopen in de dierenspeciaalzaak

 

Een injectie met antibiotica geven

 

Een jaarlijkse enting geven

 

Hechtingen verwijderen

 

Medicijnen bestellen

 

 

Opdracht 2: We gaan het nu hebben over het geven/toedienen van medicijnen.  Welke soorten medicijnen ken je allemaal? Een voorbeeld zijn: ontstekingsremmers. Probeer er zelf eens meer te bedenken.

Opdracht 3: Op welke manieren kun je medicijnen aan een dier geven? Kun jij enkele methodes bedenken? En geef voorbeelden van deze methodes (wat voor een soort middelen/medicijnen geef je op die manier?)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 4: We gaan nu kijken naar de verschillende manieren waarop je een dier kunt injecteren. Dit hebben we al een keer geoefend. Waar let je in zijn algemeenheid op bij injecteren?

Opdracht 5: Vul de tabel in.

 

betekenis

Nederlandse naam

Uitleg/toepassing

I.M

 

 

 

S.C

 

 

 

I.V

 

 

 

I.C

 

 

 

I.N

 

 

 

 

Opdracht 6: beschrijf hoe jij de onderstaande situaties aan zou pakken.

Een valse wilde kat een injectie geven.

 

 

 

Een hond die het tabletje niet met iets lekkers op wilt eten.

 

 

 

Een konijn die zijn antibioticadruppels niet op wilt eten.

 

 

Opdracht 7: Deze vragen gaan over andere toedieningswijzen van medicatie.

  1. Wat is een dragee?
  2. En wat zijn capsules?
  3. Wat is een pillenschieter en hoe werkt deze?
  4. Waarom hebben waterhoudende middelen een kortere gebruikstermijn dan middelen die watervrij zijn?
  5. Zalven zijn langer houdbaar dan crèmes. Waarom zou dat zijn, denk je?
  6. Waarom mag je knaagdieren niet zo maar antibiotica toedienen?
  7. Waarom moet je een antibioticakuur altijd afmaken?

Opdracht 8: Binnen de productiedierensector maken ze regelmatig gebruik van dezelfde naalden bij dieren, welke voor en nadelen heeft dit volgens jou?

Opdracht 9: binnen de varkenssector maken ze tegenwoordig ook al veel gebruik van naaldloos injecteren, zoek dit eens op en beschrijf hoe dit werkt.

 

Blok 10 deel 6 ziekteleer rond de vruchtbaarheid

Blok 10 deel 6

ziekteleer rondom vruchtbaarheid en geboorte

We gaan ons richten op ziekten en problemen die voor kunnen komen rond de vruchtbaarheid en rond de geboorte. Beantwoord de onderstaande vragen.

De meeste van de onderstaande vragen komen uit het digitale boekje “Vruchtbaarheid bij gezelschapsdieren”. Je mag ook zelf op zoek gaan naar andere bronnen.

Opdracht 1: Hoe noem je het wanneer 1 testikel niet is ingedaald? En hoe noem je het wanneer beide testikels niet zijn ingedaald?

Opdracht 2: Is een dier vruchtbaar als een of beide testikels niet zijn ingedaald?

Opdracht 3: Is het gevaarlijk wanneer een of beide testikels niet zijn ingedaald?

Opdracht 4: Geef de betekenis van de volgende woorden:

Bronst

 

 

Bronstcyclus

 

 

Oestrus

 

 

 

Opdracht 5: Wat zijn cysten precies, en waarom zijn ze zo vervelend?

Opdracht 6:  Wat zijn mammaetumoren en hoe kun je deze het beste voorkomen?

Opdracht 7: Kun jij een aantal redenen bedenken waardoor een vrouwelijk dier niet dragend kan worden?

Opdracht 8: Wat is schijndracht, bij welke dieren komt dit vaak voor.

Opdracht 9: Hoe kun je schijndracht stoppen/verminderen?

Opdracht 10: Hoe kan een steenvrucht ontstaan?

Opdracht 11: Geef twee oorzaken van verwerpen.

Opdracht 12: Wat kunnen de oorzaken zijn van een stagnerende geboorte?

Opdracht 13: Wat moet er gebeuren als het jong te groot of het geboortekanaal te nauw is?

Opdracht 14: Bij bepaalde rassen kun je geboorteproblemen verwachten doordat het jong te groot is. Noem enkele van die rassen.

Opdracht 15: Wat is weeënzwakte en hoe kan dit verholpen worden?

Opdracht 16:  Wanneer moet je hulp inroepen als de placenta niet of niet helemaal is afgekomen? Wat kan er gebeuren wanneer de placenta blijft zitten?

Opdracht 17: Wanneer en hoe kan een dier een baarmoederontsteking krijgen? Hoe kun je dit het beste voorkomen?

Opdracht 18: Wat is het verschil tussen melkziekte en slepende melkziekte en wanneer komen deze ziektes vaak voor (voor/tijdens/na de dracht).

Opdracht 19: Zoek op wat een baarmoederprolaps precies is en welke middelen/methodes er zijn om dit te behandelen.

Opdracht 20: Hoe kun je legnood vaststellen bij een dier? Wat kunnen de oorzaken van legnood zijn (beantwoord voor een kip en voor een reptiel)?

Opdracht 21: Wat moet je doen wanneer een reptiel last heeft van legnood?

Vraag 22: Wat bedoelen we met palperen en Waarom moet je oppassen met het palperen van de buik bij een drachtig dier?

 

Vraag 23:Vraag Wat is een gevolg van een verdwaalde dooier?

 

Vraag 24: Hoe kunnen eieren ontstaan met heel dunne wanden? Hoe noem je deze eieren?

Vraag 25: Hoe ontstaat uierontsteking, hoe kun je dit vaststellen en wat moet je doen wanneer je denkt dat een hier dit heeft?

Vraag 26: Stel dat een dier een week na de geboorte van het jong stinkende uitvloeiing uit de vulva heeft. Wat kan er dan aan de hand zijn?

Vraag 27: Zoek eens op wat een Pyometra is bij een hond, wat de symptomen zijn en wat de gevolgen kunnen zijn?

Blok 10 deel 7: signaleren en adviseren

Blok 10 deel 7 Signaleren en oplossen van problemen.

Afrondende opdracht blok 10

Je gaat individueel deze opdracht maken, deze ga je vrijdag 30 april via ELO inleveren. Dit kun je doen als je naar de eenheid van blok 10 gaat en dan naar aanvullingen, hier staat een inleverknop. Het moet via ELO zodat ik plagiaatcontrole kan gebruiken.

Verder moet je je eigen woorden gebruiken en mag je NIETS kopiëren en plakken van het internet. En moet er een bronvermelding staan bij elke casus.

Dus:

  • Vrijdag 30 april voor 09:00 via ELO inleveren
  • Alleen maar eigen woorden gebruiken
  • Bronvermelding bij elke casus

Deze opdracht vormt een cijfer en samen met jouw toetscijfer geeft dit een gemiddelde. De toets telt 2x, deze opdracht telt 1x.

 

De Opdracht:

Kies 4 casussen uit die je uit gaat werken.

Stel jezelf bij elke casus de volgende vragen:

  • Wat is het probleem/ wat zijn de symptomen?
  • Wat is er volgens jou aan de hand, wat zou de eventuele ziekte kunnen zijn (probeer een naam te noemen)? Je mag meerdere ziektes noemen bij twijfel, je kiest vervolgens 1 ziekte uit waarvoor je de onderstaande vragen beantwoord.
  • Wat kun je nu direct al doen om het dier wat te helpen?
  • Wat zou de oorzaak kunnen zijn van de symptomen?
  • Wat kun je er aan doen; advies geven.
  • Hoe kun je het voorkomen; advies geven.
  • Bronvermelding

Ter aanvulling: zelfs als je de ziekte niet goed hebt maar wel een goed advies hebt gegeven kun je punten scoren voor de casus! Het gaat er mij om dat je goed leest en nadenkt en bedenkt welke verzorging het dier  van jou nodig heeft. Je mag me altijd mailen bij twijfels!

Casus 1:

Een veehouder heeft op het moment veel problemen met de melkgift van zijn koeien. Een aantal koeien lijken ook futloos en liggen het liefste de hele dag.

Casus 2:

Vincent een boerboel pup wordt binnen gebracht bij de dierenarts, hij is erg ziek. Hij heeft koorts en verliest veel slijmerige ontlasting met af en toe bloed er in.

Casus 3:

Snoesje een volwassen Briard heeft allemaal irritatieplekken op de huid die er zweterig en ontstoken uitzien. Ze heeft er ook veel pijn en jeuk aan.

Casus 4:

Sandy de 6 jarige baardagame blijft de hele dag maar futloos in een hoek van zijn terrarium liggen. Ze eet of drinkt nauwelijks en beweegt zo min mogelijk.

Casus 5:

Een van de zwartbles ooien van Dhr van den Assem heeft last van flinke ontstekingen aan haar bek, ze kan hierdoor moeilijker eten. Het ziet er smerig en pijnlijk uit maar ze lijkt verder gelukkig geen koorts te hebben.

Casus 6:

Een heel aantal biggen op een varkenshouderij zijn niet fit, ze zijn wat slap en lijken diarree te hebben. De eigenaar is bezorgd.